Stadsnieuws.
Allerlei.
naar Frankrijk gegaan. Maar Holland
was het beste land voor zwalkende
dameskapelletjcs. Nu reisden ze zomers
de kermissen af, en 's winters was het
trekken van Amsterdam naar Den Haag
en van Den Haag naar Rotterdam,
meestal overal blijvend een maand. Dit
kerstfeest vierde het troepje in Den Haag.
Dat was de stad, waar bet minste er
aan gedaan werd. In Amsterdam, in
'tPanoptikum, in Rotterdam, bij Pschorr,
liadt je tenminste nog een mooien kerst
boom, en kon je 's avonds, wanneer al
de meisjes zongen: „Stille Nacht, heilige
Nacht," nog wel eens zoo'u oogenblikje,
met je oogen dicht en je gedachten ver,
droomen dat je weer thuis was. Dat
waren heerlijke droomen. Maar in koud,
ou-Duitsch Den Haag was zelfs de illusie
er niet.
Het was nu volkomen donker ge
worden. Boven de smalle, verlichte stra
ten was de heinel van een ondoordring
baar zwart. Langzaam werd het lecger
in de stad; en het dof grauw e asfalt, de
grijze huizen, die zich omhoog verloren
in de duisternis, en de donkere oneindig
heid daarboven, vormden een mateloos-
triest aspect. Groote, schreienszware
droefheid kroop in de twee meisjes op:
een gevoel van heelemaal verlaten zijn
in een koude, egoïste omgeving. Gearmd,
drukten ze zich onwillekeurig dichter
tegen elkaar aan...
Ze hadden alle hoop laten varen...
Toen... ineens... Maar wat was dat?
Ze waren de Veenestraat uitgekomen en
zoo dwars de Groenmarkt overgestoken,
langs de groote sombere wagens, die
daar stonden tb wachten in den winter
avond, toen... Liezy zag het 'teerste:
zij zag wat groote en kleine mensehen
zich verdringen voor een uitstalkast, zij
zag de achtersten de halzen uitrekken en
op de teenen staan, zag hun blijde ge
zichten... en zij meende te zien, een
glimp, lichtjes... lichtjes van een kerst
boom
In de Hoogstraat, bij Perry, straalde
een kerstboom, in al zijn heerlijke, vol-
ontstokene pracht. Het was er een
lichte troost, in die immense, droef-
donkere stad. En het was voor die twee
Duitsche meisjes, overgeplante bloemen,
kinderen nog in hun hart, een blijde,
nieuwen-moed-gevende groet uit het verre
vaderland.
Ze zeiden niets. Ademloos stonden ze
tegen elkaar aan. Ze zagen niet dat een
paar heeren, elkaar aanstootend, lachend
naar hen keken. Ze zagen niet, dat het
maar was een kleine boom, zoo ergens
in een etalagekast. Het was niet om dien
boo m, dat ze zoo sprakeloos gelukkig
waren: het was om het symbool.
Want nu ze dit kleine boompje weer
zagen en die Hauw-brandende, kleine
kaarsjes nu kwam de droom weer.
En des te verrassender en des te mooier,
omdat hij hier zoo heelemaal niet meer
verwacht was.
„Stille Nacht, heilige Nacht', neurie
de Mieschen onwillekeurig, zachtjes voor
zich heen.
En toen ze een poosje zoo gestaan
hadden, indrinkend met groote oogen de
troost en den moed, die die kerstboom
in 't vreemde land hun gaf, toen waren
ze alweer tevreden. Ze vroegen zoo
weinig, die sentimenteelo, nict-verwende
kinderen.
„Was war das schön!"
„Ja, so ein recht schoner Baum."
Ze letten niet op de heeren, die
lachten.
En dien avond in 't goor walmig
zaaltje zongen hun hooge stemmen mee:
„Stille Nacht, heilige Nacht..."
Voor hun stralende kinderoogen rees
ding wist.
„Wat ziet dat wit van haar oogen
er spookachtig uit!" De ander lachte
spottend en begon te fluiten en toen
een klagend Spaansch liedje te neuriën,
met een treurig refrein aan het einde
van elk vers.
„Zij doet er verbazend lang over",
zeide Hanson eindelijk. „Je hebt het
mengsel veel te zwak genomen, in je
angst".
„Had het dan zelf klaar gemaakt, je
bent er veel beter mee bekend",
De Amerikaan grinnikte; hij was
blijkbaar gevleid door dit twijfelachtige
compliment.
„Is 't niet meer te herstellen?" riep
Blount hij had berouw van zijn mis
daad!
Zijn makker lachte een wrecde
lach! „Ha, ha! Je bent niet de eerste,
die er zoo over denkt, beste jongen, je
moet er maar door heen, anders leer je
't nooit'. Hij scheen zich te amuseeren
met den angst en de wroeging van zijn
ellendig werktuig!
„O, ik wou, dat jij het maar gedaan
had!" riep de arme kerel.
„Het is wel aardig zoo'n nieuweling
bezig te zien", antwoordde de andere
onbewogen. „Daar komt nog bij", ging
hij schijuheilig voort, dat als 't uitkwam
dat ik zoo iets gedaan had, mijn vlck-
kelooze reputatie naar de maan was.
Daar jij zoo iets dergelijks niet bezit,
de spar, reusachtig, hemelhoog en om-
flonkerd met duizende lichtjes.
N. A. Crt. Leo Faust.
Het stuk speelt te Groningen.
Het was nacht Een ijsclijke nacht.
Want er was onraad iri huis. Alle huis-
genooten hadden gohoord, dat er boven
„iets" was, maar allen hielden zich sla
pende. Tot opeens een kreet, die van
boven klonk, een kreet, die niets men-
8chelijks had, de heelo familie uit het
bed joeg. Daarna bleef het boven weel
een tijd lang stil, maar beneden werd
het nu rumoerig. De kinderen schreeuw
den moord en brand, moeder kreeg het
met met de zenuwen te kwaad en do
dienstbode kwam gillende binnen. De
heele familie zat verslagen. Pa schoof
een raam op en keek de straat in, of er
toevallig ook een agent in do buurt was,
maar het toeval diende hem niet. Toen
voelde pa dat hij iets moest doen, dat
bij verantwoordelijk was voor het lot van
zijn huisgenootcn. Zwaar drukte hem
die verantwoordelijkheid, maar zwaarder
nog zijn angst. En toch moest er ge
handeld worden. Er werd een plan de
kampagne gemaakt. Pa zou gewapend
voorop naar den zolder gaan, zijn echt-
geuoote zou hem bijlichten met een fiets
lantaarn en de getrouwe zou, indien de
noodzakelijkheid bleek de buren bij elkaar
schreeuwen. De kinderen mochten haar
daarbij assisteeren. De expeditie begon.
Pa nam zijn geweer hij is landweer
man en klom behoedzaam de zolder
trap op. Halverwege de trap riep hij
naar boven: „Is daar iemand?" en boven
gekomen herhaalde hij zijn angstige
vraag.
Maar niemand antwoordde. Alleen klon
ken er uit een klein kamertje, dat als
bergplaats werd gebruikt, vreemde ge
luiden. Daar had dus de inbreker zich
opgesteld. In die richting werd gesom
meerd tot overgave. En toen dit niet
hielp, schoof de gewapende macht lang
zaam voorwaarts, steeds den onzichtbaren
inbreker bedreigend met een kogel. En
plotseling rukte pa met den moed dei-
vertwijfeling de deur open en zag het
beangste echtpaar, dat reeds een paar
pas: in was teruggesprongeneen bokje,
dat bè zei zoodra het menschep zag. En
toen kwam er opheldering. Het oudste
zoontje des huizes had van een buurman,
die naar elders vertrok en zijn vee te
Groningen achterliet, den bok present ge
kregen.
Het kind vermoedde echter wel, dat
zijn ouders nooit toestemming zouden
geven "tot het houden van een bok op
een bovenwoning, en daarom had de jon
gen stilletjes het beestje naar den zolder
gedragen en daar een stal er voor gemaakt.
's Morgens kreeg zoontje orders om
het dier weg te brengen en het ver
bod om ooit te vertellen, dat zijn vader
bijna een bok geschoten had.
Maar gelukkig voor het dier kwam
het zoover niet en gelukkig voor de
huisgenootcn, dat de inbreker zoo spoedig
werd ontdekt. Want het zoeken naar
een misdadiger moet dunkt ons nog
zenuwachtiger werk zijn, dan het vindeD
er van.
Dat ondervond trouwens dezer dagen
nog een hoofd van een school bij Nijmegen,
die reeds verschillende dagen bezig was
een onderzoek in te stellen naar een
ernstige zaait. Meermalen toch was
't gebeurd dat de kinderen, die wegens
het te ver afwonen overblijven, 's mid
dags hunne boterhammen misten, die
komt 't er bij jou zoo niet op aan,
begrijp je, oude jongen".
Blount antwoordde niet op die wreed
aardige opmerking. Een oogenblik was
het stil en ik verbeeldde mij, dat de
schurk met welgevallen het van angst
en schrik vertrekken gelaat van zijn
metgezel stond te beschouwen.
„Is hot wezenlijk te laat?" vroeg
deze nog eens, met bevende stem.
„Probeer het, als je lust hebt," was
liet onverschillige antwoord. „Doch ik
raad je het niet aan."
Die laatste woorden schenen hem den
genadeslag te geven, want hij zweeg ten
minste eenigen tijd. Toen hij weer sprak,
was zijn stem vervuld van medelijden.
„Ik hoop niet, dat het haar hinderen
zal."
„Het geeft niets, te hopen, als je'tal
gedaan heb," antwoordde de Yankee,
met iets triomfantelijks in zijn stem.
Dadelijk veranderde Blount van tak-
tiek; hij trachtte de gunst van zijn
wreeden meester weer te herwinnen en
het compliment, dat hij daartoe koos,
was wel 't meest geschikte.
„Je blijft er verbazend koud onder,"
zeide hij, in slaafsche bewondering.
Hanson was bevredigd. Yeigeet niet,
oude jongen, dat ik 't al zoo lang doe.
Je zult het ook wel gauw beet krijgen,"
voegde hij er bemoedigend bij.
Wat verafschuwde ik dien man!
„Ha, wie hebben wij daar?" zeido
wie weet op welke sluwe wijze worden
gestolen. Ernstiger was '(bovendien,
omdat de verdenking viel op eenige
schooljongens, die dan ook al een paar
malen bij 't hoofd in hoog verhoor waren
geweest. Allen waren natuurlijk on
schuldig! Maar „de dief zou wel ge
vonden worden!"
Op oen morgen, 't was half twaalf,
opeens uitbundig gejuich van de school
jeugd. De dief werd op heeterdaad
betrapt, 't Hoofd schiet toe en vindt
de booswicht nog juist bezig zijn slag
te slaan. De laaghartige was ontmaskerd,
't Was niemand minder dan 't los-
loopeiul varken van 't hoofd.
Dat varkentje speelde dus de rol van
dief uitstekend en wist zoo natuurlijk te
werk te gaan, dat natuurlijk 't laatst den
dief zou worden gezocht in dat los-
loopende krulstaartje. Daarvoor aan dat
beest onze hulde, want natuurlijk spel
is toch maar je ware.
Als het maar niet al te natuurlijk
werd, zooals dat onlangs in Brabant het
geval was.
Do Noordbr. meldt n.l.
Zondag 16 December was 't feest in
Gilze. Waarom? Wel ze hebben er
een liedertafel genaamd „Oefening
kweekt kennis" en die zou nou 'ns laten
zien door een „groote jaarlijksche uit
voering" hoe bloeiend en vooruitgaand
de keuniskweekerij in dit ééne jaar ge
worden was. En of ze uitgevoerd hebben!
'n Drama speelden ze met den somheren
titel „Op Moeder's Graf," 'n zwaar stuk
waarin soldaten en wapenen en zelfs
moorden in voorkomen! Brrr... Puike
spelers waren 't, dat verzeker ik je, ze
speelden zóó natuurlijk!
't Liep alles op rolletjes en ze waren
al gekomen aan 't tooneel waarin A.
met 'n mes of dolk door It. vermoord
zou worden. Maar hoe 't kwam, weet
ik niet, in alle geval 't mes was wel
wat al te veel aangescherpt om er
kinderen mee te laten spelen, K. geeft
een stoot, een houw en snijdt A.
een slagader in den bovenarm door.
De „moordenaar" ondekte eerst toen hij
bloed zag sijpelen uit den mouw van
zijn slachtoffer en op 't gezicht hiervan
valt-ie, paf! achterover in zwijm. Ook
de „vermoorde" merkte niets, zag óók
bloed, ziet den bewustelooze" en valt
ook paf in zwijm.
Bravo! riep het publiek. Een
dokter! riepen de akteurs. En door be
hulp van den dokter werd 't vermoorde
slachtoffer toch nog gered.
Ook in Dongen werd op 't zelfde uur
ongeveer een bijna even „bloedig" drama
opgevoerd Daar moest door een
der akteurs óók een moord bedreven,
een kogel op zijn vijand geschoten
worden. Uit voorzorg echter had de
regisseur hem beduid, 't moordtuig op
't kritieke oogenblik maar steeds naar
den grond te richten, d'r moest
'ns 'n kogel opzitte
En waarachtig d'r zat er een op!
De „vermoorde" werd in z'n voet ge
schoten Volgt 't zelfde spel en 't zelfde
slot als in Gilzo.
Hoe kwam 't non toch eigenlijk? Och,
ze hadden maar '11 pierenverschrikkertje
genomen! Begrepen?
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT.
Gezien liet Koninklijk besluit van den 11
December 19011 110. 43
Brengen ter openbare kennis,
dat eene buitengewoone verkiezing van 2
leden patroons van de Kamer van Arbeid
voor de bouwbedrijven te Amersfoort (vaca-
Blount plotseling. „Zal ik hem er uit
halen?" en hij stond op om zijn gezegde
uit te voeren.
Goede heinel; ik was ontdekt! Tk wist,
dat de schurken mij niet zouden sparen
zij wisten veel te goed, hoe gevaarlijk
een tong is, die klappen kan. Bevend
wachtte ik hen af.
„Neen, neen, een te gelijk", zeido de
Yankee kalm. „Laat dien kerel maar
aan tnij over. Ik ben beter thuis in de
schoone kunst en ka-i 't zaakje beter
opknappen. Ook zie ik niet in waarom
jij al de pret er yan hebben zou".
Dus ik zou doodgemarteld worden, als
zij met liet arme meisje klaar waren!
K011 ik niet ontsnappen? Onmogelijk, de
deur was gesloten en om haar te berei
ken zou ik die beide moordenaars moe
ten passeeren. Toch was het wel do
moeite waard 0111 het te probeeren, mis
lukte het, welnu, dan zou ik een paar
minuten eerder sterven. Ik zou op hen
afvliegen en verzamelde al mijn moed
voor die laatste poging, doch honger en
kou hadden mij zoo verdoofd en het
afschuwelijke drama, dat zich binnen
mijn gehoor afspeelde had mij zoo
ontzenuwd, dat ik niet in staat was te
handelen.
{Slot volgt).
ture G. Prins en -J. van Karsbergen zal
plants hebben op Dinsdag 22 Januari
19 0 7 en de herstemming zoo uoodig op
Dinsdag 5 Ënbruari 1907.
Het stembureau zal zitting houden in het
Raadhuis van des voormiddags 8 uur tot
des namiddags 3 uur.
Amersfoort 19 December 190G.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester.
WUYTIEKS.
De Secretaris.
J. G. STENFERT KEOESE.
In de gehouden zitting van de K. v.
Koophandel en Fabrieken, werden na
lezing der notulen, een aantal ingeko
men stukken voorgelezen. Yoorts werden
tot voorzitter en vice-voorzitter verkozen
resp. de heeren: J. Ger. Kleber en H.
C. van Dam.
Het hoofdbestuur van den Bond van
Ncderlandsche Gemeentewerklieden heeft
zich gewend tot de besturen van ge
meenten waarin een afdeeling is geves
tigd, om ten behoeve van een fonds,
waaruit eventueele borst- en zenuwlijders
onder de gemeentewerklieden zouden
kunnen worden verpleegd, aan den Bond
af te staan de loodjes van muntgasme
ters, eindjes telephoondraad, enz., waar-
dolooze dingen op zichzcfl, doch die
verzameld in massa een aardig bedrag
vertegenwoordigen. De werklieden zelf
zullen voor de verzameling zorgen en
de opbrengst zal geregeld worden me
degedeeld.
Zulk werk verdient zeker ons aller
steun.
De heer O. J. H. van Eek is benoemd
tot technisch ambtenaar bij den Cen-
tralen gezondheidsraad.
Op Oudejaarsavond zal ten half zeven
in het Logegebouw oen godsdienstoefe
ning worden gehouden voor den Doops
gezinden Kring, waarin als spreker zal
optreden Ds. E. M. ten Cate van Apel
doorn.
De plaatselijke afdeeling van het
„Utrechtsch genootschap voor Landbouw
en Kruidkunde" zal 28 dezer hier ver
gaderen.
De heer A. H. Vermeulen, veearts
te Utrecht, zal spreken over tuberculose
bij rundvee.
Voorzien moet worden in twee be-
stuursfunctiën door het periodiek aftre
den van den heer J. B. de Beaufort,
die, na dertig jaar Voorzitter te zijn
geweest, zich niet herkiesbaar stelt, en
den heer D. Lam.
Gaarne zouden we een en ander heb
ben overgenomen uit de debatten over
de oorlogsbegrooting. De keuze wordt
ons echter zeer moeilijk gemaakt, door
de vele interessante redevoeringen en
door de lengte daarvan. Yan daar dat
we ons moeten bepalen, tot hetgeen de
heer mr. \V. II. de Beaufort heeft ge
sproken, wiens woorden zeker naklank
zullen vinden bij velen onzer lezers.
We ontleenen het volgende aan het
verslag uit het Nieuws van den Dag.
De Deer De Beaufort veront
schuldigde zich over zijn optreden op
dit uur en in dezen stand der zaak. Spr-
was in een moeilijke postie; na kennis
neming der stukken en na s'Min. rede
was spr. gaarne en volkomen bereid den
Min. te steunen. Onder één reserve. De
Min. had misschien te openhartig zijn
plannen voor de toekomst ontwikkeld.
Daaromtrent behield spr. zich zijn steun
voor. Doch overigens ging spr. volgaarne
met don Min. mede. Alleen door ervaring
en als technisch deskundige kon men
oordeelen over bet blijvend gedeelte;
en wees men op andere autoriteiten, dan
woog bij spr. de omstandigheid, dat de
Min. ook, gelijk zij, feilbaar is, maar
dat hij en niet zij verantwoorde
lijk is.
Voor revolutie hebben we in ons land
gelukkig geen militairen noodig. Bij de
staking van 1903 was er een blijvend
gedeelte en bij de tweede staking moest
men de lichtingen toch oproepen. In
Zwitserland bijv. in Genève heeft
men geen garnizoen en de burgers zijn
er even rustg als hier; ca toen er voor
eenigen tijd een oproertje was, moesten
de troepen worden opgeroepcu en de
officieren hadden werk 0111 hun ijver te
matigen; want ze wilden te forsch op
treden, 0111 te spoediger klaar te zijn.
Wat aangaat gen. Smeding, spr. had
niets tegen hem en meende, dat hij een
uitnemend generaal en te goeder trouw
was. Maar spr. had een andere op
vatting van verantwoordelijkheid en
herinnerde aan De Ruiter, die ook be
zwaren hun tegen zekere plannen, maar
ten slotte verklaarde: als de Staten
't cischen, gehoorzaam ik. (Sensatie).
Het is een moeilijke, lastige, onaan
gename taak misstanden op te ruimen.
Maar belet men 't, dan zal in den eersten
tijd van bezuiniging en hervorming niets
komen. Dan zullen opvolgers in veilige
haven blijven. Als iedereen wil be
zuinigen en hervormen, maar de voor
stellen daartoe afwijst, dan behoeft er
niet meer aan te worden gedacht.
(Teekenen van bijval).
In de Remonstrantsche Kerk is Zon
dag 30 December geen dienst
De heer H. Noorman is benoemd tot
Secretaris van de plaatselijke commissie
voor de ongevallen-verzekering, openge
vallen door het overlijden van den heer
G. Prins.
De kapitein E. G. Staal van het 5e
Reg. Inf. alhier, is benoemd tot Adjudant
bij het Korps.
De kapitein der inf. O. M. H. Kroe-
sen, van het leger h.t.l. gedetacheerd
bij de landmacht in W. I., zal binnen
kort het leger verlaten in verband met
zijne benoeming tot directeur te Para
maribo der Surinaamschebank.
Aan het A. D. bericht men:
Daartoe uitgenoodigd door de S. D.
A. P., zal de bekende R.-K. priester-
Jan van de Brink, in het begin der-
volgende maand, in eene openbare ver
gadering alhier optreden met het onder
werp „Godsdienst en het „Socialisme."
Naar ons wordt medegedeeld, wordt
door het plaatselijk bestuur der R.-K.
sociale actie een spieker uitgenoodigd
om met den priester te debateeren. Na
men zijn reeds genoemd, o.m. de heer
Weterings, hoofdredacteur van „De
Tijd". In welk lokaal de vergadering
zal plaats hebben, vernamen wij niet."
Dat Dr. van den Brink hier zou
optreden, deelden wij reeds mede; dat
echter van katholieke zijde voor debat
zal gezorgd worden, meencn we te
mogen betwijfelen.
Gewoonlijk maakt men in katholieke
kringen voor het optreden van priester
van den Brink slechts reclame door het
aan de kudde te verbieden naar hem
te gaan luisteren.
II. M. de Koningin schonk aan de
Mij. tot opvoeding van weezen en an
dere minderjarigen in het huisgezin
„Zaudbcrgen" een som van f 250.
Den 15. Februari e.k., hopen de eerw.
hoeren kapelaans J. E. Paardekooper,
adviseur van „Geloof en Wetenschap"
en van de zangvereenigiug „Kunst naar
Vermogen", en W. J. M. Grimmelt,
directeur v in de R.-K. militaire ver-
eeniging en adriseur van het „Genoot
schap h»t E. Hart" hun 121/2-jarig
priesterfeest te herdenken.
Het voornemen bestaat om dezen dag
«iet onopgemerkt voor hen te laten
voorbijgaan.
Op de bovenzaal van „de Kroon" had
Vrijdagavond in eene openbare verga
dering een debat plaats tusschen den
heer J. van Leut, voorzitter van het
r.-k. schilderssecreturiaat en den heer
J. van de Tempel van don schilders-
gezellenboud te Amsterdam. De goed-
bezeite vergadering werd geleid dooi
den heer S. Cranen van hier, die het
woord gaf aan den heer Van Lent.
Spr. geeft eene uiteenzetting van do
redenen waarom de r.-k. werklieden zich
in r.-k, organisation moeten vereenigen,
hierop neerkomend: lo. omdat geloofs
plicht zulks oplegt, 2o. omdat de encycliek
Rerum Novarum zulks aangeeft, en 3o.
omdat een katholiek zich onmogelijk bij
eene neutrale verceniging kan aansluiten,
daar deze op sociaal democratische
grondslagen is gebouwd, want, zegt
Spr., hunne leiders behooren grooten-
deels tot de sociaal-democratische partij,
hetgeen duidelijk blijkt uit de samen
werking die steeds gezocht wordt met
de anarchisten en niet met de christe
lijke organisation. Spr. staaft zijn be
wering met artikels uit vakbladen die
hij voorleest.
Na 40 minuten gesproken te hebben,
krijgt de heer Yan de Tempel het woord.
In een breedvoerig betoog zet deze
de noodzakelijkheid van een neutrale
vakvereeniging uiteen, omdat eene r.-k.
organisatie gedrild wordt door geeste
lijke adviseurs en daardoor geen vrijheid
van handelen heeft. Spr. betreurt het
dat het bij stakingen voorgekomen is,
dut het aansluiten van r.-k. patroons bij
neutrale patroonsvereenigingen door de
geestelijkheid werd toegestaan, terwijl
den werkman verboden werd zich met
de neutralen te organiseeren. Spr. be
weert dat al de verbeteringen, die de
werkman gekregen heeft, door toedoen,
van de neutrale vakorganisatiën zijn tot
stand gekomen, terwijl de r.-k. organi
sation geen recht van bestaan bezitten.
In zijn repliek houdt de heer Yan
Lent zijn standpunt vast en wijst hij op
de goede werking der r.-k. organisatiën.
Hij houdt staande dat de sociaal-demo
craten deit klassenstrijd voeren. Het recht
van bestaan der r.-k. organisatiën door
den debatter betwist, wordt door Spr.
aangetoond. Deze organisaties krijgen,
bij eene rechtvaardige staking, wel
degelijk goedkeuring van de geestelijk-