Vrijzinnig' Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. Grondwetsherzieuiog. OOM WILLY. No. 94. ZATERDAG 26 OCTOBER 1907. 4e JAARGANG van de Naaml Vennootsehap „DE EEMLANDER". Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. FEUILLETON. BUITENLAND. DE EEMLANDER Directeur B>. G. RIJKENS. Abonnementsprijs Per jaarf 3.0O Franco per post- 3.60 Per 3 maanden0.75 Franco per post0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 Bureau: BREE DE STRAAT 20. Telefoon Interc. 62. Prijs der Advertentlên: Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (Bü abonnement belangrijke korting.) (Slot). Wij hebben thans nog melding te maken van de voornaamste, door de Regeering voorgestelde, wijzigingen in het vierde hoofdstuk der Grondwet. Het belangrijkste daarvan is een nieuw art. 128, dat zou luiden: «Ontbinding van de Eerste Kamer heeft van rechtswege ont binding van de Provinciale Staten tengevolge. «Het besluit, waardoor de ont binding van de Eerste Kamer wordt uitgesproken, houdt tevens den last in tot het kiezen van nieuwe Provinciale Staten en tot het samenkomen der nieuw geko zen Staten, een en ander binnen vijf en dertig dagen.» De termijn is hier op 35 dagen gesteld, waar art. 73 al. 2 der Grond wet voorschrijft, dat de nieuwe Kamers binnen veertig dagen moeten verkozen zijn. Deze hervorming wordt voorgesteld, omdat het vertrouwen in de beslissing der nieuwe Kamer alleen dan volledig zal zijn, wanneer ook de kiezers van eersten aanleg kunnen doen blijken van hun gevoelen ten aanzien van het, de ontbinding motiveerende, conflict. Bovendien zal eerst bij die dubbele ontbinding de toestand intreden, dat de regeering een beroep op de kiezers doet, waarvan zij den uitslag niet kan kennenthans is dat, gegeven de be kendheid met de politieke samenstel ling der Provinciale Staten wèl het geval. Zou deze maatregel ten gevolge hebben, dat de politiek dieper werd gemengd in de Staten-verkiezingen wat volgens de regeering moeilijk meer kan - en zou het dientengevolge bezwaarlijk worden geschikte leden van Gedeputeerde Staten te vinden, dan wijst de Regeering op art. 139 nieuw der Grondwet, waaruit gelicht is de bepaling, dat Gedeputeerden nood zakelijk lid moeten zijn van de Provin ciale Staten. Verder zal volgens het ontwerp het Uit het Duitsch van Jassy Torrund. 24) En al kon hij er zich ook tien maal in schikken maar ik kan niet Jenny. Zie je dat dan niet in Wat hij tot nu toe voor mij gedaan heeft deed hij voor een vaderloos kind, waar bij hij en tante Agnes de ouderplaats hebben vervuld. En Ik zal zijn liefde en goedheid ook nooit vergeten. Maar nu hoe zal ik je dat duidelijk maken? Zie je, dat deed hij als mijn pleegvader. Ep was het daarbij ge bleven, had hij nooit wat anders voor mij willen zijp, daQ ha(J ik mi- heele leven lang alles rustig van hem kunnen aannemen en Zou Ik hem daan/oor lief hebben gehad, als een dankbare dochter. Maar zie eens Jenny thans zou hij mij mijn uitzet geven als bruid van een ander, hij miin af gewezen vrijer? opdat ik mk een ander gelukkig zijn kan? Onmogeliik 1 Elk stuk dat ik van hem bekomen kon, zou mij immers in de handen branden en temidden van miin geluk zou jk aan hem en aan zijp treurig gezicht moeten denken. preventief toezicht van de Kroon over de provinciale verordeningen opgehe ven kunnen worden, waar het repres sieve toezicht voldoende wordt geacht. Provinciale verordeningen zouden dus voortaan onmiddellijk in kracht treden zonder goedkeuring der Konings. Ten slotte nog een paar wijzigingen, die betrekking hebben op het bestuur der gemeenten. Het vierde en vijfde lid van art, 144 worden omgezet en gelezenDe wet bepaalt, welk gezag het gemeen tebestuur vervangt, wanneer dit in ge breke blijft de gevorderde medewer king te verleeneo. Wanneer de regeling en het bestuur van de huishouding eener gemeente door den Gemeenteraad grovelijk wordt verwaarloosd, kan een wet de wijze bepalen, waarop daarin, met afwijking van het eerste en het tweede lid van dit artikel, wordt voorzien. Aan het art. wordt toegevoegd Behoudens de uitzonderingen door de wet bepaald, zijn de vergaderingen van den Raad openbaar. Art 131 is op de leden van den Raad toepasselijk. Wat die bepaling omtrent de open baarheid der vergaderingen van den Gemeenteraad betreft, het zal wel voornamelijk Oppenheim, thans staats raad, zijn, die op de opname van deze toevoeging heeft aangedrongen. Immers in zijn beroemd werk, >Het Nederlandsch Gemeenterecht» 3e druk I. pag. 18 kan men lezen: «Reeds in 1851 was dus de wet gever, door Thorbecke voortgedreven, tot het inzicht gekomen, dat veilig de openbaarheid ook in de gemeente-aan gelegenheden tot regel kon worden verheven. Is het dan niet zonderling en beschamend, dat in 1887 opnieuw het beginsel buiten de grondwet is gehouden? Dat nog altijd alleen voor Staten-Generaal en Provinciale Staten de grondwet zelve de publiciteit als levensbeginsel erkent? Er laat zich het is waar geen wetgever denken, die op een goeden dag voor de ge meenten haar zou durven neerhalen, De openbare meening beschermt de openbaarheid in gemeentezaken krach tig genoeg om haar het gemis van den grondwettigen steun bij uitstek licht te maken. Maar dit verandert niets Kathe drukte haar gezicht in de blonde lokken van den jongen. Zij had in den laatsten tijd veel over deze dingen nagedacht, en kon toch haar diepst gevoelen niet recht in woorden uitdrukken. Jenny had de schaal naar zich toegetrokken en plukte ijverig. Dat zijn spitsvoudigheden, Kathe. Heb je mij niet zelf gezegd, dat hij alles veregten wou en steeds je goede oude pleegvader blijven. Maar ik kan het niet vergeten Jenny schoof een buitengewoon prachtigen bes in haar mond. Hm, Kathe, je zult het echter wel vergeten moeten. Zie, voor je een uitzet bijeen hebt, moet je minstens drie tot vier jaar onderwijs geven en daarbij wie weet nog hoe zuinig wezen. Een uitzet voor 't land, kost een groote massa geld, lief kind, Geheel afgezien van het andere. Van wat dan nog, Jenny? Kom, zet hem nu maar weer op den grond en help mij liever en zet niet zoo groote oogen op. Ja, wat ik zeggen wilde, zie eens. Wij dach ten zoo, je moet 't echter niet kwalijk nemen, wij dachten zoo, dat je oom Willy je wel wat geven zou. Geld? Voor onze hulshouding, Jenny? Omdat ik met een ander op zijn kosten gelukkig zijn zou. Maar, Kathe, neem tochjjfalles niet zoo tragisch op. Zie eens, hij heeft aan het feit dat, nu ook in de gemeen ten de openbaarheid de vuurproef glansrijk had doorstaan en dus de reden, die haar in 1848 uit de grondwet deed verwijderd houden, was vervallen, de herziening van 1887 had moeten goed maken wat de grondwet in dit opzicht te kort kwam. Is het oneerbiedig te onderstellen, dat de vervulling van dezen plicht is achterwege geble ven omdat de zaak èn aan de staats commissie voor de herziening, èn aan de regeering, èn aan de Staten-Generaal is ontgaan?» Zedelijkheid. «De groote massa onzer inwoners zijn in hun zedelijkheidsgevoel diep gegriefd geworden en zeker zeer terecht. Het peil van zedelijkheid onder het volk ziet men angstwekkend dalen, tot verheffing daarvan zal ook ons Ge meentebestuur zeker zeer gaarne mede werken. Maar dan mag ook verwacht worden, dat optochten, die het peil der zedelijkheid nog dieper neerdrukken, van overheidswege zullen gekeerd worden. Lezers, die «groote massa» zijn Amers- foorters en die optocht, die het peil der zedelijkheid nog dieperheeftneergedrukt, is hier in Amersfoort gehouden. Het is de Redaktie van «de Eem- bode», die dit alles heeft neergeschreven. Bedoeld is de optocht, hier gehouden op Zondag 29 September door het Middengewest van het Nederlandsch Gymnastiek-verbond. De deelnemers daaraan waren als gewoonlijk gekleed, de dames in sportblouse en korte rok, de heeren in trui met korte mouwen, zoodat de armen gedeeltelijk bloot waren. En nu hebben die personen volgens «de Eembode» de verleende vrijheid tot het houden van een optocht mis bruikt «om zich in een alles behalve zedig costuum daarbij aan te sluiten en zoo de geheele stad door te trekken.» E11 in den stoet van deze onkuische menschen hebben meegereden een wethouder en gemeenteraadsleden. Vreeselijk 1 «De Eembode» veront schuldigt hen echter door te schrijven «Ook vertrouwen we stellig, dat de achtbare mannen, die in rijtuigen ge zeten den stoet wilden opluisteren, je toch lief, als zijn eigen kind, en hij is een oude man waarom zou hij niet Nu ja, hij is veertig en voor mij Maar, Kathe, je zei toch Hij is in 't geheel geen oud man, ik ben toch nog geen negentien en heb hem mijn geheele leven lang lief gehad als een vader. Hij is niet lief, in 't geheel niet. Maar hij heeft een verstandig sympathiek gezicht en is een slanke, flinke man, grooter dan Henk en zoo goed en flink en degelijk. Geen spoor van oud Maar dan begrijp ik niet Waarom heb je hem dan niet geno men, als je zoo vol geestdrift voor hem bent? Kathe antwoordde niet, zij bukte zich diep over haar schotel, hare vin gers waren ijverig in de weer. Na 'n poosje hief zij 't hoofd op. Heeft Henk dat gezegd dat hij dat van het geld, Dat juist niet. Maar je weet toch dat een landbouwer altijd geld noodig heeft. Hij wist toch, dat ik een arm meisje was. Nu ja, dat wel Jenny zuchtte, zij dacht aan zijne mededeeling en aan haar geruststel lend verhaal van Kathe's rijken erf oom, toen viel haar, die altijd snel een troost bij de hand had, in, zich vooraf niet geweten hebben, dat de personen, die men huldigen wilde, zoo weinig kieschheidsgevoel zouden too- nen.» Maar hoe zal «de Eembode» het nu goed praten, dat die achtbare heeren met die huldiging zijn doorgegaan, ook nadat zij al dat onzedige hadden gezien Het is ons onmogelijk onder het lezen en bespreken van dit hoofdartikel ernstig te blijven. Als Speenhoff dat een week eerder had kunnen lezen, de heeren van de redactie, die ons gaarne met eene Lex-Heinze gelukkig zouden maken, waren niet ongerept gebleven. Als wij van deze soort artikelen lezen, komt ons altijd het gedichtje van de Genestet te binnen Gij, die in alle dingen Slechts zonde ziet en schuld, Van leelijke gedachten Is vast uw ziel vervuld. Een opzienbarend proces. Voor de schepenrechtbank te Berlijn wordt een zaak behandeld, die in wijden kring de aandacht trekt, omdat er per sonen in betrokken zijn uit de hoogste kringen van Duitschland, vroeger hoog- waardigheidsbekleeders aan het Hof van den Duitschen Keizer. De zaak is in 't kort deze: Eenige maanden geleden waren in de bladen en onder particulieren stemmen opge gaan, die er aanmerking op maakten dat Keizer Wilhelm in vele zaken blijk baar onder den invloed stond, niet van zijn verantwoordelijke raadslieden, maar van een groep mannen, persoonlijke vrienden van den Keizer, onder wie een ongezonde, verwijfde geest heerschte. Eindelijk leidde dit tot een schandaal Maximiliaan Harden begon in de Zukunfteen veldtocht tegen deze „tafelronde"; door een toeval kwamen de artikelen den Kroonprins onder de oogen, deze sprak daarover met zijn vader en tengevolge van dit gesprek viel de gansche „tafelronde" in onge nade: Graaf Hohenau en Graaf Kuno von Moltke werden uit hun hooge be- achter tante Heinzlus te verbergen. Die zou niet zoo nauwgezet in deze zaak zijn, als Kathe. En eigenlijk had Henk Dobbelin ook wel genoeg voor twee. Dat moesten ze beiden maar vinden. Maar het in betrekking gaan, moest ze Kathe toch uit het hoofd praten. Dat zou wat moois zijn, zoo drie, vier jaar voor onderwijzeres te spelen. Daarover zou Henk het geduld verliezen, wat ook wel te begrijpen is. Op zijn laatst wilde hij 't volgend voorjaar trouwen. Als ik werken moet als een paard, dan moet ik tenminste weten waarvoor en wil ik Kathe bij mij hebben, had hij onlangs tot Jenny's man gezegd. En hij had gelijk ook. Den zomer en herfst over moest Kathe bij haar nog leeren, 's winters kon zij dan in de stad voor haar uitzet zorgen. Maar daarover kon een anderen keer nog wel eens gesproken worden. Op 't oogenblik gingen de bessen voor. En Jenny nam den vollen schotel en droeg hem in de keuken, waar de huishoud ster en de reusachtige ketel reeds op ■hen wachten. Henk Dobbelin kwam eiken tweeden of derden avond. Hij meende 't met het werk even ernstig als Kathe en zijn vader zag het met vreugde. Om mij behoeft ze zelfs geen stuiver te hebben, als de jongen, om trekkingen ontslagen, en Prins Philip von Eulenberg, vroeger de grootste gunsteling des JKeizers,^] van het Hof verbannen. Graaf Kuno von Moltke wilde de zaak daarbij niet laten zittenhij daagde Harden uit tot een tweegevecht, wat door dezen niet werd aangenomen. Ver volgens wendde hij zich tot alle autori teiten, teneinde een strafvervolging wegens beleedlging te verkrijgen, maar ook dat bleef "zonder succesmen wilde dat er zoo min mogelijk over de zaak werd ^gesproken hield en dus een open baar proces'met alle mogelijke middelen tegen. Zoo bleef Moltke geen ander middel meer over, dan een burgerlijk geding te beginnen, een private vorde ring wegens beleedlging tegen Harden in te stellen. Dat deed hij. Hij dag vaardde hem voor de schepenrechtbank te Berlijn, hem bij die dagvaarding ten laste leggenddat Harden hem, Moltke, had beleedigd door te beweren dat er van hem een slechte Invloed uitging op den Keizer, dat er daarenboven In Harden's artikelen gezinspeeld werd op overtreding door Moltke van sommige artikelen van het Strafwetboek. Deze zaak wordt, wat met het oog op het stuitende en weerzinwekkende van de bijzonderheden, verwondering mag baren, met open deuren behandeld, ten minste voor het grootste deel. Als al de deuren een oogenblik voor het publiek werden gesloten, mochten toch de vertegenwoordigers van de pers en de juristen blijven. Dit doet gelooven, dat men van hoogerhand een wenk heeft gegeven, om niets bedekt te houden. Hoogst onverkwikkelijk waren de bijzonderheden, die de gescheiden echt- genoote van von Moltke meedeelde. De politieke kant van de zaak werd eveneens sterk in het licht gesteld daar kwam uit, hoe Keizer Wilhelm onder Moltke en de zijnen betiteld werd met den naam van «liefje», iets wat de verdediger van Moltke trachtte goed te praten, maar wat op rechtbank en publiek blijkbaar een sterken indruk maakte. Veel opzlea baarde ook de verklaring van de gescheiden gravin Moltke, dat haar man zich eens de woorden had laten ontvallen«Zijne Majesteit komt slecht8 datgene te weten, harentwil maar verstandig wordt, zei hij tot zijne vrouw, die ook harerzijds zeer veel van Kathe was gaan houden. Zij wist, dat het niet wonderlijk op te nemen was. Haar veeleischende, lichtzinnige jóngen die zoo weinig aan werken gewoon was, en een arme vrouw, dat paste waarlijk niet bij elkaar. De liefhebberij voor sport, die moest hij zich nog afwennen, anders komen zij hun leven lang niet met de opbrengsten van Neudorf uit. Twee, drie luxe-paarden op stal, die en een Engelschen stalknecht erbij, zooals hij zich dat voorstelt, dat houdt Neudorf niet uit. Ach, moedertje, dat zegt hij zoo maar. Als hij er eenmaal opzit, dan laat hij alles van zelf. Nu, je zult het zien. Op dit eene punt is hij onverbeterlijk. Voor zijn «Cronjé» is het beste kalverhooi hem juist goed genoeg, zei ze heel onvoor zichtig. De oude stoof op. Heeft hij weer kalverhooi? Neen, bewaar me, hij niet maar de stalknecht, heeft gisteren weer een zak weggehaald, de bengel loert er op, als de kat op de muls. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1