Gemengd.
En toen in het jaar 1903 door Minister
Bcigansius cone verhooging van het
maximum van het blijvend gedeelte
word voorgesteld in verband mot
korpsdiensten en kadcroplci-
d i 11 g, en sommige leden, blijkbaar
onder don invloed van de woelige ge
beurtenissen van dat jaar bereid waren
die verhooging toe te staan, a ls zulks
volgens den Minister met het
oog op de binnonlandsche on
lusten n oo dig was gaf Minis
ter daarop geen antwoord en
trok kort daarop zijn voorstel
in, teneinde .zelfs den schijn
van reactie en van niet strict
n o o d i g e verzwaring van las
ten niet op zich te willen
laden.
Ziedaar de feiten. Terecht mag de
heer Thomson besluiten: „Hiermede
ontvalt dan het allerlaatste wat aan de
reactie in de Eerste Kamer op 8 en
9 Februari 19Ü7 eeitige reden van be
staan had kunnen geven.
„Het blijvend gedeelte als zoodanig
dient niet als politietroep, wèl het leger
als zoodanig en dat alleen nog maar
in uitzonderingsgeval. En dat is maar
goed ook, want bestemming van een
kleinen troep en derhalve vermijding
van plaatselijkeu oproep van oen be
hoorlijke macht werkt een verkeerd ge
bruik van soldaten bij ordestoornissen
in de hand."
Wij hopen, dat dit korte resumé onze
lozers zal opwekken naar het artikel
zelf te grijpen; misschien dat dit resu
mé hem tevens kan behoeden voor het
geval waarin oir. S. van Houten ver
keerde, toen hij zijne oppositie in de
Kamer voerde, n.l. dat hij, zooals do
heer T. zoo gedocumenteerd staaft, van
de Militiewet 1901 weinig meer
kende dan den titel.
leis over Bijnt.
In de „Vegetarische Warte" schrijft
de Redacteur Dr. Selz een en ander
over de rijst, dat wij onzen lezers niet
willen onthouden en hieronder laleu
volgen. Na een inleiding lezen wij er
het volgende, dat zeker de moeite waard
is om ter harte te nemen: „Wat is er
nu met de rijst geschied zooals deze
in 't algeuieen in den handel verkrijg
baar is?" Deze vraag drong zich reeds
dikwijls bij mij op, het zij als gevolg
van eigen waarnemingen of van die
van andere vegetariërs, die bij regel
matig rijstgebruik darmcatarrhe kregen,
welke echter bij het gebruik van de
z.g.n. roode rijst verdween. Waardoor
komt het b.v. dat door de gewone rijst
ieder waschwater, en vooral het eerst
gebruikte, blauwachtig gekleurd wordt?
Van waar komt de onbewuste volks-
meening, dat men zelfs de op het oog
zindelijkste rijst voor het koken was-
schen moet, om deze van zijn „scherpte"
te ontdoen? een gebruik voor het welk
ik toentertijd, voor 15 jaren terug in
het Oostzeebad Dievenow, waar ik voor
mij en mijn vriend zelf kookte, voor
de jeorste maal door een dame uit
Cammin Pommeren daarop opmerk
zaam gemaakt werd, geen verklaring
bekwam en ik er daarom als zijnde dit
onzinnig, om lachte.
Ik heb omtrent deze vraag uit den
lezerskring inlichtingen verzocht cn deze
ook tamelijk uitvoerig ontvangen, waar
voor ik den inzenders, die voor een
deel ongenoemd willen blijven hartelijk
dank zeg. Ik geloof in hun geest te
handelen wanneer ik datgene wat in
de vriendschappelijke gegeven inlich
tingen wetenswaardig is, door deze
doek; hij was verloren! Ze scheen iets
te roepen haar mond bewoog, maar hij
hoorde geen geluid. De ballon daalde.
En toen, met een resoluten zwaai, zwen-
te hij een paar honderd meter op zij, en
zonk neer in den perenboom in den tuin
van de Van Speijkstraat! Zijn vrouw
sprong op, van den schok, en lachte blij
tegen haar moeder. De meid haalde in
middels de keukentrap en alle drie klom
men ze in den tuin. De oude dame om
helsde haar kindereu.
„Nu kunnen we morgen samengaan!
Dol-gezelhg, hé?" juichte zij.
Maar haar schoonzoon werd iueens zoo
wit als een doek, en in plaats van den
heeer Gavault voor te stellen, liep hij
snel naar binnen.
bijeengevoegd ter algemeene kennis
breng. De heeren, die in Hamburg en
Bremen, waar ongehoorde hoeveelheden
Indische rijst verwerkt worden (enkele
ondernemingen leveren 34000 zak pet
dag) zich met de rijstverfraaiïng bozig
houden, passen wel op, zich zelf niet
met de gekleurde rijst te vergiftigen.
Men vertelt daarover het volgende
fraaie geschiedenisje. Toen in 1871 de
broeder van den eigenaar van een
rijstmolen in Bremen uit den veldtocht
gekomen was en in de zaak van zijn
broeder wilde medewerken, ondekte
hij toevallig, bij een wandeling dooi
de molen, een vat waschblauw. Hij
vroeg een arbeider om inlichtingen,
wat deze kleurstof hier bcteekende.
„Ja, hiermede wordt toch de rijst ge
kleurd," zei deze. „Zoo," antwoorde
de jonge koopman, „ik kom pas uit
den krijg, waar ik het menschen slachten
moest aanzien, en zou nu hier mede-
helpen do menschen te vergiftigen?"
Na deze woorden ging hij heen, cu
wilde voortaan van den rijsthandel
niets meer weten. Men kan bij het
„verfraaien" van de rijst drie verschil
lende behandelingen onderscheiden: 1
het verwijderen der doppen, 2 het pellen
en 3 het polijsten en kleuren. Doel en
soort van deze drie bewerkingen zal
hier uiteen gezet worden.
Het rijstkoren, evenals alle andere
korenvruchten, zit in een omhulling of
dop. Daar deze geelgrauwo dop bijzonder
hard en vast is moet deze verwijderd
worden, om de rijst genietbaar te maken.
Dit geschiedt in Brazilië in stampmolens,
in Hamburg en Bremen met pelsteenon.
De alleen van zijn doppen bevrijde rijst
ziet er smerig wit uit
Enkele korrels echter zijn bruinrood
gekleurd, omdat daarop een voedzaam,
omhullend dun roodachtig huidje is
blijven zitten. In dezen toestand is de
rijst geheel en al voedsel en smakelijk
en wordt ook zoo in de rijstvoortbren-
gende landen gebruikt. Het is het als
„roode rijst" in den handel bekende
natuurlijke onvervalsclue rijstkoren en
dit moest door vegetariërs, en voor
standers van natuurlijk leven, alleen
in dezen vorm gebruikt worden. Want
alles wat dan nog met de rijst geschiedt,
is schadelijk bijwerk, slechts berekend
op den schijn en gedachteloosheid der
grootc massa, welke de roode rijst alleen
om het uiterlijk versmaadt.
Het verdere pellen geschiedt tusschen
molensteenen of walzen die op bepaal
den afstand van elkander staan en de
rijstkorrels van hun voedzame uiterlijke
zemellaag voor het grootste deel beroo-
ven. De korrels worden namelijk tusschen
de walzen zoolang gewreven lot zij dun
genoeg geworden zijn om door de
tusschenruiuite heen te kunnen vallen.
Hierdoor worden de in het midden
buikvormig verdikte rijstkorrels door
afraspelen gelijkmatig tot den walsvorm
gebracht. Het hierbij gevormde afval is
een zemelenmeel van groote voedzaam
heid en wordt als voedermeel tot dure
prijzen verkocht, terwijl het voor de
menschelijke voeding, waarvoor het be
stemd is, verloren gaat.
Dat bij het pellen en bij het door
drijven door de molensteenen een aantal
korrels breken spreekt van zelf; deze
worden door slingeren verwijderd en
komen als tamelijk voedzame gebroken
rijst in den handel.
De door het afslijpen van zijn zemel
omhulling minderwaardig geworden rijst
heeft wel een mooie witte kleur, maar
is nog niet glanzend. Zonder glans nu
deugt de rijst niet bij den denktragen
kooper. Daarom moet ze nu nog „ge
glansd" worden!
Dit wordt met behulp van stoom,
raapolie, stroop, parafirie, talk en wasch
blauw verkregen. Hoe groot de hoe
veelheid is der vuile stoffen, die zich
vast blijven hechten, daarover ontbre
ken ons de rekenkundige gegevens.
Deze gegevens vast te stellen ware
de dankwaardige taak van een de ge-
zondheidsverpleging dienenden ouder
zoeker. Eerst de hierdoor verkregen
gegevens zouden een krachtigen stoot
kuunen geven om aan de groothande
laren in rijst van de zijde der artsen
voorstellen te doen, zooals de lieer
Schulenberg (Yeg. Warte 24, blz. 287)
voorgeslagen heeft.
De groothandelaren konden namelijk
cvougoed een goede, gepelde, gereinigde
en toch niet minderwaardig gemaakte,
maar ongeglansde en ongekleurde rijst
leveren en daarvoor afname vinden.
Zo behoefden slechts gezamenlijk
openlijke verklaringen af te leggen over
do hun welbekende schadelijkheid voor
de gezondheid van de tegenwoordige
methode en het vervaardigen en leveren
van de tegenwoordige minderwaardige
en vergiftigde soorten eenparig te wei
geren. En het publiek vrage in zijn
eigen belang de „roode rijst", die de
voedzaamste en gezondste is.
Een k i n d e r h u w e 1 ij k. Dezer
dagen verwekte een paartje dat zich
voor den burgerlijken stand te Napels in
ondertrouw liet opnemen groot opzien.
De bruidegom was een jongen van 15
jaar en de bruid had juist den leeftijd
van dertien jaar bereikt.
De wederzijdsche ouders waren als
getuigen aanwezig en scheneu geheel
met de plannen der jongelui in te stem
men. Daar in Italië de wet voorschrijft
dat de man miustens achttien en de
vrouw minstens vijftien jaar moet zijn
om te mogen trouwen, hadden de twee
verloofden bij den koning om toestemming
gevraagd met de niededeeling, dat zij
zich beide van hot leven zouden beroo-
ven, wanneer hun geen toestemming tol
trouwen werd gegeven.
De koning had in dit eigenaardig
verzoek toegestemd en de ambtenaar van
den burgerlijken stand kon het huwelijk
voltrekken.
Terwijl het meisje er nog verbazend
jong uitziet, maakt haar jonge cchtge
noot oen nogal mannelijkeu indruk. Hij
is vertegenwoordiger van een zijdcfabriek
en bereist sedert ceuigc jaren met goede
financieelc resultaten de omstreken van
Napels.
Photographeeren op afstan
den. Sinds eenigen tijd zijn dooi
de techniek verrassende vorderingen
gemaakt op het gebied der electro-telo
fotografie. Vooral professor Ivorn te
Hünehen heeft op dat gebied zeer merk
waardige uitkomsten verkregen.
Het systeem, waarop deze overbren
ging van portretten of teekeningen langs
telegrafisehen weg berust, is ongeveer
het volgende.
Het portret wordt op den binnen
wand gebracht van een glazen cilinder,
w-elke met een bepaalde snelheid wordt
rondgedraaid en tegelijkertijd in de
richting van de cilinder-as wordt ver
plaatst. Door een kleine opening in een
metalen bus, om dien draaienden en
vooruitschnivendeu cilinder met het por
tret, valt het licht van een Nernst-gloei-
lamp op 't portret. De lichtbundel, welke
door een leus wordt gericht op één be
paald punt van den glazen wand var.
den cilinder, wordt door de donkere
doelen van 't portret meer, door de
lichtere deelen minder verzwakt. Hij
valt met steeds wisselende intensiteit
welke intensiteit afhangt van het
gedeelte dor fotografie, dat door den
lichtbundel wordt getroffen, na door
het portret te zijn heen gegaan en dan
door een prisma te zijn gericht op een
plaat selenium.
Die plaat is geschakeld is een elec-
trisch stroomleiding, waarin de stroom
wordt opgewekt door een krachtige
batterij. De seleniumplaat wisselt in
weerstand, niet de verandering in de
lichtsterkte, van den bundel die haar
treft. Door die voortdurende verandering
van weerstand wisselt ook telkens de
stroomsterkto.
Door een telegraafdraad van des
noods 2000 K.M. lengte is op ver
ren afstand een dergelijke seleniumpalat
in de leiding geschakeld.
De inschakeling dier plaat heeft ten
doel de nevenwerkingen in de eerste
seleniumplaat te neutraliseeren.
Een Ncrnst-lamp, ingeschakeld ter
plaatse waar het portret moet worden
opgenomen, zendt nu, onder den invloed
van den stroom, welke door een lens
worden geconvergeerd op een punt van
den binnenwand eener glazen cilinder,
waarop een gevoelig flim is aangebracht.
Deze cilinder komt in afmetingen cn
bewegingen geheel overeen met dien,
waarop (een paar duizend K.M. ver
wijderd!) het portret was bevestigd.
Men krijgt nu op het film spiraal
lijnen van uit wisselend lichte en don
kere stippen bestaande banden, die te
zamen een vrijwel aaneengesloten nega
tief leveren.
Prof. Korn heeft voortreffelijke resul-
tateu met zijn methode verkregen. Hij
acht haar van groote waarde b.v. voor
het overtelegrafeeren van de portretten
van voortvluchtige misdadigers.
Het voornaamste bezwaar der methode
is, dat zij nog vrij veel tijd in beslag
neemt.
Een Belgische onderzoeker, zekere heer
Carbonnelle te Uccle, heeft nu een me
thode tot overbrenging van platen ont
worpen, waar geen gebruik wordt ge
maakt van do seleniumplaten. Hij noemt
zijn uitvinding: tcle-autografie.
Carbonnelle werkt ook met de gelijk
vormige en op gelijke wijze roteerende
cilinders; maar bij hem wordt aan den
kant, waar het portret wordt opgenomen,
niet gefotografeerd, maar gegraveerd.
Aan den kant waar de afbeelding
wordt verzonden, heeft men geen portret,
maar een cliché, dat tegelijk ronddraait
en vooruitschuift. Het is met niet gelei
dende, vette inkt bedekt op de plaatsen,
die aan den anderen kant niet moeten
worden gegraveerd. Glijdt de elastische
naald over de mot inkt bedekte plaatsen,
dan is er geen contact en dus geen
stroom.
Op het bovenvak van het cliché rust een
elastische naald, welker trillingen op de
zelfde wijze worden opgenomen en over
gebracht als in de fouograaf geschiedt
door het diafragma. Aan de zijde waar de
afbeelding wordt ontvangen, is eeu der
gelijke naald aanwezig, die de ontvangen
trillingen op den rollenden en vooruit-
schuivenden cilinder ingrift. waardoor
een direct bruikbaar cliché onstaat.
Volgens den uitvinder onderscheidt
deze methode zich door groote snelheid
bij de overbrenging on de onmiddellijke
technische bruikbaarheid van het cliché.
De eerste fietsluchtband.
Aan de hand van een Fransch blad ver
telt „De Fiets" als volgt de geschiedenis
van de uitvinding der luchtbanden.
Er was eens een braaf ïersch veearts,
die al was 't zijn beroep dan ook al om
voor de gezondheid der beesten te zorgen,
niettemin ook zeer, bezorgd was voor
de gezondheid van zijn jeugdigen zoon.
Die jeugdige zoon ging alle dagen naai
school. Eu hij kwam ook alle dagen uit
school. En daar de school een heel eind
weg was, ging hij geregeld per fiets.
De fiets had soliode banden. De straten
nu van Belfast, waar onze veearts woon
de, waren allerongelukkigst geplaveid en
zoo was de jonge Dunlop eiken avond
leelijk vermoeid van zijn dagelijksche
steeple-chases.
De veearts ging aan het peinzen. Hij
dacht lang na en trok lijntjes op z'n
papier. Daarna stond-ie op en ging naar
zijn erf, waar een groote kaaston stond.
Die ton was omgeven door sterke,
breede en dikke duigen. Vastbesloten
sloeg hij de ton stuk, maar zorgde wel,
dat de duigen heel bleven.
Daarop ging hij naar een echt werk
tuigkundige iu de buurt en vroeg hem
spaken en rijwielnaven in die duigen aan
te brengen
Ziedaar het eerste wiel met houten
velg geschapen.
Toen ondernam de veearts een ge
heimzinnig werk.
Van een lang strook elastiek vervaar
digde hijjeen soort caoutchouc-beuling en
bracht er een luchtklep aan, die door
een luchtpomp ingeblazen lucht opnam
zonder haar aanstonds weder uit te laten.
Zorgvuldig omwikkelde hij toen zijn
caoutchouc-darm met linnen, dat er als
een verbandmiddel omheen zat, plakte
dat vast met een oplossing van caout
chouc en maakte toen, ook van caout
chouc solution, ei een paraband omheen,
die sterk, maar lenig was.
Een paar pompslagen. En de beuling
zwol op om het wiel heen.
Mr. John Boyd Dunlop, veearts te
Belfast, had niet minder dan den eersten
luchtband vervaardigd.
F1 i etsen. Dengene, wien het wiel-
rijden ceninspanningisgeoft het „Rijwiel"
eenige wenken:
Allereerst speelt de versnelling een
groote rol. Voor dames is een versnel
ling van meer dan 5 M. beslist af te
keuren; rijders, die reeds 4 kruisjes acht-
den rug hebben, zullen zich bij een
versnelling van 4.75 tot 5.20 M. het
best bevinden. Voor jougc mannon die
een goede gezondheid genieten, is een
versnelling van 6 M. niet te weinig,
doch van 7 M. zooals wc er zoovelen
zien wel wat veel.
Een tweede belangrijk punt zijn de
banden. Een fiets met slechte banden
beteekent niets, maar een fiets met ban
den, die zacht zijn, nog veel minder. Ze
mogen ook uiet te hard zijn; als men
ze met den duim een weinig kan in
drukken, zijn ze het best te gebruiken.
Indien ge dus onder het rijden bemerkt
(bij het onverwachts overrijden van een
steen bijv.), dat ge op de velg rijdt, stap
dan maar dadelijk af om don band op
te pompen.
De ketting mag niet strak gespannen
zijn, maar ook niet al te los. Een kleine
golving Blechts moet men kunnen waar
nemen
En ten slotte het fietsen zelf. Trap
altijd met het voorgedeelte der voeten,
houd steeds de punten der schoenen op
de pedalen. Na eon weinig oefening zal
men hier best aan kunnen gewennen.
De beenen mogen niet heelemaal uitge-
sterkt wordon, zoodat het zadel niet te
hoog mag staan.
De einden van het stuur moet meu
even hoog als het zadel plaatsen, uitge
zonderd bij damesfietsen, waar het zadel
heel wat lager behoort te staan.
Als men deze kleine raadgeving in
het oog houdt, dan geven wij u de ver
zekering, dat ge met heel wat meer
pleizier dan vroeger op uw twee wielen
over de mooie wegen van ons landje
zult peddelen.
Arme kikkers! Men schrijft
uit Zuiddorpe aan „Het Centrum":
De warme, verkwikkende zonnestra
len der laatste dagen zijn tot op den
bodem onzer plassen on slooten door
gedrongen en hebben daar de slapende
kikvorschen in hun modderbed doen
ontwaken.
Stram en stijf komen ze tot aan de
oppervlakte van het water en koesteren
zich in het alles doen herlevende lente
zonnetje. Mat een verkwikking, ffsl
een verfrissching na zoo'n langen vri.-,
terslaap!
Vol levenslust wordt al dadelijk df
jacht op vliegjes, mugjes en meerder,
schadelijke insecten begonnen, maar,,
do vijanden onzer kikkertjes zijn ooi
met de lentewarmte uit België naar ht:
vrije, vrije Nederland weel-gekomen.
Gewapend met schepnet en een lat
gen stok, waaraan een groote, stevig,
rijf bevestigd is, trekken de manneg
langs den waterkant en trachten dr
argelooze, pas herleefde kikkertjes ti
verschafken.
Met een schepnet pikken ze er vet
scheidene op en doorwoelen daarna me
de rijf den modder, om de daarheei
gevluchte of nog niet goed ontwaakt,
naar boven te drijven, teneinde ze dco
zelfde weg te doen opgaan als hui
lotgenooten, die reeds in een baalzaii
opgeborgen zijn.
's .Avonds trekken de mannen, gela
den met een aaidig vrachtje kikvorsohci
naar het „logement" terug.
Is de voorraad kikkers groot genoeg
dan worden de gevangen diertjes ge
slacht, netjes verpakt en, voorzien va:
een bewijs van Nederlanderschap, nat.
Parijs verzonden.
Waarom komen deze Belgische „puics
vangers" zoo verre van honk hier ln/7
wreed cn schadelijk bedrijf uitoefenen1
Omdat in België niet enkel hajja
vangen, maar ook het vervoeren va-fti
kikkers, waarvan niet overtuigend
wezen is, dat ze uit een ander lam
herkomstig zijn, verboden cu strafbaar iiïffl
Arme, nuttige kikvorschen in htif."
vrije, vrije Nederland!
Een goed geslaagde A p r i iB
grap. Donderdagavond te acht uu:
begon de klok van het stadhuis te Hoorn
te luiden als waarschuwing aan politic-Uj|
agenten, brandweermannen, Gemeente»!
raadsleden en andere autoriteiten, dat iil
die gemeente een uitslaande brand wa-B
uitgebroken. En zeer kort daarna dreuuB
den de zware slagen van den alarm kloll
der Groote Kerk, met welk gebimbaic®
zich weldra het luiden der klokken vawj
Hoofdtoren, Noorderkerk cn OosterkcrtB
vereenigden. Heel Hoorn spoedde ziet
uaar de plaats des onheils.
Waar is de braud? hoorde men eclij®
ter vragen aan menschen die meu in-iï-,
haalde, en die op hun beurt weer inferij*
moerden waar toch die vreeselijke braniB
was uitgebroken. Van het kleine OoslB
naar de Kaasmarkt en van de kaasmarktA
naar de Vischmarkt, holde in dichtefij
drommen het publiek, waar zelfs geen ij®
rookwolkje, veel minder vlammen op
stegen in de heldere avondlucht.
Op de Vischmarkt stond een brandspuit,
en op een vraag aan den brandmeester,
waar toch eigenlijk de braud was was
voor alle klokken geluid werden, au1
woordde deze: ik weet het niet, ik denlB
dat de klokken in de war zijn en hdfl
brandsein bestemd was voor 1 April.
Lachende gingen de menschen naail
huis. Op het politiebureau was den ge aj
heelen brandraad in de vestibule in(9
druk gesprek over de vraag: wie heeftja
ons die. mob geleverd?
Hoe het kwam, dat heel Hoorn ioB
beweging kwam, dat de spuiten uitruk-l
ten, dat de klokken luidden, hoewel crl
geen brand was zegt de „Alkm. Ct.: I
Eeu gemeenteambtenaar is hiervail
de oorzaak geweest. Een fel lichendffl
schijnsel, veroorzaakt door de gasfabriek,!)
vergezeld van een dichten rook, opstij-1
geilde van de stadsbclt, had bijl
gezien, zegt men en dat alles gecombi
neerd tot een uitslaanden brand.
liet telefoontoestel werd in werking
gesteld en... de gevolgen kent men.
En nog lacht men er in Hoorn om,
dat men zich zóó heeft laten verschalken!
"Yolkdeunen. Ons volk zingt
niet, zegt men. Bedoeld wordt dan dal
ons volk niet zingt op straat en dat
het geen voldoend repertorium heeft
om op een gegeven moment in groote
menigte, vergaderd, een liep aan te
heffen, dat door allen gekend en uil
volle borst wordt meegezongen. Zelfs
onze volksliederen zitten er maar zwakjes
in. 't Wilhelmus gaat zoowat, maar mei
het, trouwens minder fraaie, Wien
Ncerlandsch bloed gaat 't al minder,
't Lied van Piot Hein wordt steeds gel
parodieerd, het vlaggclicd niet gekend
en zooveel andere liederen, die men uf
zijn jeugd had kunnen onthouden, wor
den gewoon vergeten.
En toch wil men wel een wijsje
en het groote publick, vooral de „koning
van de straat" zoekt het materiaal dan
maar elders. Op 't oogenblik is liet}
Ruyter-liedje nog wat in trek, maar als
straks de kermis komt, dau is 't weer
uit met deze bevlieging van patriotisme
en krijgen we weer eeu van die straat-
moppen, die, door een of ander komiek
of soubrette gezongen, in minder dan
geen tijd overgenomen wordt en gezon
gen, neen, uitgeschreeuwd en uitgegalmd
wordt met een ijver, een betere zaak
waardig.