STADSNIEUWS. en nog nooit subsidie hadden gevraagd. Gestemd werd wel over den post van f 1 000 aan de Maatsch. voor Bouwkunst om prijsvragen uit te schrijven voor den bouw van arbeiderswoningen. De heer De Stuers bestreed dezen post, omdat de vereeniging er geen van deskundigen w as en de Technische Hoogeschool deze prijsvragen kon uitschrijven. Anderen s loten zich bij hem aan de Min. ver dedigde den post als een blijk vari belangstelling in een goede zaak. Maar de Kamer verwierp hem met 38 tegen 32 stemmen, waarbij alle leden van rechts tegen stemden en eenigen van links, zonder dat voor een eenvoudig toeschouwer duidelijk werd wat princi pieels de rechterzijde wel voor bezwaren kon hebben. Ingetrokken werd een amendement der Commissie van rapporteurs om niet over te gaan tot de benoeming van een derden geneesheer aan het krankzinnigen gesticht te Medemblik. Uit een debatje, dat nu volgde, bleek, dat de pensioensquaestie der bezoldigde personen bij de opgeheven schutterijen, geregeld zal worden bij een wijziging der Landweerwet, waarover gedachten- wisseling gaande was tusschen Binnenl. Zaken en Oorlog. Gestemd werd daarna weer over de subsiede aan het Gymnastiekverbond, dat uitvoeringen gaf op Zondag en aldus de Zondagsheiliging bedreigde, volgens de heeren Schokking en Regout. Andere sprekers, de heeren Verhey, Kolkman en Lohman, waren het met den Minister eens, dat bij het verleenen van het sub sidie niet de eisch kon gesteld worden dat uitvoeringen op Zondag niet mochten plaats hebben. Het subsidie bleef behouden met 56 tegen 25 stemmen. Het Hooger Onderwijs leidde tot de gebruikelijke beschouwingen over afschaffing van het admissie-examen tot het gymnasium het feil, ,dat er te veel rijksuniversi teiten waren, doch geen kan worden opgeheven de wenschelijkheid van één adviseerend college voor het H. O. het losmaken van het universitair onderwijs en den effeetus civilis de wenschelijkheid van faculteits- scholen de zelfstandigheid der universiteiten de nadeelen van staatsexamens de uitbreiding der gratis-toegelatenen; de hooge, te hooge kosten van het H. O. de handhaving der universiteiten, elk zoo volledig mogelijk University-Extension, enz. Over deze zaken, en meer nog, spraken, al naar eigen inzicht, en op vatting, de heeren De Visser, Lohman, Blooker, Ter Laan, Bos, Brummelkamp en Nolens. Minister Rink constateerde dat de sprekers van Donderdag niet zoozeer 's Ministers beleid aanvielen, maar veeleer zich bepaalden tot het aan de hand doen van denkbeelden om door wetswijziging te komen tot bezuiniging. De Minister was echter nog steeds van oordeel, dat onder de bestaande organisatie en onder wettelijke bepalingen waaronder wij leven men moeilijk zuiniger kan zijn. Wellicht is dit in de toekomst door reorganisatie mogelijk. De beschouwingen Donderdag, in vogelvlucht gegeven, kunnen wellicht voor eventueele reorganisatie gewichtige documenten opleveren. In 't kort ging de Minister die beschou wingen na. Inkrimping van het getal universiteiten oordeelde de Mii ister niet goed, trouwens, zijns inziens gelooft nie mand aan eene dergelijke inkrimping. Het denkbeeld om Rijks-universiteiten als zoodanig op te heffen en daarvoor in plaats te stellen stichtingen met Rijks subsidie. zou, naar 's Ministers oordeel, niet lot bezuiniging leiden. Wat het losmaken van den effeetus civilis van de universiteit betreft, was 's Ministers vluchtige indruk, dat het groote doel daarmede niet zou worden bereikt. Het doel van het Hooger Onder wijs is de vorming en voorbereiding tot zelfstandige beoefening van de wetenschap, en nu is het te vreozen, dat de univer sitaire opleiding opzettelijk zich zal richten naar de eischen van het staats examen. Aan den Heer Ter Laan deed de Minister opmerken dat hij sympathie heeft voor het denkbeeld om den kring van hen, die van universitaire opleiding kunnen gebruik maken, te verruimen; daarvoor is echter wetswijziging noodig vandaar dat de Minister zich op het oogenblik wel moest bepalen tot sympathiebetui ging. Komt eene wetswijziging evenwel aan de orde dan zullen die denkbeelden worden overwogen. Het vraagstuk der Gymnasiale toe latingsexamens is in onderzoek. Voor instelling van een adviseerend college, dus een soort van super-curatorium, zou ook wetswijziging noodig zijn. Het denk beeld verdient echter in alle opzichten overweging. 8 Instelling van leerstoelen voorpaeda- ogie, geslachtsziekten, enz., enz., moge enschelijk zijn, maar er zijn andere aken die dei. voorrang verdienen. De Minister ontkende dat stelselloos wordt te werk gegaan. Alleen op goede zakelijke gronden worden beslissingen genomen. Het algemeen debat is gesloten. De Heer A a 1 b e r s e verdedigde een amendement om den post te schrappen voor den bouw van een herbarium te Oegstgeest. Nu er zulke ingrijpende wijzigingen in bouwplannen zijn gebracht, had eerst de Kamer gehooid moeten worden. De Heer Stuers verdedigde le. een amend, om het Herbarium volgens het oude plan te Leiden te vestigen en 2e. een amend, om vooralsnog aan te houden de stichting van een experimenteertuin te Leiden. Na de pauze verklaarde de Minister zich met 't oog op het tijdsgebrek om te voldoen aan den wensch van de commissie van rapporteurs om van de begrooting terug te nemen de subsidie post voor de machinistenschool te Amster dam. De minister zal voor het beoogde doel een suppletoire begrooting indienen en hij hoopte dat de kamer dal wetsont werp dan zoo spoedig mogelijk zal be handelen. De minister bestreed voorts uitvoerig de amendementen van de heeren Aalberse en De Stuers. Na een langdurig debat werd het amendement Aalberse verworpen met 50 tegen 25 stemmen. Het amendement De Stuers om het Herbarium niet te Oegstgeest maar te Leiden te stichten werd verworpen met 50 tegen 28 stemmen. Het amendement De Stuers om geen experimenteertuin te stichten was daar mede vervallen. Men herinnert zich dat Provin ciale Staten van Overijsel in hun ver gadering van io November jl. met 25 tegen 17 stemmen besloten het voorstel van Gedeputeerde Staten tot benoeming van een griffier der Staten te renvoieeren, nadat de voorzitter der vergadering op een tot hem gerichte vraag had ge antwoord, dat bij renvooi de meerder heid van Gedeputeerden vermoedelijk de voordracht niet zou handhaven. Thans is, naar de N. C. mededeelt, door een zestal leden der Overijselsche Staten, de heeren mr. J. van Setten, H. Löhnis, F. de Herder, allen te Zwolle, J. A. van der Sanden, te Ambt Hardenberg, P. Stoffel, te Deventer en J. H. Tromp Meesters, te Steenwijk, een adres gericht aan H. M. de Koningin, waarin zij te kennen geven, dat het hun voorkomt dat dit besluit der Staten strijdig Is zoowel met de wet als met het algemeen belang en daarom de vernietiging ervan aan H. M. verzoeken. HET KEIZERLIJK BEZOEK. Het bezoek van den Duitschen Keizei aan het Nederlandsche Hof en Amster dam heeft geheel volgens het programma plaats gehad. De intocht was een blijde inkomst het Damrak was een vreugdetribune, terwijl de tribune Van der Horst bijna leeg was. Ondanks den stortregen schaldm luide hoera's op en was er vee! vroolijk zak- doekengewuif. Geruchten liepen dat werkeloozen zich op het Damrak op stelden om een fluitdemonstratie te houden, maar er waren slechts enkelen tegenwooidig, die door de politie werden verwijderd. I11 den stortregen werd de eerewacht geïnspecteerd. Met fermen stap schreden H. M. en Z. M. langs het front. In het paleis was aanwezig H. M. de Koningin- Moeder. Onmiddellijk na het binnentreden van bet paleis verschenen de Keizer en de Koningin op het balkon. Daverend wer den zij toegejuicht, terwijl de muziek het .Heil dir im Siegerkranz" speelde. Om kwart voor twee werd uitgereden en de collectie-Six bekeken. Er volgde een bezoek aan het Rijks museum. In het gebouw was slechts weinig versiering aangebracht. De vestibule was getooid met een schat van palmen en chrysanten. Langs de met fraaie loopers belegde breede trappen begaven zich de vorste lijke bezoekers naar de groote hal. Hier waren opgesteld de gezamenlijke leer lingen van de Kaiser Wilhelrn-Schule, onder geleide van den rector Van Diepen- broek. Zij begroetten de keizerlijke en koninklijke bezoekers met godsdienstig gezang. Het. eerste bezoek gold de Rembrandt- zaal. Den Keizer werd verzocht zijn naam te plaatsen in het Gouden Boek. Ook werd nog een bezoek gebracht aan den westelijken vleugel van het Museum door de historische galerij naar de Oranjezaal, waar de portretten der voor vaderen van onze Koningin, tevens van den Keizer, zijn opgehangen. Daarop volgde het bezoek aan het Burgerweeshuis. En nu kwam er iets, wat niet van te voren bekend was ge maakt. Toen men namelijk in het Paleis terug was gekomen, begaf de Keizer zich, vergezeld van Prins IKndu.c, te voet naar de Nieuwe Kerk, om een stille hulde te brengen aan de nagedachtenis van Michiel Adriaanz. de Ruijter. Z. M. legde een prachtigen krans met de Hohenzollernsche kleuren aan den voet van de tombe neer. Daarna had de receptie te Hove plaats en toen het gala-diner. Na afloop van den maaltijd hielden de vorstelijke personen eenigen tijd cercle in de Troonzaal. Op uitdrukkelijk verlangen van den Keizer vergezelde de Koningin hem bij het vertrek niet verder dan tot den uitgang van het Paleis. Alleen Prins Hendrik vergezelde hem. Het afscheid was zeer hartelijk. Te 10.32 passeerde de Keizerlijke trein j^et station Amersfoort. Kunst- en Wetenschap. Vrijdag a.s. zal de Utr. Ond. Tooneel- uitvoering in Amicitia alhier een uitvoe ring geven ten bate van hulpbehoevende onderwijzers. Met het oog op het goede doel bevelen wij ten zeerste aan, dit pogen te steunen. Maar afgaande op de recen- ties zal men ook .waar voor zijn geld" krijgen, er zal te genieten vallen. Zoo schrijft het Utr. Nieuwsblad van 19 Nov. 1907, o.i. het volgende: .De Utrechtsche Onderwijzers-tooneel- vereeniging gaf Zaterdagavond in Buiten- lust een uitvoering. Een groot aantal belangstellenden waren aanwezig toen de bekende klucht in 3 bedrijven „Jan Ongeluk" een aanvang nam. Het is haast onnoodig le zeggen, dat het spel van de verschillende personen, die hieraan deel namen, uitmuntend was, daar het zeer goed bekend is, over wat uitstekende krachten dezetooneelvereeniging beschikt. Vooral Martin Hallerstadt en Hildegard, zijn vrouwWaldemar en Tobias Krack verdienen een bijzonder woord van hulde. Het tooneel was uitstekend ver zorgd en goed aangekleed. De Utr. On- derw.-tooneelvereen. heeft een uitbundig succes gehad met het opvoeren van dit stuk, wat bewees het schaterlachen in de zaal." ADVOKATENZAKEN. Dat een man, die een jaloersche vrouw heeft, voorzichtig moet zijn in zijn uitlatingen en beter doet met haar steeds waarheid te vertellen, omdat hij anders verdacht wordt op nauwere kronkelpaden te sluipen, en aldus zijn vrouw tot zeer hoogen graad van woede brengt, is de moraal, die men desver- kiezende uil dit stuk trekken kan. Men kan dit echter ook nalaten en eenvoudig lachen om de grappen, die de heer Wilhelm Wolters over drie bedrijven heeft losgelaten. „Successtuk van het Lustspielhaus te Berlijnstond op het affiche, een omstandigheid, die misschien nog meer bewijst, dat Berlijn een groote stad is, dan dat het stuk aardig is. Evenwel het stuk is ook aardig, als het zich maar niet tooide met den val- schen naam „blijspel". Die er heen zijn gegaan in het vertrouwen een blijspel te zullen zien, zijn bedrogen uitgekomen. Het was niet de echt-menschelijke dwaasheid, de groot-simpele, onbewuste, die men hier te zien kreeg; het was het volgens bekend recept gearrangeerd gevalletje, het was de gewilde grappig heid, waarvoor de auteur het leven gekneed en eenigszins geknoeid had. Het was een dolle storm van onwaar schijnlijkheden, die echter als ze maar gauw genoeg gaan, geen tijd laten tot protest en ten slotte alleen maar ruimte laten voor een sentiment van innige bewondering, dat zich uitdrukt in de woorden van een hofjesjuffrouwgut, hoe krijgt-i-'t zoo bij mekaar 1 In 't eind wordt natuurlijk alles weer goed, vooral omdat de drie bedrijven vol zijn en er een einde aan moet komen. Dat men zich toch amuseert, ligt dan, behalve aan eigen stemming, aan het goede spel, want de opvoering liep met de routine-gemakkelijkheid, die men van de Nederlandsche Tooneelvereeniging gewoon is. En als een stuk geslaagd mag heeten, zoo het een publiek in vroolijkheid brengt, dan is dat van den heer Wolters wel gelukt, want de aanwezigen de zaal was ongeveer half gevuld klapten braaf in de handen en aan het einde van het tweede bedrijf moest zelfs twee keer worden gehaald. Met belangstelling zien we nu uit naar de laatste abonnements-voorstel- ling. De heer dr. A. C. Antusch, vroeger leeraar aan de H. B. S. alhier, thans directeur te Sneek, is benoemd tot directeur en leeraar aan de Rijks H. B. S. te Alkmaar. Blijkens de in dit nummer voor komende advertentie van de Vereeniging tot uitdeeling van spijs aan behoeftigen, is de eerste kookdag vastgesteld op Maandag 16 December. -Z. M. de Duitsche Keizer heeft verleend den Rooden Adelaar vierde klasse aan den heer H. R. Krapels, thans stationschef Centraalstation te Amsterdam. Naar aanleiding van overdreven geruchten, die hier in de stad de ronde doen omtrent het ontvluchten van een religieuse uit het Pensionaat op' den Zuid-Singel, volge hier, hetgeen om trent deze zaak ons is meegedeeld. Donderdagnamiddag liep een heer op den Zuid-Singel, terwijl voor hem uitging een religieuse, vergezeld van een man, die een mand droeg waar over een zwarte doek lag. Toen die heer dit tweetal inhaalde, sprak de religieuse hem aan en vroeg zij rhem om reisgeld naar Amsterdam. Op zijn vraag waarom zij dit noodig had, antwoordde zij, dat ze het niet langer in het Pensionaat uit kon houden. De reden waarom, wilde zij echter niet opgeven, waarom bedoelde haar heer geen reisgeld verstrekte. Op de Varkensmarkt heeft zij het nog eens aan een dame gevraagd, evenwel met hetzelfde resultaat. Ten slotte heeft een reiziger haar van reisgeld voorzien en tevens den man, die den mand droeg een fooi gegeven. Aan het bureau van politie werd indertijd door een reiziger aangifte gedaan van de vermissing van een kistje met effecten, ter waarde van f 5600. De commissaris van politie heeft toen opsporing en aanhouding verzocht. Thans zijn de vermiste effecten te ruggevonden te Utrecht en is de sta tionsassistent G. C. B. uit Apeldoorn aangehouden, zijnde de persoon die zich het kistje had toegeöigeud. PROTESTVERGADERING. Donderdagavond had de openbare protestvergadering tegen de drukkerij «De Eembode» en de drukkerij Blan kenberg, uitgeschreven door de Afd. Amersfoort van den Alg. Ned. Typo grafenbond, plaats. De groote zaal van de «Keizerskroon» was reeds voor den aanvang der ver gadering stampvol, zoodat naar schat ting nog ongeveer 300 menschen moesten worden teruggestuurd. Om 8 uur opende de voorzitter de vergadering, met een welkom aan de aanwezigen, er op wijzende dat de flinke opkomst, toch zeker een bewijs was van de groote belangstelling der ingezetenen, in deze treurige kwestie. Hierop gaf hij het woord aan den spreker, den heer P. Hols, secretaris van het hoofdbestuur. Deze begon met een inleiding, waarom men zich alsarbeider moet organiseeren. Daarna zette hij de gevallen uiteen en deed dezelfde verhalen, die den ingezetenen uit het strooibiljet bekend zijn. Na de vraag van den voorzitter of er misschien nog personen debat ver langden of de patroons van bedoelde drukkerijen wilden verdedigen, bleef men zwijgen. Daarop werd de vol gende motie in stemming gebracht, die onder luid applaus met algemeene stemmen werd aangenomen. «De groote openbare protest verga dering, uitgeschreven door de Aid. Amersfoort v. d. A. N. Typ. B. op Don derdag 12 Dec., 's avonds 8 uur, in de concertzaal De Keizerskroon, gehoord hebbende de ergerlijke behandeling op de drukkerij «De Eembode» en die der firma Blankenberg (Onnes), spreekt hare scherpe afkeuring uit over beide firma's en wekt de ingezetenen van Amersfoort op niet bij genoemde firma's hun drukwerk te laten ver vaardigen en geen door hen uitgege ven bladen te lezen of daarin te adver- teeren en besluit hieraan de grootste publiciteit te geven. Na het publiek voor de flinke op komst en den spreker voor zijn rede bedankt te hebben en verder een collecte te hebben aanbevolen ten bate voor de stakende en uitgeslotenen Textielarbeiders te Deventer, sloot de Voorzitter de vergadering. De collecte bracht f 6.70 op. HET NUT. Gisterenavond hield Ds. M. van Kleeff uit Leiden voor het plaatselijk Nutsdepar- tement een lezing over de legende van den Wandelenden Jood. Ofschoon eene Nutslezing zich minder goed eigent tot een bepaald verslag, willen we ditmaal trachten, wat uitvoeriger dan anders, ter wille van de belangrijkheid van het onderwerp, den korten inhoud te memo- reeren. Spr. schetst ons eerst het ontstaan der legende. Christus op weg naar Gol gotha is zoo vermoeid, dat hij haast niet meer voort kan. Voor het huis van den schoenmaker Ahasverus ziet hij een bank, waarop hij wil uitrusten. Maar Ahasvarus komt buiten en jaagt hem met zijn spanriem op, zeggende: „Voort, voort, gij valsche Messias." Waarop Jezus antwoordt„Voort, voortl Gij zult ten eeuwige dagen voortgaan tot den dag uwer verlossing." Dichters en schrijvers hebben zich van deze legende meester gemaakt en ze uitgewerkt, vaak op zeer verschillende wijze. Het eerste boek daaromtrent ge titeld „Der Ewige Jude" is verschenen in 1602. Na dien zijn verschillende werken verschenen, waarvan voor den tegen- woordigen tijd zeker het meest bekend is dat van Eugène Sue. Sue laat Ahasverus optreden met zijn zuster, overal dolende, de geheele wereld door, en overal waar ze verschijnen, laten ze als erfenis de gevreesde cholera achter. Sue schijnt een pleidooi te heb ben willen leveren voor den godsdienst der liefde. Eigenaardig is hel dat Sue geen raad met den Jood weet. Hij laat hem ten slotte sterven, wat tegen de legende in is. Een tweede bewerking dezer legende is geleverd door Robert Hamerling, die onder den wandelenden Jood schijnt te verstaan, den zoekenden, werkenden mensch, dien hij plaatst tegenover den Keizer van Rome, (Nero Ook hij weet echter geen raad met hem en maakt hem tot Kain. En de derde bewerking is die van prof. Max Haushofer uit Munchen, die zijn werk een dramatisch gedicht noemt, welken naam hel ten volle verdient. De schrijver voert ons in een schilders atelier waar drie personen in gesprek zijn, tot een dezer drie, een dichter, meedeelt dat hijjonder oude handschrif ten een werk heeft gevonden „Der Ewige Jude", dat hij wil laten opvoeren. Op de vraag wie zijn Wandelenden Jood is, zegt hij: „Mijn Ahasverus is de on sterfelijke menschheid, die zoekt naar verlossing, maar die die niet vinden kan." Dat werk geelt ons een klein gedeelte te aanschouwen van de groote tragedie der onsterfelijkheid. Daarna krijgen we een proloog. We bevinden ons op een rots, waartegen een schip is vergaan. Allen zijn ver ongelukt, behalve één, Ahasverus. De demon des doods komt en is verwonderd hem niet onder zijn slachtoffers te vin den, maar dan klinkt de stem uit den hooge, die zegt dat Ahasverus moet blijven leven, daar hij onsterfelijk is. De dood vraagt als mensch te mogen optreden om mede het levensraadsel op te lossen. De dienaren des doods verschijnen dan, waarvan de schuld deze woorden zegtDenk aan den weg naar Golgotha. Ahasverus spot met de onsterfelijkheid, maar hg wordt aan de schuld gebonden en zoo in zee geworpen om te onder vinden, dat hij niet sterft, en verder zijn levenslot te ondergaan. De diepe gedachte dezer proloog is Individuen vergaan, maar de menschheid als zoodanig is onsterfelijk. Het eerste deel geeft ons in de 5de eeuw een gesprek tusschen een Romein, een Germaan en het Christendom. Deze drie begeven zich naar den Untersberg, waarvoor drie wachten staanZalig, Avontuur en Minne. Zij begeven zich in den berg en moeten dan 1000 jaar slapen. Onderwijl wordt Ahasverus de wereld doorgedreven. En wanneer de 1000 jaar om zijn, in de 16de eeuw, verlaten zij den berg en wordt door de wachten uit gedrukt, dat liefde en geloof beiden moeten uitgaan om Ahasverus te redden. Het tweede deel verplaatst ons in Praag, omstreeks 1576, ten huize van een medicus en alchimist, die niet alleen gelooft aan het vinden van goudtinctuur maar ook aan de kracht van levens elixer. De menschheid vinden we hier terug in Else, een ur enkelin van Ahas verus. Die Else is de zonde, die de menschheid beheerscht en op de vraag waar waart ge antwourdt zijik was in de zonde. Zij beweegt zich op een plein te Praag als de mondaine tusschen de studenten. Als plotseling de pest op daagt vlieden al haar vrienden, zij alleen blijft en bij de aanraking met de pest sterft zij. De zonde draagt in zich de kien des doods, is de schoone gedachte van dit deel. Dit herinnert aan de beschouwing der oudende bezoldiging van de zonde is de dood, de waan is kort, het berouw is lang. In den loop der tijden heeft de mensch heid echter een ander karakter gekregen en nu worden tegenover elkaar gesteld de menschheid, die geld en goed bezit en de enkele mensch, die het voor zich verlangt. De idee is altijd geweest, de menschheid moet gered worden. En dezelfde tegenstelling van individu en menschheid vinden we ook in dit gedeelte. De individuen gaan heen, alleen Ahas verus, de menschheid, blijft leven. De invloed ten goede leeft ook na den dood voort. Het menschelijke in den mensch gaat nooit verloren, dat blijft tot in eeuwigheid. Ten slotte krijgen we het derde deel, dat ons verplaatst in den tegenwoordigen tijd. De dichter teekent hoe de menschen trachten te vinden het geluk. Ook de sociale kwestie wordt hierin besproken en ieder zegt hoe hij op zijn manier Ahasverus tracht te bevrijden. We hebben

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 2