DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN.
No. 86.
DINSDAG 11 APRIL 1911.
8e JAARGANG
ZIJN
ARBEIDERS - - -
- DURE INGEZETENEN?
BUITENLAND.
DE EEMLANDER.
Bureau: KLEINE HaAG 6.
Telet. Intere. 183.
Abonnementsprijs:
Per jaarf 4-—Franco per
post id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1.Franco per post
id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05.
Prijs der Advertentiën:
Van 1 tot 5 rogels f 0.40. Voor iederen regel meer f 0.08.
Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bg
abonnement belangrijke korting).
Tot plaatsing vau advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Siuneu-en Buitenlandsch Advert.- bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 78-78 Amsterdam
In de vergadering van het Haarlemsche
departement dei Maatschappij van Nijvcr-
hoid ie gesproken over de viaag, of een
grooto arbeidersbevolking grooto uitgaven
veroorzaakt voor de kas der gemeente,
waar zij gevestigd ia. Daar en ook vroeger
wel elders heb ik aldus schrijft de hoofd
redacteur van Haarl. Dagblad, en zijn
betoog schijnt ons overdenkenswaard ook
voor Amersfoort die vraag bevestigend
hooren beantwoorden en het heeft mg
altijd pijnlijk getroffen, dat dit soms werd
gezegd op een manier, alsof deze arbeiders
ingezetenen maar werden geduld, men ze
liever, als het kon, kwijt had willen zijn.
Wie deze hartelooze redoneering houdt,
ziet, naar mijn mecning de samenleving
verkeerd, namelijk niet als geheel, maal
ais samengesteld uit stukkon, groepen of
standen, naar men het noemen wil en komt
langzamerhand tot het duffe ideaal, dat in
zijn gemeente maar liefst niot anders,
dan menschen van cenig vermogen moeten
wonen en de arbeiders over do grenzen.
Ik noem dat onbillijk tegenover een
klasse van bij uitstek nuttige leden van
onze maatschappij en ben er bovendien
van overtuigd, dat een groota gemeente,
dorp of stad, waar niet alle categorieën
der samenleving vertegenwoordigd zijn,
daardoor benadeeld wordt. Er komt licht
zoo iets knussigs in het openbare leven,
dat op de bevordering van nieuwe denk
beelden niet gunstig werkt.
Maar bovendien: is het wel waar, dat
de arbeider zooveel kosten veroorzaakt
aan de gemeentekas? Zonder de cijfers te
hebben nagegaan kreeg ik altijd den
indruk, dat deze meening schromelijk
overdreven is en nu met cijfers van de
gemeente-begrooting vóór mij is deze
indruk bevestigd.
Er wordt wel beweerd, dat de arbeider
over 't algemeen geeu belasting betaalt.
Dit is niet juist, wel tracht hij zoo weinig
mogelijk in de algemeene kosten bg to
dragen, maar in dat pogen volgt hij alleen
de meergegoeden na, die niet andera doen.
Bij de altgd klimmende behoefte aan geld
weet do fiscus evenwel den arbeider zeor
wel te vinden, zoowel voor personeele, als
voor gemeentelijke inkomstenbelasting.
Deze cijfers staan niet tot mijn beschik
king, maar het komt mrj, uit wat rechts
en links te hooren valt toch voor, dat ook
do arbeider zijn bijdrage en dat dikwijls
met moeite offert in de algemeene lasten.
Gaan we nu verder de ontvangsten
na, dan treffen we al dadelijk verschillende
posten aan, waarin do arbeider bijdraagt,
in de winsten van de gasfabriek en de
duinwaterleiding, het batig saldo van de
Bank van leening, het vergunningsrecht
(helaas), do begrafenisrechten en de school
gelden voor lager onderwijs bekend
is het, dat meer en meer de onbemiddol-
de, die daaroe maar eenigszins kans ziet,
voor het onderwijs aan zijn kinderen
weDscht bij te dragen. Indirect maakt de
arbeider een belangrgk gedeelte van de
opbrengst der markten, vooral ook die van
do kermis, draagt bet zgne bij in de
ontvangsten voor haardasch en vuilnis en
helpt zoer belangrijk vergrooten de som,
die het Bijk ingevolge de wet van "24
Mei 1897, (vergoeding per hoofd der
bevolking) aan de gemeente uitkeert.
Dit wat de inkomsten betreft, laat ons
nu de uitgaven bezien. Het spreekt wel
van zelf, dat daarin ook voor de arbeiders
een deel wordt betaald, maar dat is de
vraag niet. Ze is deze, of een uitgebreide
arbeidersbevolking zeer bijzondere groote
uitgaven vergt voor zichzelf alléén. Vroeger
was dat in Haarlem inderdaad het geval
ton opzichte van de gemeentelijko uitbrei
ding: de grondspeculanten of bouwonder
nemers betaalden toen eerst vijftig, daarna
vijf en zeveutig procont van de kosten van
bestrating, rioleering en verlichting en do
gomeontekas gaf de rest. Sedert evenwel
een straat niot overgenomen wordt, voordat
die kosten volledig betaald zijn, zelfs met
een paar jaar onderhoud er bg, is deze
toestand totaal veranderd.
Het lager onderwijs wordt genoemd en
een feit is het, dat dit van de gcmceotckas
belangrijke sommen vraagt, die evenwel
afnemen, althans niet aangloeien, omdat
het bijzonder onderwijs hier een deel van
de taak en dus van de kostcu overneemt.
Maar tegenover de som, dio dit hoofdstuk
vordert, staan, zooals ik reeds aantoonde,
de vrg algemeen geheven schoolgelden
en de bijdrage van het Rijk vau ruim
f 121,000,
De politie wordt genoemd in haar twee-
taak om op de inwoners en op
hunne bezittingen te passen. Maar niemand
zal beweren, dat onze politie moeite heeft
met den Hinken arbeider en op zgn be
zittingen behoeft zij niot te passen om de
eenvoudige reden, dat hg die niet heeft.
Zeker, tot waarborg voor orde en veiligheid
moet evengoed in de arbeiderskwartieren
als in de andere wgken der stad toezicht
worden gehouden, maar wanneer de eersten
er eens niet waren, zou dunkt mij het
politiecorps weinig of niet kunnen worden
ingekrompen.
Hetzelfde is van toepassing op de brand
weer. Het brandt niet vaak in ouze
arbeiderswoningen, vooral niet sedert de
petroleum meer en meer door gas ver
vangen is.
Een hoofdstuk vinden we in de ge
meente-begrooting, dat hoofdzakelijk den
onbemiddelde geldt, dat vau het Armwezen.
Evenwol is dit uiet geheel, zelfs maar voor
een klein gedeelte, armenzorg in den ge-
bruikelijken zin van het woord.
Eu als men zegt: „ja, maar wanneer er
geen onbemiddelden waren, dan zouden
ook die kosten er niot zijn", dan noem
ik die opmerking een bewijs van gebrek
aan maatschappelijk gevoel. Of zouden we
deze zorg met genoegen overlaten aan
buitengemeenten. Ik niet; tegenover de
betcekenis van den arbeider in de samen
leving moet dit offer woderkeerig gaarne
gebracht wordon.
Do bij velen gangbare meening is: de
arbeider betaalt aan niets en profiteert het
meest. Ik meen te hebben uangetoond. dat
deze opvatting totaal onjuist is, dat de
kosten die speciaal en uitsluitend voor hem
gemaakt worden, lang niet zoo groot zijn
als dikwijls gemeend wordt en (fat hij in
elk geval naar de mate van zijn krachten
pleegt bij te dragen.
Maar ik zou nog verder willen gaan.
Wanneer wij de financieels betcekenis van
een groep medeburgers hebben te beoor-
deelen, is het bekrompen om bij de ge-
meentebegrooting te blijven staan. Hoe
besteedt, mogen wij vragen, de arbeider
zijn inkomen En dun is het autwoord:
in zijn onmiddellijke omgoviug. H(j reist
niet in 't buitenland, noch doet zijn inkoo-
pen in andere gemeenten. De Haarlemsche
arbeider geeft zgn geld uit in Haarlem,
maakt daarmee het bestaan mogelijk van
een geheelc reeks gioote en kleine nering
doenden, die daardoor (wanneer wo, om
den kringloop der dingen te zien, even op
de gemeentekas terugkomen) in staat wor
den gesteld om hun deel in de algemeene
lasten op te brengen.
Dat dit maar geen fantasie is bowijst de
schrik, dio eenige jaren geleden door
Haarlem ging, toen het scheen of de ge-
heele Centrale Wetkplaats naar Amersfoort
zou worden overgebracht, 't Bleek loos
alarm te wezen, maar in dien tusschentijd
hadden wij ons er wel deugdelijk reken
schap van gegeven, welk eeu schade in
deze gemeente zou worden te weeg ge
bracht door het vertrek van 1300 arbei
ders, do meeste met gezinuen Schade voor
de algemeene welvaart, waarvan die ge
meentekas inmmers de afspiegeling is 1
Ik zou dus tot deze conclusie willen
komen do arbeider is een gewcnscht inge
zetene, ook in financieelen zin.
De opstand in Albanië.
Reuter seint ons eenige telegrammen
over den opstaud in Albanië en de daar
mede verbandhoudende betrekkingen tus-
schen Turkije en Montenegro, telegrammen,
die wij hier laten volgen.
Ten einde de meest strikte onzijdigheid
in acht te nemen ten aanzien vau de ge
vechten, die dezer dagen aan de Montene-
grgnsche grens plaats hadden, heeft do
regeering van Montenegro een streng
onderzoek bevolen, met het doel, om vast
to Btellen, of Montenegrijcen uit de grens
streken de Albaneezen in de gevechten
mot de Turken hebben gesteuud.
Mocht dit onderzoek eeu bevestigend
resultaat opleveren, dan zouden de Mon-
tenegrijnsche onderdanen als deserteurs
worden beschouwd, indien zg binneu een
tijdsverloop van 3 dagen niet naar hun
haardsteden waren teruggekeerd.
Voorts heeft de regeering te Cettigne
verlof verleend, om Turksche gewonden
over baar grondgebied naar Skoetari te
vervoeren. Zij stelde eveneens het hospitaal
te Podjorit/.a ter beschikking van de Turken
en bcpaaldo, dat de opstandige vluchtelin
gen uit Turkijs naar het binnenlaud gebracht
zouden worden. Het aantal vluchtelingen
bedraagt ongeveer 1500.
Do Poite gaf den Turkscheu gezanten
echter nogmaals opdracht de aandacht van
de rogeeringen der groote mogendheden
te vestigeu op het gevaar van do houding
vau Montenegro, dat in weerwil van zijn
verzekeringen niet neutraal blijft.
Omtrent den opstand zelf seint Reuter
ons nog uit Suloniki:
Er wordt opnieuw stelling genomen tot
eeu aanval op Touzi. De gemeenschap
met Skoetari is verbroken. De positie van
Koula, dat nog door troepen bezet ia, lijkt
wanhopig. Volgens officicele rapporten,
heeft Montenegro troepen gemobiliseerd,
langs de geheele grens en ook artillerie
gerequireerd. De toestand wordt opnieuw
ernstig ingezien.
De opstandelingen, zoo wordt ten
slotte uit Konstantinopel geseind, gaan
voort met het belegeren van Touzi en
Kastrati; zij bedreigen ook Shodra.
Do laatste berichten luiden al zeer on
gunstig. De opstandelingen hernamen ver
schillende stellingen tot Socki en Kastrat!,
zij staken Coplikoo in brand on beletten
het aankomen van 400 man Nizams
te Sdreboek.
Men verzekert, dat de Muzclmansche
Albaneezen van Skoetari, aan wio de
regcering wapens had verstrekt, en die
uittrokken om Skoetari te hulp te komen,
door de opstandelingen volslagen zouden
zijn. Zij zouden 90 man aan doo-len en
gewonden hebben verloren, terwijl 120
manschappen gevangen werden gemaakt.
Frankrijk, Spanje en Marokko.
Al heeft ministor Caualejas het niet met
zooveel woorden toegegeven, men kau er
toch zeker van zijn dat de Franscho en
do Spaunscho regeering een gezamenlijke
actio in Marokko voorboroiden, om daar
orde op de zaken te stellen. Of er inder
daad iets van de plannen terecht zal
komen, en waarin dan die actie',van Fran-
rijk en Spanje zal bestaan, daarover is
nog niets te zeggen, want Canalejas hoeft
niets willen loslaten. Een moeilijkheid zal
altijd gelegen zijn in de overeenkomst
van Algeciras, die Frankrijk en Spanje de
handen biudt en binnen welker perken zij
angstvallig moeten blijven, om niet in inter
nationale moeilijkheden te geraken.
Intusschen schijnt de Fransche regeering
hiervoor beducht ook met do
Duitsche overleg te plegen omtrent den
toestand in Marokko, hoogstwaarschijnlijk
om bij voorbaat zeker te ziju, dut Duitsch-
laud haar niots in den weg zal leggen, als
zij ten laatste de Marokkaansche koe eens
ferm bij de horens wil pakkou.
De toestand in Fez schijnt inderdaad
hoogst ernstig te wezen; al zijn de be
richten nog steeds bijster verward, er blijkt
toch altijd uit, dat de Sultan er loeiijk
aan toe is. Do Times had Zaterdagmorgen
een hericht dat Sultan Moelei Hafid de
wanhoop nabij is, en er over gesproken
heeft om vergif te nemen of afstand van
de regeering te doon. Zgn raadgevers
hebben hem nog weten terug te houden.
Wio zijn waarschijnlijke opvolger zal zijn,
indien bij den troon inocht verliezen, staat
nog niet vast. De grooto Kaïds onder de
opstandelingon moeten op zoek zijn naar
een geschikten pretendent. Over Moelei
Isniaël hoort men niet meer. Sommige
berichten melden, dat men de kroon heeft
aangeboden aan oud-Sultan Abd-el-Azis,
die et echter feestelijk voor bedankte: hij
vindt zijn tegenwoordige loven als ryk
particulier veel uangeuamer dan dat als
Sultan vun het Sjcrifiaanscbe lijk. En
behalve hij zouden er nog twee Sjerifs
zijn aan wie de kroon was aangeboden, doch
die er ook voor bedankt hebben. "Wg
kunnen ons best begrijpen dat niemand
veel lust gevoelt om de ondankbare taak
te aanvaarden.
Aan het Hof in Fez moet twist uitge
broken zijn 'usschen de twee groote Kaïds:
Glaoei en Aïssa Ben Omar, beiden minister,
de twee mannen, die indoitijd Hafid op
den troon hebben gebracht. Glaoei beweerde
dat Aïssa en zijn mannen zich laf gedragen
hebben bij het laatste gevecht, waarop de
Sultan Aïssa begon uit te schelden en
hom aansprakelijk stelde voor de nederlaag.
Terstond trok Aïssa ziju mannen, die tot
het kleine legertje behooren dat Fez nog
beschermt, terug en verklaarde dat hg
niets meer zal doen om den Sultan of de
stad te beschermen. De Sultan werd