No. 37. Woensdag 8 Mei 1907. 4e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Volksleger?J) Directeur Werihelm. FEUILLETON. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Kortegrucht 1. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Onder dezen titel heeft de heer J. M. Benteyn, Ritmeester, een vlugschrift uit gegeven, onder het motto ontleend aan Koning Willem l: „Lesnationsnemeurent, que par suicide." Of tot de oorzaken, leidend tot die zelfmoord, ook behoort de omstandigheid dat een hoofd van den Staat een vreemde taal gebruikt als voertuig voor zijn diep zinnige gedachten? Met groote belangstelling zal ieder, die iets voelt voor de zaak van het Volksleger, dit geschrift ter hand nemen. Ritmeester Benteyn toch is de schrijver van het „Verslag betreffende de Zwit- sersche Cavalerie", voorkomende in de „Verslagen, Rapporten en Memoriën omtrent militaire onderwerpen", 28ste deel, waarop in dit blad indertijd de aandacht werd gevestigd onder het hoofd: „Democratische Cavalerie." Het gunstig oordeel daarin door hem geveld over de Zwitsersche Cavalerie, ondanks een eersten oefeuingstijd van slechts tachtig dagen, deed met eenig recht de verwachting koesteren, dat de beweging hier te lande voor een Volks leger, geschoeid op Zwitserschen leest, maar rekening houdend met eigen toe standen en nationale eigenschappen en eigenaardigheden, in hem een even warmen als bekwamen voorstander zoude vinden. Dat hij een dier weinigen zoude zijn, die hunne op laugdurige ervaring gegronde, door vergelijkende studie ver rijkte kennis beschikbaar stellen om den weg te wijzen door Nederland te volgen, om het begeerde doel te bereiken. Groot is evenwel de ontgoocheling. Ziehier het oordeel van den schrijver over het denkbeeld Volksleger: „De verwezenlijking van het denkbeeld „volksleger', zal zijn een volkswapening zonder meer. Haar zal ontbreken indivi- dueele geoefendheid, tucht, samenhang, 1) Volksleger? door J. M. Benteyn, Rit meester, 's-Gravenhage, W. P. van Stoekum Zoon. Men moet sterk zijn, om goed te kunnen zijn Napoleon. Vrij naar 't Duitsch VAN MORITZ VAN REICHENBACH. Nu wist hij, dat zy haar hart verdeelen moest, ook als zij niet trouwde en zijn liefde voor billijkheid verbood hem tus- schen haar en hare moeder te treden, deze moeder die voor de fout in haar jeugd begaan door een jaren lang ont houden verlangen naar haar dochter had geboet, terwijl zij nu zoo wist te Bpreken dat het hem zelf ontroerde en hem elk wapen uit de hand sloeg. Hij kon niet hard blijven bij de bekoring zelfvertrouwen, onderlegd kader en ge schoolde aanvoering, organisatie, in één woord alles, wat hot onderscheid vormt tusschen een gewapende volksmassa en een leger. Wanneer men daarbij bedenkt dat nagenoeg de geheele weerbare man nelijke bevolking van ons land onder dergelijke omstandigheden ter Blachtbank zal worden geleid door het wijs defensie beleid der „Natie", die haar beste zonen den plicht der landsverdediging oplegde, zonder hunne rechten op behoorlyke voorbereiding te erkennen, dan deinst men terug voor het oordeel der geschie denis op den dag, dat zij zal te boeken hebben den schandelijken ondergang van een klein volk, dat niet jin staat was groot te zijn in eerbied voor zich zelf en zijn verleden. En daar de kosten niet te betalen zullen zijn, mag de vraag gewettigd en ernstig genoemd wordenwaar zal deze zinsverbijstering eindigen, die ons thans reeds meer en meer belachelijk maakt? Belachelijk niet alleen voor elk Neder lander, die zijn zinnen, hoe vrij dau ook, bijeen houdt, maar helaas ook belachelijk voor den buitenlander, die, reeds aan veel gewend, thans toch met ongewone verbazing gadeslaat de beweging om onze weerbaarheid die preventieve en repres sieve kracht te geven, waarbij ook hij belang heeft en die voor ons een levens voorwaarde is. liet volksleger is de onder gang van Nederland, de rich ting van het volksleger de weg daarheen." De schrijver heeft gevoeld, dat dit harde, en voor velen zeker eenigszins onverwachte vonnis eenige verklaring behoefde. Hij schrijft: „Begrijpende, dat ik na al het boven staande front zal moeten maken tegen een beroep op het Zwitsersche volksleger, kan ik niet anders doen, dan aan een dergelijk beroep alle waarde te ontzeggen, voorzoover het niet berust op eigen waar neming. Wie gezien heeft met welke kracht dat leger gevoed wordt door den volksgeest, met welken ernst, toewijding die van die vrouw uitging, en hij had voor haar verlangen moeten buigen, zoo lang zij in zijn nabijheid was. Nu eerst, in de eenzaamheid kon hij de kracht voelen van zijn verlies. Te vergeefs zei hij tot zich zelf: Ebba blijft in huis, haar hart zal warm en als van een dochter voor hem kloppen als vroeger. Ach neen, 't is niet meer 't zelfde" kwam op zijn lippen terwijl hij weder in de stoel voor zijn schrijftafel zonk en zijn gelaat in de handen verborg. Het was hem alsof pas nu zijn vrouw werkelijk gestorven was, alsof hij voort aan eenzaam, heel alleen, zou zijn. Hij verzette zich tegen dit gevoel. Hij was acht en veertig jaren en nog niet oud, niet genoeg grijsaard om zich op zijde te laten schuiven en slechts toe te zien hoe anderen gelukkig zijn. Maar wat zou er nu gebeuren? wat zou er ge beuren? Weikholm had beloofd binnen een week met Ebba voor een kort bezoek naar Roditz te komen en Meta was, te vreden over haar reis, van de Arminius- hut teruggekeerd. De eerste schrede voor haar planuen want Meta had plannen was gedaan en het noodlot scheen van zins de verdere stappen die tot haar doel voerden, gemakkelijk te maken, want by haar thuiskomst vond zy twee en inspanning daar in het leger door iedereen wordt samengewerkt en welke tegemoetkomende factoren daar den arbeid in elk opzicht begunstigen, zal dat beroep niet doen en wie het niet gezien heeft, zwijge en ga zich overtuigen. En dan de betrouwbaarheidsproef in hoogste instantie is ook daar nooit ondergaan, zoodat nog zal moeten blijken of niet te veel is gebouwd op de indivi- dueele waarde en op hot nationale zelf bewustzijn, of de aanvoering die proef zal kunnen doorstaan en of de steenen werkelijk een muur vormen. Van militaire zijde wordt trouwens verhooging van den eersten oefeningstijd der infanterie tot 3 maanden (dat is 100 pet. meer dan thans) noodig geoordeeld, een tijd die ook ouzen \olksleger-ijveraars voor oogen zweeft." Do schrijver ontzegt alle waarde aan een beroep op het Zwitsersche volksleger, voorzoover het niet berust op eigen waarneming. Doch niet allen kunnen zich door eigen waarneming op de hoogte stellen; zij zullen zich moeten houden aan het oor deel van hunne „natuurlijke adviseurs in zake de defensie", die daartoe wél in de gelegenheid waren, waaronder de heer ritmeester Benteyn. En wanneer zij dan in b.g. „Memorien" enz. pag. 34 lezen: Bij het samenvatten der verschillende indrukken, die de Zwitsersche cavalerie gemaakt heeft, worden mijne gedachten onwillekeurig getrokken naar twee uit drukkingen, gebezigd door twee Zwitser- Bchc legerautoriteiten, kort na mijn aan komst: „DieKavallerieisteben unsere schwache Seite". „Sie werden zich au Manchem stossen" Ik kan deze beide uitspraken, na de ontvangen indrukken, niet onderschrijven. Dat niet alles volmaakt is, en dat de nadoelen van het systeem ook aan dit wapen merkbaar zijn, kan niet worden ontkend, maar evenmin, dat metdegegeven middelen wonderen xvorden verricht en dat niet alleen relatief maar ook absoluut, de Zivilsersche cavalerie den indruk brieven, die zij met een vergenoegd glimlachje doorlas. In de eene deelde Barones Ilka Keruadqi, een vriendin, wie zij voor eenige weken te logeeren had gevraagd, mede dat zij overmorgen zou komen. Die komt als geroepen, pas op, mijn waarde broeder," murmelde zij. De andere brief, lang en smal, met een doodshoofd als monogram, luidde: Waarde buurvrouw en vriendin. Kijk naar dit monogram en beoordeel daarna mijne stemming! Het landleven is gewoon om je voor het hoofd te schieten als het slot Roditz leeg staat. Wanneer, om hemels wil, kom ge weer uit het rijk van de onderwereld terug? Gisteravond was ik aan het station. Je waart er niet! Heb meelij met mij en zend mij spoedig een briefje om je terug komst te melden. Uw buurman en onder danige vriend Leo graaf Sontheim. Meta glimlachte. Zy stond op en belde. Zeg aan Johann, dat hij naar Dethof rijdt, beval ze een binnentredenden be diende. „En laat hij uit mijn naam graaf Sontheim zeggen dat ik terug ben ge koerd en dat het mij aangenaam zal zijn hem vandaag of morgen op de thee te ontvangen. Begrepen?" Jawel, Mevrouw." De bediende ging heen. maakt, een zeer bruikbaar oorlogswerk tuig te zijn, volkomen berekend voor zijn taak." Voorts op pag. 79: „De algemeene indruk der bijgewoonde manoeuvres kan in één woord worden samengevat: degelijk. Het streven, om bij de eigenaardige legerinrichting dor Zwitsersche federatie, de nadoelen van een dusdanig kort ver blijf onder de wapenen met allo kracht terug te brengen tot een iniuimum, uit zich door een woekeren met den tijd en een, tot in alle kleinigheden doorscheme rende, angstvallige zorg voor hot prnc- tische." Wanneer zij dan op pag. 12 lezen: „Straffen is zeldzaamheid", op pag. 38: „Straffen zijn hooge uitzonderingen. Bij een der escadrons waren in een periode van jaren 3 straffen opgelegde!" en hij vindt dan daarna in de „Militaire Gids" een uittreksel uit de Crimineele Statis tiek over 1904, waaruit blijkt dat er in dat jaar gestraft zijn wegens burgelijke misdrijven 237 vrijwilligers en 42 rnili ciens, wegens militaire misdrijven: 357 vrijwilligers en 129 miliciens. Waar zij, behoudens enkele op en aanmerkingen, uit het geheele veiBlag den indruk verkrijgen dat het Zwitser sche leger naar het oordeel van een volkomen deskundige aan billijke eischen voldoet, daar is het toch hen, die gaarne luisteren naar hunne „natuurlijke advi seurs in zake defensie", waaronder de heer Benteyn, niet euvel te duiden dat zij willen medewerken om ook voor Nederland te verkrijgen, wat Zwitser land bezit, een leger dat „volkomen be rekend is voor zijn taak", iets wat Nederland thans, volgens den schrijver totaal ontbreekt. Want het oordeel van den ritmeester over ons leger is wol zoo ongunstig mogelijk. Ziehier een paar aanhalingen: „Proefkonijn, onderworpen aan niet eindigende inspuitiugen met moderne volksgeest-extracten, verkwijnt het Ne- derlandsche leger door moedeloosheid, gebrekkige oefening en algemeene ver- Natuurlijk komt hij vandaag al mompelde Meta, doch nu glimlachte zij niet meer. Haar wenkbrauwen trok zij samen en een diepe plooi liep over haur voorhoofdeen paar malen liep zij de kamer op en neer, in gedachten ver zonken. Eindelijk bleef zij staan en trok de schouders op. Waarom zoo lang er over te denken hoe ze 't graaf Sontheim zou vertellen? Ze was toch reeds klaar, ze had allang een besluit genomen en zij wist bij onder vinding dat ze dan altijd de passende woorden vond. Ze schelde weer en liet den huis meester komen, met wie ze eenige huis houdelijke aangelegenheden besprak. Zij was geheel onafhankelijk, onbe grensd meesteres van haar tijd en ver mogen; zij voelde zich een koningin op haar eigendommen, en in dien geest 6telde zij er ook belang in te weten hoe het op het land ging, een toestand die zij voor het eerst leerde kennen en waarvan zij zich door haar huismeester volkomen op de hoogte deed houden. Sprak hij soms van moeilijkheden en zette hij daar een bizonder ernstig en gewichtig gezicht bij, dan was het Meta een genoegen hem daarmede te ont wapenen, dat zij zei. Laten wij die moeilijkheden in geld omzetten. „Hoe veel is er noodig om ze uit den weg te slapping, in de atmosfeer vau antipathie, die het omringt en in al zyn geleidin gen doordringt. De infanterie bestaat voor een groot gedeelte uit onvoldoend geoefende 4- maanders, voor de rest uit „ternauwor. nood voldoende" geoefende 8-maauders. Do cavalerie, voor bijna 1/3 gedeolte harer sterkte „gehuisvest" in garni zoenen die degelijke oefening uitsluiten, lijdt bovendien aan voortdurend toone- monde uitputting door gebrek aan vrijwilligers, de kern van het wapen." „Voor oefeningen kan hot noodigo geld niet gevonden worden: de troep leert geen vertrouwen in zich zelf en naar boven, de aanvoering geen ver trouwen op eigen kracht on naar be neden." „Wat overblijft van de zoo hoog noodige preventieve werking van ons leger tegenover het buitenland, is uit een en ander gemakkelijk af te leideu. De buitenlandsche militaire litoratuur bewyst dit herhaaldelijk. Verschooning vragende van de niet zeer verheffende taak, eene bloemlezing daaruit samen te stellen, wil ik vol staan met ééne beoordeeling, die in hare algemeenheid alle overige omvat eu die, op grond van allo verschyn- selen van het ziekte-proces, hoewel van 1899 dateerende, niet, als uit den tijd, kan worden terzijde gelegd: „L'armée hollandaise n'est pas de quulilc a pouvoir tcnir tête i une puis sance européenne quelconque." Kenschetsend is het oordeel, door een buitcnlandsch officier over den graad onzer geoefendheid "nog niet lang ge leden geuit: „Het is verbazingwekkend, hoe weinig rendement een uit dergelijke goede elementen samengesteld leger oplevert". Ritmeester Benteyn schijnt niet te hebben gevoeld, welk een vernietigend vonnis deze buitenlandsche officier uit sprak over hen, die schuldig zijn aan het „weinig rendement" van „dergelijke goede elementen." ruimen?" Dan gingen ze beiden aan het cijferen en Meta rekende goed en was meestal spoediger met de slotsom gereed dan de huismeester. Deze was al by den vorigen eigenaar, van wien Meta hem had overgenomen, aan voort durende zuinigheid gewoon en dacht zich in een droomwereld als Meta ver klaarde „ik zal het noodige beschikbaar stellen!" Onder dergelijke omstandigheden was het huishouden heel iets anders dan vroeger De ondergeschikte was vol be wondering voor zijn nieuwe meesteres, wier verstand hem even onbegrijpelijk voorkwam als de grootte van haar ver mogen, en Meta gevoelde zich „koningin" en dit was iets nieuws, een bizouder haar behagend gevoelen. Dien avond kwam graaf Sontheim; Meta zat voor het haardvuur in haar salon en reikte hein met een ruBtig glimlachtjc haar hand, die hij mot e'eni- gen drift aan zijn lippen drukte. „Dus U hebt me gemist," begon ze hem door een handbeweging een tegen over haar geplaatste fautenil wijzende „ga zitten, dan kunnen we gemakke lijker praten!" Neen, eerst moet ik U bekennen hoe het mij verheugt dat U weer hier r'eP Mj toof haar hand nog in de zyne. Langzaam trok zij do hare terug.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1