Stadsnieuws. Allerlei. het zoeken van het koninkrijk Gods in de wereld stelt het christendom zijn „weest volmaakt." En aan deze levens beschouwing sluit zich aan de voorstel ling van een eeuwig leveusdoel voor rnensch en mcnschheid, het geloof in eene toekomst, waarin Gods gedachten met den uicnsch tot verwezenlijking kunnen komen: het geloof in onsterfe lijkheid dus, dat wij aanvaarden als eene verborgenheid, maar waarin wij vinden troost, kracht en vrede. Alleen het godsdienstig geloof bevre digt de behoeften des genioeds en verheft het leven. Onzo beschouwing zou niet volledig zijn, als wij de getuigenissen van ons hart lieten rusten. Wij hebben alle recht om in ons geding de stem des gemoeds te laten medespreken, omdat wij hier niet te doen hebben met een Traag der wetenschap, die alleen maar vraagt: „wat zijn de feiten?", maar met een stelsel van wereldverklaring, dat over de feiten een oordeel uitspreekt. Bij een waardceringsoordcel toch is altijd ons gemoed betrokken. En als wij nu vragen: „watbevredigt het best de behoeften der voelende menschenziel, het materialisme of de godsdienst?", dan kan het antwoord wel niet twijfelachtig zijn. Heeft ooit een materialist zijn stelsel durven aanbevelen, omdat liet kracht en vrede gaf aan de ziel? Keen, tegenover de ervaringen van lot en leven heeft het materialisme den mensch niets te bieden. Met het gods dienstig geloof is het andersom. Zijn beste aanbeveling is niet ons denkeu en filosofeeren, maar de algemeeue ervaring van talloos velen in alle landen en tijden„In U, o God, vinden wij kracht en troost en licht." Wij incnschen verschillen soms van elkander in vele dingen, maar toch, daar zijn van die ervaringen, die wij allen met elkaar genreen hebben. Of wij rijk zijn of arm, geleerd of eenvoudig wij kennen allen of zullen eenmaal kennen de 6mart en de angst voor de smart. Mensch zijn en lijden, die twee kennen elkaar. Welnu, wat heeft het materialisme te bieden tegenover dat diep aangrijpend raadsel? Zal het u troosten, zal het u goed doen aan uw hart, niets, niets anders te hebben dan de overtuiging van een blind, stom en redeloos noodlot, dat u van de hoogte van uw geluk harteloos neersmakt in diepten van ellende? Is het een troost rijke gedachte de voorstelling van een noodlot, dat u en al wat u lief is, zon der eenig meegevoel verplettert onder zijn zegekar? Als ik niets had dan dat, ik zou het mcnschenbestaan vloeken. Alle godsdienst daarentegen is uit smart geboren, heeft in smart getriom feerd en doet licht schijnen op de raad selen, die geen menschcnverstand op lossen kan. Het Christendom is de godsdienst des kruises. Niet van een mensch, bedeeld met geluk en macht lachende vreugd, maar van den Man van Smarten spreekt het. De godsdienst is als een Alpentop, hoog uitstekend boven de wolken; hij brengt ons in een sfeer, waarin wij ons boven het lijden verheffen. En dat is de stemming van vertrouwen en overgave, waarmede Jezus in Gethsé- mané het woord sprak, dat wel den korten inhoud weergeeft van ieder waar achtig gebed: „Vader, Uw wil geschiede." Wie dat vermag te bidden, vindt in zijn diepste smart en in zijn bangsten strijd vrede. O, 's menschcn grootste kracht ligt in het diep besef; „niet een onvol komen menschenwil, maar Gods wijze en heilige Liefdewil regeert." Ook te midden van wat twijfel wekt, houdt de liefde de proef heeft doorstaan van drie jaren afwezigheid en Francesca geen oor leent aan andere aanzoeken, moet ik zien wat in 't belang van haar geluk is, hoewel 't oen verloving is, die ik niet voor haar zou hebben gekozen. „Inderdaad", riep Carlo uit, met de nederigheid van een verliefde. „Ik weet dat ik haar niet verdien, maar „Onzin!" viel de Kapitein in. „Ik bedoelde niets persoonlijks! Ge weet heel goed, Carlo, dat ik veel van je houd, en dat ik nooit zal vergeten, dat ge haar 't leven hebt gered Hij gevoelde, dat hij aangedaan werd en hield snel op. „Wat dat aangaat," zeide Carlo glimlachend. „Dat beteekende niets. Wij bleven bedaard zitten terwijl de anderen heen- snelden en ik geloof, dat wij in 't eerst, zelfs de brand en het gevaar vergaten." „Laten we elkaar eens en voor altijd goed begrijpen," zeide de kapiteid. „Ik heb niets met je beroep op, doch ik geloof, dat ge in de muzikale wereld een schoone toekomst hebt en dat de natuur je voor operazanger bestemd heeft en dat 't niet geeft om langer met 't hoofd door een steenen muur te willen loopen. (Wordt vervolgd). geloovige goeden moed. Ook al schijnt soms de zonde en het onrecht te triorn- feeren, de godsdienst des kruises leert niet te versagen. In zijn schijnbaren ondergang heeft dat kruis getriomfeerd als openbaring van don hoogst denk- baicn geestesadel. Men moge het lichaam doodon, God brengt het boste in veilig heid en tot zegepraal. Doch niet alleen van de smart, ook van de harmonie der schepping ontvan gen wij indrukken. Welnu, van het schoone en verhevene in de natuur kan alleen de godsdienstige mensch zich voldoende rekenschap geven, Verheft het u, wanneer gij in alles niets meer ziet dan een blind, doelloos spel? Wanneer een kind de blokjes van zijn bouwdoos wegwerpt, in den blinde weg, dan zult gij het nauwelijks de moeite waard vin den er naar om te zien. Maar als een voelende geest als Rembrandt de kleuren mengt en ze op het doek brengt, zoodat uit het duister opstraalt de glorie van het licht, dan staat gij geboeid. Als ik een gedicht lees, dan heb ik daar voor mij een bock, bladen papier met rijen van letters, maar dat dit alles waarde voor mij heeft, is toch alleen, doordien uit dit alles een geest tot mij spreekt, die zijn gevoel van schoonheid legde in de doode letterteekens, eene schoonheid die weerklank vindt in mijn eigen hart. Zoo ook krijgt de natuur dan eerst voor mij leven en beteekenis, als ik er in zie het onuitsprekelijk heerlijke gedicht van eene Ziel, aan de mijne verwant. Daar is in ieder menschenhart, zoo lang het niet geheel is ontaard, een besef van wat rein en goed en heilig is. En al moge het zijn, dat de begrippen van wat de gerechtigheid of van wat de barmhartigheid of van wat de waarheid eischt, bij verschillende geslachten voor een deel afhankelijk ziju van het inzicht in tijdelijke verhoudingen, al moge het verder zijn, dat niet één mensch ooit geheel beantwoordt aan de zedelijke eischeu, die hij in zijn geweten hoort weerklinken, toch is er geen mcnschenge- slacht bekend, waarin niet zou geweten worden van dien drang naar hooger. Nu kunnen zulke verschijnselen als plichts besef, geweten, zondebew ustzijn slechts in den godsdienst tot hun volle recht komen. In eene zuiver materialistische wereld beschouwing mist dit alles zijn sanctie. Men tracht daar plichtsbesef en geweten te doen rusten op de ervaring van vroe gere geslachten: dezen zouden ervaren hebben, dat het kwade onvoordeelig en het goede nuttig was, en deze ervaring zou zich erfelijk vastgezet hebben in de constitutie van bepaalde hersendeelen. Maar waar blijft bij deze verklariug datgene, wat juist het kenmerkende is van geweten en plichtbesef: de klem van het gebod, het volstrekte en gebiedende, het heilige en ontzag afdwingende? Wat zal men antwoorden aan iemand, die zegt: Ik wensch uiij niet te storen aan wat die voorgeslachten mij hebben opgedron gen. Ik wil zelf weten wat schadelijk of voordeelig voor mij is, en als ik mijn zelfzucht voordeeligcr voor mij vind dan liefdebetooning, dan zal ik zoo vrij zijn daarnaar ook te doen." Op zuiver ma terialistisch standpunt is er voor eene zedewet, die zich laat gelden met gebie denden klem, geen plaats. Hackel en de zijnen mccnen wel, dat ze uit de ruïne van den door hen verwoesten tempel den ceredienst van het goede, schoone en ware kunnen redden, maar die meeuing berust op een misverstand. Hun eeredienst hangt in de lucht. Alleen op godsdienstig standpunt heeft het plichtsbesef een absoluut karakter. Het is de godsdienst, die ons leert, dat de stem van het heilige binnen in ons, dat de draug naar wat rein is en goed geen toeval is, geen inval, geen erfenis, geen noodlot, maar de gezegende w et van ons leven. Zooals daar in de magneetnaald een drang ia gelegd, waardoor hij, hoe gij hem ook afleidt van zijn baan, toch altijd weer trekt naar het punt, waar hij rust vindt, zoo stroomt door ons diepste geestesbestaan eene kracht, die ons sidderend hart richten wil op zijn poolpunt, het goede en volmaakte, waar het rust kan vinden, eene kracht, die ons geen rust laat, zoolang ons hart niet op dat hoogste gericht is, eene kracht, die ons volkomen vertrouwen verdient, want al wordt onze ziel ook gemakkelijk afgeleid uit haren baan en al dwalen wij hier ook altijd oin ons rustpunt heen, toch ver sagen wij niet de kracht die ons drijft, is de wil van den Eeuwige, die al Zijne kinderen wil redden en be houden. Goed zijn en goed doen, altijd beter, dat is de wet van ons leven en die mensch vindt vrede, die Gods wil volbrengt. Zoo komt dan van alle zijden van ons geestelijk leven een protest tegen de leer van het materialisme. Niet aSeen is ze voor het denken volstrekt niet te recht vaardigen, maar ze mist ook het ver mogen om die kracht en die wijding, die bemoediging en dien vrede te geven, die de godsdienst aan het leven vermag te schenken. En dat nu is van het materialisme wel het allergrootste be zwaar. De schennis, door het materialis me gepleegd aan 's mcnschen godsdiens tig zedelijken aanleg, zal zijn eigen dood blijken te zijn. Want zoudcr godsdienst zal de menschlieid op den duur nooit kunnen leven. Evenmin als een plant leven kan zonder licht, zoomin kan een menschenziel zonder God En daarom hebben wij voor de toe komst goeden moed. Onze dagen ken merken zich niet door eene groote liefde voor den godsdienst Vroeger gingen velen met sleur naar de kerk, maar tegenwoordig is het juist omgekeerd. Tegenwoordig gaan velen uit sleur niet naar de kerk. Of dat 1111 voel hooger staat en of dat nu veel beter is? Er is overvloedig veel reden 0111 het te betwij felen. Maar al meenen velen dan ook, dat ze het heel goed buiten den godsdienst kunnen stellen, toch blijkt het telkens en telkens, dat de besten toch geen vrede hebben met hun gemis. Men zoekt en men zoekt naar iets, dat, aanvullen kan het ledig daarbinnen. De een zoekt het in studie een tweede in kunst, een derde in maatschappelijk werk, een vierde in spiritisme en theosofie, och, ónze tijd is van zoekende zielen vol. En al is bier niet alles onverdeeld toe te juichen, al is er in dit alles maar al te veel mode en gcliefhebber, toch is het in zijn ge heel genomen een verblijdend verschijn sel. Het is een heuglijk teeken, dat ons geslacht meer en uieer onvrede en on voldaanheid gevoelt over de heerschende godsdienstloosheid. En het is nog altijd zooals het in de gelijkenis van den ver loren zoon zoo innig waar is geteckend: daar is geen vrede in het vreemde land, ver van het Vaderhuis. Men heeft het wel gemeend, maar het is niet zoo. En nu zit men neer en men lijdt gebrek en men denkt „wat zijn wij toch arm: de voorgeslachten hadden overvloed van brood en wij vergaan van honger." En onder de besten wordt het besluit geno men „ik zal opstaan en tot mijnen Va der gaan." E11 God: Hij roept ons en strekt de armen naar ons uit.... Welgelukzalig de mensch, die gehoor geeft aan die roepstem en terugvindt den weg naar den Vader, bij Wion kracht en licht en vrede is te vinden. Wanneer ge een6 in een gezelschap de vraag deedt: wat zon wel het top punt van oprechtheid zijn, dan zult ge, tien tegen een, uit bijna alle monden u hooien toeroepen, de oprechtheid der oprechte Haarlemmerolie. Dat is nu geen spot, maar heusche waarheid. Want wel ziju er menschcn die dit redmiddel in doodsgevaar ook al rangschikken onder kwakzalverij, maar de harde schijven, die nog bij voortduring in de kas der fabrikanten terecht komen bewijzen, dat het gezond verstand den menschen nog niet geheel verlaten heeft en dat ze nog best dit geneesmiddel tegen alle kwalen op een behoorlijke geneeskrachtige hoogte weten te taxceren. Wanneer we dan ook spreken van een oprechte geschiedenis en om allen twijfel weg te nemen zeggen, dat ze nog oprechter is, dan de oprechtheid van de Haarlemmerolie, dan zal men toch zeker moeilijk een beter getuigenis van echtheid kunnen verlangen. Met zulk een duren eed op de lippen zou ieder verdichtsel minstens heiligschennis zijn. Zoo'11 ware en oprechte geschiedenis dan wordt ons meegedeeld in het vol gende. Onder z'n mede-studenten was-t-ie, wat men noemt een gestapt type. ledereen mocht hem even graag. Wan neer hij een enkele maal in 't kringetje ontbrak 't gebeurde anders niet veel, hm scheen er cenigszins een leegte te zijn, bleef de goede stemming wel eens weg en wilde het [gesprek niet altijd even goed vlotten. Zoo leefde hij 111 een nimbus van kameraadschapclijke vcreering een leven van vroolijke Fransje. Hij was von alle markten thuis en deed aan alle dingen mede Alleen aan studeeren had hij een broertje dood. Wie deukt als jong student aan studee ren. Het eenige gulden devies wat hij kende en trouw in praktijk bracht, luidde: „II faut que jeuncsse se passé". Tjonge, tjonge, wat een bestaan. Examen doen, pah! Neen hoor, zoo dom moest je'm nou niet aanzien. Dat kostelijk examengeld kon wel beter besteed worden. Ja, ja, stemde onmiddellijk een koor van vrienden in. All right! 't Is toch een patente kerel. De geheele weck lang stond Utrecht op z'n kop en schudde de grijze Domtoren bedenkelijk zijn eerbiedwaardig hoofd. Het mag nicer geluk dan wijsheid hectcn, dat de stellages met balken, planken ladders en al niet naar beneden gekomen zijn. Ouder de geheele kornuitenbent was echter ook een goede geest, een reine, blanke engel. Hij schreef een brief aan den „ode heer" van onzen held, iets wat engelen anders gewoonlijk niet doen, d. w. z. zich schriftelijk tot aardsche kin deren wenden. Niets liet hij onvermeld, zelfs het knikkebollen van aartsvader Dom niet en het groote gevaar waarvan de omgeving daardoor blootgesteld is geweest. De uitwerking was voortreffelijk. Met zevenmijlslaarzen kwam de „oüe heer" naar Utrecht en toen ontstond er eon wilde jacht tusschen zoonlief en den oorsprong van zijn bestaan. „Durch Nacht und Wind" achtervolgde de diep veront waardigde vader zijn onwillig kind. Slim tegen slim ging het. Zoonlief liet zich niet zoo heel gemakkelijk verschalken. Op zijn kamers kwam hij niet meer. N11 werd hij hier dan daar gezien, bevond hij zich niet bij vriend A. dan verleende vriend B hem een gastvrij logies, of hij zat in „de Bal" onder een behoorlijk glas pilsener „oerkwal". Op het gevaar lijke oogeublik wist hij echter steeds weer bijtijds te eclipseeren. Arme vader! Al drie dagen en drie nachten sleepte hij zich voort, doorkruiste hij de stad van Weerd tot Tolsteeg, van Oost tot West, maar wie hij ook zag of ontmoette, degene, dien hij hebben moest, bleef onzichtbaar. De onvermijdelijke ontknooping van de tragi-eomische scène zou echter niet zoo heel lang meer op zich laten wachten. Het geluk diende den reeds bijna hopeloozcn vader. Op een donkeren avond in een don kere straat had de aan de een zijde zoozeer gevreesde en aan de andere zijde zoo lang en vurig geweuschte ontmoe ting plaats. Juist wilde zoontje in een rijtuig stap pen 0111 zich welvoldaan op de zachte kussens gemakkelijk neer te vlijen, toen een hand uit de duisternis te voorschijn kwam en zwaar neerviel op den schou der van den onthutsten jongeling. Als onder een koude douche kromp hij in een. Zoo kon alleen een vader zijn weerspannigen zoon beheerschen. Wat er verder gebeurd is zullen wij maar liever met den' mantel der stilzwij gendheid bedekken. Onze held is nog steeds student en stu deert nu werkelijk. lederen morgen brengt de trein hem en iederen avond voert hij hein weer weg. Een enkele maal ontmoet hij zijn vroegere vrienden ook nog wel eens. Het gesprek gaat dan hoofdzakelijk over dien gooien ouden tijd. Na zulke oogenblikken wordt zijn ver lies des te meer gevoeld. Dat is te begrijpen, alle herinneringen zijn dan weer levendig geworden en het gemis van een ouden vriend wordt door niets vergoed. Als dat nog het geval was, ja dan zou het verlies niet zoo zwaar wegen, want men betreurt dan wel het verlorene maar stelt zich toch ook al weer goed tevreden met het nieuw gekregene. Dat was ook zoo met den koopman waarvan in de Javabode wordt verteld. Janmaat heeft ook weer van zich doen spreken aldus in dat blad. Ik zat mij er al over te verbazen, dat ik nog niets van hem gehoord had, vertelt een korre- spondent te Sauoer. Dagelijks komen hier in het bivak hoopen volk uit Giaujar het een of ander verkoopen, soms ook komen zij uit pure nieuwsgierigheid. Vooral de groote paar den van de cavalerie schijnen hunne belangstelling te hebben gaande gemaakt. Telkens als een Australiër hen voorbij gaat, wijken zij eerbiedig op zij, doch hunne oogen drukken oen en al bewon dering uit. Een van hen kwam binnen het bivak lomboks verkoopen aan een officier. De man sprak een paar woorden Maleisch. „Mijnheer", zei hij, „ik ben een orang Gianjar. Mag ik morgen weer komen om eendeneieren en vruchten aan u te verkoopen?" Dat was alles goed en wel. „Maar hoe zal ik je her kennen?" vroeg de officier hem, waarop het antwoord luidde: „O, mijnheer, heel eenvoudig. Ik ben aan boord van de oorlogsschepen geweest en daar mijn hoed in zee viel, hebben de matrozen mij een andoren gegeven, en mijn naam er op geschreven." De man nam zijn hoed af en wees er met een trotsch gebaar naai'. Natuurlijk keken wij allen nieuws gierig toe. Eu wat stond nu op dien hoed geschreven? „Dief". Dat was een grap van onze Jantjes! Zondagmorgen half elf wordt in het Logegebouw, van Persijnstraat 1 een godsdienstoefening gehouden voor den Doopsgezinden Kring, waarin als spre ker zal optreden Ds. E. M. ten Cate van Apeldoorn. Tot tijdelijk onderwijzeres aan de school in de Hellestraat is benoemd Mejuffr. J. A. Poortman te Rotterdam. Naar men weet mee te deelen zal de Amersfoortsche stoomweverij binnenkort aanmerkelijk worden uitgebreid. De bij het le regiment huzaren be noemde reserve-2e luitenants N. N. C. baren van Tuijl van Serooskerken en J. Kalma, komen te Amersfoort in garni zoen. Zij zullen 17 November worden beëedigd en in functie gesteld. De gewone maandvergadering der vereeniging „Handel en Nijverheid', wordt a.s. Maandag om 8 uur in de Zwaan gehouden. Op de agenda komen o.m. voor: Reg lementswijziging, benoeming van een nieuw bestuurslid, wegens bedanken van don heer E. Klasser en bespreking ver kiezing Kamer van Koophandel en Fabrieken. Door gebruikmaking van een valschen sleutel is uit een schuurtje aan de Van Oldenbarneveldlaan des nachts een rijwiel ontvreemd. De dief had den sleutel in het slot laten zitten. Wc herinneren aan liet optreden van de hoeren Speenhoff en Nap. de la Mar hedenavond in Amicitia. 11. M. de Koningin passeerde gisteren morgen onze gemeente, met den trein die 9.28 aankwam en te 9.32 weer vertrok. Heden avond denkt II. M. naar het Loo terug te keeren, met den trein, die te 7.26 hier aankomt en te 7.36 weer vertrekt. Op het perron waren 0. m. aauwezig de burgemeester en de heer mr. S. A. Yening Meincsz. Op de voordracht voor onderwijzer aan de Openbare school aan de Pieter Bothstraat te Utrecht komen voor do heeren G. J. A. Drechsler en C. P. van den Broek alhier. De heer Drechsler, die No. 1 staat is nog geen jaar hier. Amersfoort schijnt meer en meer een doorgangsplaats te worden voor onder wijzers. Een onbeduidend brandje deed gis teren in de Aldegondestraat een bed in de vlammen opgaan. Coucert Vogel. Donderdagavond hebben vele muziek liefhebbers kunnen genieten van een overheerlijk concert, hier gegeven door den heer en mevrouw Vogel en mej. Jannette Walen, die den heer Tierie verving. We hebben hier iu den laat- sten tijd nog al eens goede muziek ge hoord, maar wij voor ons geloovcn, dat dezen avond voor het publiek nog dc mooiste is geweest. Hier geen uitschittering van brillanto techniek, maar het stemmingsvolle weer geven van intens mooie muziek; geen etudes van buitengewone vingervaardig heid getuigende; geen doorwerkte muziek stukken, waarin het overgroote deel van het publiek toch niet wegwijs kan worden. En toch kregen we van mr. Vogel meermalen te hooien hoe ook hij de techniek volkomen meester is en dat hij over een groote vaardigheid beschikt. De stukken voor viool waren zoo ge kozen, dat men vrijwel oen overzicht kreeg der capaciteiten van den violist. Zijn vertolking van Mozart en Beet hoven kenmerkte zich door klassieke helderheid, terwijl de Tartini-voordracht veel te genieten gaf. Wat expansiever had wellicht zijn interpretatie van Wieniawski's legende mogen zijn, zin voor romantiek ontbrak er geenszins aan, evenmin als het vuur ontbrak in zijn wedergave van de Hongaarsche dans. De heer Vogel maakte den indruk van hooge voornaamheid. Ook zijn be gaafde vrouw te hooren was een waar genot. Het ietwat storende van hoorbare ademhaling deed hier en daar wel af breuk, maar haar wel geoefende, fraaie sopraan en ook haar aardig en veelzijdig zcggingstalent kwamen toch zeer goed uit. Vooral de veelzijdigheid trof ons bij de wel wat vele zangnummers, maar allen gelukten uitstekend. De sympathieke zangeres ontving tweemaal een welverdiende bloemenhulde. Mejuffr. Jannette Walen, is ongetwij feld een pianiste van groote gaver- De begeleiding der liederen vonden we uitstekend, maar we misten te vaak warmte in haar spel, wat juist bij den heer en mevr. Vogel zoo op den voor grond trad en zoo sympathiek aandeed. Haar verscheidenheid van uiting is even wel te bewonderen. Vermelden we nog dat bespeeld werd een Ibach-vleugcl uit het magezijn der firma G. C. Bender te Amsterdam. De heer G. J. Fontein heeft naar het perceel Langestraat 28 ziju winkel ver plaatst en daarmede onze winkelstraat verrijkt met een fraai magazijn. Zoo menigmaal heeft de heer F. het Amers foortsche publiek toegeroepen: „Sier uw huis," beter dan voorheen nog geeft hij thans te zien wat met sierkunst is te be reiken. Zijn smaakvol ingerichte zaak geeft een rijke en prachtige keuze van

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2