No. ioo.
Zaterdag 15 December 1906.
3e Jaargang.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U
Amende Ipenerable.
FEUILLETON.
Onze volmaakte keukenmeid!
Nog eens: Staatsexploitatie der
spoorwegen.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaar
f 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden
Franco per post
- 0.75
0.90
Prijs der adverteutiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voorliederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
De vergadering van Handel en Nijver
heid van Maandag 1.1. is buitengewoon
belangrijk geweest. Gewichtige zaken
zijn daar aan de orde gekomen, belang
rijke besluiten zijn er genomen.
't Ligt voor de hand, dat wij op
verschillende der daar besproken zakon
terug zullen komen.
Thans even op het slot van de ver
gadering.
Zooals onze lezers gezien zullen hebben
heeft de heer Sinnige gemeend in de
vergadering van Handel en Nijverheid
te moeten antwoorden op de beschuldi
ging van oppervlakkigheid, die wij in
zake Staatsexploitatie van Spoorwegen,
de Kamer van Koophandel meenden te
moeten verwijten.
Leuk vermeldt het verslag van de
(Oude) Amersfoortsche Courant, dat de
heer Sinnige het woord vroeg
voor een persoonlijk feit.
Onze aanval op de Kamer van Koop
handel, en in het bijzonder op haar
specialen woordvoerder over Staatsexploi
tatie zal dan zeker het „persoonlijke
feit" zijn, waarvoor de heer Sinnige het
woord vroeg.
Laat ons op den voorgrond stellen,
dat het ons ten zeerste verheugt inder
tijd eenige opmerkingen gemaakt te
hebben, over de wijze van zaken doen
van de K. v. K. in zake de Staats
exploitatie van Spoorwegen, want zwier
ons artikel soa de heer Sinnige voor
de K. van K. verloren gegaan zijn.
Want toch, de heer Sinnige verklaarde
in Handel en Nijverheid, dat hij, alleen
om den schijn te vermijden van zijn
mandaat neer te leggen, tengevolge van
het geschrijf in de Eemlander besloten
had zich een eventueele herbenoeming
te laten welgevallen-
Aan ons, aan ons alleen heeft dus
de K. v. K. iu het bijzonder en de
Handel in het algemeen het te danken,
*-
-*
Men veinst verwondering en dankbaar
heid voor dc onderscheidingen die ons ten
deel vallenom daardoor etch een recht
en een voorwendsel te scheppen ze mede
te declen.
DOOR
JOHN. C. WINDER.
3).
„Zij is een kunstenares een waar
genie! Houd haar vast! Ik weet slechts
een enkel ander persoon, die tot zulke
scheppingen in staat was, namelijk de
chef-kok bij Gaster. Je hebt natuurlijk
wel gehoord van Gaster in New-York?
Ik heb er eens gedineerd en hoewel
het menu uitgebreider was, waren de
schotels toch niet meer „recherché" dan
die bij jou. Ongelukkig verdween die
kok kort daarna met een aardig fortuin
in den vorm van mrs. Gaster's juwec-
len en is nooit gevonden. Je kokkin
kan in zoo'n hotel zooveel verdienen als
ze maar wil."
„Dat is wol mogelijk', antwoordde
ik, „doch ze zegt, dat ze van een stil
dat de lieer Sinnige lid is gebleven van
de K. v. K.
De heer Sinnige beschuldigt ons van
onvriendelijkheid tegen hem en hij
schrijft deze onvriendelijke daad toe aan
het oogmerk, dat wij hem wilden prik
kelen zich in de kolommou van ons
blad te verdedigen.
Laat ons even dit zeggen en wij
meenen dit ernstig: „het is onze Re-
doeling in de verste verte niet geutqïst
den persoon van den heer Sinnige ook
maar in het minst of geringst onvrien
delijk te bejegenen en mocht er in den
vorm van ons artikel ieta gelegen heb
ben, waarin hij een aanval op zijn
persoon meent te kunnen zien, dan trek
ken wij dit gaarne in, geven even gaarne
de verzekering, dat het ons spijt, dat
hij het zoo opgevat heeft en bieden hem
onze excuses aan en herhalen, dat zijn
persoon bij ons geheel buiten de kwestie
stond, doch dat wij alleen zijn in de K.
van K. gebezigde argumenten uiterst
oppervlakkig vonden en nog vinden.
't Is niet prettig zoo iets te moeten
zeggen, te meer daar ons nog een be
kentenis van liet hart moet, zij het dan
ook een minder ernstige.
De heer Sinnige heeft helaas
niet in onze kolommen willen schrijven,
omdat hij geen reclame wilde maken
voor ons blad.
Kijk, dat speet ons en spijt ons nog.
Met den heer Sinnige, hoe lijnrecht
hij dan ook tegenover ons staan moge,
zijn wij het méér dan eens, dat het de
meest doeltreffende reclame zou zijn,
die men voor de Eemlander maar zou
kunnen bedenken, als hij zich eens
verwaardigen wilde, wat in te zenden
zelfs al verpletterde hij ons door de
kracht zijner argumenten.
En óók geven wij hem groot gelijk,
dat hij dit niet heeft willen doen van
wege zijn lijnrecht-tegenover-ons-staan.
Men ziet er komt toenadering tussehen
ons en den heer Sinnige van onzen
kant.
huishouden houdt. Zij is een beetje
ouderwetsch. Gelukkig kan Barbara het
goed met haar vinden."
„Als ze ooit eens weg mocht gaan,
deuk dan om mij hoor", zeide Dobbs.
„Als je blieft", zeide ik; „doch voor-
loopig dunken wij nog niet aan weggaan
en ik hoop, dat wij dat ook in laug
niet zullen doen".
Het scheidingsuur was echter dichter
bij, dan ik dacht.
Dierizelfdeu nacht werd ik om twee
uur wakker en kon niet meer in slaap
komen, hoe moe i£ ook was. Terwijl
ik met wijd open oogen lag te staren
naar de vage omlijsting van ons slaap
kamerraam, zag ik, dat het gordiju heen
en weer woei.
„Het raam staat te ver open, daar
door kan ik niet slapen", zeide ik bij
mijzelf. „Doe vervelend, ik zal moeten
opstaan om 't dicht te maken!"
Ik stond heel zachtjes op om Barba
ra niet te storen cn juist toen ik het
gordijn wilde ophalen, hoorde ik een zacht,
lang gerekt fluiten onder het venster.
Toen hoorde ik hoe het raam van
de kamer naast de onze voorzichtig
werd opengeschoven; 't was'vrouw Us-
hers's kamer.
„Aha!" dacht ik. „Zeker Briggs".
Ik hoorde iemand, zachtjes, met een
schorre stem, vragen; Ben je daar
Slosher?"
„Slosher! Een lief naampje voor je
Want wij hebben zelfs een plicht
der dankbaarheid tegenover hem te
vervullen.
Maar, wie zijn hem geen dank schuldig!
Vooreerst wij, omdat hij ons een blik
heeft doen slaan in „den dicpcren achter
grond, die er achter zijn argumenten
zat". En met niet weinig zelfverheffing
mogen wij hier bijvoegen, dat zonder
ons artikel, de argumenten door hem
in de K. van K. gebezigd zonder
„achtergrond" zouden gebleven zijn.
Ten tweede moet de K. van K. den
heer Sinnige dankbaar zijn, want die is
door hem geheel gerehabiliteerd en
schoongewasschen van onze beschuldiging
van oppervlakkigheid.
Ten dorde hebben de 22 kiezers, die
den heer Sinnige hebben herbenoemd
hem (maar ook ons) dankbaar te zijn,
dat hij hun een helderen kijk heeft
gegeven in het vraagstuk vau de Staats
exploitatie vau Spoorwegen.
En titans een enkel woord over de
rede, die do heer Sinnige in Handel en
Nijverheid voorlas. Wij gaan met stil
zwijgen voorbij eenige algemeene op
merkingen over monopolies, trusten enz.,
eenvoudig omdat wij niet goed begrijpen,
dat die gelijk te stellen zijn met staats
exploitatie.
De lieer Sinnige deelt verder mede,
dat „het geen betoog behoeft," dat alles,
wat van staats- of gemeentewege ge
schiedt, duurder is dan van particulieren.
Wij willen nu wel grif op gezag van
den heer Sinnige aannemen, dat die regel
in zijn verstrekkende algemeenheid, al
tijd en overal absoluut juist is, maar wij
zouden wel eens gaarne het betoog
gezien hebben, dat niet in 't algemeen
maar iu het bijzonder geval van de
Spoorwegen, Staatsexploitatie duurder
zou zijn, dan particuliere exploitatie.
Eeu dergelijk betoog ongetwijfeld
gemakkelijk te leveren zal door
Statistische gegevens gestaafd dienen te
worden, waarbij vooral ook niet uit het
oog verloren mag worden, dat wat geldt
aangebedene!"
„Ja", kwam als antwoord uit Usher's
raam; de grap begint mij hard te ver
velen, ik heb er genoeg van. Kun je 't
nog niet klaar spelen?"
„Foei! eerbiedwaardige vrouw Usher!"
„Jawel, geef ze maar op. Ik beu in
de „Wheatsheaf", daar kun je mij mor
gen vinden".
„Wat, met deze vodden aan?"
„Nou, wat zou dat, je kunt daar wat
van mij aandoen. Kijk nou goed uit en
gooi ze naar beneden!"
„Ik zal gek zijn! Morgen breng ik
ze wel mee".
„Dat gaat niet. De oude wil ze nu
hebben, de duiten liggen klaar. Wees
nu geen gek!".
„Je bent zelf gek. Ik geef ze niet
op voor ik hem gezien heb; ik ken je
te goed".
Toen volgde nog een fluisterend ge
sprek in een taaltje, dat ik hier niet
kan weergeven. Eindelijk werd het raam
weer zachtjes gesloten en hoorde ik
sluipende voetstappen, als van iemand
die zoo snel mogelijk den tuin door
sloop. Toen ik omkeek zag ik Barbara
opzitten in bed.
„Sst! zeide ik, „maak geen leven".
„Wat is er? fluisterde zij.
„'t Betreft onze keukenprinses; zij is
een man".
„Oooo!
Ik begon mij zoo stil mogelijk aan
voor betrekkelijk kleine bedrijven, niet
precies doorgaat voor enorme onder
nemingen als het exploitecron van groote
spoorwegen.
Vervolgens geeft de geachte spreker
cijfers omtrent het goederenvervoer in
Duitschland, dat veel duurder is dan
bij ons. Wij zijn niet in staat tegen
dat argument iets in te brengen en wij
erkennen volmondig, als dat duurdere
vervoer een gevolg is van dc staats
exploitatie, dat dit een zeer gewichtig
argument is voor de tegenstanders daar
van. Nog even aangetoond, dat er ver
band van oorzaak en gevolg tussehen
beide zaken bestaat en dat ook in
Nederland verliooging van tarieven een
onafwendbaar gevolg zal moeten zijn
en ons dunkt op dat punt moeten de
voorstanders van staatsexploitatie toe
geven.
Dan komen nog eenige andere op
merkingen o.a. een verwijzing naar een
rapport van den heer Plate, waar tegen
over natuurlijk liet gezag van anderen
kan gesteld worden, dus, waarover we
ons geen oordeel willen aanmatigen.
Met enkele andere opmerkingen van
den heer Sinnige zijn wij het geheel of
gedeeltelijk eens daar willen wij
verder niet op ingaan maar één op
merking hebben we in 't geheel niet
kunnen snappen, daar n.l., waar dc heer
Sinnige beweerde:
„Staatsexploitatie levert het publiek
over aan de willekeurige regelingen van
Staatswege, waarboven geen controle is."
Waarom zijn regelingen van staats
wege per sé willekeurig?
En is er geen controle op hetgeen
door den Staat geiegeld wordt?
Waaruit blijkt dat?
Het beste voorbeeld van staats
exploitatie is dc exploitatie der posterijen
bijvoorbeeld.
Hebben daar zulke willekeurige rege
lingen bij plaats?
Is daar geen coutróle?
Of beteekent die zin wat anders?
te kleeden en zeide toen ik klaar was:
„Nu ga ilc naar het politiebureau, als
ik weg ben moet je de deur van deze
kamer op slot doen en niet openen
vóór ik terug kom."
„Dat is goed", fluisterde Bab. „ik
ben niet bang."
Ik vlei mij zelf, dat ik 't luns uit-
sloop even stil en behendig als de best
getrainde inbreker. Ik ging door de
achterdeur en was blij dat de hond niet
op het plaatsje was. Het arme dier was
een paar dagen geleden vergiftigd en
ik had er mijn brommerigen buurman
van verdacht. Nu begreep ik, de schul
dige meer in onze nabijheid te moeten
zoeken.
Gelukkig was het politicbureau nog
al in do buurt; tien minuten vlug door
stappen. Hijgend en buiten adem kwam
ik binnenvooreen flink vuurtje zaten twee
agenten. Eén van hen was Briggs. Haastig
vertelde ik wat het geval was en ik
moet zeggen, dat Briggs zich beter hield
dan ik in de gegeven omstandigheden
gedacht had.
„Wie zou dut ooit gedacht hebben?"
zeide hij, terwijl wij ons huiswaarts
spoedden. „Ik vond wel altijd iets
vreemds in haar en hield daarom maar
een oog in 't zeil.
Ik zei maar niets van 't andere oog,
dat hij op onze provisiekast gericht hield
doch moest zelfs toan denken wat een
menschenkenuis ik in een korten tijd
Wij weten liet heusch niet.
Wij zullen thans den heer Sinnige
verlaten met do opmerking, dat hij ook
in onze oogen een goed werk gedaan
heeft de zaak ter sprake te brengen.
Nog een enkel woord over de zaak
zelve.
De hoofdstrekking van onze opmer
kingen is deze: onze lezers duidelijk te
maken, dat wij hier staan voor een ge
compliceerd vraagstuk; want behalve den
couiinercieclen kant, heeft deze kwestie
nog een andere zijde.
Zou het voor de politieke of handels-
veroenigiiigen niet do moeite eens looncn
om over dc quaestie „Staatsexploitatie
van Spoorwegen," iemand te doen op
treden, die er een gezette studie van
gemaakt heeft?
Wij donken aan oen Sinissaert, een
Plate, een professor Treub.
Het departement 's-Gravenhage van
de Maatschappij van Nijverheid hield
Woensdagavond in een der zalen van
het Zuidh. Koffiehuis een zeer druk be
zochte vergadering, waarin door den heer
J. Tli. Gcrlings werd ingeleid het
onderwerpStaatsexploitatieder
Nederland s-pjh e spoorwegen.
De heer Gerlings stelde voorop, dat
men in hem niet moest zien een prin
cipieel voorstander van staatsexploi
tatie; maar wèl iemand, die het bestaande
stelsel, concurrentie van twee maatschap
pijen, onhoudbaar acht en die meent, dat
thans oplossing alleen is te vinden door
staatsexploitatie. Do bezwaren daartegen
acliltc hij niet van overwegenden aard.
Na een historisch overzicht te hebben
gegeven, trachtte spr. aan te toonen, dat
het algemeen belang de exploitatie der
Nederlundsche hoofdspoorwegen als één
bedrijf eischt. Hierbij schetste spreker
voornamelijk de vele bezwaren, verbonden
aan het stolsel van concurrentie tussehen
de beide groote spoorwegmaatschappijen.
Eenheid van beheer zal z. i. zoowel aan
het spoorwegwezen als aan het reizend
rijker was geworden. Alles was rustig,
toen wij ons huis bereikten. Ik liet de
beide agenten binnen cn niet ons drieën
gingen wij zachtjes naar boven. Barbara
deed dadelijk open, toen ik voorzichtig
tegen de deur klopte; zij kwam iu den
gang met haar peignoir aan en op pan
toffels een oude revolver in haar hand
natuurlijk ongeladen. Gns beduidend
stil te zijn, ging zij op haar teenen naai
vrouw Usher's kamer en klopte.
„Ben je wakker, vrouw Usher?" vroeg
zij. „Doe dan even open, ik ruik zoo'n
brandlucht."
„Dadelijk, mevrouw", antwoordde de
welbekende stem; en in een verwonder
lijk korten tijd stond zij voor ons, ge.
heel en al gekleed, met haar muts op en
haar massa grijze krullen. Briggs en
zijn makker pakte haar dadelijk, ieder
bij een arm beet en zelden heb ik
iemand verbaasder zien kijken.
Eerst verzette zij zich hevig, waar
door haar haartooi afviel en kort afge
knipt zwart haar te voorschijn kwam,
doch toen zij de handboeien eenmaal
aan had, bleef zij stil legen den muur
staan in haar vreemd toilet.
Briggs stond haar eenige minuten aan
dachtig te bekijken. Toen zeide hij:
„Ik mag gehangen worden als wij „de
Aankee Pelikaan" niet eindelijk hebben.
Nou mijnheer of juffrouw, hoe moet
ik u eigenlijk noemen ga maar mee
met ons; hoe meer drukte je maakt hoe