STADSNIEUWS.
en nog nooit subsidie hadden gevraagd.
Gestemd werd wel over den post van
f 1 000 aan de Maatsch. voor Bouwkunst
om prijsvragen uit te schrijven voor den
bouw van arbeiderswoningen. De heer
De Stuers bestreed dezen post, omdat
de vereeniging er geen van deskundigen
w as en de Technische Hoogeschool deze
prijsvragen kon uitschrijven. Anderen
s loten zich bij hem aan de Min. ver
dedigde den post als een blijk vari
belangstelling in een goede zaak. Maar
de Kamer verwierp hem met 38 tegen
32 stemmen, waarbij alle leden van
rechts tegen stemden en eenigen van
links, zonder dat voor een eenvoudig
toeschouwer duidelijk werd wat princi
pieels de rechterzijde wel voor bezwaren
kon hebben.
Ingetrokken werd een amendement
der Commissie van rapporteurs om niet
over te gaan tot de benoeming van een
derden geneesheer aan het krankzinnigen
gesticht te Medemblik.
Uit een debatje, dat nu volgde, bleek,
dat de pensioensquaestie der bezoldigde
personen bij de opgeheven schutterijen,
geregeld zal worden bij een wijziging
der Landweerwet, waarover gedachten-
wisseling gaande was tusschen Binnenl.
Zaken en Oorlog.
Gestemd werd daarna weer over de
subsiede aan het Gymnastiekverbond,
dat uitvoeringen gaf op Zondag en aldus
de Zondagsheiliging bedreigde, volgens
de heeren Schokking en Regout. Andere
sprekers, de heeren Verhey, Kolkman
en Lohman, waren het met den Minister
eens, dat bij het verleenen van het sub
sidie niet de eisch kon gesteld worden
dat uitvoeringen op Zondag niet mochten
plaats hebben.
Het subsidie bleef behouden met 56
tegen 25 stemmen.
Het Hooger Onderwijs leidde tot de
gebruikelijke beschouwingen over
afschaffing van het admissie-examen
tot het gymnasium
het feil, ,dat er te veel rijksuniversi
teiten waren, doch geen kan worden
opgeheven
de wenschelijkheid van één adviseerend
college voor het H. O.
het losmaken van het universitair
onderwijs en den effeetus civilis
de wenschelijkheid van faculteits-
scholen
de zelfstandigheid der universiteiten
de nadeelen van staatsexamens
de uitbreiding der gratis-toegelatenen;
de hooge, te hooge kosten van het
H. O.
de handhaving der universiteiten, elk
zoo volledig mogelijk
University-Extension, enz.
Over deze zaken, en meer nog,
spraken, al naar eigen inzicht, en op
vatting, de heeren De Visser, Lohman,
Blooker, Ter Laan, Bos, Brummelkamp
en Nolens.
Minister Rink constateerde dat
de sprekers van Donderdag niet zoozeer
's Ministers beleid aanvielen, maar veeleer
zich bepaalden tot het aan de hand doen
van denkbeelden om door wetswijziging
te komen tot bezuiniging. De Minister
was echter nog steeds van oordeel, dat
onder de bestaande organisatie en onder
wettelijke bepalingen waaronder wij leven
men moeilijk zuiniger kan zijn. Wellicht
is dit in de toekomst door reorganisatie
mogelijk. De beschouwingen Donderdag,
in vogelvlucht gegeven, kunnen wellicht
voor eventueele reorganisatie gewichtige
documenten opleveren.
In 't kort ging de Minister die beschou
wingen na. Inkrimping van het getal
universiteiten oordeelde de Mii ister niet
goed, trouwens, zijns inziens gelooft nie
mand aan eene dergelijke inkrimping.
Het denkbeeld om Rijks-universiteiten
als zoodanig op te heffen en daarvoor
in plaats te stellen stichtingen met Rijks
subsidie. zou, naar 's Ministers oordeel,
niet lot bezuiniging leiden.
Wat het losmaken van den effeetus
civilis van de universiteit betreft, was
's Ministers vluchtige indruk, dat het
groote doel daarmede niet zou worden
bereikt. Het doel van het Hooger Onder
wijs is de vorming en voorbereiding tot
zelfstandige beoefening van de wetenschap,
en nu is het te vreozen, dat de univer
sitaire opleiding opzettelijk zich zal
richten naar de eischen van het staats
examen.
Aan den Heer Ter Laan deed de Minister
opmerken dat hij sympathie heeft voor
het denkbeeld om den kring van hen,
die van universitaire opleiding kunnen
gebruik maken, te verruimen; daarvoor
is echter wetswijziging noodig vandaar
dat de Minister zich op het oogenblik
wel moest bepalen tot sympathiebetui
ging. Komt eene wetswijziging evenwel
aan de orde dan zullen die denkbeelden
worden overwogen.
Het vraagstuk der Gymnasiale toe
latingsexamens is in onderzoek. Voor
instelling van een adviseerend college,
dus een soort van super-curatorium, zou
ook wetswijziging noodig zijn. Het denk
beeld verdient echter in alle opzichten
overweging.
8 Instelling van leerstoelen voorpaeda-
ogie, geslachtsziekten, enz., enz., moge
enschelijk zijn, maar er zijn andere
aken die dei. voorrang verdienen.
De Minister ontkende dat stelselloos
wordt te werk gegaan. Alleen op goede
zakelijke gronden worden beslissingen
genomen.
Het algemeen debat is gesloten.
De Heer A a 1 b e r s e verdedigde een
amendement om den post te schrappen
voor den bouw van een herbarium te
Oegstgeest. Nu er zulke ingrijpende
wijzigingen in bouwplannen zijn gebracht,
had eerst de Kamer gehooid moeten
worden.
De Heer Stuers verdedigde le. een
amend, om het Herbarium volgens het
oude plan te Leiden te vestigen en 2e.
een amend, om vooralsnog aan te houden
de stichting van een experimenteertuin
te Leiden.
Na de pauze verklaarde de Minister
zich met 't oog op het tijdsgebrek om
te voldoen aan den wensch van de
commissie van rapporteurs om van de
begrooting terug te nemen de subsidie
post voor de machinistenschool te Amster
dam.
De minister zal voor het beoogde doel
een suppletoire begrooting indienen en
hij hoopte dat de kamer dal wetsont
werp dan zoo spoedig mogelijk zal be
handelen. De minister bestreed voorts
uitvoerig de amendementen van de heeren
Aalberse en De Stuers.
Na een langdurig debat werd het
amendement Aalberse verworpen met
50 tegen 25 stemmen.
Het amendement De Stuers om het
Herbarium niet te Oegstgeest maar te
Leiden te stichten werd verworpen met
50 tegen 28 stemmen.
Het amendement De Stuers om geen
experimenteertuin te stichten was daar
mede vervallen.
Men herinnert zich dat Provin
ciale Staten van Overijsel in hun ver
gadering van io November jl. met 25
tegen 17 stemmen besloten het voorstel
van Gedeputeerde Staten tot benoeming
van een griffier der Staten te renvoieeren,
nadat de voorzitter der vergadering op
een tot hem gerichte vraag had ge
antwoord, dat bij renvooi de meerder
heid van Gedeputeerden vermoedelijk
de voordracht niet zou handhaven.
Thans is, naar de N. C. mededeelt,
door een zestal leden der Overijselsche
Staten, de heeren mr. J. van Setten,
H. Löhnis, F. de Herder, allen te
Zwolle, J. A. van der Sanden, te Ambt
Hardenberg, P. Stoffel, te Deventer en
J. H. Tromp Meesters, te Steenwijk,
een adres gericht aan H. M. de
Koningin, waarin zij te kennen geven,
dat het hun voorkomt dat dit besluit
der Staten strijdig Is zoowel met de
wet als met het algemeen belang en
daarom de vernietiging ervan aan
H. M. verzoeken.
HET KEIZERLIJK BEZOEK.
Het bezoek van den Duitschen Keizei
aan het Nederlandsche Hof en Amster
dam heeft geheel volgens het programma
plaats gehad.
De intocht was een blijde inkomst
het Damrak was een vreugdetribune,
terwijl de tribune Van der Horst bijna
leeg was.
Ondanks den stortregen schaldm luide
hoera's op en was er vee! vroolijk zak-
doekengewuif. Geruchten liepen dat
werkeloozen zich op het Damrak op
stelden om een fluitdemonstratie te
houden, maar er waren slechts enkelen
tegenwooidig, die door de politie werden
verwijderd.
I11 den stortregen werd de eerewacht
geïnspecteerd. Met fermen stap schreden
H. M. en Z. M. langs het front. In het
paleis was aanwezig H. M. de Koningin-
Moeder.
Onmiddellijk na het binnentreden van
bet paleis verschenen de Keizer en de
Koningin op het balkon. Daverend wer
den zij toegejuicht, terwijl de muziek
het .Heil dir im Siegerkranz" speelde.
Om kwart voor twee werd uitgereden
en de collectie-Six bekeken.
Er volgde een bezoek aan het Rijks
museum.
In het gebouw was slechts weinig
versiering aangebracht. De vestibule was
getooid met een schat van palmen en
chrysanten.
Langs de met fraaie loopers belegde
breede trappen begaven zich de vorste
lijke bezoekers naar de groote hal. Hier
waren opgesteld de gezamenlijke leer
lingen van de Kaiser Wilhelrn-Schule,
onder geleide van den rector Van Diepen-
broek. Zij begroetten de keizerlijke en
koninklijke bezoekers met godsdienstig
gezang.
Het. eerste bezoek gold de Rembrandt-
zaal.
Den Keizer werd verzocht zijn naam
te plaatsen in het Gouden Boek. Ook
werd nog een bezoek gebracht aan den
westelijken vleugel van het Museum
door de historische galerij naar de
Oranjezaal, waar de portretten der voor
vaderen van onze Koningin, tevens van
den Keizer, zijn opgehangen.
Daarop volgde het bezoek aan het
Burgerweeshuis. En nu kwam er iets,
wat niet van te voren bekend was ge
maakt. Toen men namelijk in het Paleis
terug was gekomen, begaf de Keizer
zich, vergezeld van Prins IKndu.c, te
voet naar de Nieuwe Kerk, om een stille
hulde te brengen aan de nagedachtenis
van Michiel Adriaanz. de Ruijter. Z. M.
legde een prachtigen krans met de
Hohenzollernsche kleuren aan den voet
van de tombe neer.
Daarna had de receptie te Hove plaats
en toen het gala-diner.
Na afloop van den maaltijd hielden
de vorstelijke personen eenigen tijd cercle
in de Troonzaal. Op uitdrukkelijk
verlangen van den Keizer vergezelde
de Koningin hem bij het vertrek niet
verder dan tot den uitgang van het
Paleis. Alleen Prins Hendrik vergezelde
hem.
Het afscheid was zeer hartelijk.
Te 10.32 passeerde de Keizerlijke trein
j^et station Amersfoort.
Kunst- en Wetenschap.
Vrijdag a.s. zal de Utr. Ond. Tooneel-
uitvoering in Amicitia alhier een uitvoe
ring geven ten bate van hulpbehoevende
onderwijzers. Met het oog op het goede
doel bevelen wij ten zeerste aan, dit pogen
te steunen. Maar afgaande op de recen-
ties zal men ook .waar voor zijn geld"
krijgen, er zal te genieten vallen. Zoo
schrijft het Utr. Nieuwsblad van 19 Nov.
1907, o.i. het volgende:
.De Utrechtsche Onderwijzers-tooneel-
vereeniging gaf Zaterdagavond in Buiten-
lust een uitvoering. Een groot aantal
belangstellenden waren aanwezig toen de
bekende klucht in 3 bedrijven „Jan
Ongeluk" een aanvang nam. Het is haast
onnoodig le zeggen, dat het spel van de
verschillende personen, die hieraan deel
namen, uitmuntend was, daar het zeer
goed bekend is, over wat uitstekende
krachten dezetooneelvereeniging beschikt.
Vooral Martin Hallerstadt en Hildegard,
zijn vrouwWaldemar en Tobias
Krack verdienen een bijzonder woord van
hulde. Het tooneel was uitstekend ver
zorgd en goed aangekleed. De Utr. On-
derw.-tooneelvereen. heeft een uitbundig
succes gehad met het opvoeren van dit
stuk, wat bewees het schaterlachen in
de zaal."
ADVOKATENZAKEN.
Dat een man, die een jaloersche
vrouw heeft, voorzichtig moet zijn in
zijn uitlatingen en beter doet met haar
steeds waarheid te vertellen, omdat hij
anders verdacht wordt op nauwere
kronkelpaden te sluipen, en aldus zijn
vrouw tot zeer hoogen graad van woede
brengt, is de moraal, die men desver-
kiezende uil dit stuk trekken kan. Men
kan dit echter ook nalaten en eenvoudig
lachen om de grappen, die de heer
Wilhelm Wolters over drie bedrijven
heeft losgelaten.
„Successtuk van het Lustspielhaus te
Berlijnstond op het affiche,
een omstandigheid, die misschien nog
meer bewijst, dat Berlijn een groote
stad is, dan dat het stuk aardig is.
Evenwel het stuk is ook aardig, als
het zich maar niet tooide met den val-
schen naam „blijspel". Die er heen zijn
gegaan in het vertrouwen een blijspel
te zullen zien, zijn bedrogen uitgekomen.
Het was niet de echt-menschelijke
dwaasheid, de groot-simpele, onbewuste,
die men hier te zien kreeg; het was het
volgens bekend recept gearrangeerd
gevalletje, het was de gewilde grappig
heid, waarvoor de auteur het leven
gekneed en eenigszins geknoeid had.
Het was een dolle storm van onwaar
schijnlijkheden, die echter als ze maar
gauw genoeg gaan, geen tijd laten tot
protest en ten slotte alleen maar ruimte
laten voor een sentiment van innige
bewondering, dat zich uitdrukt in de
woorden van een hofjesjuffrouwgut,
hoe krijgt-i-'t zoo bij mekaar 1
In 't eind wordt natuurlijk alles weer
goed, vooral omdat de drie bedrijven
vol zijn en er een einde aan moet
komen.
Dat men zich toch amuseert, ligt dan,
behalve aan eigen stemming, aan het
goede spel, want de opvoering liep met
de routine-gemakkelijkheid, die men van
de Nederlandsche Tooneelvereeniging
gewoon is.
En als een stuk geslaagd mag heeten,
zoo het een publiek in vroolijkheid
brengt, dan is dat van den heer Wolters
wel gelukt, want de aanwezigen de
zaal was ongeveer half gevuld
klapten braaf in de handen en aan het
einde van het tweede bedrijf moest zelfs
twee keer worden gehaald.
Met belangstelling zien we nu uit
naar de laatste abonnements-voorstel-
ling.
De heer dr. A. C. Antusch,
vroeger leeraar aan de H. B. S. alhier,
thans directeur te Sneek, is benoemd
tot directeur en leeraar aan de Rijks
H. B. S. te Alkmaar.
Blijkens de in dit nummer voor
komende advertentie van de Vereeniging
tot uitdeeling van spijs aan behoeftigen,
is de eerste kookdag vastgesteld op
Maandag 16 December.
-Z. M. de Duitsche Keizer heeft
verleend den Rooden Adelaar vierde
klasse aan den heer H. R. Krapels,
thans stationschef Centraalstation te
Amsterdam.
Naar aanleiding van overdreven
geruchten, die hier in de stad de ronde
doen omtrent het ontvluchten van een
religieuse uit het Pensionaat op' den
Zuid-Singel, volge hier, hetgeen om
trent deze zaak ons is meegedeeld.
Donderdagnamiddag liep een heer
op den Zuid-Singel, terwijl voor hem
uitging een religieuse, vergezeld van
een man, die een mand droeg waar
over een zwarte doek lag. Toen die
heer dit tweetal inhaalde, sprak de
religieuse hem aan en vroeg zij rhem
om reisgeld naar Amsterdam. Op zijn
vraag waarom zij dit noodig had,
antwoordde zij, dat ze het niet langer
in het Pensionaat uit kon houden. De
reden waarom, wilde zij echter niet
opgeven, waarom bedoelde haar heer
geen reisgeld verstrekte.
Op de Varkensmarkt heeft zij het
nog eens aan een dame gevraagd,
evenwel met hetzelfde resultaat.
Ten slotte heeft een reiziger haar
van reisgeld voorzien en tevens den
man, die den mand droeg een fooi
gegeven.
Aan het bureau van politie werd
indertijd door een reiziger aangifte
gedaan van de vermissing van een
kistje met effecten, ter waarde van
f 5600. De commissaris van politie
heeft toen opsporing en aanhouding
verzocht.
Thans zijn de vermiste effecten te
ruggevonden te Utrecht en is de sta
tionsassistent G. C. B. uit Apeldoorn
aangehouden, zijnde de persoon die
zich het kistje had toegeöigeud.
PROTESTVERGADERING.
Donderdagavond had de openbare
protestvergadering tegen de drukkerij
«De Eembode» en de drukkerij Blan
kenberg, uitgeschreven door de Afd.
Amersfoort van den Alg. Ned. Typo
grafenbond, plaats.
De groote zaal van de «Keizerskroon»
was reeds voor den aanvang der ver
gadering stampvol, zoodat naar schat
ting nog ongeveer 300 menschen
moesten worden teruggestuurd.
Om 8 uur opende de voorzitter de
vergadering, met een welkom aan de
aanwezigen, er op wijzende dat de
flinke opkomst, toch zeker een bewijs
was van de groote belangstelling der
ingezetenen, in deze treurige kwestie.
Hierop gaf hij het woord aan den
spreker, den heer P. Hols, secretaris
van het hoofdbestuur.
Deze begon met een inleiding,
waarom men zich alsarbeider moet
organiseeren.
Daarna zette hij de gevallen uiteen
en deed dezelfde verhalen, die den
ingezetenen uit het strooibiljet bekend
zijn.
Na de vraag van den voorzitter of
er misschien nog personen debat ver
langden of de patroons van bedoelde
drukkerijen wilden verdedigen, bleef
men zwijgen. Daarop werd de vol
gende motie in stemming gebracht,
die onder luid applaus met algemeene
stemmen werd aangenomen.
«De groote openbare protest verga
dering, uitgeschreven door de Aid.
Amersfoort v. d. A. N. Typ. B. op Don
derdag 12 Dec., 's avonds 8 uur, in
de concertzaal De Keizerskroon, gehoord
hebbende de ergerlijke behandeling op
de drukkerij «De Eembode» en die
der firma Blankenberg (Onnes), spreekt
hare scherpe afkeuring uit over beide
firma's en wekt de ingezetenen van
Amersfoort op niet bij genoemde
firma's hun drukwerk te laten ver
vaardigen en geen door hen uitgege
ven bladen te lezen of daarin te adver-
teeren en besluit hieraan de grootste
publiciteit te geven.
Na het publiek voor de flinke op
komst en den spreker voor zijn rede
bedankt te hebben en verder een
collecte te hebben aanbevolen ten bate
voor de stakende en uitgeslotenen
Textielarbeiders te Deventer, sloot de
Voorzitter de vergadering. De collecte
bracht f 6.70 op.
HET NUT.
Gisterenavond hield Ds. M. van Kleeff
uit Leiden voor het plaatselijk Nutsdepar-
tement een lezing over de legende van
den Wandelenden Jood. Ofschoon eene
Nutslezing zich minder goed eigent tot
een bepaald verslag, willen we ditmaal
trachten, wat uitvoeriger dan anders,
ter wille van de belangrijkheid van het
onderwerp, den korten inhoud te memo-
reeren.
Spr. schetst ons eerst het ontstaan
der legende. Christus op weg naar Gol
gotha is zoo vermoeid, dat hij haast
niet meer voort kan. Voor het huis van
den schoenmaker Ahasverus ziet hij een
bank, waarop hij wil uitrusten. Maar
Ahasvarus komt buiten en jaagt hem
met zijn spanriem op, zeggende:
„Voort, voort, gij valsche Messias."
Waarop Jezus antwoordt„Voort, voortl
Gij zult ten eeuwige dagen voortgaan
tot den dag uwer verlossing."
Dichters en schrijvers hebben zich
van deze legende meester gemaakt en
ze uitgewerkt, vaak op zeer verschillende
wijze. Het eerste boek daaromtrent ge
titeld „Der Ewige Jude" is verschenen
in 1602.
Na dien zijn verschillende werken
verschenen, waarvan voor den tegen-
woordigen tijd zeker het meest bekend
is dat van Eugène Sue.
Sue laat Ahasverus optreden met zijn
zuster, overal dolende, de geheele wereld
door, en overal waar ze verschijnen,
laten ze als erfenis de gevreesde cholera
achter. Sue schijnt een pleidooi te heb
ben willen leveren voor den godsdienst
der liefde. Eigenaardig is hel dat Sue
geen raad met den Jood weet. Hij laat
hem ten slotte sterven, wat tegen de
legende in is.
Een tweede bewerking dezer legende
is geleverd door Robert Hamerling, die
onder den wandelenden Jood schijnt te
verstaan, den zoekenden, werkenden
mensch, dien hij plaatst tegenover den
Keizer van Rome, (Nero Ook hij weet
echter geen raad met hem en maakt
hem tot Kain.
En de derde bewerking is die van
prof. Max Haushofer uit Munchen, die
zijn werk een dramatisch gedicht noemt,
welken naam hel ten volle verdient. De
schrijver voert ons in een schilders
atelier waar drie personen in gesprek
zijn, tot een dezer drie, een dichter,
meedeelt dat hijjonder oude handschrif
ten een werk heeft gevonden „Der Ewige
Jude", dat hij wil laten opvoeren. Op
de vraag wie zijn Wandelenden Jood
is, zegt hij: „Mijn Ahasverus is de on
sterfelijke menschheid, die zoekt naar
verlossing, maar die die niet vinden
kan."
Dat werk geelt ons een klein gedeelte
te aanschouwen van de groote tragedie
der onsterfelijkheid.
Daarna krijgen we een proloog. We
bevinden ons op een rots, waartegen
een schip is vergaan. Allen zijn ver
ongelukt, behalve één, Ahasverus. De
demon des doods komt en is verwonderd
hem niet onder zijn slachtoffers te vin
den, maar dan klinkt de stem uit den
hooge, die zegt dat Ahasverus moet
blijven leven, daar hij onsterfelijk is.
De dood vraagt als mensch te mogen
optreden om mede het levensraadsel op
te lossen.
De dienaren des doods verschijnen
dan, waarvan de schuld deze woorden
zegtDenk aan den weg naar Golgotha.
Ahasverus spot met de onsterfelijkheid,
maar hg wordt aan de schuld gebonden
en zoo in zee geworpen om te onder
vinden, dat hij niet sterft, en verder zijn
levenslot te ondergaan.
De diepe gedachte dezer proloog is
Individuen vergaan, maar de menschheid
als zoodanig is onsterfelijk.
Het eerste deel geeft ons in de 5de
eeuw een gesprek tusschen een Romein,
een Germaan en het Christendom. Deze
drie begeven zich naar den Untersberg,
waarvoor drie wachten staanZalig,
Avontuur en Minne. Zij begeven zich in
den berg en moeten dan 1000 jaar slapen.
Onderwijl wordt Ahasverus de wereld
doorgedreven. En wanneer de 1000 jaar
om zijn, in de 16de eeuw, verlaten zij
den berg en wordt door de wachten uit
gedrukt, dat liefde en geloof beiden
moeten uitgaan om Ahasverus te redden.
Het tweede deel verplaatst ons in
Praag, omstreeks 1576, ten huize van
een medicus en alchimist, die niet alleen
gelooft aan het vinden van goudtinctuur
maar ook aan de kracht van levens
elixer. De menschheid vinden we hier
terug in Else, een ur enkelin van Ahas
verus. Die Else is de zonde, die de
menschheid beheerscht en op de vraag
waar waart ge antwourdt zijik was in
de zonde. Zij beweegt zich op een plein
te Praag als de mondaine tusschen de
studenten. Als plotseling de pest op
daagt vlieden al haar vrienden, zij
alleen blijft en bij de aanraking met
de pest sterft zij.
De zonde draagt in zich de kien des
doods, is de schoone gedachte van dit deel.
Dit herinnert aan de beschouwing der
oudende bezoldiging van de zonde is
de dood, de waan is kort, het berouw
is lang.
In den loop der tijden heeft de mensch
heid echter een ander karakter gekregen
en nu worden tegenover elkaar gesteld
de menschheid, die geld en goed bezit
en de enkele mensch, die het voor zich
verlangt. De idee is altijd geweest, de
menschheid moet gered worden. En
dezelfde tegenstelling van individu en
menschheid vinden we ook in dit gedeelte.
De individuen gaan heen, alleen Ahas
verus, de menschheid, blijft leven. De
invloed ten goede leeft ook na den dood
voort. Het menschelijke in den mensch
gaat nooit verloren, dat blijft tot in
eeuwigheid.
Ten slotte krijgen we het derde deel,
dat ons verplaatst in den tegenwoordigen
tijd. De dichter teekent hoe de menschen
trachten te vinden het geluk. Ook de
sociale kwestie wordt hierin besproken
en ieder zegt hoe hij op zijn manier
Ahasverus tracht te bevrijden. We hebben