Stadsnieuws. men in dc Johannes-Stichting nog kelders, provisiekamers, een bergplaats voor goe deren, een loods voor brandstoffen, oen lijkenbuisje, een badkamer, ens. Het toenemend aantal verpleegden beeft het noodig gemaakt, dat een tweede gebouw, niet ver van het hoofdgebouw, verrees. Dit is „Klim", gelegen in de straat, die op de Hervormde Kerk uit loopt. Wat de „Joliannes-Stichting" is is voor mannen, „Elim" voor vrouwen. Het hufs bestaat beneden uit een eet zaal, tevens conversatiezaal, twee kamers voor den vader en de moeder van „Elim1 een zwakken- en ziekenzaal en een groote algemeene slaapzaal voor de vrouwen, wier ledikanten twee aan twee door gor (lijnen van elkaar gescheiden zijn. Dc bovenverdieping bestaat uit verschillende kamertjes. Ook onze pleegzuster heeft hier haar eigen vertrek. Op het oogenblik huisvest de Johan nes-Stichting Gij ongehuwde mannen, f> echtparen en negen ongehuwde vroutven. In Elim zijn thans 51 ongehuwde vrouwen. Onze verpleegden zijn uitsluitend ouden van dagen en dezulken, die door zwakte des liehaams niet meer in staat zijn den strijd om het bestaan in de maatschappij te blijven voeren. Aangaande het leven der bewoners van de „Johannes-Stichting" en „Elim" valt uit den aard der zaak weinig te zeggen. Daar zij zooveel persoonlijke vrijheid genieten als in een groot gezin eenigszins kan gegeven worden, doet ieder wat hem of haar het best bevalt. Sommigen ver langen arbeid en worden daarvoor be loond; anderen leven liever voor zich zelf en wandelen, visschen, praten, lezen, enz., al naar hun lust. Een nieuwe lichtsoort. ln de Londschc Agricultural Hall is een nieuw verlichtingsmiddel vertoond schrijft het „Electrot. en Werktuigk. Wbl." dat bestaat uit gewone lucht, vermengd met 11 pCt. petroleum damp. Deze allernieuwste gassoort is onbrand baar en kan dus niet in een gewonen brander gebruikt worden. Vandaar dat er ecu bijzonder apparaat voor wordt aangewend, welks constructie nog een geheim schijnt te zijn. In dit apparaat geeft het een rood blauw licht. Als de vlam omgeven wordt met een wit omhulsel een gloeikous dus! geeft zij een hel schijnend, wit doch niet scherp licht, van sterker licht gevend vermogen dan electrisch of kolen- gaslicht. Het groote voordeel van dit nieuwe gas is, dat ieder door middel van dit appa raat, welks prijs naar de grootte ver schilt, in zijn eigen huis de noodige licht stof kan fabriceeren en daarbij tevens 70 pCt. op den prijs besparen. Voor de verlichting van een hui» met twintig kamers heeft men een apparaat noodig, - dat zeer gemakkelijk bediend kan wor den en zóó klein is, dat men het ge makkelijk op een tafel kan plaatsen; 't bestaat nl. slechts drie voet oppervlakte. De produktiekosten bedragen ongeveer één cent per kub. Al. De vliegen. "Wij zijn weer in het jaargetijde waarin de vagabondecrcn- dc, klaploopende vliegen hun baldadig heid uitoefenen. De gewone kamcrvlieg zoekt de zoe tigheid en wil ook gaarne vertoeven in melk- en kaaslokaleu. Afgezien van haar lastigheid en verontreinigende eigen schappen is zij tamelijk onschuldig, zij legt haar eieren niet op kaasproducten. den steeds meer en meer den zilveren raad van de kandelaars, en de wijzers van de groote, eikenhouten klok ver volgden langzaam, kruipend, hun eeuwig durenden cirkelgang, gedurende heel dien afmattendeu tijd van waken en wachten. Plotseling werd de onheilspellende stilte verbroken door het geschuifel van ceu voetstap op het grind; een zwaren, onzekeren voetstap, als van iemand, die vermoeid is. Twee blanke, met juwcelen versierde handen, grepen onimddolijk naar een paar pistolen; slanke vingers sloten zich vast en stevig om het doodelijke speel- tuig. De voetstap kwam nader. Een paar donkere, violetkleurige oogon met lauge wimpers, rut met een harde schittering van vastberadenheid, tuurden scherp iu den zwarten nacht. Yaag en onzeker onderscheidde zij een hoofd, met een helm, dat steeds nader e nader kwam. Langzaam en zeker wei een vastbesloten hand opgeheven en tusschen haar vast op elkaar geklemde tanden fluisterde Frances ICensenor „Voor Clavering!" Daarbuiten, tegen het donkere glas drukte zich een glad geschoren gelaal een gelaat van één dor mannen vai dien gehalten Croinwell. o blanke hand sloot zich nog wa vaster om het noodlottige wapen er weer klonk het fluisterend: „Voor Cla ring!" Anders staat het met de kaasvlieg. Deze is kleiner, glimmend zwart en vlug in haar bewegingen. Men vindt ze slechts daar waar kaas rijpt, maar daar is ze ook niet weg te slaan. Bij harde kaas is zij niet zoo gevaarlijk als bij zachte, omdat de eieren op de harde korst niet gemakkelijk tot ontwikkeling komen. Toch gelukt dit nog dikwijls op vochtige plaatsen, in kleine spleetjes of oneffen heden van de korst. De eieren der kaasvlieg zijn zeer klein en met het bloote oog nauwelijks waar neembaar. Reeds na 24 uren vertoont zich leven dat door rustelooze bewege lijkheid in de kaas dringt. Bij gunstige voedingsbodem zijn zij reeds in 10 a 12 dagen ingepopt en spoedig daarop ont staat de vlieg die haar arbeid opnieuw aanvangt. Het beste middel tegen vliegen is zin delijkheid en zorgvuldig behandeling der kaas, daarnaast ventilatie en lage tempe raturen. (Sch. Milch-Zeitung.) De waarde van een vogelnest. Wat de waarde van een vogelucst ver tegenwoordigt leert de volgende bere kening, in de „Tier und Menscticn- freund", en die wij in A v i c u 11 u r a vonden beredeneerd. Veronderstelt, dat er in een nest vijf jongen zijn. Ieder van deze kleine vogeltjes zal dagelijks voor zijn voeding gemiddeld 50 rupsen noodig hebben, dat is dus in één dag voor de bewoners van een enkel nest met minder dan 250 rupseu. Deze wijze van voeding duurt gemiddeld zoo'n 30 dagen, zoodat er gedurende dien tijd minstens 7500 rupseu worden weggevangen. Nu is het bekend, dat iedere rups dagelijksch voor zijn voeding minstens zijn eigen gewicht aan bladen en bloesems gebruikt. Aangenomen, dat iedere rups dagelijksch één bloesem eet en er voor de ver popping 30 dagen verloopen, dan wordt dat Voor die 7500 rupsen in deze der tig dagen niet minder dan 225.000 bloesems, die evenveel vruchten zouden kunnen leveren. Stellig zal deze borekening ieder, die een weinig nadenkt, duidelijk de waarde van een vogelnest leeren inzien. Er zijn altijd nienschcn, die alleen door zeer practischc overwegingen tot vogelbe scherming kunnen komen en wij geven het bovenstaande vooral aan hen ter overweging. Om het een wapen te meer voor dierenvrienden te doen zijn om zulke mcnschen van het practischc nut van vogelbescherming to overtuigen, voegen wij er nog een kleine berekening aan toe. Stellen wij de waarde van elke vrucht op twee cent, (om niet van overdrijving beschuldigd te woiden, nemen wij op zettelijk geen hoogen prijs: het dubbele zou bij goede vruchten stellig niet te veel zijn, ongerekend de prijs der vruchten van vele vormboomen) dan wordt dat een sommetje van 45U0 gul den. Welke prakticus wordt daardoor niet bewogen? Moge ook dit weer een weinig bij dragen tot betere waardeering van het nut der vogels en mogen de practici er door worden aangespoord het hangen van nestkastjes te bevorderen en het uithalen van vogelnesten tegen te gaan. Hyp.n 080 bij kippen. BI. schrijft in Aviculturen: Geprobeerd heb ik het niet, maar het staat gedrukt, en ieder, die er belang in stelt, kan het probeeren om een haan te hypnotiseeren. Bij den mensch is de Een knal een gerinkel van glas een kreet van pijn het vallen van een zwaar lichaam, daar buiten op den grond en al de liefde en haat iu Frances Kensenor's hart uitten zich in den kreet: „"Voor Clavering, voor Clavering! Te wapen, hierheen! Voor den Koning!" In een oogenblik was het huis vol leven en beweging. De hall was gevuld met gewapende onderhoorigen. Sir Keblo aan hun hoofd, tegenover hem zijne dochter, trotseh en kalm en triomfeercml, het nog lookeud pistool in haar hand. Zwaarden en pieken werden ge zwaaid, allen blaakten van strijllust; doch slechts stilte was het antwoord op hun strijdleus. Toen hunne kelen droog waren van schreeuwen en ze allen zwegen, was het stil, vreemd stil rondom hen. „Mijn kind, hebben de schaduwen van den nacht li op oen dwaalspoor gebracht?" zeide Sir Keble. „Zoek onder dit venster. Daar ligt bij dood! Mijn hand beefde niet; ik trof hem juist tusschen de oogen", was het koude antwoord. Nog eens luisterde zij, doch geen ander geluid trof hun oor, dan het rus teloos ruischen van liet gebladerde en het geheimzinnig gefluister van den nachtwind. „Verbeelding, verbeelding!" zeide di cavalier weer hoofdschuddend. „Zoek!" herhaalde zijne dochter. Na een wenk van Sir Keble wen hypnose bekend; ze bestaat iuderdaad ook bij dieren. Onder hypnose verstaat men een insluimeren van het bewustzijn, meestal bij zwakke individu'? het ge makkelijkst te bereiken. De proef i9 be kend en kan door een ieder genomen worden. Eenige voorzichtigheid; aange wezen om de proef niet te laten mis lukken. Prof. Hoffman heeft zulks be schreven. De haan wordt op een vast staande tafel eeplaatst en door den hypnotiseur neer gehouden en vast aan gedrukt, zóó, dat de pooten vast onder het lijf liggen en de vleugels vast zijn aangedrukt tegen het lichaam. Kop en hals moet men recht naar voren irekken. In weerwil dezer houding kau het dier gemakkelijk liggen en rustig ademen, zonder bezwaar. Houdt men hc:u zoo 5—7 minuten dan wordt hij heel rustig en biedt geen tegenstand evenals in slaap snorkte hij. Me: „open oogen" is hij feitelijk in slaap geraakt. Een rustige omgeving bevordert het slagen der proef. Laat men dan de handen los dan ligt de vogel als dood. Men kan hem dan vrij in de lucht hou den met een vleugel; de kop tuimelt naar beneden als bij een dooden vogel. Uit dezen toestand van verdooving kan men hem opwekken door besprenkelen van den kop met warm water of het opblazen van lucht. Nadoelige gevolgen ondervindt de vogel er niet van. De beteekenis der oorschelp voor het gehoor. Dat de oorschelp voor het hooren niet iets onverschilligs is, bewijs het feit, dat verlies van een oor het gehoor belang rijk doet afnemen, schrijft In t Med. W eek b 1. Men stelt zich voor, dat de oorschelp de geluidgolven opvangt en ze door weerkaatsing als in een trechter naar den gehoorgang leidt. De vorm der oorschelp schijnt dan echter voor dit doel niet zeer geschikt, en ernstige physische bezwaren zijn tegen deze voor stelling in het midden te brengen. Prof. Geigel te Wiirzburg is van meening, dat het kraakbeen van de oorschelp dooi de geluidgolven aan het trillen gebracht wordt en deze trillingen niet door de lucht, doch veeleer door het kraakbeen en been van den uitwendige gehoorgang naar het trommelvlies voortgeplant wor den. Hij grondt die meening op eenige waarnemingen, die men gemakkelijk bij zichzelf kan controleoren. Men luistere eens naar een zacht geruiscli, bv. het zingen van een lamp terwijl men met de handen het oor nadert. Het geruiscli wordt dan duidelijk luider. Nauwelijks echter raakt men ook maar even de oorschelp aau, of die vesterking van het gehoor wordt iu eens belangrijk vergroot. Het is niet onverschillig, met welk ge deelte van de hand die aanraking ge schiedt, noch ook welk gedeelte van het oor aangeraakt wordt. Met hei vleezige gedeelte van de hand, met den duimbal, het oor aanrakende, neemt men die ge- hoorsversterking niet in die mate waar, als wanneer men met de harde, door dunne huid bekleede deeleu der hand, als de gewrichten der vingers, de oor schelp aanraakt. Onbelangrijk is de ver sterking van het gehoor bij aanraking van het oorlapje, vergeleken bij die, wanneer de achterste convexitcit van het oor, de helix, wordt aangeraakt. De versterking van het gehoor, die bij zachte aanraking ook van een kleine plaats onmiskenbaar is, wordt beslist be langrijkcr, indien de hand overeen grootcr de zware deur ontgrendeld en gevolgd door zijde mannen, waagde hij zich voorzichtig naar buiten; Roger Miston en Reuben de bottelier, bleven bij hun lady achter. „Het is een heilige daad, die ik ver richt heb", zeide zij; „een heilige en rechtvaardige daad. „Oog om hoog, tand om tand", zoo staat er geschreven. De Koning zal mij niet schuldig reke nen, en God zal mij vergeven. Ik hoop alleen inaar, dat hij spoedig gestorven zal zijn, ik vroeg niet om pijn". „Zie, hion komt uw heer Vader weer. Zij dragen iets tusschen hen in", zeide Roger. Over de marmeren stcenen van de ruime lialle naderde een droevige stoet. Vier mannen droegen een groot lichaam, bedekt met een kleed en lagen het eerbiedig op de steenen neer. Het gelaat van den ouden cavalier was ver trokken van smart en pijn; zijn dochter merkte dit dadelijk op. Wat deert u, mijn vader?" vroeg zij. „Niets, mijn kind; ik dacht aan den Koning". „Neen, neen, sir een nieuwe zorg heeft uwe trekken dusdanig doen ver anderen. Spreek, ik bid u". Sir Keble boog, een oogenblik zijn hoofd en zag naar de onbeweeglijke gestalte aan zijn voeten. Toen hief hij zijn edel hoofd weer op en zijn stem klonk helder en luid, toen hij zeide: „Mijn kind, ge zijt eene trouwe ondor- dane van Zijne Majesteit eene dochter aanrakingfvlak en met wat sterkeren druk aangelegd wordt. Legt men de hand niet met den duim aan het oor, maar met den pink, zoodat dus de holte van de hand niet schuin naar voren, doch schuin naar achter gericht is, zoo on doelmatig mogelijk dus voor de voort- geleiding der klankgolvcn naar den gehoorgang, dan treedt niettemin de be langrijke gehonrsversterkiug op. Altemaal redenen, die dwingen om aan te nemen dut het kraakbeen der oorschelp de klankgolvcn niet in de lucht weerkaatst, maar dat de oorschelp, zelve, in trilling gerakend, deze trillingen langs den weg vau vaste geleiders, kraakbeen en been, naar het middcloor overbrengt. In het algemeen acht Geigel de ge leiding dooi de lucht van den gehoor gang, vergeleken met de geleiding: oorschelp-, kraakbeen beentrommelvlies van ondergeschikt belang. Lieden, zegt hij, met door een oorprop verstopten gehoo" gang, hooren niettemin goed, mitshet trom melvlies nieterdoorin het trillen verhinderd wordt. En reeds vroeger, in 1894, heeft hij aangetoond, dat bij het auscultceren van hart en longen de lucht van den gehoorgang en den stethoscoop lieele- maal geen rol speelt. De trillingen gaan van den borstwand direct naar de oor schelp en van daar lang9 den kraak- beenigen wand van den gehoorgang, het beenige gedeelte, het periost, naar het trommelvel over. De rector van het Realgymnasium te Heilbronn heeft bij een schoolfeest zijn leerlingen onderhouden over de valsehe opvatting van eer, die men bij jongeren en ouden veel verbreid vindt. „Nog voor hij weet wat eigenlijk eer is", zei de rector, „begint de knaap al met zijn eerewoord om zich heen te gooien, dik wijls in hetzelfde oogenblik dat hij liegt. Ouder geworden, houdt hij zijn eer be vlekt, wanneer hij zijn eerewoord breekt, wanneer hij de strafwet overtreedt, wan neer hij een beleediging ongewroken laat, misschien ook wanneer hij zich door een leermeester onrechtvaardig be handeld acht e. d. Geen kwetsing van zijn eer vindt hij er echter in, wanneer hij bij zijn examen knoeit, wanneer hij het vertrouwen van zijn meerderen be schaamt, wanneer hij lichtzinnig leeft, zijn ouders verdriet en zorg berokkent, overmatig drinkt enz. Zulke opvattin gen zijn een volkomen mis kenning van de eer. Door een beleediging, die mij onverdiend aangedaan wordt, kan mijn eer in 't geheel niet gekwetst worden. De strafwet niet overtreden en mijn wooid niet breken is slechts een deel der plichten, die ik vervullen moet. De ware eer bestaat in de volledige ver vulling van alle plichten en niet maar voor een deel daarvan." Beleefde smart. Tn een nieuws- en advertentieblad in de pro vincie Noord-Holland komt de volgende advertentie voor: „Eere wie eere toekomt. Hartelijk dank aan mejvan Aveuhorn voor de zeer nette behandeling mij doen onder gaan, ill. om mij een huwelijk met haar in het vooruitzicht te stellen en in stillc met een ander om te gaan. Veel liefde gevoel ik voor baar, maar thans zeg ik haar, om deze redenen vaarwel. Ouden dijk, Juli 1907." (Volgt handteekening. i Liberale olie. Een oliekoopman in een kleine gemeente bij Rotterdam werd altijd gehouden voor erg zuiver in de leer. Thans is het uitgekomen, van een man, verknocht aan Zijn Koning?' „Aij, zoo is het." „En terwille van Zijue Onschendbare Majesteit zijt ge bereid afstand te doen van liefde, fortuin, huis en hof, behalve uw eer?" „Ja, ill ij li Vader". „Zelfs uw geliefde waart ge bereid te geven voor de Heilige Zaak?" „Hij viel reeds". „Dat is geen antwoord op mijn vraag. Veronderstel eens, dat de Lord of Clave ring ontsnapt was aan de zwaarden van het Parlement zich zelfs verstout had hier te komen, zoudt ge dan nog even bereid zijn hem te offeren aan 's Konings zaak?" „Sir, mijn Vader „Als dochter van mijn vader en als 'sKonings meester verknochteonderdanc, ja". „Dat is goed De cavalier sprak die laatste woorden haast zuchtend en zich bukkend, nam hij het kleed weg, dat het gelaat en de ge stalte van die stille gedaante bedekte en wees hijgend naar zijn door krullende lokken omgeven hoofd. Bij den rooden gloed van den haaul zag Fransos Kensenor wat zij gedaan had; haar handen boven haar hoofd op heffend, uitte zij een hartverscheurende!! kreet: „Mijn geliefde! mijn alles! dood, dood Clavering! mijn „Stil, Francos! Niet zoo. Gedraag je zooals 't mijn dochter betaamt! Wees dat hij op liberale candidaten heeft ge stemd. Bij een zijner klanten komende om olie te verkoopen, werd hem toege voegd: „Wc kunnen geen zaken meer doen, we stoken geen liberale olie", waarop het leuke antwoord van den koopman was, „die geeft zeker te veel licht." Hbld. De nieuwe Stuiver. Zoonis wij reeds meedeelden schrijft de N. R. Ct. is 's Rijks Munt thans druk bezig met het slaan van de lang gewachte nieuwe stuivers, waarvan de eerste aanmunting zes milliocn stuks bedraagt, en die aanvankelijk in do zuidelijke pro\incies iu omloop worden gebracht, om te zien hoe zij zich tegen de Belgische stuivers zullen houden. De bedoeling bij het ontwerpen van dit nieuwe muntstuk is vooral geweest een kenmerkend onderscheid met het zilvergeld, en wel bijzonderlijk mot het kwartje, te bereiken. Eerst na jarenlange proefnemingen is er tot het thans uitge voerde type besloten. liet inetaalgehalte van het nieuwe stuiverstuk bestaat, evenals dat van den Belgischen stuiver, uit 75 procent koper en 25 pCt. nikkel. De doorsnede bedraagt 18 inM., dat is 1 mM. kleiner dan een kwartje, terwijl het anderhalf maal zoo dik is. Toorts is, ter kenmerking, en mede ook de gravure tegen afslijten te beschermen, de rand om de nieuwe stuivers veel breeder dan wij aan onze munten gewend zijn, en bovendien glad gehouden, dus ongekarteld, net als de koperen Indische munten zijn. Door al deze eigenschappen zal de nieuwe stuiver ook op gevoel gemakke lijk van ander geld te herkennen zijn, en de klank verschilt evenzeer aanmer kelijk met dien van de zilveren munten. De Rijksstempelsnijder, de heer J. C. Wienceke, heeft, na tal van ontwerpen, de opdrac! gekregen ou» uaar dit model de stempels te vervaardigen: Op de voorzijde staat de Koninklijke kroon, zooals die eindelijk officieel schijnt te zijn vastgesteld. Zij wijkt ten minste af van de tot nu toe geziene typen, doordat de vier elkander kruisende beugels niet doorloopen onder den rijksappel, doch zich omkrullen. De uiteinden der twee eiketakken, die de kroon flankeeren, zijn saamgebonden met een zwierig lint, dat het woord „Nederland'1 draagt. Dus niet ireer de woorden „Koninkrijk der Nederlanden", die voorkomen op de andere munten. En in de ruimte hier onder staat het jaartal. De keerzijde bevat de waarde-aan- duiding: 5 cents; het groote cijfer vult de ruimte tusschen de twee omgevende oranjetakken, die zeer sober zijn gehou den, en niet den vorm van een krans aannemen, zooals op den cent en het twee-on-een-halve-cent stuk. Binnen de brecde randen zijn op deze wijze wèl gevulde en aangenaam ver deelde vlakken verkregen. De practijk zal over de doelmatigheid van dit nik kelen geldstuk in ons muntwezen moeten beslissen. Maar verwarring met ander geld schijnt toch wel te zijn voorkomen. Naar wij met dc meeste zekerheid vernemen, zal er van den historischen optocht op Koninginnedag n iets komen, daar de Oranjevereeniging geen mede werking genoeg ondervindt. Wol te betreuren voor onze stad. sterk! Het schot was goed bedoeld, die het afschoot, was getrouw; nij is geval len als martelaar voor de goede zaak. Zulk een ongepaste uiting van smart zou den Koning mishagen". „'t Zij, zooals u zegt", antwoordde zij koud. ,,'t Was voor den Koning, dat ik schoot, dat stem ik u toe?" „Aij, aij, mijn kind, dat geloof ik wel". „Dan rost mij nog de kogel, bestemd voor Clavcring's moordenaar zooals ik gezworen heb". En voor iemand het verhinderen kon, richtte zij het geladen, met juwcelen ver sierde pistool op haar eigen borst een schot, en zij viel dwars over de gedaante, die std en stijf in den rooden gloed van het haardvuur lag. Sir Keble wilde zich in een wilde uitbarsting van smart op haar lichaam werpen, toen zich buiten het dreunen van marcheerendc tioepcn en het gekletter van wapenen deed hooren; hij luisterde en richtte zich toen hoog op: „Brengt hen weg doch laten zij te zamen blijven. En dan, ieder op zijn post; dc eer en de veiligheid van Zijne Majesteit vorkeeren in groot gevaar heden nacht. Wcest trouw!" EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 2