WEERBERICHT. Thermometerstand BINNENLAND. Rechtzaken. STADSNIEUWS. Advertentie n. MEDEDEELINGEN VAN HET KONINKL. NED. MET. INSTITUUT Opgemaakt voorm 10.50 uur. De Bilt, 3 December 1910. Hoogste barometerstand 771.8 m.M. te Skagen, laagste 753.6 te Biarritz. Yevwachting tot den avond van 4 De cember 1910. Meest matige Oostelijke wind. Gesteldheid van de lucht: Nevelig tot lichtbewolkt, waarschijnlijk droog weer. Temperatuur: Kouder. Barometerstand te AMERSFOOp.T Barometerstand hedenmiddag te 12 uur 764 m.M. Vorige stand te 12 uur 766 m.M. te Amersfoort. Hoogste gisterenF. 42 Laagste hedennachtF. 35 Hedenmiddag 12 uurF. 39 men weet, een crediet daartoe aangevraagd van 20 milliocn lires) In geheel Italië en Sicilië worden protestmeetings voorbereid De beambten eischen loonsverhooging, welke het budget met minstens 50 millioen lires zou verhoogen. Minister Saccbi heeft verklaard niet hooger dan het door hem voorgestelde bedrag te kunnen gaan. Tweede Kameb, Bij de gister gehouden behandeling van de Begrooting voor Buitenlandsche Zaken, is ook gesproken over de zaakvan Heeckeren; de heer Patijn bracht nog even de zaak in herinnering. Een lid der Eerste Kamer, oud gezant, komt mededeelen, dat ons land in 1904 de ernstige bedreiging van een buiten- landsch souverein had ondervonden; de Minister ontkent zulks pertinent, zegt dat er schijn of schaduw van het verhaal waar is en sommeert den zegsmam om ronduit te vertellen, waarop hg doelt. Deze preci seert: een brief van deD Duitschen Keizer, aan H. M. verzonden, zou het dreigement eener voorwaardelijke bezetting van ons grondgebied bevat hebben, doch ander maal wgst de Minister de bewering even beslist af. Desondanks houdt de oud gezant vol, dat de Minister-president van 1904 hem herhaaldelijk over dien brief gesproken en geraadpleegd heeft Ziedaar dc. feiten. Do heer Patijn betreurde ze niet; noch verdedigde hg de heer Van Heeckeren tegen wiens houding veel in te brengen viel. De Regeering had echter gelegenheid gekregen stellig te weerspreken een gerucht dat reeds jaren geleden was opgedoken en dat, het moge onmogelijk en ongelooflijk hebben geklonken, telkens weer werd be vestigd uit de regeeringskringen zelf. Een gerucht, dat sprak van een brief van den Duitschen Keizer zoo tegen alle vorsten- convcnance in gesteld, dat hg onhoffelijker scheen dan de missive van een leenheer tot zijn vazal. De Minister van Buiten- landsche Zaen nu had tot tweemaal toe dat gerucht in de Eerste Kamer vertreden, op een wijze, die alle hulde verdient en geen twijfel overlaat; hg heeft den heer Van Heeckeren gesommeerd te spreken en toen deze daarop niet inging, in den meest afdoenden vorm de praatjes den kop ingedrukt. Van 10 Februari 1910 af is de brief des Keizers dan ook voorgoed naar het i jjk dor fabelen verwezen, niemand gelooft er meer aan. Maar nu betoogde de heer Patjjn het volgende: Ten eerste dat er, ua de verklaring van den Minister in de Eerste Kamer, een driestar was verschenen in „DeStandaard", waarin zeer duidelijk werd te kennen ge geven, dat er wel geen brief was geschre ven, maar dat er toch wel iets was ge schied een uiting dus waarmoe de goede trouw van den Minister in verdenking werd gebracht en het gif van den argwaan op nieuw in den geest der natie werd gestort Ten tweede dat de heer Van Heeckeren, in die driestar, zeer onpasselijk door dr. Kuyper uit de hoogte is behandeld, want dat die zelfde heer Van Heeckeren ouder 't Ministerie Kuyper op zoo opvallende wijze even vóór 't aftreden van het ka binet, zonder te wachten op den algeineenen decoratie dag inet een ongewoon hooge onderscheiding was begiftigd, nog wel terwgl er een Minister van Buitenlandsche Zaken ad interim was dat hij in de oogen van het Ministerie-Kuyper wel een zeer eminent man moest wezen. Terwijl men trouwens hier in de Tweede Kamer immers had hooien verkondigen dat men een lid op zgn woord moest gelooven zelfs al had hij de .sombere schgn" tegen zich. Hoeveel te meer dus den heer Van Heeckeren, óók Kamerlid, maar zonder .somberen schijn*. En ten derde dat de „rapporten", waar van de heer Van Heeckeren steeds ge waagd had moesten zgn uitgebracht door den heer Van Heeckeren aan dr. Kuyper met wien hg immers herhaaldelijk over deze zaak had geconfereerd. Iloo liet nu mogelgk is, dat gesprekken werden gehouden tus- achen den Minister-President (dr. Kuyper) en den heer Van Heeckeren over een brief die nooit bestaan heeft, is, zoo meende de af gevaardigde van Zierikzee, een raadsel voor psychologen misschien voor psy chiaters H(j had echter de overtuiging dat de heer Van Heeckeren, wiens optreden hg overigens afkeurde, er in geloopen was (met andere woorden: dat dr. Kuyper hem er in had laten loopen). 't Was immers ondenkbaar dat het Ministerie van 1901 '05, een Ministerie, waarin mannen van eer zaten als de heeren De Marez Oyens, Loeff, BerganBius, Ells. met ijzige verachting bleef de naam van den man die daar vlak naast den spre ker zat, ongenoemd, zegt de overzicht schrijver van het Handelsblad. ...dat een kabinet waarin zulke mannen zaten, 't vermoeden van eenige vreemde inmenging zouden hebben gehad en niet onmiddellijk bij de Koningin zich vanhet al of niet gegronde ervan zouden hebben vergewist. Er was dus, op een niet opgehelderde wgze, tengevolge vaD eon gesprek, dat dr. Kuyper met den heer van Heeckeren had gehad, een valsch gerucht in de wereld gebracht, een gerucht dat ons volk in een valschen eD gevaarlijken waan had gebracht. De spreker verlangde dat de Minister dit gerucht nu nog eens„categorisch zou tegen spreken. Maar hg verlangde nog meer. De Minister had in de Eerste Kamer den heer Van Heeckeren niet gespaard. Welnu, thans vorderde de heer Patjjn, met de ongenadige gestrengheid van een publiekeo aanklager, dat dc Minister nu ook eens zijn toorn zou uitstorten over den man van wien de heer Van Heeckeren hel gerucht moest hebben gehoord en die, na de categorische ontkenning des Ministers in de Eerste Kamer, het woord van dien bewindsman, in „De Standaard", te schande had gemaakt. Dr. Kuyper antwoordde den heer Patijn het volgende: Mocht ik hier meedeelen wat metterdaad is geschied, in minder dan vijf minuten zou zijn uitgemaakt op een wgze voor geen tegenspraak vatbaar, dat ik noch een woord geschreven noch gesprokon heb, dat niet met de volle waarheid overeenstemt. Maar waar ik den plicht heb te zwggen als oud-Minister, zal ook de fclBte aanval mij niet verlokken mg aan plichtsverzuim schuldig te maken. De heer Patijn heeft mij een dosis politiek rattenkruit willen toedienen, ik ben daarop zoo dikwgls onthaald dat het mij gaat als het deel van de bevolking van Hongarije dat zich geleidelijk aan het gebruik van rattenkruit heeft gewend en daardoor onvatbaar er voor geworden is. Ik wil de pil dan ook wel slikken, maar zg zal mg in het minst niet hinderen*. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft nu nog eens met alle kracht betoogd, dat er schijn noch schaduw waar is van al die praatjes over eenige buitenlandsche bedreiging, maar op het beleid van het Kabinet van dr. Kuyper noch op diens Standaard-driestar is hg ingegaan. Nieuwe Spoorwegtarieven'. Omtrent de bepalingen in de nieuwe reizigerstarieven, verneemt de Tel. nog het volgende: Voor de in 1910 afgegoven abonne- mentskaarteu blijven de bepalingen van het oude tarief van toepassing, zoodat de verlenging van den geldigheidsduur van deze kaarten kan plaats vinden op de voorwaarde en tegen de prgzen van dit tarief en de bagage van houders van deze kaarten kan worden bevracht tegen de in uit tarief opgenomen glgoedvrachtprijzen. Elke houder van eene in 1910 afgegeven abonnementskaart heeft het recht zgne kaart in te wisselen tegen een nieuwe algemeene abonnementskaart of eene nieuwe groepenkaart. Daarhjj wordt de geldswaarde van de terug te geven kaart in mindering gebracht van den prijs van de verlangde abonnementskaart. Deze geldswaarde is de prijs, betaald voor de kaart, verminderd met den prjjs, welke voor een soortgelijke kaart over de ver streken maanden verschuldigd zou zijn geweest. Ten behoeve van onderwijzers, die land- of tuinbouwcursussen bezoeken, wordt geen vrachtvermindering meer verleend; de hun ingevolge het tegenwoordig speciale tarief verstrekte kaarten zgn na 1 December niet meer geldig. De vacaotiekaarten voor werklieden mogen uiterlgk 26 December 1910 door den werkgever worden afgegeven, zoodat de kaart voor de heenreis niet na 28 en voor de terugreis niet na 31 December mag afgestempeld worden. Zij zijn dus niet meer geldig op 1 Jan. 1911 of later. Bbvorderivg contante-betaliig. Gisteronmiddag vergaderde te Amsterdam ten huize van den Voorzitter van de Staatscommissie voor den Middenstand de commissie uit haar midden benoemd op de laatste algemeene vergadering om de eindredactie vast te stellen in zake bet wetsontwerp ter bevordeiing der contante betaling. Nadat zulks was geschied, besloot de commissie het ontwerp met Memorie van Toelichting bg de Kouingin in te dienen mot verzoek om publicatie. Schoolgeld H. B. S. De Raad der gemeente Enschede heeft besloten aan den minister van binnenland- sche zaken te verzoeken een wettelgke regeling te willen bevorderen, krachtens welke belanghebbende gemeenten verplicht worden tot bgdragen in het schoolgeld van leerlingen uit die gemeenten, welke aan het onderwijs van H. B. Scholen in andere gemeenten deel nemen. Dit besluit werd genomen naar aanleiding van de weigering der gemeenten Lonneker, Hengeloo, Borne en Haaksbergen om bij te diagen in de kosten van het schoolgeld voor de leerlingen uit hunne gemeenten, die te Enschede de H. B. School bezoeken. De Papendrechtsche Strafzaak. Tegenover een vertegenwoordiger van het Handelsblad motiveert Mr. J. A. van Hamel aldus het besluit van Garsthagen en zijn verdedigers om geen casBaiie van het Arnhemschc arrest aan te vragen. „Voor den beklaagde heeft de uitspraak van het Arnhemsche Hof eigenlijk alles gebracht wat te wenschen viel. Hij gaat vrg uit; is niet ontoerekenbaar verklaard, - zooals het O. M. had geëischt, en het oogmerk dat hg zich van den beginne gesteld had: de politiemisstanden te Papen- drecht bekend te maken en te zorgen dat er zoodoende een einde aan kwam, heeft hij zonder twgfel inderdaad bereikt. Wat dit betreft* behoeft Garsthagen over de resultaten van zijn proces waarlijk niet ontevreden tez gn. En de verdere overwegin gen van het Arnhemsche Hof kunnen daarin weinig verandering brengen." Daarentegen acht mr. Hamel het geens zins onmogelijk dat dc advocaat-generaal cassatie aanvraagt. De Papendrechtsche zaak De termijn gesteld voor het aanteekenen van cassatie in de zaak-Garsthagen verstreek gistermiddag, zonder dat van de zijde van het O. M of van de verdedigingcarsatie werd aaugeteekend. Onze Politieke Partijen. Gisterenavond hield mr. Werker in de Zwaan de laatste cursusvergadering. Na er aan herinnerd te hebben hoe de vrij- heidsgedachte onder de scherpe critiek der sociaal democraten meer en meer overging naar de leer der moderne staatsinmenging, wees hg er op hoe minister Kappeyne in i878 het eerst deze leer invoerde. Minister Kappeyne zeide: De privaat rechtelijke formule behoort plaats te maken voor de publiekrechtelijke formule, d.w.z. niet het subject moet op den voorgrond worden, gesteld, maar de Staat en deze dient alle zaken ter hand te nemen, waaruit voordeelen voor de geheele ge meenschap spruiten. Niet alle vrijzinnigen konden zich daarmee vereenigen en dit heeft geleid tot splitsing in twee, later in drie groepen. De leer van Kappeyne moest er toe leiden, dat van Staatswege zaken werden behartigd, die 7olgens de oude liherale leer tot het particulier initiatief behoorden. Daarbij kwam nog, dat de meer uitgebreide staatsinmenging met zich bracht het democratisch streven tot uit breiding van het kiezerscorps. Die inwen dige strijd in de vrijzinnigheid heeft zich v verscherpt, tot in 1884 door de oprichting der Liberale Unie een poging tot hereeni- ging werd beproefd, tegen den waBsenden invloed der clericalen. Na de grondwets herziening van '87 kregen we een clericaal kabinet-Mackay, dat in 1891 weer plaats maakte voor het ministerie-Van Tienhoven, waarin Tak van Poortvliet de leidende persoon was. Deze was voorstander van de leer der staatsinmenging en sterk gepor teerd voor kiesrechtuitbreiding. De kieswet- Tak werd dan ook ingediend, die als criterium Bteldc, dat men moest kunnen lezen en schrijven. Tak vond echter geen meerderheid en na de Kamerontbinding kwam het kabinet-van Houten, dat de tegen woordige kieswet bracht. Intusschen werd het streven naar algemeen kiesricht in de Lib. Unie steeds sterker, met het gevolg, dat de meer conservatieve elementen, de vrg liberalen zich afscheidden. In '97 kwam het ministeriePierson Borgesius, dat sterk gestreefd heeft naar uitbreiding der staatsinmenging, hetgeen bleek uit Woningwet, Ongevallenwet, Kinderwetten en Leerplichtwet. Hoewel dit Btreven leek te vallen in de tijdsperiode, bleek in 1901, dat de clericale leuzen ingang hadden gevonden en het kabinet—Kuyper trad op, dat die leuzen sterk op den voorgrond stelde. In de vrgzinnige meerderheid kwam nu inwendige oneenigheid. Een gedeelte wilde de urgentie van het algemeen kiesrecht op den voorgrond stellen, een ander deel vreesde daardoor de vrij liberalen af te schrikken. De voorstanders der urgentie bleken in de minderheid en traden toen uit do Lib. Unie en stichtten in 1903 met de Amsterdamsche radicalen een nieuwe partg, den Vrijz. Dem. Bond. Spr. zet het standpunt dezer partg uiteen, ten opzichte van het arbeidscontract, de Bociale verzeke ringen en de tienurendag. De vrijz. dem. stellen op den voorgrond het beginsel van gelijkmaking der ontwik- kelingsvoorwaarden voor allen en do tempering van den belangenstrijd. Verder meenen zij, dat alles wat slechts van Staatswege bestaansmogelijkheid heeft door den Staat moet geëxploiteerd worden, terwijl de gemeente geen concessie moet geven voor waterleiding, telefoon e.d. De uitgaven voor een en ander mogen niet gevonden worden uit protectie, maar uit directe belastingen naar draagkracht. Ook willen de vrgz.-dem een verscherpt successierecht en het beginsel van staats- erfrecht; zg zgn voor een volksleger en van meening dat de gemeente Bociale politiek dient te volgen. Ten slotte herinnert Spr. aan de stichting van den Bond van Vrij-Liberalen in 1905, dis opkwam tegen vermenging van gods dienst en staatkunde, ijverde voor vrijhandel en neutraal onderwijs en vasthield aan de beproefde liberale staatkunde. Hierna sloot mevr. \ollenhovenNort met een woord van dank aan mr. Werker den cursus. Ondergeteekende betuigt hier. mede voor de vele blijken van belang, stelling op 1 December ondervonden zijnen hartelijken dank. G. DEKKER, Amersfoort, December 1910,

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1910 | | pagina 2