m ii6.
Vrijzinnig1 Orgaan voor Amersfoort en Omstreken.
DINSDAG 17 DECEMBER 1907.
4e JAARGANG.
Uitgave van de Naaml. Vennootsehap „DE EEMLANDEB".
Directeur R- G. RIJKENS.
Veiesehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Bureau: BREEDESTRAAT 20.
Handhaven van wetten
en verordeningen.
FEUILLETON.
DE KLEINDOCHTER.
BUITENLAND.
DE EEMLANDEB
Abonnementsprlj s
Per jaarf 3.00
Franco per post3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Afzonderlijke nummers- 0.05
Telefoon Interc. 62.
Prijs der Ad ver ten tién:
Yan 1 tot 5 regelst 0.40
Voor iederen regel meer- 0.08
(Bjj abonnement belangrijke korting.)
,-C^EBJ» Zij die zich met 1
kJanuari a.s. op dit
blad abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
Een Amsterdammer heeft in ons vorig
nummer een ingezonden artikeltje ge
plaatst, waarin hij zich beklaagt over
aet slecht naleven en handhaven van
wetten en verordeningen.
Wij zijn nog te kort hier om een
oordeel te kunnen en mogen uitspreken
n hoeverre de politie hieraan schuld is,
naar de opmerkingen van «een Amster
dammer» geven ons aanleiding om deze
'quaestie eens in het algemeen te be
schouwen.
En dan is het verbazingwekkend, met
welk een vrijmoedigheid tegenwoordig
de overheid bepalingen maakt, waarvan
zij de nakoming niet afdwingt.
Nu spreekt het vanzelf, dat men bij
de toepassing van wetten en verorde
ningen een zekere hoeveelheid tact
moet aanwenden. Dat men, heden een
strafbepaling invoerend, niet al morgen
als een wildeman op overtreders-jacht
moet gaan, kan gereedelijk worden
toegegeven. Doch van den tact, die eerst
langzamerhand en met verstand de
wetstoepassing eischt, tot den tact, die
vraagt dat de overheid zooveel moge
lijk de oogen toedrukke, wanneer over
tredingen gepleegd worden, is een heele
stap.
En toch wordt die stap in de over-
groote meerderheid der Nederlandsche
gemeenten gedaan. Men verspreidt meer
en meer de leer, dat bijv. strafverorde
ningen er in 't algemeen zijn om de
Door M. Bohme.
ii).
«Ja, het is waar, ik heb daaraan
ook al gedacht», zei Beata, «je moest
Eri een nieuwe moeder geven».
«Dat zeg je zoo. Maar je bedenkt
niet, dat het voor een stiefmoeder een
ondankbare, zeer onaangename taak is,
een,verwend kind op te voeden. Daar be
hoort meer dan zelfverloochening en
offervaardigheid toe. Bovendien ben ik
voorloopig niet tot hertrouwen ge
neigd».
De dames zwegen. Tante Louise
hoorde Frederiks laatste bemerking niet
eens, in gedachten was ze reeds bezig,
onder de haar bekende jonge dames en
weduwen een keus voor hem te doen.
«Ik wil geen stiefmoeder», riep een
schelle kinderstem door de pas ontsta
ne stilte.
De portiéres golfden en sloegen dicht
achter het magere meisje.dat met drei
gend gebalde vuistjes en ontdane trek
ken op den drempel stond.
«En in een pension wil ik ook niet.
Ik ga liever weg.»
Een angst voer door allen. Zij ken
den de geschiedenis der twee broeders
overheid een wapen in handen te geven,
wanneer een gegeven euvel al te erg
woedt.
Het gevolg is, dat velen ook onder
het beschaafde publiek, die in de
zelfde overtuiging leven, dagelijks over
tredingen plegen.
Wat moet er nu onder zulke om
standigheden van de orde komen?
Hoe kan het verbazing wekken, dat de
meeste, vooral de jeudige, overtreders
dien tact voor lafheid houden en zeker
geen eerbied hebben voor een overheid
die zoo laf is?
Men vraagt om het euvel der bal
dadigheid te keeren, allerlei nieuwe
wetten en verordeningen, maar als men
eens begon met de bestaande toe te
passen zonder al den tact, die tegen
woordig de hoogste wijsheid is.
Natuurlijk zou men al spoedig tot de
ontdekking komen, dat verscheiden
verordeningen en ook niet weinige wet
ten verouderd of overdreven streng
zijn. Doch zou dat een bezwaar zijn
Zou het niet veeleer een voordeel zijn
als men eens schoonmaak en opruiming
ging houden in het oud-papieren maga
zijn onzer Rijks- en Gemeente wetge
ving En zou het tevens niet een nut
tige aansporing zijn om wat voorzich
tiger te werk te gaan bij het maken
van wetsbepalingen
Zie bijv. eens de Zondagswet en de
geneeskundige wetten, die niet of slechts
gedeeltelijk gehandhaafd worden.
Men denke zich eens een dergelijken
toestand in een particuliere zaak, eene ver-
eeniging of een huisgezin. Hoe zou men
lachen over den patroon, het bestuur,
het gezinshoofd, dat voortdurend aller
lei bepalingen maakte en straf bedreigde
en toch nooit, of slechts bij hooge uit
zondering zulk een bepaling uitvoerde
en straf toepaste. Iedereen begrijpt, dat
dit ondenkbaar zou zijn. Maar kan dan
de overheid uit een verkeerd tactge
voel ditzelfde wel ongestraft doen?
Mannebach. Natuurlijk geloofde nie
mand aan Gerard's rechten op het
patent. Hij had zijn broeder geholpen,
maar zich, in een plotselinge verstands
verbijstering, voor den uitvinder ge
houden. Alle akten en andere op het
geval betrekking hebbende papieren
bevestigden het. Zoo iets was wel meer,
voorgekomen. Maar het gebeurde was
er niet minder tragische om. In de
eerste jaren had men gepoogd, dit
alles te vergeten. Maar het einde
van Frederik Mannebach trok de blik
ken altijd in het verledene. Het was
vreemd, dat het noodlot de familie
altijd op de gevoeligste wijze trof,
altijd als volgens een plan zulk ongeluk
deed komen, dat niet door geld te
vergoeden was. Dit stemde toch tot
nadenken.
De blinde had te veel tijd tot naden
ken.
«Eri», riep ze.
«Kom eens hier, Erika», zei Frede
rik Mannebach. «Je bent een heel on
deugend kind. Foei, wat is dat voor
gezegde in den mond van een klein
meisje. Schaam je je niet ?s>
«Ach, wat» riep Erika, onverschillig,
draaide zich om, en holde weg.
In een paar sprongen ging ze de trap
af en door de vestibule den grooten tuin
in. Over bedden en perken snelde ze,
om in dichte boschjes weg te duiken.
Achter een breeden jasmijnstruik hurk-
Neen natuurlijk. De eerbied verdwijnt,
de orde laat te wenschen over, waar
rechtszekerheid moest zijn, ontstaat
groote willekeur. Het publiek begrijpt
dien tact niet, het ergert zich dat aan
sommige verordeningen of wetsbepalin
gen 'zoo streng de hand wordt gehouden,
terwijl andere alleen voor den dag
worden gehaald als het in de kraam
van een politieagent of politieautoriteit
te pas komt. Zoodoende verzet het
publiek zich maar al te veel tegen de
ordebewaarders, die dank zij al die
tact-voorschriften als kleine Nero's het
in hun macht hebben plotseling een
slachtoffer te maken door het te voor
schijn halen van een of andere ver
ordening.
Dat zijn de bezwaren verbonden aan
het niet of gedeeltelijk handhaven van
wetten en verordeningen.
DE DOEMA.
Wat zoo nu en dan over dit Rus
sische lichaam van vertegeuwoordiging
wordt meegedeeld, is niet geschikt om
groote verwachtingen te wekken.
Wat heeft de Doema tot nu toe uit
gevoerd? Zij is, zeker, ordelijker dan de
vorige Parlementen, maar zij kan nog
niet wijzen op resultaten van haren
arbeid. Er is veel tijd verkwist met het
beraadslagen over een adres aan den
Tsaar, dat geheel overbodig was, omdat
de Tsaar de vergadering niet met eene
troonrede had begroet. Men heeft ge
twist over de beteekenis van eene con
stitutie en over de autocratie. De
minister, de heer Stolypin, die thans op
bijzonder goeden voet schijnt te staan
met zijnen meester, den Tsaar heeft van
de gelegenheid gebruik gemaakt om
eene zeer eigenaardige theorie te ver
dedigen. Volgens hem is de constitutie
zeer goed te vereenigen met de auto
cratie. Want het is de autocratie die
de constitutie heeft verleend en die haar
ook weer kan intrekken als het haar
behaagt. En deze autocratie moet Rus
land gelukkig maken. Ten slotte heeft
men niet veel aan eene constitutie, die
te ze neer en wachtte, tot men haar
zou komen zoeken. Hier zouden ze
haar niet vinden en dus in angst ge
raken over haar. Dat zouden ze ervoor
krijgen, dat ze haar met een pension
en een stiefmoeder gedreigd hadden.
Erika perste de dunne lippen vast op
elkaar. Zij was niet een mooi, maar
toch ook geen leelijk kind. Voortdu
rend wisselde de uitdrukking van haar
onregelmatige trekken, en dit gaf
iets eigenaardigs, vreemds bekorends
aan haar gezicht. Schoon waren haar
groote donkerbruine oogen, die pasten
bij het donkere haar, dat, rond het
hoofd door een rose lint bijeengehou
den, in lange, zijdeachtige golven over
haar rug neerhing. Zij geleek eenigs-
zins op haar tante Beata, voor wier
dochtertje zij ook vaak gehouden werd.
Erika wachtte, en luisterde, of ze
nog geen voetstappen hoorde naderen
eindelijk begon 't haar te vervelen,
voorzichtig boog zij de takken uit el
kaar en zag rond. Toen zij niemand
zag dan den ouden tuinman, die met
den rug naar haar stond, sprong ze
op en liep hard den muur, die den
tuin omgaf langs en naar een poortje
daarin. In het voorbijgaan rukte zij
een paar groote appelen van een leid-
boom, dan sloop ze voorzichtig het
poortje uit en trok de deur achter
zich dicht.
Een eind liep ze over een weide,
enkel bij de genade van den Tsaar
bestaat er niet langer bestaat als hij
minder genadig is gestemd.
Speelt men een spel? En de Octo-
bristen hebben nogal gemeend, dat het
ernst was men de constitutie I
Vervolgens heeft de minister van
financiën, de heer Kokozew eene lange
rede gehouden, eene van die redevoe
ringen, die men in wezenlijk constitu-
tioneele staten gewoon is de millioenen-
rede te noemen en waarin de verant
woordelijke ministers zeggen waar het
geld van den staat het vorige jaar is
gebleven en wat zij verwachten, welke
hunne plannen zijn voor het volgend
jaar.
Een Russisch minister van financiën
vat zijne taak natuurlijk anders op dan
de collega's van een constitutioneelen
westerschen staat. Hij zegt niet hoe
het eigenlijk staat met de schatkist
hij zegt zooveel hij wenschelijk acht.
En hij richt zich niet uitsluitend tot de
leden van het Parlement. Hij spreekt
voor een deel tot Europa. Want het
kan gebeuren dat hij geld noodig
heeft, dat de omstandigheden het wen
schelijk maken eene leening te sluiten.
Dan moet Europa, dan moet de finan-
cieele wereld daarop worden voorbereid
en het schijnt dat sommige uitingen
van den heer Kokozew vogr definan-
cieele wereld zijn bestemd. De toestand
van de schatkist is niet gunstig, maar
dat is natuurlijk, want er zijn zoovele
buitengewone uitgaven, die gedeeltelijk
door den oorlog zijn noodig geworden,
en men moet het leger reorganiseeren
en de vloot die niet meer bestaat moet
hernieuwd worden. De minister zal er
eens ernstig over denken hoe hij in de
moeilijkheden kan voorzien en hij is
wel zoo goed met de Doema rekening
te houden. Hij gebruikt zelfs een beeld
spraak die men in zijnen mond niet
zou verwacht hebben: hij zegt dat hij
de Doema beschouwt als een arts aan
het ziekbed. De schatkist is ziek. Maar
toch weer niet bedenkelijk, meent de
minister, want Rusland heeft immers
onuitputtelijke hulpbronnen. En hij
spreekt daarover en groepeert zijne
cijfers op een wijze, die de verdenking
wettigen, dat hij het plan heeft weer
een beroep te doen op de buitenlandsche
kapitalisten. Hij spreekt ook van her-
dan kwam ze op den breeden slinger
weg, die, tegen den berg op, naar de
«Blokhut», een om het mooie verge
zicht druk bezocht punt, voerde. Dien
weg kende Erika, maar in een aanval
van lust tot avonturen volgde ze niet
dezen weg, maar sloeg een smal paadje
in, dat tusschen tuinen kronkelde. Daar
heen was ze nog nooit geweest. De
gouvernante had nooit met haar daar
heen willen gaan. Het wegje was zoo
smal dat slechts één persoon tusschen
de hooge, met prikkeldraad omvloch
ten hekken door kon. Het werd door
de eigenaars der tuinen gebruikt, en aan
het eind door een stevige schutting
afgesloten.
Erika was warm en moe van 't
loopen toen zij daar, aan 't einde kwam.
Heel boos keek zij de zwartgeteerde
planken, die haar het uitzicht geheel
belemmerden, aan. En daar het plank
werk geen eerbied voor haar wil had,
en ondanks haar woede stijf en stil
bleef staan, begon zij ze met voeten en
vuisten te bewerken en luid te schelden.
«Stomme planken. Smerige, oude
planken. Houtblok. Schaapskop!»
«Nou nou, nou!» zei een stem ach
ter de schutting. Wil je wel eens stil
zijn, jou deugniet.»
Erika werd kwaad, nu pas goed.
Dadelijk rees in haar hoofdje een ge
dachte, die bliksemsnel werd uitgevoerd.
Eeu twee drie het draad-hek
vormingen, maar welke hervormingen
hij wenscht, verzwijgt hij, wat hem
door een paar bladen wordt kwalijk
genomen.
De Doema is ordelijk, maar de oogst
van hare werkzaamheden vrij schraal
tot nu toe.
BELGIË.
In België zit men nog maar altijd
met de Congo-quaestie in de maag.
De Koning blijft vrijwel op zijn stuk
staan en wil niet weten van een vol
ledige souvereiniteit van den Belgischen
Staat over de nieuwe kolonie. Behalve
dat hij voor zich en zjjn erfgenamen
een Kroondomein wil reserveeren, dat
het rijkste en beste deel van den
Congo-Staat omvat, wordt ook nog de
beslissing in zeer belangrijke zaken
van beheer aan het toezicht van het
Belgische Parlement onttrokken. En
intusschen zou België door het buiten
land verantwoordelijk worden gesteld
voor alle misstanden die later ln het
Congo-gebied zouden blijven voortbe
staan. Het laat zich denken, dat de
oppositie in het Belgische parlement
tegen de aanvaarding van het Konin
klijke geschenk op zoo onereuse voor
waarden zeer sterk blijft en er niet
aan denkt het hoofd in den schoot te
leggen.
FINLAND.
Wanneer men geloof mag hechten aan
het gerucht, dan zal de nieuwe politiek
der Russische regeering tegenover F i n-
1 a n d uiting vinden in de benoeming tot
Gouverneur-Generaal van den gevreesden
Kaulbars, den oud-gouverneur van Odessa,
die de bloedige pogroms-aanwakkerde,
althans toeliet.
Daarenboven zullen spoedig 1200
soldaten naar Finland gezonden worden,
naar men zegt om manoeuvres te houden
Militaire treinen rijden tusschen de voor
naamste plaatsen.
Men zou zeggen, dat de regeeriag
spoedig ernstig dingen verwacht I
VEREENIGDE STATEN.
Op de Amerikaansche oorlogschepen,
welke gisteren naar den G r o o t h
Oceaan reisden, zijn vele Japanners in
dienst. Het schijnt dat sommigen onder
op. Haar kleedje haakte aan het prik
keldraad en scheurde, 't Gaf niets
een sprong, een zwaai en ze zat
schrijlings op de schutting en keek
met groote, verwonderde oogen in den
bloeienden tuin aan de andere zijde.
Hemeltje, wat was dat mooi, wat
mooi. Die rozen, die bloemen. Alles
dicht bijeen in fantastische, sprookjes
achtige verscheidenheid van vorm en
kleur. Tusschen de rozen stond een
man met een schaar, die, den stroo-
hoed een beetje achterover geschoven,
glimlachend naar het kleine meisje
opzag.
«Wat wou jij?» zei hij. «Zeker ge
vlucht voor de kwajongens, die daar
net zoo woest scholden?»
«Ik gevlucht? Neen.
Erika schudde het hoofdje.
«Ik loop voor niemand weg. Dat
behoef ik ook heelemaal niet te doen.
Ik ben Erika Mannebach».
«Zoo, zoo. Wie schold dan zoo erg?»
«Dat deed ik. Die vuile schutting
ergerde mij. Ik dacht niet, dat ik er
op zou kunnen. Mag ik beneden
komen?»
Zonder antwoord te wachten, wierp
ze ook het beentje, dat aan de andere
zijde bengelde, over en sprong omlaag,
juist in de armen van den haar op-
vangenden man.
(Wordt vervolgd),