Uit de Pers.
WEERBERICHT.
Thermometerstand
STADSNIEUWS.
MEDEDEELINGEN VAN HET
KONINKL. NEP. MET. INSTITUUT.
Opgemaakt voorm. 10.50 unr.
De Bilt, 20 September 1911.
Hoogste barometerstand 770.1 m.M. te
Horta, laagste 741.1 te Thorsbavn.
Verwachting tot den avond van 21 Sep
tember 1911. Meest matige tot krachtige
Zuidelyke tot Z.W.-lyke wind.
Gesteldheid van de lucht: Zwaarbewolkt,
regenbuien.
Temperatuur: Dezelfde.
Sftrometentand te AMERSfOOPX
754 m.M.
Vorige stand te 12 uur 764 m.M.
te Amersfoort.
Hoogste gisterenF. 65
Laagste hedennachtF. 52
Hedenmiddag 12 uurF. 64
Leerplichtwet.
Het wetsvoorstel der Sociaal-Democratische
Kamerfractie strekkende tot uitbreiding van
den leerplicht, zal heden bij de Tweede
Kamer worden ingediend.
Het wetsontwerp strekt 1°. tot verlenging
van den leerplicht tot den leeftijd van 14
jaren;
2°. tot strafbaarstelling van den werk
gever die een leerplichtig kind arbeid laat
verrichten;
en 3°. tot wegneming van het landbouw-
verlof.
Een adres va1* antwoord.
Men verzekerde gisteren op het meeting-
terreiD, dat de Sociaal-Democratische Ka
merfractie het voornemen heeft voor te
Btellen de Openingsrede met een Adres
van Antwoord te beantwoorden.
Wet op de Middelen.
De uitgaven voor het dienstjaar 1912
worden voorgedragen tot f222,017,862,96
en de middelen geraamd op f 202,068,215.
Nadeelig verschil f 19,949,647,96.
Ter voorzioning in eventueele behoeften
der kas wordt machtiging gevraagd om
SchatkiBtpromessen en Schatkistbiljetten
uit te geven tot een bedrag van ten hoogste
f 20,000,000.
De Troonrede.
De leidende bladen laten zich op ver
schillende wijze uit over de rede waarmee
Minister Heemskerk de zitting der Staten-
Guneraal geopend heeft. Zonder uitzondering
wordt de afwezigheid der Koningin betreurd.
Verder geven wy de volgende bloemlezing;
In de Nieuwe Rotterd. Crt. lezen wij:
Over de openingsrede zelve valt weinig
te zeggen. Zy is sober en kort. Iets anders
kon trouwens moeilijk worden verwacht.
Van'de wetsontwerpen, welke dit jaar aan
gekondigd worden een 7ijftal, betreffende:
de pensioensaanspraken van het spoorweg
personeel, naasting van particuliere locale
telefoonexploitatie, bevordering van klein
grondbezit, verzekering van arbeiders tegen
beroepsziekten, wijziging van art. Ill van
het Indisch Regeeringsreglement komt
in deze legislatieve periode naar alle waar
schijnlijkheid niets meer tot stand. Onze
wetgevende machine werkt zoo, dat nauwe
lijks meer iets, dat niet reeds in het tweede
jaar by de volksvertegenwoordiging aan
hangig gemaakt is, het Staatsblad bereiken
kan. En wat thans wordt aangekondigd als
,in bewerking," als onder „de aandacht"
van de regeering, wat wordt „beraamd"
of „in voorbereiding" is het zijn de
bloempjes, die zelfs in een drogen zomer
nog hier en daar uitschieten. Dat alles
wordt in de openingsrede neergeschreven
bloot als blyk, dat de ministers hun tijd
niet in ledigheid doorbrengen, ook al ziet
men van hunne vlijt geene vruchten. Wie
zou echter hierover twijfelen? Ware op
dit punt twijfel mogelijk, dan zou immers
de algeheele stilzwijgendheid van het
departement van justitie vreemdo gedachten
moeten oproepen. Om er niet van te
spreken, dat in de paragraaf, die over de
bezigheden van het departement van bin-
nenlandsche zaken een getuigschrift overlegt,
van het gansche onderwijs afgezien
dan van eene technische herziening van
de leerplichtwet (verhooging van den
leerplichtigen leeftijd?) met geen woord
hoegenaamd wordt gerept. Dat het onder
zoek van het rapport der Ineenschakeliugs-
commissie, waarvan in de vorige Troonrede
gewaagd werd, eenig resultaat opgeleverd
heeft, blijkt niet.
Doch, gelyk wij te kennen gaven, deze
opeuingsredo behoeft tot critiek geen
aanleiding meer te geven. Men leest haar,
en legt haar dan naast zich Deer: „Zij zal
wel mooi wezen."
Uit het Handelsblad halen wij aan
Wanneer wij nagaan wat thans minister
Heemskerk aan de Statcn-Genoraal heeft
meegedeeld omtrent don toestand des lands
en de verwachtingen die gekoesterd worden
van de werkzaamheid der Hooge Vergade
ring, dan vinden wij weinig belangrijks en
erkennen tegelijkertijd, dat wij niet veel
audors verwacht hadden. Vooral omtrent
den wetgevenden arbeid die van de Staten-
Generaal zal worden verwacht, kaD de ope
ningsrede moeilijk veel meer toezegging
doen de Kamers zijn met het werk dat
zij reeds hebben nog wel zoo overkropt,
dat aan nieuwen arbeid geen behoefte be
stond. Teuzij men mocht meenen, dat een
groote hoeveelheid onafgedaan werk de
Kamerleden tot zelfbeperking in het spre-
kon en grooter krachtsinspanning by het
voorbereiden der werkzaamheden zou kun
nen leiden
Over den financieelen toestand des lande
btijkt do regeering vrij tevreden; wy kun
nen het, wanneer wij ons herinneren, wat
wij nog onlangs konden schrijven over de
rijksmiddelen begrijpen. Dat heeft echter
de regeering niet belet haar belofte een
rijksinkomstenbela6ting te zullen indienen,
in do vorigo openingsrede voor „binnen
kort" toegezegd, in te lossen, zij het ter
elfder urn gisteren verscheen het ontwerp
voor zulk een belasting. Met een beroep
op de kosten van „maatregelen op sociaal
gebied", blijft de regeeriog duurzame ver
sterking der middelen noodig achten, „waar
toe ontwerpen zijn ingediend".
Wordt Jhier ook do tariefverhooging be
doeld? Het zal wel. Toch kunnen wij niet
nalaten te hopen, dat de regeering uit den
stroom van adressen daartegen iets zal
hebben geleeid.
Vau de toegezegde wetsontwerpen rele-
veeron wij dat tot regeling vaD het levens-
verzekeringsbedrijf, waarnaar velen met
groote belangstelling zullen uitzien, on die
tot herziening van woning en leerplichtwet.
Wellicht had de regeeriDg gelijk, dat zij
een vertegenwoordiging die ondanks een
zoo groote aangesloten regeeringsmeerder-
heid zoo langzaam werkt, niet tot nog meer
werk uitnoodigdo! Vooral wanneer men
zich in herinnering brengt hoe dozen zomer
reeds ontoelaatbare kunstmiddeltjes aanbe
volen werden, om enkele der vele wets
ontwerpen, die nog behandeld moeten wor
den, zonder behoorlijke voorbereiding wet
te doen worden, ten einde bij de volgende
algemeene verkiezingen eenige resultaten
op wetgevend gebied te kunnen toonen.
Het Vaderland schrijft:
Laat de openingsrede alzoo een der
belangrijkste vragen die ons volk heden
en op de voorafgegane.dagen bezighielden,
onbeantwoord, (nl. de vraag, waarom H. M.
met zelve de zitting opende) in staatkundi
gen zin is zij ditmaal al zeer onbelangrijk.
Het zwaartepunt ligt eigenlijk in de
zinsnede, dat dit zittingsjaar van groot
gewicht zal kunnen zijn door de behandeling
van do bij de Staten Generaal reeds aan
hangige wetsvoorstellen. Dat er onder deze
zijn van het hoogste belang we noemen
slechts de Tariefwet, de Ziekteverzekering,
de Ouderdomsvcrzekering, de Kustverdedi
ging en de Militiewet is bekend, maar
evenzeer dat er ernstige reden tot twijfel
bestaat, of het zelfs wel mogelyk zal zijn
deze vóór de algemeene verkiezingen van
1913, laat staan dus in bet nu geopende
zittingsjaar, in het Staatsblad te brengen.
Er was dus wel reden om ditmaal af to
wijken van de gewoonte, een lange lijst
van beloften in de openingsrede op te ne
men, en de Staten-Genoraal er slechts aan
te herinneren, dat er nog werk genoeg in
voorraad is.
Behooren wij dus niet tot hen, die zullen
klagen dat de openingsrede al te beknopt
is, toch hebben wij tot ons leedwezen twee
dingen er in gemist.
In de eerste plaat» heeft het ons ver
wonderd, dat zoo weinig aandacht wordt
gewijd aan de steeds toenemende duurte
der levonsmiddelen. De in de Landbouw-
paragraaf uitgesproken vrees, dat 1911 teu
gevolge van de buitengewone droogte en
het heerschen van het mond- on klauwzeer
voor verschillende takken van bedrijf een
verre van gunstig resultaat zal opleveren,
beweegt zich niet buiten de grenzen van
een gewoon oogstbericht. Iemand, die niet
op de hoogte is van den toestand door de
heerschende duurte reeds io het leveD ge
roepen en nog verder te wachten, zou er
ternauwernood uit kunnen afleiden, dat er
iets van dien aard aan de hand is.
En niet alleen dat van het zooveel zorg
barende verschijnsel op zichzef Diet of
ternauwernood melding wordt gemaakt,
maar wy blijven ook geheel onkundig of do
regeering voornomens is daartegen iets te
doen, en zoo ja, wat.
Coostateeren wij nog dat de redo in
politiek opzicht totaal kleurloos is. Noch
„do beginselen leven in de partyen der
rechterzyde" van de regeeringsverklariug
by de aanvaarding van het bewind op 10
Maart 1908, noch de „christelijke rechtsbe
ginselen" van de openingsrede van 1909,
worden in deze rede als vlag ontplooid.
Het is een conservatief getint, maar in
politiek opzicht volkomen kleurloos stuk.
Het Contrum geeft eenige belangrijke
beschouwingen:
Aan de toezeggingen der regeering, in
de vorige Troonrede gedaan, werd in den
loop van dit jaar gevolg gegeven, en in de
Rede van dit jaar vindt men opnieuw
ontwerpen van beteekenis aaugekondigd.
Van de regeering moet dus worden ge
tuigd, dat zij met bekwamen spoed arbeidt.
Maar wil die arbeid de vruchten dragen,
welke men daarvan verwacht, dan is het
noodzakelyk, dat de parlementaire moleo
het aangebodene op behoorlijke wijze weet
te verwekken. Anders gezegd: er zal in de
aanstaande zitting wat minder geredeneerd
en gedisputeerd, wat mioder getalmd en
gezift, wat meer aangepakt en afgedaan
moeten worden. Dat met name de oppositie
zich zal hebben te beperken, lijkt ons een
uitgemaakte zaak. Men is ter overzijdo
wel zoo vriendelijk, om uitsluitend op de
rechterzijde het verwijt te laden, dat er
Diet meer tot stand komt, maar de oppo-
sitiezucht openbaarde zich links te zeer
dan dat men daar het recht zou mogen
opeischen, verwijten over don te tragen
gang van zaken te doen aan anderen.
Intusschen zij hiermee niet gezegd, dat
ter rechterzijde de toestand steeds zoo wa6,
als men dien wenscheu zou. Meer dan eens
is in het afgeloopen jaar geklaagd over het
feit, dat niet meer overleg tusschen kabinet
en meerderheid bleek te hebben plaats
gehad, terwijl de wijze, waarop somwijlen
door rechtsche afgevaardigden en rechtscha
orgaoeu tegen de regeering en haar meer
derheid werd opgetreden, weinig bevorder
lijk was voor de zoo noodzakelijke samen
werking. Bovendien Bobijnt er eenerzijds
niet altijd genoegzaam aan te wordeo ge
dacht, dat de regeering bij de vaststel
ling van de volgorde harer werk
zaamheden onmiskenbare rechten kan
doen gelden en dat men geen grieven
tegen haar kan aanvoeren, wanneer zij in
groote lijnen zich houdt aan datgene,
waarvoor de kiezers der partijen, die aau
het bewind zijn, bij de stembus hebben
gestreden.
Wel zou men reden kunnen hebben
ontstemd te zijn, wanneer ministers van
een rechtsch kabinet meer ontvankelijk
bleken te zijn voor deD aandrang van de
oppositie, daD voor dien der eigen mede
standers. Maar bestaat daartoe aanleiding?
In elk geval is het dringend noodig, dat
dit jaar de samenwerking ook in het Par
lement ten volle tot haar recht kome. De
nieuwe zitting zal dan ongetwijfeld „van
groot gewicht" zijn, zooals de regeering
hoopt. Natuurlijk zal de medewerking der
linkerzyde niet worden afgewezen. Integen
deel. Een aantal wetsontwerpen ook
die, welke thans worden aangekondigd
liggen in de zoogenaamde neutrale zone.
Maar men kan toch geen oogenblik vergo
ten, dat de Kamer een rechtsche meerder
heid van bijna twintig stemmen telt en dat
die meerderheid ten spijt van de oppo
sitie der linkerzijde en de nog altjjd om
slachtige werkwijze van ons Parlement
het in de macht heeft veel te doen, wan
neer de onderlinge solidariteit en het over
leg met de regeering worden botracht.
Het wil ons voorkomen, dat de heden
geopende zitting beslissend zal zijn, niet
slechts voor de naaste, maar ook voor een
verder verwijderde toekomst. De leuzen,
waaronder in 1909 ter stembus werd op
gegaan, moeten in daden worden omgezet
en de sociale wetgeving, althans wat de
verzekering tegen ouderdom en invaliditeit
betreft, baar beslag krijgen. De herziening
van het Tarief, welke in de eerste plaats
een fiscaal doel heeft, is daaraan onaf
scheidelijk verbondon.
Do kortheid der openingsrede acht de
Tijd een verdienste.
Er wachten nog zooveel en zoo belang
rijke wetsontwerpen op afdooning, dat wij
aan nieuwe toezeggingen nauwelijks be
hoefte hebben.
Wanneer zo niettemin gedaan worden
on in betrekkelijk weinig regels wordt heel
wat aangekondigd!hechten wij er vooral
aan, in zooverre zij voor ons een nieuw
bewijs bevatten van de goede gezindheid
der regeering, om misstanden te verbeteren
en tevens een aanwijzing van de richting,
waarin hare wetgevende arbeid zich bewe
gen zal. Die richting kan, voor de desbe
treffende ontwerpen, stellig op de instem
ming rekenen van al degenen, die warm
„sociaal voelen" en op het Regeeringspro-
gram als eerste nummer de sociale
hervormingen willen zien prijken.
Do Nederlander volstaat met den inhoud
van do openingsrede te resumeeron, waarbij
het blad verklaart tot bijzondere opmer
kingen geen aanleiding te vinden.
De Standaard driestart:
Verrassingen bracht ods de rede, waarmee
heden de zitting der Staten Generaal is
geopend, niet. Terecht is zelfs geen poging
gewaagd, om het korte staatsstuk op te
smukken of interessant te maken. Wat
we ditmaal te beluisteren kregen, was een
kort, nuchter, oprecht en zaakrijk woord.
Dit moest en kon niet anders.
Voor de Staten-Generaal een gewaar
wording als van een gastronoom, die, na
zich pas overeten te hebbeD, tegen wil en
dank aan een rijk diner wordt meegenomen.
Toch zullen de Kamers geen wanhoops-
toon doen hooren. Men weet op het
Binnenhof maar al te goed, dat zulk een
rede iD minder dan geen tijd glad vergeten
isen mocht er te veel worden opgediend,
dan kan de vanouds gerenommeerde vlie
genkast dienst doen. Of zijn ze niet legio
de prachtig opgedischte legislatieve schotels,
die daarin zijn bijgezet, zonder ooit woer
op de tafel te prijken?
Na vermelding van de in de openings
rede aan de orde gestelde punten van wet
geving, meent de Stichtsche Courant:
Er kan natuuilijk geen 9prake van zijn
dat al deze wetsontwerpen behalve de reeds
ingediende nog iu deze periode in het
Staatsblad komen.
Men zal daartoe reeds de grootste moeite
hebben voor de groote wets ontwerpen, die
ingediend zijn. En de Kamer zal bijzonderen
spoed hebben te betrachten en zich zooveel
mogelijk hebben te beperken om van alles
wat ingediend en nu aangekoudigd is,
althans het belangrijkste nog vóór 1913
tot wet verheven te zien.
Dit is zeker, de voorspellingen als zou
dit Kabinet zijne Sociale verplichtingen
niet inlossen zijn volkomen gelogenstraft.
Het Kabinet kan geen enkel verwijt
treffen. Integendeel getuigt het vau groote
werkkracht en zeldzame voortvarendheid.
Naar aanleiding van het adres van den
Commissaris van Politic aau den Raad,
waarby hy verzoekt verhooging van zijuo
jaarwedde te willen bevorderen, stellen
B. en W. voor aan H. M. de Koningin te
verzoeken hot salariB van den Commissaris
van politie te Amersfoort vast te stollen op
f 2400 minimum, met 3 verhoogiugen van
f 100 telkens om de 3 jaren dieost in de
Gemeente Amersfoort. Het tegenwoordig
salaris bedraagt f 2400, zonder verdere
verhooging.
Het komt B. en W. voor, dat byaldien
de jaarwedde van den Commissaris van
politie vastgesteld wordt overeenkomstig