Vrijzinnig" Orgraan voor Amersfoort en Omstreken. ïo. 110. DINSDAG 3 DECEMBER 1907. 4e JAARGANG. litgave van de Naaml. Vennootsehap „DE EEMLANDER". Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. SINTERKLAAS. FEUILLETON. DE KLEINDOCHTER. BUITENLAND. EMLANDER Directeur R. G. RIJKENS. Abonnementsprij s Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 Bureau: BREEDESTRAA.T 20. Telefoon Interc. 62. Prijs der Adverténtiën Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (Bjj abonnement belangrijke korting.) Het is een gewichtige week voor Nederland en vooral voor de kleinen, want de groote kinderheilige, Sint- Nicolaas, brengt zijn jaarlijksch bezoek. Het is ons geheel onverschillig, wat de allemanswijsheid van het woorden boek omtrent dezen heilige verhaalt; de heiligenlegende en de geleerden be hoeven ons niet te vertellen wie Sinter klaas is voor ons en de kleinen. Dat weten wij en zij beter. Sinterklaas is een «goed heilig man», die de loffelijke gewoonte heeft in December uit Spanje naar Nederland te komen. Want St. Nicolaas is een bij uit nemendheid Nederlandsch feest. Als men de geschiedenis van dezen feestdag ophaalt, kan een getrouw historicus niet vergeten, wat de zeven tiende eeuwsche poeëet Bredero van dezen grooten dag vertelthoe de kleinen bij de bevriende families gingen zoeken en allerlei nuttige en aangename dingen vonden, waarvan zij nog spraken vele jaren daarna. En zich verdiepende in oude dingen, kan de schrijver, die van St. Nicolaas verhaalt, niet nalaten de schilderij van een onzer oude meesters te behandelen, waarop de morgen van den grooten dag wordt voorgesteld, een Oud-Hollandsch binnenhuisje, vol beweging: verheugde kleinen, spelende met de goede gaven, die zij ontvingen, maar ook een jongetje, dat schreit, omdat hij, inplaats van geschenken, een gard heeft ontvangen. De Sinter klaas van een paar eeuwen geleden, was een andere dan die van den tegen- woordigen tijd. Hij beloonde, maar hij strafte ook. De zondaren kregen een Strafinstument, dat zij goed kenden, want in een Oud-Hollandsch gezin was de spreuk in eere, dat wie zijn kind lief heeft, de roede niet moet sparen. Tegenwoordig denken wij anders Door M. Böhme. I 5). jjf' Erwig Meier stond aan het station en toen de trein aan was gekomen, herkende hij te midden van de vele reizigers spoedig zijn nichtje. «Wel zeker. Natuurlijk.» «Goeden avond. Fina. Meid, wat ben jij gegroeid! Ken je je oom Erwig Meier nog, Fientje? Welkom in Mies- bach, kind, hartelijk welkom Erwig drukte de hem zonder spre ken toegestoken hand van het jonge meisje. Ze was nog iets grooter dan hij. Al de lieftalligheid der jeugd lag m haar zacht gezicht Nu droeg het ooit wel de sporen van vermoeidheid en afmatting, en het scheen, als viel het haar moeilijk, op oLenn ^6 bef0eting dadelijk een passend antwoord te vinden. «Ja, zeker herken ik u, oom Erwig» mleder?? maakt het «Dank je, uitstekend. Zij is heel blii met Je komst. En jij, Jm Het afscheid van Berlijn is je 2eker wel erg moeilijk gevallen». «Van Berlijn nu juist niet». over de huiselijke tucht. Wij verkeeren in de periode van de «vertedering des harten» en Sinterklaas is niet meer de rechter die ook straft, hij is de weldadige toovenaar, die uit onuitputtelijke zakken iedereen met geschenken verrast. Ten minste zooveel mogelijk iedereen. Want, er dient voor gezorgd, dat ook de kin deren der armen zooveel mogelijk niet ledig uitgaan op dit feest. Sinterklaas dus komt niet meer met de gard. Wij laten gaarne aan de paedagogen over de beslissing of de roede misschien weer moet worden ingevoerd. Het is een feit, dat onder de bevolking van onze groote steden kinderen gevonden worden, die reeds mannen zijn in de boosheid. Maar de kinderwetten zullen hierop, naar wij hopen, een heilzamen invloed uitoefenen, en in elk geval wil len wij thans niet over die ondeugden spreken, nu Sinterklaas zoo dicht in de buurt is; hij mocht het eens hoorenI Doch voert Sinterklaas niet langer de straffende roede, wij worden ook niet meer, zooals vroeger, afgezouten. De functien van den kinderheilige zijn zeer uitgebreid geworden. De jeugdige grijs aard is bij gelegenheid ook postillon d'amour. Hij is drager van diepverbor gen, zoete geheimen; hij is huwelijks makelaar en dit met het grootste ge noegen. Nochtans, hoezeer hij zijn gaven schenkt aan allen, in de eerste plaats is hij de kinderheilige. Voor hen bestaat hij in werkelijkheid en leeft hij en gaat dit land door, goeddoende. En wij ouderen sterken hen zooveel mogelijk in deze opvatting en maken geheim zinnige geluiden en verkleeden ons mis schien op den gezegenden avond. Dat is alles verbeelding nietwaar En het houdt geen oogenblik stand tegen de practische opvatting en de logische redeneering en de nuchtere Josephine zuchtte. «Niet van Berlijn, maar het afscheid van mijn tehuis viel zwaar». Toch was de woning, vier trappen hoog, nu juist niet aanlokkelijk. Maar het was haar tehuis. En daarvan had ze nu voor altijd afscheid moeten nemen. Gedurende de geheele lange reis had de laatste, slapelooze nacht in haar nagewerkt. Wekenlang al zaten aan alle meubels de blauwe zegels van den deurwaarder; binnen weinige dagen zou alles verkocht wor den, al de haar lief-geworden dingen, die ze, zoolang ze zich kon herinneren altijd had gezien, waaraan ontelbare herinneringen aan kleine voorvallen uit haar jeugd verbonden waren. Zelfs het bed, waarin haar moeder gestorven was, zou in vreemde handen komen. Den vader trof het minder. Het noodlot had hem voor een poosje ge bogen, maar gebroken niet. Ondanks de voortdurende ontgoochelingen en teleurstellingen, had bij zijn oorspron- kelijken, hoopvollen levensmoed niet verloren. Hij hoopte nog altijd op een plotseling geluk, een plotselinge wen ding ten goede. Zijn veerkrachtige natuur richtte zich altijd weer op, zoo vaak de druk der omstandigheden haar neerboog Bij het afscheid op het station was hij geheel vergenoegd geweest, althans had hij de in hem rijzende ontroering overweging of wij misschien ons geld niet nuttiger kunnen gebruiken. Welnu neen j Er zijn onwezenlijke dingen, ongeziene, door geen mensch getast, die verre staan boven de nuch tere alledaagschheid van het werkelijke leven. Het zou zoo koel zijn, zoo kil, als wij zoo nu en dan niet het lichtje mochten ontsteken van onze fantasie. Dat ont steken wij in de harten der kinderen als wij hen spreken van Sinterklaas. En oud en in eigen oogen altijd wijs geworden, geleerd misschien en diepdenkend, vergeten wij op een avond ais dien van Sinterklaas de schoonste lessen der practijk en bouwen wij onze fantasie-torens. Wij verblijden ons met de kleinenwij verheugen ons in de blijde verrassingen, die wij anderen kunnen bezorgen. Maar wij zullen het allermeest een voldaan gevoel hebben, als wij trachten ook bloemen te strooien op levens wegen, die over steenen en doornen gaan. DUITSCHE BINNENLANDSCHE POLITIEK. De binnenlandsche politieke toestand van Duitschland schijnt te wenschen over te laten op dit oogenblik. Er bestond, zooals men weet, ook in den Rijksdag een «blok». Het werd gevormd door de liberale partijen en de meest gematigden ter rechterzijde. Het was sterk genoeg om als de leden goed opkwamen, het hoofd te bieden aan het Centrum en aan de sociaal-demo craten. Echter eischte het al het diploma tiek beleid van prins von Bülow, die deed wat hij kon om het bijeen te houden. Dat is hem tot nu toe vrij wel gelukt. Maar thans wordt de eendracht bedreigd. Uit het Duitsche ministerie van financiën, uit het kabinet van den heer von Stengel, die niet bijzonder handig schijnt te zijn, is plotseling een en de smart om 't scheiden verborgen onder blijde hoopopeenspoedig weerzien. «Lang houden de Miesbachers je niet, mijn schatje. Let op, hoe gauw ik mijn Jo weer afhaal.» En Jo had gedaan, alsof zij dit ook geloofde, en door haar tranen gelachen. Miesbach was haar niet vreemd. Van haar vroegere bezoeken, met haar moeder, herinnerde ze zich nog goed het schilderachtig stadje aan den Rijn, even goed, als de grootmoeder, de strenge, oude vrouw, wier hand zoo vlug was, als 't gold een misgrijp of een onaardigheid te straffen, en de beide ooms, den altijd glimlachenden Gerard en den goeden oom Erwig, van wien zij als kind zoo veel gehouden had. Ja, zoo'n paar zomerweken aan den Rijn dat was heel prettig. Maar het vooruitzicht, jarenlang, wellicht voor altijd, in het afgelegen plaatsje te moeten blijven, lokte haar niet zoo aan. Misschien raadde Erwig de gedachten van haar, die zwijgend naast hem voortging, «Je zult hier gauw ingeleefd zijn, Fina», zei hij goedig, «en dan zal je nooit weer naar Berlijn terugverlangen». Met opzet ging hij met zijn nicht niet den kortsten weg, door de Hoofdstraat maar langs den Rijn naar huis. Het was een warme, stille avond. De lucht was vol wolken. Het donkere loover der platanen bewoog in den Erisappel tusschen de partijen gerold. De begrooting wijst een tekort aan van precies honderd millioen Mark. En de minister, die beslist niet handig is, geeft niet de middelen aan om het tekort te dekken. Hij laat de vraag open. Het is eene groote en niet uitsluitend financieele maar politieke vraag. Want de rechterzijde en de linkerzijde zijn het volstrekt niet eens over de middelen, waardoor het geld moet worden ge vonden. De linkerzijde spreekt van directe belastingen en de rechterzijde, ook de gematigde leden van die groep, meenen het heil van 't vaderland en ten minste hun heil te kunnen be vorderen door nog hooger invoerrechten, door indirecte belastingen, waarvan men aan de andere zijde niets weten wil. Dat wordt gevaarlijk voor het Blok en het is koorn op den molen van het Centrum. Dat is eenigszins verontrustend voor den heer von Bülow. Hij heeft toch moeilijkheden genoeg. In den laatsten tijd kon men in de officieuse bladen telkens verzuchtingen lezen over het feit het schijnt een feit te zijn dat de Rijkskanselier, die verantwoordelijk is voor den goeden gang van zaken in het Rijk, niet genoegzaam werd gesteund door de mannen die met hem moesten mede werken. Er wordt weer geklaagd over de «wrijvingen», die Bismarck zooveel last veroorzaakten. Prins von Bülow staat ongetwijfeld sterk. Hij is tot heden de man des Keizers en in Duitschland valt geen minister zoolang de Keizer hem beschermt. Maar indien de Rijksdag, innerlijk verdeeld, in eene groote quaestie zich tegen de voorstellen der regeering ver klaart, moet de positie van den kanselier daaronder lijden. En eens heeft hij, met toestemming van den Keizer, de vergadering ontbonden, maar dat experi ment kan niet telkens worden herhaald. - In den Oostenrijkschen Rijksraad is door de Polen op heftige wijze geprotesteerd tegen de Pruissische anti- Poolsche onteigeningswet en werd den voorzitter Weiskirchner de vraag ge steld of hij hier tegen maatregelen nemen zou. Weiskirchner noemde de vraag onbehoorlijk, doch niettemin gingen de Polen voort met heftige aanvallen tegen Duitschland en Pruisen. Naar aanleiding hiervan schrijft de „Neue Freie PresseHet moet de grootste verbazing wekken dat zulke debatten in den Oostenrijkschen Rijks raad toegelaten zijn. De voorzitter had dergelijke redevoeringen moeten ver hinderen, waarin de binnenlandsche politiek van Pruisen werd aangevallen en de verhoudingen van Oostenrijk tot Duitschland zwaar werden beleedigd. Ieder vriend van den vrede kan niet sterk genoeg opkomen tegen de Donder- dag gevoerde debatten. Een telegram uit Weenen meldt, dat de Duitsche gezant von Tschirschky gisteren een bezoek aflegde bij den minister van buitenlandsche zaken Von Aehrenthal, hetgeen in verband wordt gebracht met de Poolsche debatten in den Rijksraad. De «Daily News» verneemt uit Lissabon, dat een stoomschip daar een groote hoeveelheid wapenen en munitie uit Duitschland voor de Por- tugeesche regeering heeft ontscheept. Een ambtelijke mededeeling van de Berlijnsche politie geeft bizonder- heden over de ontdekking van Rus sische revolutionaire ge schriften en wapenen ten huize van Emil Kerfin, vroeger sociaal democratisch lid van den Berlijnschen gemeenteraad. Er werd gevonden: i. ongeveer tien centinaars Russische kranten en drukwerken van socialisti sche strekking, met twee smokkelsloo- ven, onder de bovenkleeren te dragen 2. 19,000 vel wit papier met watermerk afkomstig van een Duitsche fabriek, waar ze door den boekhandelaar Wil helm Günsel van de Vorwarts besteld zijn; het papier is blijkbaar bestemd, zegt de Montag, om Russische bank biljetten van drie roebel na te maken het watermerk past precies; uit elk vel zijn acht bankbiljetten te maken; het papier kon dus voor 456,000 roebel valsche biljetten opleveren; 3. twe_ kisten mer 14 Parabellum-pistolen en hollespitspatronen4 een electro motor en eenige honderden sterke ijzeren schroeven (waar motor en schroeven voor moeten dienen is men niet te weten gekomen). De wapenen komen ook uit een Duitsche wapen- wind, die over den stroom aanwiekte. Het bladerengeruisch klonk als gefluis ter en gemurmel in de stilte. Op den anderen oever ratelde een trein voorbij, een lange rij goudachtig-lichte venster tjes, die de stroom weerkaatste. De uitloopers van den Taunus teekenden vaag hun zachtgolvende omlijningen op de lucht af. »Het is schoon bij ons aan den Rijn,» zei Erwig. «Niemand kan zich op den duur aan de bekoring van den stroom onttrekken. Wie eens hier leefde, wordt altijd weer hierheen getrokken, altijd weer. Hoe dikwijls hebben we het al ge zien. De rijke groot-stedelingen, moe van het haasten en jagen des levens, komen hier wonen, rust zoekend. Na een paar jaar begint de rust hun te verve len, de gewoonte verstompt hun gevoel voor het natuurschoon, de tijd wordt hun te lang, en ze vertrekken weer. Maar ze komen terug, ze komen onver mijdelijk terug Dien de Rijn eenmaal beeft, ont snapt niet meer aan zijn betoovering. Gij zult dat ook nog merken, Fina.« »Ach oom Erwig, noem me Jo. Mijn ouders noemden me nooit anders.» «Graag, kleine Jo.« Zij gingen langzaam verder. Jo had haar hand in den arm van haar oom gelegd. Een groot vertrouwen in den man met de weeke stem en de goede oogen kwam in haar en vergemakkelijkte haar de intrede in het nieuwe vaderland. Grootmoeder Meier kwam hun reeds op de straat tegemoet. Zij berispte Erwig wegens den omweg, de aardap pels werden koud en het gebraad taai, dan omarmde zij haar kleindochter en kuste haar. «Dat het je hier wel moge gaan, mijn kind,« zei ze. «Het geboorteland van je moeder wordt nu ook jouw woonplaats, daar is je thuis. Daar zijn oom Gerard en tante Lisa.» Jo wisselde half versuft handdrukken, hoorde vriendelijke begroetingswoorden en zag aan beide zijden in den winkel nieuwsgierige oogen op haar gevestigd. Dan werd ze door de smalle gang tus schen de balenstoffen geleid en de trap op. In Lisa's slaapkamer moest ze zich verkleeden en wasschen, daarna ging men aan tafel. De spijzen waren, ondanks het lange wachten, voortreffelijk en in de groene glazen fonkelde beste wijn. Goed eten was traditie bij de Meiers. «Volop en uitstekend» zoo wilde de oude vrouw het, ook voor het personeel; en Lisa, die een jaarlang in een hotel koken had geleerd, bracht graag iets bijzonders op het dagelijksch menu vandaag had ze bijzonder haar best ge daan en hoopte ze van de zijde van de Berlijnsche nicht op een complimentje voor haar kookkunst. Maar Jo had niet veel honger. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1