No. 46. Zaterdag 8 Juni 1907. 4e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees tl Tegen de Antithese. Directeur Werfihelm. FEUILLETON. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau ■iortegrncht 1.. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der ndverteutiën Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.03 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Het is dan gegaan zooals te vermoe den was: bij de Statenverkiezingen zal de strijd van onze zijde opnieuw moeten gevoerd worden tegen de Antithese, de beruchte schepping van dr. Kuyper's splijtingslust. Want hij is de man aan wien dit wangedrocht, dat zooveel nuttigen wet- gevenden arbeid onmogelijk maakt, dat bij de onbeduidenste aanleiding onmid dellijk de vore der verdeeldheid in onze Vertegenwoordiging trekt, dat nog groo- ter wellust er in vindt, ons volk te ver- deeleu in twee vijandige groepen die elkaar woedend te lijf vliegen hij is de mau aan wien dit wangedrocht zijn ontstaan dankt. Van de overzijde beweert men wel, dat wij het z(jn, die de antithese stellen, maar dat is een armelijk voorwendsel om zelf aan de verantwoordelijkheid te ontkomen. Wij bestrijden de antithese dagelijks, zooals de landman het onkruid op den akker bestrijdt. Dat deze er zijn aandacht aan wijdt, het bestudeert, is werkelijk geen bewijs van sympathie voor het onkruid, maar het zoeken van zjjn zwakke plaats ten einde het te zekerder onschadelijk te kunnen maken. Wij erkennen en er is niets verder van ons af dan dat te willen verbloemen het bestaan van verschil in levensbe schouwing tusschen verschillende groepen der bevolking op grond van verschil in godsdienstige overtuiging. Maar men kan, al gaat mcu in menig opzicht niet met elkander samen, naast elkaar leven zonder vijandig tegenover elkander te staan. Het verschil behoeft geen aanleiding te geven tot verdeeldheid en scheuring. Men kan elkander waar- dceren al is men liet niet over alles eens. Want ten slotte vormt men één Staatsgemeenschap en onder de opper vlakte ligt bij ons allen het besef, dat wij zonen en dochteicn zijn van één vaderland. Onrecht gevonden te hebben, leert maar ai te vaak onrecht te vinden. Fry naar Duits,'h VAN MORITZ VAN REICHENBACIL 16 Zoo bleven Ilka en Ebba met Sout- lieini achter en broeder en zuster wan delden door den tuin waarbij Meta er plezier in had te bemerken dat haar bloeder verstrooid was. De kleine flirt, die zich tusschen hem en Ilka ontspon nen had, was zoo gunstig als mogelijk, en hoe dieper zij er hem in zag opgaan, des te liever was het haar, want des te minder lette hij op Ebba. In den grond van haar hart gindc zij het hem als Ilka hem eens de les las en hij zou bemer ken dat ook aan zijn sterken wil een Zoo was het in ons land, vóór het aan den grooten agitator groot als zoodanig, maar klein als mensch en nég kleiner als staatsman gelukt was de Antithese in het leven te roepen, dat is: het verschil in levensopvatting open te rijten tot een diepe, en naar zijn verlangen en dat zijner medestanders onheelbare, voor ecuwig scheiding bren gende, en in alle levensuitingen tot uit drukking komende breuk, een gapende en niet te overbruggen klove, die scheuring en vijandschap bracht tusschen burgers van hetzelfde land, met ter rechterzijde de schapen en tor linker de bokken, rechts zijn volgelingen die mot uitsluiting van anderen alleen als Chris tenen werden erkend, links als verwor penen, degenen, die zich een ander beeld van den Christus hadden gevormd en darruit levenskracht en levensmoed wisten te putten. Het daarheen te hebben geleid, is de onvergankelijke oneer van dr. Kuyper, den grooten scheidingmaker. Als een roode draad loopt door het leven van dien politieken agitator deze overheerschende begeerte: om te schei den wat één was, te verdeden wat te zamen behoorde, ten einde door deze toepassing van het „Verdeel!", te kunnen geraken tot het „Hoersch!" Zijn rede tot de deputatenvergadering van 1891 is getiteld „Marau-atha", d. i. de Heer komt. Maar de God, dien hij verwacht en in Oud-Tcstamentischc taal oproept, heet wel Christus, maar het is geen God van vrede, liefde en harmonie, maar een God die komt als een straffer als een wreker, die de anti-Christelijke wereldmacht (te weten allen die het niet niet den leider eens zijn) „met de roede zal breken", en zal „verdoen met den adem zijns mouds". Wel is waar heeft hij, vrcezend dat zijn splijtingslust bij de Statenverkiezingen velen van hem zou vervreemden, nog inaar enkele weken geleden lien die grens was. Zij kende Ilka en wist dat deze te vast hing aan haar begrippen van mooiheid, om in ernst iets aan een arbeidsfanutiker, als haar broeder was, te vinden. Maar zij had gedaan, wat zo kon om Ilka net zoo veel belang voot- hem iu te boezemen dat dit spelletje met hem haar behaagde en juist omdat zij wist dat Ilka wel zou oppassen om dit spelletje tot ernst te maken, hoopte zij dat het van langer duur zou zijn en het haar intusschen mogelijk zou zijn Ebba geheel voor haar te winnen. Nu zorgde zij er voor dat Sontheim gelegenheid had haar te leeren kennen en omdat zij veimoedde dat het wande lingetje haar broeder verveelde bekortte zij dit. Toen zij eindelijk naar het park terug moesten was ook de partij tennis afge- loopen. Ilka die alleen tegen Ebba en Sontheim had gespeeld en had gewonnen, stond midden in het grasveld en Sont heim knielde iu theatrale pose voor haar neer en legde een lauwertak aan haat- voeten. Meta en Werkholm kwamen naderbjj; hij was tegenover Sontheim erg ge dwongen en Meta triompheerde want klaarblijkelijk was Werkholm jaloersch, niet om Ebba. uiaar om Ilka. Ebba vloog hen te gcinoet en bleef bij hen. 't Is zoo mooi bij U Mauw," fluisterde zij, mooier dan ergens anders op de wereld." even goed als hij op den Christennaam aanspraak maken, vergoelijkend erkend als „inconsequente" Christenen. Maar in ditzelfde geschrift „Maranatha" heette het, dat zij, „die aan een vrijzinnige hun stem geven, feitelijk een stem uitbrengen „tegen hun Heere". Geen gemeenschap dan ook tussschen hen die (naar de exclusieve orthodoxe opvatting van den leider) den Christus naar de Schriften verwerpeu, en het uitverkoren volk Gods (d. w. z. degenen die den leider behulpzaam willen zijn in het verwezenlijken zijner Oud-Testamen- tisch-staatkundige idealen). Het volgend jaar waarschuwt hij daar tegen in een lijvig geschrift (oospronkelijk een rede bij de overdracht van het recto raat aan de Vrije Universiteit). De titel op zichzelf is sprekend genoeg: „Ver flauwing der grenzen!" Dat toch is het waartegen gewaakt dient te worden. En het gansche geschrift van het begin tot het einde, is één waarschuwing daartegen, één doorgaande uiting van vrees, dat men de scheidings lijn niet genoeg iu acht zal nemen, dat men elkander te voel waardeeren, met elkander omgaan, en daardoor iets van elkander overnemen zal. Geen eenheid maar scheiding. Alleen dan is het mij mogelijk de macht te verkrijgen en te behouden! ziedaar het motto, dat men er gevoegelijk boven zou kunnen plaatsen. Zoo diep zit in den schrijver de aan bidding van scheuring en scheiding ingeroest, dat hij Godzelf zich het liefst voorstelt als een scheidingmakcr. Van de vele namen, die in do Hebreeuw- sclie taal aan God worden gegeven, brengt hij er één op den voorgrond, den naam Hauiinabdil, d. i. de scheiding makende. Eu hij roept het gansche Oude Testa ment te hulp, om die keuze schriftmatig ie steunen. God immers maakte schei ding tusschen het licht en de duisternis. I) Maranatha. blz. 14. Je weet nog heeleniaal niet hoe 't „ergens anders" is lieveling!" O ja, wo maken toch eiken zomer een reisje." Ja en dan bewaakt Papa je zorg vuldig en houdt je af van alle verkeer niet jongeren, dat kan ik mij zoo voor stellen. Ach kind, men is maar eenmaal jong en de jeugd is iets kostbaars." Werkholm liet zich oudcrtusschen door Ilka de eerstebeginselen van het tennis spel verklaren, en Sontheiui's blik vloog vergelijkend over moeder en dochter. Er was geen twijfel aan. Ebba geleek op haar moeder behalve haar donker haar en slanker figuur, dat toch iu- groote en verhouding geheel als dat van de moeder was. 's Avonds bracht Ilka, die een lief hebster was van rijden, Werkholm en Ebba naar liet station. Zij zat op liet voorbankje vau het lichte wagentje, Ebba zat naast haar en Werkholm achter haar. Do schaduwbeelden van Ilka en Ebba verhieven, slank en jeugdig, en de frissche stemmen klonken in levendig gebabbel. En door Werkholm's borst bruischte iets als een stroom van vreugde en onderdrukt gevoel van jongzijn, wat hij allang dacht verloren te hebben, en dat nu in hem opwelde en die aanzijn geest inplaats van de praktische vragen, waar aan hij gewoon was, droombeelden ingaf. Een weinig schuldbewustzijn kwam in hem op. Ebba was niet de eeuige waar (Gen. 1: 4). H(j maakte scheiding tus schen wateren en wateren (Gen. 1: 6). Hij scheidde den dag van den nacht (Gen. 1: 14), liet heilige van het heilige der heiligen (Exod. 2G 33), het reine van liet onreine (Lev. 11 47), het goed van het kwaad (2 Sam. 19 35), het heilige van het onheilige (Ezecli. 2226) enz. enz. Er zijn sommige vromen, die de zalig heid trachten te behalen door na te tellen, hoeveel komma's er in het boek Job staan, en hoeveel malen het woordje „en" in Genesis voorkomt. Aan dat soort van speurlust herinnert dr. Kuyper's exploratietocht door den bijbel om het begrip „scheiding", dat de grondslag van zijn staatkundig systee moet zijn op te sporen. Het heeft hem inderdaad moeite genoeg gekost om het te vinden, en menige uit spraak is op een allervrijuioedigstc wijze verdraaid en toegepast moeten worden, om haar te kunnen gebruiken voor het beoogde doel. Men oordecle: In Ex. 26 33 bv. is sprake van het gordijn, dat in den tabernakel de afschei ding vormt; in Lev. 11 47 wordt ge sproken van „onderscheid" eu zelfs niet eens van „scheiding" tusschen reine en onreine dieren, maar dit is al ruimschoots genoeg voor dr. Kuyper, om te bewijzen, dat scheiding eigenlijk liet grondbegrip van elke goede staatkunde moet zijn. Ja, als hij het verhaal van Koning David's terugtocht naar Jeruzalem door zoekt, dan is het hem voor de grond vesting van zijn scheidingssysteem al ruim voldoende, wanneer hij den ouden Barzillni hoort zeggen: zou ik kunnen „onderscheiden" tusschen goed en kwaad? Dat woord „onderschei d e n", eeuige duizenden jaren geleden door een over-Jordaanse hen herder zonder erg uitgesproken in een zinnetje zonder cenige gewicht of beteckenis, is voor dr. Kuyper bewijs genoeg, dat „scheiding" naar Gods wil de spil behoort te zijn, waarom de wereld draait. Misschien zou hij, verder speurende, ook een ander Godsbegrip hebben ge vonden. Wellicht had hij ten slotte ook den God van liefde on van genade ontmoet. Maar hij gaf er de voorkeur aan, die ontmoeting te vermijden. Het was hem niet daarom, maar om scheiding te doen. v Van die zucht tot scheidingmakon, die begeerte om liet ecne deel van de be volking tegen het andere in liet harnas te jagen, getuigen al zijn overige ge schriften en zijn gansche optreden. Leest men zijn grootero en kleinere werken, dan zou men kunnen gaan gc- loovcn, dat Nederland een veroverd land is, met de Christenen als onderworpen bevolking, en de „Libcraliston" als ver overaars, die hen mishandelen, kwellen en onderdrukken. „Het zijn de Libcralistcn", heet het in „hetzondenregister de Liberale Partij" in 1888 door hem in het licht gegeven, „liet zijn de Libcralistcn, die nu bijna een halve eeuw hun andersdenkende hndgenooten met laatdunkenhcid als het niet denkend deel der natie onder den voot hebben getreden." „Het zijn de LibcrJisten, die hier te lande, voor den Jood gedwee en met de Vrijmetselaarsloge boelcerend, aan alle geopenbaarde waarheid den rug heb ben toegekeerd, en stelselmatig <!c be lijdenis van den Christus, als God te prijzen in eeuwigheid, ondermijnen." Met ziet, zoovele woorden zoovele on waarheden. Maar dat brengt dit systeem mee: Aan- liij voor voelde en toch was de ge daclite, haar liefde met een ander te moeten doelen, nog kort geleden zoo ondragelijk geweest dat hij een brief dat Karei Rcllnitz hein kort na zijn afreis over Ebba geschreven had, voor haar verborgen hield. Rellnitz had hem daarin bekend dat hij Ebba lief had en hij alleen naar do Arminiushut wilde terug keeren als hij hoop had haar hand te verwerven. Werkholm vond dat de be kentenis te vroeg kwam. Weliswaar zag hij gaarne in Rellnitz don toekomstigen echtgenoot van Ebba, maar hij had ge dacht, dat bij alleen samen zijn in den laalsten tijd, Ebba geheel voor zich to kunnen hebben. Als zij van Kareis liefde wist, dan zouden haar gedachten meesten tijds naar hem zweven, en Werkholm wilde haar een langen bruidstijd be sparen, nu moest zij nog een aardig uaif kind blijven. En nu nam Ilka meer en meer zijn gedachten in beslag. Ik ben een slechte vriend voor inijn kleine" dacht hij bij zichzelf „ik gun haar niet, wat ik zelf verlang." Maar hij troostte er zich mede dat het voor haar bestwil was dat hij nog zweeg en dat Ebba zoo vrij genoot van den inooien zomerdag. Meta en Sontheim stonden terwijl op het bordes het wegrollende wagentje na te kijken, tot Tiet geheel in den schaduw van de lindenlaan verdween, t Wa9 alsof beiden bang waren het Terloops zij opgemerkt, dat het aan halen van tekstenwoorden zonder moor in zoo'n geval zeer rechtzinnig schijnt, inaar op den keper beschouwd louter boeren bedrog is, daar het vertoon der aanhalingen blijkbaar er op berekend is, dat men niet zal nastaan wat de tekst inhoudt. Doet mon het, dan blijkt, hoe gcbcol ten onrechte de verwijzing geschiedt. eerste woord te spreken over het bezoek. Zwijgend wandelden zij voort. Eindelijk zei Meta. Waarom ben je zoo stil?" Hij zag haar aan. „Ik dacht dat ge wel wist wat ik dacht," antwoordde hij. Ik zie jou in je dochter - dat is de aantrekkingskracht die zij voor mij bezit." Dus je geeft toch toe aan die aan- trekkkingskracht vroeg zij met een weinig zenuwachtige stem. Ja" antwoordde hij „maar alleen doormiddel van het medium. Bij som mige uitdrukkingen is het net jouw stem die ik hoor en het prikkelt mij in haar oogrn de glans en de uitdrukking te vinden of op te wekken die ik bij jou zie. Ik heb nooit met jonge meisjes weten om te gaan maar dit meisje is je dochter mijn God 't is /oo'n eigenaardig iets dat ik voel als ik bij je ben maar ik kon 't niet uit spreken. ,Nu dan?' vroeg ze toen hij bleef steken. Ja, als je 't dan weten wil maar ik geloof dat ik wanneer Ebba bij voorbeeld mijn zuster was, niet tevreden zou zijn als een man tot haai kwam met dergelijke gevoelens. Ik heb een slecht geweten tegenover de vertrouwde oogen van dit kind en mijn hart kaïi ik toch niet veranderen." Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1