No. 9.
Woensdag 30 Januari 1907.
4e Jaargang.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees 11
Wintertoerisme.
FEUILLETON.
TROTT's ZUSJE.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlën
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
In den winter wordt in ons lieve
vaderland zéér veel getoerd.
De opmerkzame lezer kan zich daar
van bij .gunstig" weder overtuigen in
al onze vaderlandsche koffiehuizen, waar
van alle dranken de koffie het minst
gedronken wordt.
Bij gun9tig weder, of liever bij zulk
weer, waarvan men zegt dat het niéts
doet, ziet men vaderlandsche jonge
mannen van zessenklaar, van den Dol-
lard tot de Schelde, van Vierliinderblick
tot in het hoogste noorden van Noord-
Holland, met de grootste ambitie tochten
maken rond het biljart.
Ik wil daar geen kwaad van zeggen.
Het biljarten is een kunstveerdig spel,
is een écht behendigheidsspel, 't ver-
eischt een geoefend oog en een vaste
hand en 't levert geen gevaar op voor
beoefenaars èn toeschouwers, zoolang het
niet ontaard is in .academisch" biljart
spel, „jeu de poule", enz. In ons land
is het gewone biljartspel dan ook, meer
dan ergens anders in Europa, slechts
een spel voor arm en rijk om den
tij d te v e r d rij ve n.
Nu zal niemand een man, die graag
eens een partijtje speelt, dit genoegen
misgunneu. Maar als men ziet, hoe
's Zondagsmiddags in de dorpskoffiehuizen
en in de groote-stadscafé's jonge kerels
uren achtereen over het biljart liggen,
niets anders ziende dan de beweging
der ballen over het groene laken, dar.
vraagt men zich toch af: is het niet
zonde en jammer, dat de kostelijke tijd
aldus doodgeslagen wordt?
Men behoeft de biljartende jongelui
maar goed te observeeren om zich hart
grondig te kunnen verbazen over hun
liefhebberij.
In de stad ziet men jongelui rond
het biljart, die de geheele week op een
1) Overgenomen uit „De Kampioen"
Hoc minder men aan zichzclven denkt,
hoe minder ongelukkig men is.
Naar HFransch.
VAtt
ANDRÉ LICHTENBERG.
Trott heeft een zusje gekregen. Hot
was dan ook tijd!
Op zekeren avond, het is niet precies
te zeggen wanneer, op zekeren avond
in het schemeruur, wanneer men zoo
recht gezellig bij den haard met de lamp
op zit, wanneer teedere gevoelens, ver
mengd met min of meer angst het hart
sneller doen kloppen, wanneer donkere
schaduwen in de hoeken dor kamer
sluipen, op zulk een winteravond
was het dat Mama haar kleinen Trott
op schoot nam, hem teedcr kuste, terwijl
ze vroeg: „Trott, zou je het prettig
vinden, als je een broertje hadt?"
Trott speelde juist met het horloge
ketting van zijne mama. Eén oogenblik
kantoor hebben gezeten. De heele weck
op een kruk, aan een lessenaar, waarvan
elk krasje in de verf, elk inktvlakje je
gemeenzaam is, een heele week in een
kantoorlokaal, waar de eenige afwisseling
bestaat in het nieuwe scheurkalender-
blaadje zoo'n obsessie móet je 's Zon
dags, als je oen heelen dag kunt gaan
waar je wilt, met geweld haast naar
buiten drijven
Mis! Honderden jongelui, voor wie
een heele dag frissche buitenlucht een
weldaad zou zijn, preferceren dan het
café en toeren den heelen middag rond
hot biljart.
Zoo gaat het niet alleen in de kantoor
wereld, maar zoo gaat het ook in andere
klassen der maatschappij.
Bizonder sterk frappeerde ons, wat
we op een Zondagmiddag zagen in een
Belgisch mijndistrict. Daar zaten de
kroegjes waar de lauwe sterkedranklucht
vermengd met zwaren tabaksrook, je
benauwend uit tegemoet walmde, propvol
met mannen, die de heele week als
cyclopen in de mijn hadden gewerkt,
die geen zon of maan hadden gezien
en geen frissche buitenlucht hadden
geroken.
't Zelfde kun je zien in alle fabrieks
districten, waar je maar wilt. Er is geen
drang naar buiten bij de menschen die
juist het meest behoefte hebben aan de
buitenlucht. Zou het leveu binnenshuis
het initiatief verstompen? Het moet wel
zoo wezen. "Wél hem dan, die na zes
dagen werkens den drang in zich voelt
om zijn vrijen dag in de buitenlucht
door te brengen!
Heil de fiets, heil de schaats, heil de
wandelsport, heil de duivenhefhebberij
heil den vischhengel, heil voetbal, cricket
en alle openluchtspelen, die de menschen
naar buiten brengen!
Het leven, zegt men, is kort. En het
genot, dat velen van hun leven hebben,
is luttel. Maar is het dan niet vreemd,
had hij gepeinsd, toen, antwoordde hij:
„Neen dank je wel. Als ge mij pleizier
wilt doen, dan had ik liever een levende
schildpad. Want, zie je moesje, dan zou
ik hem mijn speelgoed moeten leenen
hij zal het natuurlijk breken en dan zou
ik boos worden."
Trott's mama had er hartelijk om ge
lachen.
Zo verklaart haar jongen, dat het in
tegendeel veel gezelliger is een klein
broertje te hebben, met wien men kan
spelen, terwijl men liet door een goed
voorbeeld te geven, voor moet gaan
want in dit geval geldt het, dubbel lief
zijn Trott zucht. Het is al zoo moeilijk
lief te ziju, doch voor twee neen, dat
is hcelemaal niet te doen. Trott maakt
dit zijne mama dan ook duidelijk, die
er hartelijk om lacht.
Trott's papa komt binnen. Mama ver
telt hem de beschouwingen en beden
kingen van haar jongen en papa lacht
eveneens.
„Zeg eens, Trott," vraagt papa eens
klaps, „zou je liever een zusje willen
hebben?"
Trott antwoordt niet terstond. Hij
overlegt en beschouwt dit vraagstuk
nauwkeurig van alle kanten. Een zusje?
Misschien was dat wel aardig. Marie b.v.
is wel lief. Gisteren heeft ze hem nog
haast een heele suikerslak gegeven! Trott
houdt meer van kleine meisjes Ook
zijn ze niet zoo sterk als jongens, wan-
dat honderden menschen den tijd „dood
slaan" op een manier, die absoluut géén
genot oplevert?
Duizenden jongemannen, die de heele
week in fabrieken cu werkplaatsen heb
ben gearbeid, van 's morgens dat het
nog schemerde tot 's avonds laat, ver
slingeren hun eenigon vrijen dag in de
kroeg, verteren er hun zakgeld in ver
veling, biljarten er uit verveling, drinken
er te veel, omdat ze zich vervelen.
Als ieder voor zich eens een optel
sommetje wilde makeu, hoeveel geld hij
per jaar op het altaar der verveling
geofferd had! Ik wed, dat menigeen zou
bespeuren, dat dit bedrag de waarde
van een uitmuntend rijwiel ver overtreft.
Zoo zijn er honderden vrij gegoede
jongelui, die op hun vrije dagen heel
wat zakgeld opmaken uit verveling.
Zwerftochten op de fiets maken als het
geen uitgezocht voorjaars- of zomerweer
is, vinden ze vervelend. Biljarten en
biertjes drinken gaat beter.
Als hun zomervacautie aangebroken
is, weten ze met den leegen tijd haast
geen raad. Yoor een flinke reis ontbreken
de middelen. Ook hier zou een eenvou
dige optelsom heel wat nut kunnen
stichten. Zooveel honderd biertjes, zoo
veel honderd uren biljart, zooveel hon
derd grokjes, zooveel honderd gulden,
in pure verveling uitgegeven, vormen
een reissom waar wat mee te beginnen is.
De mooiste streken van ons land zou
den ze voor de helft minder biertjes
hebben kunnen bezoeken. En menigeen,
die graag eens een reis door Zwitser
land of Noorwegen zou willen maken,
maar dit om de kosten moest laten, zou
door zoo'n simpel optellinkje allicht tot
de wetenschap kunnen komen, dat zoo'n
stout reisplan een minder groote bres
in het budget zou veroorzaken dan de
veelvuldigheid der „kleine uitgaven"
die men zich veroorlooft, zonder er bij
ua te deuken.
Dit staat iutusschen vast, dat er een
neer 't op vechten aankomt.
De ouders, die juist erg druk met
elkander sprekeu, worden plotseling door
de schrille stom van Trott die haast het
trommelvlies doet breken, uit lnm ge
sprek opgeschrikt.
„Als het u hetzelfde is, Papa, zou ik
liever een zusje hebben."
„Mooi, mijn lieve jongen, vergeet dan
maar niet onzen Lieven Heer er dage
lijks om te bidden."
En Trott heeft er alle avonden om ge
beden. Alle avonden misschien niet
Want er zijn ook avonden, waarbij iemand
vau vermoeienis de oogen toevallen, en
men niet weet, wat men zegt. Het is
mogelijk, dat dan
Hij heeft weliswaar altijd gebeden,
maai' soms vluchtigzoo meer inner
lijk. Als hij echter niet te moe was, dan
heeft Trott niet vergeten Onzen lieven
Héei om oen zusje te bidden. Hij heeft
Onzen licveu Heer ook heel nauwkeurig
beschreven, hoe het er uit moet zien:
het moet heel mooi on lief zijn en vooral
niet zoo groot als Trott. Verder moet
het erg veel van vleesch houden en heelc-
maal geene zoetigheden lusten. Trott
geeft het dan zijn vleesch, terwijl hij
zusje's kompéte in ruil krijgt. Verder
moet het Polycarpe heeten, dat is n.l. zijn
lievelingsnaam, waarom, dat is iedereen
onbekend. Mama is wanhopend ge
weest, bij het hooren van dien naam:
Lucetto, moet het zusje heeten. „Wat
massa menschen ziju, die „geen tijd
hebben om iets vau bat leven te genie
ten" en nochtans op den eersten den
besten vrijen dag met hun leegen tijd
geen raad weten.
Hoe gelukkig is dan de man, die oog
heeft voor de natuur, die zich zelfs op
een wintcrwaudeling door polderland
niet verveelt, die ziét en opmerkt, die
zoowel geboeid wordt door liet spel van
wolken en wind als door de altijd nieuwe
dingcu, die de levende natuur te zien
geeft.
Men hoort wel eens beweren, dat het
's winters buiten saai en vervelend is.
Er zijn van die stille, grijze, druilige
winterdagen, dat men zoo'n uitspraak
grif zou onderschrijven.
Maar hoeveel andere staan daar niet
tegenover, dat het een genot is in het
vrije veld, in het bosch, aan zee te zijn!
De onbeschrijflijke schoonheid van
den korstondigen w inter, die achter ons
ligt, zal menigeen nog wel in de her
innering zijn gebleven.
Want dit is iets, dat de menscheu
naar buiten drijft.
De oogverblindende pracht van onze
Hollandsche sneeuwlandschappen, de sub
tiele, verheven schoonheid van onze
bosschcn als elk takje, elk blaadje, alles
wat vorm heeft en lijn, bezet is met de
flonkerende kristallen van rijp, dat grijpt
de menschen in 't gemoed, daarvoor
blijft niemand ongevoelig.
Er valt echter ook nog te genieten
zonder dat de natuur ons haar allcr-
verhevendste wonderen openbaart.
Een groot genot is het thans, te
dwalen door onze dennenbossen. Als alle
boonien bladerloos zijn, zijn onze sparren
eu dennen op zijn mooist. In het Gooi
op de Veluwe, langs den duinzoom van
Kennemerland, in de bosschcn van Zeist
en Baarn, daar kan men thans op stille
winterdagen echt-zomersche vreugde sma
ken. Maar dan moet men er niet per
fiets langs rijden, zooals de meeste
wielrijders gewoon zijn te doen. Fietsen
een afschuwelijke naam. Dat is immers
een hondennaam; Polycarpe is veel,
veel mooier!" Nu, bij slot van rekening
is hem dat hetzelfde, indien Lucette
maar kleiner dan Trott is, en geene
kompéte eet
Trott heeft overigens in de laatste
dagen haast vergeten dat er een zusje
moest komeu. Er is zooveel gebeurd,
dat dit te vergeven is.
Mama was erg moe, ja zelfs een beetje
ziek. Toen had ze tegen hare Trott ge
zegd, dat hij met zijne Engelsche bonne
Jane eenigcii tijd naar mevrouw v.
Trean, ecne -oude, blinde dame, die aau
het strand een kleine, roode villa be
woont, uit logeeren zou gaan.
Het is bee 1 lief van mevrouw v. Treau
Trott uit te noodigen. Maar hij was toch
liever bij zijne mama gebleven, die hij
nog nooit had verlaten. Zij ook, ze
drukte hem zoo teeder tegen z;ch aan,
toen ze hem kuste, dat men zou kunnen
gelooven, dat ze hem niet wilde los
laten. Maar het hielp niets, Trott moest
weg. Alles is ingericht voor mejuffrouw
Lucette's komst, en Trott komt pas
terug als ze gearriveerd is. Het lijkt wel,
alsof Lucette eene heusche prinses is.
Hare min is er al, eene korpulentc vrouw,
die ternauwernood Fransc-h kan spreken,
en waarvoor Tr ott allermenschelijkst veel
respect heeft, lie wieg is ook gereed om
Lucette op te ni tmen. Zij zelve alleen ont
breekt nog. „Het is toch eigenlijk niet
moet niet zijn het doel, maar het middel.
Het middel om er te komen. En na
den fietstocht worde men wandelaar.
Dwalen in dichte bossen is altijd ver
rukkelijk. Maar een buitengewoon ge
noegen is het dat je thans onder de
altijd groene naaldboomen geheel kunt
vergeten, dat het winter is. Een warm-
bruin tapijt van naalden bedekt den
grond, Roodbruin vlammen do zware
stammen, waartusschcn een groene sche
mering hangt. Eu in de welige kronen,
waarvan het groen thans frisscher en
sappiger lijkt dan 's zomers, wemelt liet
van vogels, die 's winters in groote
vluchten ons land bezoeken: verschillende
soorten van meezen, blauwe pimpels,
vuurgoudhaantjes of kolibris van het
noorden, Vlaamsche gaaien en wat al
niet meer. Heusch, er kunnen soms in
zoo'n winterbosch zonnig-zomcrsche stem
mingen over je komen. En wie deze
boschwandclingen kan genieten tusschen
twee aangename uitstapjes por fiets, zal
dubbel genieten. Weet men dus op
winterdagen geen raad met den leegen
tijd, de fiets geeft in de meeste gevallen
een goede oplossing. Stormt het hard,
men kieze een doel in de richting van
den wind en profiteero van een stuw
kracht, die het mogelijk maakt om
honderd kilometer aan één stuk zonder
inspanning te trappen. Op de thuisreis
in den trein geniet men dan nog eens
opnieuw van de kool, die men den
ouden tegenstander, gestoofd heeft. Of
inen richte het wiel naar het Holland
sche zeestrand, waar do elementen dan
een schouwspel opleveren zoo grootsch
en indrukwekkend als een zomertoerist
het in zijn heele vacantie niet te zien
krijgt.
HENRI MEIJER.
beleefd groote menschen zoo te laten
wachten."
Trott brengt zijn mama alle dagen een
bezoek. Ilij geeft haar gauw een kus en
kijkt dan naar alle kanten of Lucette
zich niet ergens heeft verstopt. Maar hij
vindt uiets. Dan keert Trott naar mevrouw
v. Trean terug, denkende aan iets anders.
Mevrouw v. Trean is heel goedTrott
houdt veel van haar, al is hij ook een
beetje bangvoor haar vanwege hare oogen,
die niets kunnen zien. 's Avonds zitten
ze samen aan den haard, waarin het vuur
lustig knettert. Dikwerf bekijkt hijplaatjes,
terwijl zij breit. Een andermaal vertelt
zij hem verhaaltjes, gezellige verhaaltjes.
Zij kent de aller, allermooiste.
Op zekeren avond komt Trott peinzend
het salon binnon. Ilij is zoo in zijne be
schouwingen verdiept, dat mevrouw Trean
erg verwonderd is en hém tracht uit te
hooren: Wat scheelt er aau, Trott? Ben
je stout geweest, of heb je misschien
pijn in liet buikje?"
Neen, dat alles was het niet. Trott
neemt het woord: „Ik zou zoo gaarne
willen weten waar de kleine kinderen
eigenlijk vandaan komen. Jane zegt, ze
komen uit do kopjes van de kool. Maar
ik heb eens een ooievaar in een prente-
boek gezien, die een kind in den bek
vasthield en Bcrtrand de tuinman heeft
me verteld, dat men ze als kleine eendjes
op de markt koopt. Ik weet niet wat
waar is. Vertel u me toch eens waar ze