Stadsnieuws.
Allerlei.
het zoeken van het koninkrijk Gods in
de wereld stelt het christendom zijn
„weest volmaakt." En aan deze levens
beschouwing sluit zich aan de voorstel
ling van een eeuwig leveusdoel voor
rnensch en mcnschheid, het geloof in
eene toekomst, waarin Gods gedachten
met den uicnsch tot verwezenlijking
kunnen komen: het geloof in onsterfe
lijkheid dus, dat wij aanvaarden als
eene verborgenheid, maar waarin wij
vinden troost, kracht en vrede.
Alleen het godsdienstig geloof bevre
digt de behoeften des genioeds en
verheft het leven.
Onzo beschouwing zou niet volledig
zijn, als wij de getuigenissen van ons
hart lieten rusten. Wij hebben alle
recht om in ons geding de stem des
gemoeds te laten medespreken, omdat
wij hier niet te doen hebben met een
Traag der wetenschap, die alleen maar
vraagt: „wat zijn de feiten?", maar met
een stelsel van wereldverklaring, dat
over de feiten een oordeel uitspreekt.
Bij een waardceringsoordcel toch is altijd
ons gemoed betrokken.
En als wij nu vragen: „watbevredigt
het best de behoeften der voelende
menschenziel, het materialisme of de
godsdienst?", dan kan het antwoord wel
niet twijfelachtig zijn. Heeft ooit een
materialist zijn stelsel durven aanbevelen,
omdat liet kracht en vrede gaf aan de
ziel? Keen, tegenover de ervaringen van
lot en leven heeft het materialisme den
mensch niets te bieden. Met het gods
dienstig geloof is het andersom. Zijn
beste aanbeveling is niet ons denkeu en
filosofeeren, maar de algemeeue ervaring
van talloos velen in alle landen en
tijden„In U, o God, vinden wij kracht
en troost en licht."
Wij incnschen verschillen soms van
elkander in vele dingen, maar toch,
daar zijn van die ervaringen, die wij
allen met elkaar genreen hebben. Of wij
rijk zijn of arm, geleerd of eenvoudig
wij kennen allen of zullen eenmaal
kennen de 6mart en de angst voor de
smart. Mensch zijn en lijden, die twee
kennen elkaar. Welnu, wat heeft het
materialisme te bieden tegenover dat
diep aangrijpend raadsel? Zal het u
troosten, zal het u goed doen aan uw
hart, niets, niets anders te hebben dan
de overtuiging van een blind, stom en
redeloos noodlot, dat u van de hoogte
van uw geluk harteloos neersmakt in
diepten van ellende? Is het een troost
rijke gedachte de voorstelling van een
noodlot, dat u en al wat u lief is, zon
der eenig meegevoel verplettert onder
zijn zegekar? Als ik niets had dan dat,
ik zou het mcnschenbestaan vloeken.
Alle godsdienst daarentegen is uit
smart geboren, heeft in smart getriom
feerd en doet licht schijnen op de raad
selen, die geen menschcnverstand op
lossen kan. Het Christendom is de
godsdienst des kruises. Niet van een
mensch, bedeeld met geluk en macht
lachende vreugd, maar van den Man van
Smarten spreekt het. De godsdienst is
als een Alpentop, hoog uitstekend boven
de wolken; hij brengt ons in een sfeer,
waarin wij ons boven het lijden verheffen.
En dat is de stemming van vertrouwen
en overgave, waarmede Jezus in Gethsé-
mané het woord sprak, dat wel den
korten inhoud weergeeft van ieder waar
achtig gebed: „Vader, Uw wil geschiede."
Wie dat vermag te bidden, vindt in zijn
diepste smart en in zijn bangsten strijd
vrede. O, 's menschcn grootste kracht
ligt in het diep besef; „niet een onvol
komen menschenwil, maar Gods wijze
en heilige Liefdewil regeert." Ook te
midden van wat twijfel wekt, houdt de
liefde de proef heeft doorstaan van drie
jaren afwezigheid en Francesca geen oor
leent aan andere aanzoeken, moet ik
zien wat in 't belang van haar geluk is,
hoewel 't oen verloving is, die ik niet
voor haar zou hebben gekozen.
„Inderdaad", riep Carlo uit, met de
nederigheid van een verliefde. „Ik weet
dat ik haar niet verdien, maar
„Onzin!" viel de Kapitein in. „Ik
bedoelde niets persoonlijks! Ge weet
heel goed, Carlo, dat ik veel van je
houd, en dat ik nooit zal vergeten, dat
ge haar 't leven hebt gered Hij
gevoelde, dat hij aangedaan werd en
hield snel op.
„Wat dat aangaat," zeide Carlo
glimlachend.
„Dat beteekende niets. Wij bleven
bedaard zitten terwijl de anderen heen-
snelden en ik geloof, dat wij in 't
eerst, zelfs de brand en het gevaar
vergaten."
„Laten we elkaar eens en voor altijd
goed begrijpen," zeide de kapiteid. „Ik
heb niets met je beroep op, doch ik
geloof, dat ge in de muzikale wereld
een schoone toekomst hebt en dat de
natuur je voor operazanger bestemd
heeft en dat 't niet geeft om langer
met 't hoofd door een steenen muur te
willen loopen.
(Wordt vervolgd).
geloovige goeden moed. Ook al schijnt
soms de zonde en het onrecht te triorn-
feeren, de godsdienst des kruises leert
niet te versagen. In zijn schijnbaren
ondergang heeft dat kruis getriomfeerd
als openbaring van don hoogst denk-
baicn geestesadel. Men moge het lichaam
doodon, God brengt het boste in veilig
heid en tot zegepraal.
Doch niet alleen van de smart, ook
van de harmonie der schepping ontvan
gen wij indrukken. Welnu, van het
schoone en verhevene in de natuur kan
alleen de godsdienstige mensch zich
voldoende rekenschap geven, Verheft
het u, wanneer gij in alles niets meer ziet
dan een blind, doelloos spel? Wanneer
een kind de blokjes van zijn bouwdoos
wegwerpt, in den blinde weg, dan zult
gij het nauwelijks de moeite waard vin
den er naar om te zien. Maar als een
voelende geest als Rembrandt de kleuren
mengt en ze op het doek brengt, zoodat
uit het duister opstraalt de glorie van
het licht, dan staat gij geboeid. Als ik
een gedicht lees, dan heb ik daar voor
mij een bock, bladen papier met rijen
van letters, maar dat dit alles waarde
voor mij heeft, is toch alleen, doordien
uit dit alles een geest tot mij spreekt,
die zijn gevoel van schoonheid legde in
de doode letterteekens, eene schoonheid
die weerklank vindt in mijn eigen hart.
Zoo ook krijgt de natuur dan eerst voor
mij leven en beteekenis, als ik er in zie
het onuitsprekelijk heerlijke gedicht van
eene Ziel, aan de mijne verwant.
Daar is in ieder menschenhart, zoo
lang het niet geheel is ontaard, een
besef van wat rein en goed en heilig is.
En al moge het zijn, dat de begrippen
van wat de gerechtigheid of van wat de
barmhartigheid of van wat de waarheid
eischt, bij verschillende geslachten voor
een deel afhankelijk ziju van het inzicht
in tijdelijke verhoudingen, al moge het
verder zijn, dat niet één mensch ooit
geheel beantwoordt aan de zedelijke
eischeu, die hij in zijn geweten hoort
weerklinken, toch is er geen mcnschenge-
slacht bekend, waarin niet zou geweten
worden van dien drang naar hooger. Nu
kunnen zulke verschijnselen als plichts
besef, geweten, zondebew ustzijn slechts in
den godsdienst tot hun volle recht komen.
In eene zuiver materialistische wereld
beschouwing mist dit alles zijn sanctie.
Men tracht daar plichtsbesef en geweten
te doen rusten op de ervaring van vroe
gere geslachten: dezen zouden ervaren
hebben, dat het kwade onvoordeelig en
het goede nuttig was, en deze ervaring
zou zich erfelijk vastgezet hebben in de
constitutie van bepaalde hersendeelen.
Maar waar blijft bij deze verklariug
datgene, wat juist het kenmerkende is
van geweten en plichtbesef: de klem van
het gebod, het volstrekte en gebiedende,
het heilige en ontzag afdwingende? Wat
zal men antwoorden aan iemand, die zegt:
Ik wensch uiij niet te storen aan wat
die voorgeslachten mij hebben opgedron
gen. Ik wil zelf weten wat schadelijk
of voordeelig voor mij is, en als ik mijn
zelfzucht voordeeligcr voor mij vind dan
liefdebetooning, dan zal ik zoo vrij zijn
daarnaar ook te doen." Op zuiver ma
terialistisch standpunt is er voor eene
zedewet, die zich laat gelden met gebie
denden klem, geen plaats. Hackel en
de zijnen mccnen wel, dat ze uit de
ruïne van den door hen verwoesten
tempel den ceredienst van het goede,
schoone en ware kunnen redden, maar
die meeuing berust op een misverstand.
Hun eeredienst hangt in de lucht. Alleen
op godsdienstig standpunt heeft het
plichtsbesef een absoluut karakter. Het
is de godsdienst, die ons leert, dat de
stem van het heilige binnen in ons, dat
de draug naar wat rein is en goed geen
toeval is, geen inval, geen erfenis, geen
noodlot, maar de gezegende w et van ons
leven. Zooals daar in de magneetnaald
een drang ia gelegd, waardoor hij, hoe
gij hem ook afleidt van zijn baan, toch
altijd weer trekt naar het punt, waar
hij rust vindt, zoo stroomt door ons
diepste geestesbestaan eene kracht, die
ons sidderend hart richten wil op zijn
poolpunt, het goede en volmaakte, waar
het rust kan vinden, eene kracht, die
ons geen rust laat, zoolang ons hart
niet op dat hoogste gericht is, eene
kracht, die ons volkomen vertrouwen
verdient, want al wordt onze ziel ook
gemakkelijk afgeleid uit haren baan
en al dwalen wij hier ook altijd
oin ons rustpunt heen, toch ver
sagen wij niet de kracht die ons
drijft, is de wil van den Eeuwige, die
al Zijne kinderen wil redden en be
houden. Goed zijn en goed doen, altijd
beter, dat is de wet van ons leven en
die mensch vindt vrede, die Gods wil
volbrengt.
Zoo komt dan van alle zijden van ons
geestelijk leven een protest tegen de leer
van het materialisme. Niet aSeen is ze
voor het denken volstrekt niet te recht
vaardigen, maar ze mist ook het ver
mogen om die kracht en die wijding, die
bemoediging en dien vrede te geven,
die de godsdienst aan het leven vermag
te schenken. En dat nu is van het
materialisme wel het allergrootste be
zwaar. De schennis, door het materialis
me gepleegd aan 's mcnschen godsdiens
tig zedelijken aanleg, zal zijn eigen dood
blijken te zijn. Want zoudcr godsdienst
zal de menschlieid op den duur nooit
kunnen leven. Evenmin als een plant
leven kan zonder licht, zoomin kan een
menschenziel zonder God
En daarom hebben wij voor de toe
komst goeden moed. Onze dagen ken
merken zich niet door eene groote liefde
voor den godsdienst Vroeger gingen
velen met sleur naar de kerk, maar
tegenwoordig is het juist omgekeerd.
Tegenwoordig gaan velen uit sleur niet
naar de kerk. Of dat 1111 voel hooger
staat en of dat nu veel beter is? Er is
overvloedig veel reden 0111 het te betwij
felen.
Maar al meenen velen dan ook, dat
ze het heel goed buiten den godsdienst
kunnen stellen, toch blijkt het telkens
en telkens, dat de besten toch geen vrede
hebben met hun gemis. Men zoekt en
men zoekt naar iets, dat, aanvullen kan
het ledig daarbinnen. De een zoekt het
in studie een tweede in kunst, een derde
in maatschappelijk werk, een vierde in
spiritisme en theosofie, och, ónze tijd is
van zoekende zielen vol. En al is bier
niet alles onverdeeld toe te juichen, al
is er in dit alles maar al te veel mode
en gcliefhebber, toch is het in zijn ge
heel genomen een verblijdend verschijn
sel. Het is een heuglijk teeken, dat ons
geslacht meer en uieer onvrede en on
voldaanheid gevoelt over de heerschende
godsdienstloosheid. En het is nog altijd
zooals het in de gelijkenis van den ver
loren zoon zoo innig waar is geteckend:
daar is geen vrede in het vreemde land,
ver van het Vaderhuis. Men heeft het
wel gemeend, maar het is niet zoo. En
nu zit men neer en men lijdt gebrek en
men denkt „wat zijn wij toch arm: de
voorgeslachten hadden overvloed van
brood en wij vergaan van honger." En
onder de besten wordt het besluit geno
men „ik zal opstaan en tot mijnen Va
der gaan." E11 God: Hij roept ons en
strekt de armen naar ons uit....
Welgelukzalig de mensch, die gehoor
geeft aan die roepstem en terugvindt den
weg naar den Vader, bij Wion kracht
en licht en vrede is te vinden.
Wanneer ge een6 in een gezelschap
de vraag deedt: wat zon wel het top
punt van oprechtheid zijn, dan zult ge,
tien tegen een, uit bijna alle monden u
hooien toeroepen, de oprechtheid der
oprechte Haarlemmerolie. Dat is nu
geen spot, maar heusche waarheid. Want
wel ziju er menschcn die dit redmiddel
in doodsgevaar ook al rangschikken
onder kwakzalverij, maar de harde
schijven, die nog bij voortduring in de
kas der fabrikanten terecht komen
bewijzen, dat het gezond verstand den
menschen nog niet geheel verlaten heeft
en dat ze nog best dit geneesmiddel
tegen alle kwalen op een behoorlijke
geneeskrachtige hoogte weten te taxceren.
Wanneer we dan ook spreken van
een oprechte geschiedenis en om allen
twijfel weg te nemen zeggen, dat ze
nog oprechter is, dan de oprechtheid
van de Haarlemmerolie, dan zal men
toch zeker moeilijk een beter getuigenis
van echtheid kunnen verlangen. Met
zulk een duren eed op de lippen zou
ieder verdichtsel minstens heiligschennis
zijn.
Zoo'11 ware en oprechte geschiedenis
dan wordt ons meegedeeld in het vol
gende.
Onder z'n mede-studenten was-t-ie,
wat men noemt een gestapt type.
ledereen mocht hem even graag. Wan
neer hij een enkele maal in 't kringetje
ontbrak 't gebeurde anders niet veel,
hm scheen er cenigszins een leegte
te zijn, bleef de goede stemming wel
eens weg en wilde het [gesprek niet
altijd even goed vlotten. Zoo leefde hij
111 een nimbus van kameraadschapclijke
vcreering een leven van vroolijke Fransje.
Hij was von alle markten thuis en deed
aan alle dingen mede Alleen aan
studeeren had hij een broertje dood.
Wie deukt als jong student aan studee
ren. Het eenige gulden devies wat hij
kende en trouw in praktijk bracht,
luidde: „II faut que jeuncsse se passé".
Tjonge, tjonge, wat een bestaan. Examen
doen, pah! Neen hoor, zoo dom moest
je'm nou niet aanzien. Dat kostelijk
examengeld kon wel beter besteed
worden. Ja, ja, stemde onmiddellijk een
koor van vrienden in. All right! 't Is
toch een patente kerel. De geheele
weck lang stond Utrecht op z'n kop en
schudde de grijze Domtoren bedenkelijk
zijn eerbiedwaardig hoofd. Het mag
nicer geluk dan wijsheid hectcn, dat de
stellages met balken, planken ladders en
al niet naar beneden gekomen zijn.
Ouder de geheele kornuitenbent was
echter ook een goede geest, een reine,
blanke engel. Hij schreef een brief aan
den „ode heer" van onzen held, iets wat
engelen anders gewoonlijk niet doen, d.
w. z. zich schriftelijk tot aardsche kin
deren wenden. Niets liet hij onvermeld,
zelfs het knikkebollen van aartsvader
Dom niet en het groote gevaar waarvan
de omgeving daardoor blootgesteld is
geweest.
De uitwerking was voortreffelijk.
Met zevenmijlslaarzen kwam de „oüe
heer" naar Utrecht en toen ontstond er
eon wilde jacht tusschen zoonlief en den
oorsprong van zijn bestaan. „Durch Nacht
und Wind" achtervolgde de diep veront
waardigde vader zijn onwillig kind. Slim
tegen slim ging het. Zoonlief liet zich
niet zoo heel gemakkelijk verschalken.
Op zijn kamers kwam hij niet meer. N11
werd hij hier dan daar gezien, bevond
hij zich niet bij vriend A. dan verleende
vriend B hem een gastvrij logies, of hij
zat in „de Bal" onder een behoorlijk
glas pilsener „oerkwal". Op het gevaar
lijke oogeublik wist hij echter steeds
weer bijtijds te eclipseeren.
Arme vader! Al drie dagen en drie
nachten sleepte hij zich voort, doorkruiste
hij de stad van Weerd tot Tolsteeg, van
Oost tot West, maar wie hij ook zag
of ontmoette, degene, dien hij hebben
moest, bleef onzichtbaar.
De onvermijdelijke ontknooping van
de tragi-eomische scène zou echter niet
zoo heel lang meer op zich laten wachten.
Het geluk diende den reeds bijna
hopeloozcn vader.
Op een donkeren avond in een don
kere straat had de aan de een zijde
zoozeer gevreesde en aan de andere zijde
zoo lang en vurig geweuschte ontmoe
ting plaats.
Juist wilde zoontje in een rijtuig stap
pen 0111 zich welvoldaan op de zachte
kussens gemakkelijk neer te vlijen, toen
een hand uit de duisternis te voorschijn
kwam en zwaar neerviel op den schou
der van den onthutsten jongeling. Als
onder een koude douche kromp hij in
een. Zoo kon alleen een vader zijn
weerspannigen zoon beheerschen.
Wat er verder gebeurd is zullen wij
maar liever met den' mantel der stilzwij
gendheid bedekken.
Onze held is nog steeds student en stu
deert nu werkelijk.
lederen morgen brengt de trein hem
en iederen avond voert hij hein weer weg.
Een enkele maal ontmoet hij zijn
vroegere vrienden ook nog wel eens.
Het gesprek gaat dan hoofdzakelijk
over dien gooien ouden tijd.
Na zulke oogenblikken wordt zijn ver
lies des te meer gevoeld.
Dat is te begrijpen, alle herinneringen
zijn dan weer levendig geworden en het
gemis van een ouden vriend wordt door
niets vergoed.
Als dat nog het geval was, ja dan
zou het verlies niet zoo zwaar wegen,
want men betreurt dan wel het verlorene
maar stelt zich toch ook al weer goed
tevreden met het nieuw gekregene. Dat
was ook zoo met den koopman waarvan
in de Javabode wordt verteld.
Janmaat heeft ook weer van zich doen
spreken aldus in dat blad. Ik zat mij er
al over te verbazen, dat ik nog niets
van hem gehoord had, vertelt een korre-
spondent te Sauoer.
Dagelijks komen hier in het bivak
hoopen volk uit Giaujar het een of ander
verkoopen, soms ook komen zij uit pure
nieuwsgierigheid. Vooral de groote paar
den van de cavalerie schijnen hunne
belangstelling te hebben gaande gemaakt.
Telkens als een Australiër hen voorbij
gaat, wijken zij eerbiedig op zij, doch
hunne oogen drukken oen en al bewon
dering uit. Een van hen kwam binnen
het bivak lomboks verkoopen aan een
officier.
De man sprak een paar woorden
Maleisch. „Mijnheer", zei hij, „ik ben
een orang Gianjar. Mag ik morgen weer
komen om eendeneieren en vruchten
aan u te verkoopen?" Dat was alles
goed en wel. „Maar hoe zal ik je her
kennen?" vroeg de officier hem, waarop
het antwoord luidde: „O, mijnheer, heel
eenvoudig. Ik ben aan boord van de
oorlogsschepen geweest en daar mijn
hoed in zee viel, hebben de matrozen
mij een andoren gegeven, en mijn naam
er op geschreven." De man nam zijn
hoed af en wees er met een trotsch gebaar
naai'. Natuurlijk keken wij allen nieuws
gierig toe. Eu wat stond nu op dien
hoed geschreven? „Dief".
Dat was een grap van onze Jantjes!
Zondagmorgen half elf wordt in het
Logegebouw, van Persijnstraat 1 een
godsdienstoefening gehouden voor den
Doopsgezinden Kring, waarin als spre
ker zal optreden Ds. E. M. ten Cate
van Apeldoorn.
Tot tijdelijk onderwijzeres aan de
school in de Hellestraat is benoemd
Mejuffr. J. A. Poortman te Rotterdam.
Naar men weet mee te deelen zal de
Amersfoortsche stoomweverij binnenkort
aanmerkelijk worden uitgebreid.
De bij het le regiment huzaren be
noemde reserve-2e luitenants N. N. C.
baren van Tuijl van Serooskerken en J.
Kalma, komen te Amersfoort in garni
zoen. Zij zullen 17 November worden
beëedigd en in functie gesteld.
De gewone maandvergadering der
vereeniging „Handel en Nijverheid',
wordt a.s. Maandag om 8 uur in de
Zwaan gehouden.
Op de agenda komen o.m. voor: Reg
lementswijziging, benoeming van een
nieuw bestuurslid, wegens bedanken van
don heer E. Klasser en bespreking ver
kiezing Kamer van Koophandel en
Fabrieken.
Door gebruikmaking van een valschen
sleutel is uit een schuurtje aan de Van
Oldenbarneveldlaan des nachts een rijwiel
ontvreemd. De dief had den sleutel in
het slot laten zitten.
Wc herinneren aan liet optreden van
de hoeren Speenhoff en Nap. de la Mar
hedenavond in Amicitia.
11. M. de Koningin passeerde gisteren
morgen onze gemeente, met den trein
die 9.28 aankwam en te 9.32 weer
vertrok. Heden avond denkt II. M.
naar het Loo terug te keeren, met den
trein, die te 7.26 hier aankomt en te
7.36 weer vertrekt.
Op het perron waren 0. m. aauwezig
de burgemeester en de heer mr. S. A.
Yening Meincsz.
Op de voordracht voor onderwijzer
aan de Openbare school aan de Pieter
Bothstraat te Utrecht komen voor do
heeren G. J. A. Drechsler en C. P. van
den Broek alhier.
De heer Drechsler, die No. 1 staat
is nog geen jaar hier.
Amersfoort schijnt meer en meer een
doorgangsplaats te worden voor onder
wijzers.
Een onbeduidend brandje deed gis
teren in de Aldegondestraat een bed in
de vlammen opgaan.
Coucert Vogel.
Donderdagavond hebben vele muziek
liefhebbers kunnen genieten van een
overheerlijk concert, hier gegeven door
den heer en mevrouw Vogel en mej.
Jannette Walen, die den heer Tierie
verving. We hebben hier iu den laat-
sten tijd nog al eens goede muziek ge
hoord, maar wij voor ons geloovcn, dat
dezen avond voor het publiek nog dc
mooiste is geweest.
Hier geen uitschittering van brillanto
techniek, maar het stemmingsvolle weer
geven van intens mooie muziek; geen
etudes van buitengewone vingervaardig
heid getuigende; geen doorwerkte muziek
stukken, waarin het overgroote deel van
het publiek toch niet wegwijs kan worden.
En toch kregen we van mr. Vogel
meermalen te hooien hoe ook hij de
techniek volkomen meester is en dat hij
over een groote vaardigheid beschikt.
De stukken voor viool waren zoo ge
kozen, dat men vrijwel oen overzicht
kreeg der capaciteiten van den violist.
Zijn vertolking van Mozart en Beet
hoven kenmerkte zich door klassieke
helderheid, terwijl de Tartini-voordracht
veel te genieten gaf. Wat expansiever
had wellicht zijn interpretatie van
Wieniawski's legende mogen zijn, zin
voor romantiek ontbrak er geenszins
aan, evenmin als het vuur ontbrak in
zijn wedergave van de Hongaarsche
dans.
De heer Vogel maakte den indruk
van hooge voornaamheid. Ook zijn be
gaafde vrouw te hooren was een waar
genot. Het ietwat storende van hoorbare
ademhaling deed hier en daar wel af
breuk, maar haar wel geoefende, fraaie
sopraan en ook haar aardig en veelzijdig
zcggingstalent kwamen toch zeer goed
uit. Vooral de veelzijdigheid trof ons
bij de wel wat vele zangnummers, maar
allen gelukten uitstekend.
De sympathieke zangeres ontving
tweemaal een welverdiende bloemenhulde.
Mejuffr. Jannette Walen, is ongetwij
feld een pianiste van groote gaver-
De begeleiding der liederen vonden
we uitstekend, maar we misten te vaak
warmte in haar spel, wat juist bij den
heer en mevr. Vogel zoo op den voor
grond trad en zoo sympathiek aandeed.
Haar verscheidenheid van uiting is even
wel te bewonderen.
Vermelden we nog dat bespeeld werd
een Ibach-vleugcl uit het magezijn der
firma G. C. Bender te Amsterdam.
De heer G. J. Fontein heeft naar het
perceel Langestraat 28 ziju winkel ver
plaatst en daarmede onze winkelstraat
verrijkt met een fraai magazijn. Zoo
menigmaal heeft de heer F. het Amers
foortsche publiek toegeroepen: „Sier uw
huis," beter dan voorheen nog geeft hij
thans te zien wat met sierkunst is te be
reiken. Zijn smaakvol ingerichte zaak
geeft een rijke en prachtige keuze van