DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. No. 271. MAANDAG 20 NOVEMBER 1911. 8e JAARGANG Het Fiasco der Duurte-Gommissie. BUITENLAND. DE EEMLANDER. Hoofdredacteur: Mr. D. J. van Schaardenburg. Abonnementsprijs Per jaari 4.Franco per post id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1.Franco per post id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05. Bureau: KI.KINK HtlG 6. Telel. Interc. 133. Prijs tier Advertentie Van 1 tot 5 regels f 0.40. Voor iederon regel meer f 0.08. Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (By abonnement belangrijke korting). Tot plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is .uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen-en Buitenlandseh Advert.- bureau D. V. ALTA, Warmoesstr. 78-78 Amsterdam In ons vorig nummer hebben wij afge drukt het rapport van de „raadscommissie, benoemd in verband met de prijs der le vensmiddelen".Hetgeen wij Donderdag reeds onder voorbehoud mededeelden, is thans waarheid gebleken; de slotsom der com missie is: dat er totaliter niets ge daan zal worden. Dit lijkt inderdaad 'n verbijsterend resul taat; en het loont de moeite nader kennis te nemen van de motiveering, door de commissie in het rapport gegeven. Zeer terecht wordt op den voorgrond gesteld, dat de opdracht der commissie algemeen luidde en zg zich dus in do allereerste plaats had bezig te houden met de vraag, of er wegens de prijsstijging van vele levensmiddelen, voor het gemeente bestuur aanleiding bestond maatregelen te nemen, welke niet uitsluitend ten goede zouden komen aan hen, die in dienst der gemeente staan. Onzes inziens is dit niet de eerste maar de eenige vraag, die overweging verdient. Indien er zich inderdaad 'n bizondere toe stand voordoet, waardoor het economisch- zwakkere deel der bevolking bedreigd wordt, is hot de plicht van het Gemeente bestuur hulp te bieden op 'n wyze, waar door alle bedreigden gebaat worden. Maat regelen die slechts 'n deel hunner ten goede komen en de rest aan hun lot over laten, zijn slechts half werk, en moeten beslist afgewezen worden, zoo zy, dio er niet door gebaat worden, juist degenen zijn, die door den nood het felst getroffen werden. Dit zou het geval geweest zijn, zoo de commissie de tweede, geheel overbodige vraag bevestigend beantwoord had, of er nL aanleiding bestond, aan hen die in den dienst der gemeenten zyn, tijdelyke ver hooging van loonen en salarissen te ver- leenen. Deze vraag noemen wy overbodig. Indien de commissie tot de overtuiging gekomen is, dat de nood niet zoo hoog gerezen is, dat de gemeente bizondere maatregelen moet nemeu, dan spreekt het van zelf, dat zij ook geen bizondere maat regelen behoeft te nemen ten opzichte van de gemeente ambtenaren, die in zooveel beteren toestand verkeeren dan tal van andere noodlijdenden, 'n Dergelijke maat regel ware slechts gerechtvaardigd, indien de loonregoling van de gemeente-worklie. den niet aan den spits gelijk in Amers foort volgens de commissie het geval is van de in deze gemeente geldende loon- standaard stond, doch geheel onderaan, m.a.w. indien de gemeente-werklieden tot de laagst-bezoldigden en dus tot de meest- bedreigden en allereerst-hulp-behoevenden' behoorden. Maar dan zou geen tgdelgke maar vaste loonsverhooging voor de ge meente plicht zijn. Daar dit geval zich gelukkig in onze gemeente niet voordoet, moest 'd dergelijke maatregel geheel buiten beschou wing blijven, 't Zou toch al te onbillijk geweest zyn de belastingpenningen van hen, die missschieu 8 of 9 gulden in de week verdienen, te besteden tot verbetering van don toestand uitsluitend van hen, die minstens f 10 verdienen en daarenboven toch reeds in zooveel gunstigere omstan digheden verkeeren wegens hun vast loon en vaste, niet aan werkeloosheid onder hevige positie, met het vooruitzicht op pensioen. Wy kunnen niet aannemen, dat onze gemeente-werklieden zoo vorregaand egoïstisch zijn, dat zij maatregelen zouden wenschen, waardoor slechts zij gebaat werden, met voorbijgang en ten koste van hun Blechter-bedcelden klassegenooten. De duurte-commissie bad zich dus kunnen beperken tot de vraag of er voor de ge meente aanleiding bestond, algemeene hulp te bieden en maatregelen te nemen, waaf- door allen gelijkelijk de gemeente werklieden dus evenzeer gebaat zouden worden. Gelijk bekend, luidt het antwoord der commiBsie, dat de nood niet zóó hoog ge stegen is, dat de Gemeente tot buitenge wone maatregelen behoeft over te gaan. In beginsel toont zy zich niet afkeerig van overheidsbemoeiing doch acht deze slechts gerechtvaardigd „bij zeer bizondere toestanden",als overstrooming, groote brand, epidemieën of dreigende hongersnood (honger-anood heet het in 't rapport!). Wjj krijgen dus 'n quaestie van appro- oiatie. Kan in de gegeven omstandigheden gesproken worden van een „zeer bizondere toestand", ja of neen? Ziehier de vraag, waartoe do quaestie gereduceerd is. Ware het rapport eenige weken eerder verschenen, wy zouden die vraag onom wonden met ja beantwoord hebben, gelijk wy dan ook eenige weken geleden er op aandrongen de hear Wibaut heeft later 'n dergelijk voorstel in don Amsterdamschen Raad verdedigd dat de gemeente zelf de leverantie van de meest-in-prijs-gestegen noodzakelijke levensmiddelen op zich zou nemen, deze desnoods, om de kleinhandel niet te benadeelen, betrekkende niet van de fabrieken of grossiers maar van de handelaren hier ter stede. Nu echter de voorspelde strenge winter tot dusver uitgebleven is en de pryzen van de meeste levensmiddelen terugloopen en vermoedolyk zullen blijven terugloopen zouden zij inderdaad te hoog opgevoerd geweest zijn?neigen ook wy meer tot het antwoord, dat de «ommissie gegeven heeft; en wij mogen toch zeker wel aannemen, dat zij niet tot dat antwoord gekomen zal zijn, dan na alle mogelijke gegevens ver zameld, geschift en gewogen, na allerlei statistieken geraadpleegd en met alle fac toren rekening gehouden te hebben. Alleen dan, wanneer dit alles geschied en er niet Blechti „geboomd" is, kan de commissie de verantwoordelijkheid voor hare beslissing op zich nemen en kunnen wij, die over minder gegevens beschikken, ons er by neerleggen. Wy mogen ons wel driewerf gelukkig prijzen, dat de noodtoestand niet aanwezig is; want zoo dit het geval geweest ware, zou de commissie wel van oordeel geweest zijn, dat buitengewone maatregelen noodig vwaren, edochzij zou niet geweten [hebben w a t to doen. Zy erkent het zelf: 'ïoo de meerderheid in den raad van meening mocht zyn, dat die „zeer bijzondere toe stand" wel aanwezig is, dan zou de com missie geen advies kunnen geven, welke doeltreffende maatregelen genomen zouden jknnnen worden. Bij hare instelling reeds, merkten wij, ironisch, op, dat de commissie wel met 'n verrassend-nieuwe oplossing mocht komen, wilde haar raison d'être gerechtvaardigd zyn na zoo uitvoerige besprekingen van het vraagstuk in pers en gemeenteraden. De uitkomst heeft ons in het gelijk gesteld; de commissie is geheel overbodig geweest. Wist ons Dagelyksch Bestuur destijds nog niet, wat er te doen stond, kon geen enkele elders genomeu maatregel voldoen, dan was de instolling van de duurte-commissie niet anders dan 'n noodschot of 'n schijnbe weging om de terugtocht te dekken. Toch prijzen wij het in ons D. B., dat het niet om den schijn te redden tot halve maatregolen z'n toevlucht genomen heeft. Want al wat in andere gemeente gedaan is, noemen wij slechts halve maatregelen, waarvan de een al minder doeltreffend mag heeten dan de andere. Een nieuw conflict. De eene donderbui is nauwelijks van den politieken hemel verdwenen, of een andere komt opzetten. Rusland heeft thans van de gelegenheid, dat is, van do algemeene verwarring, die er heerscht, misbruik gemaakt, om zyn wenschen met betrekking tot Perzië te bevredigen. Vrij onverwacht komt het bericht, dat do diplomatieke betrekkingen tusschen deze twee landen zijn afgebroken Naar men weet ziet het er in Perzië niet voordcelig uit. Het land verkeert in een staat van anarchie. Men heeft den inval van den vorigen en afgezetten Sjah verijdeld, maar met moeite en het is moei- lyk te zeggen wie op het oogenblik in Perzië regeert. Het ministerie i9 afgetreden en men zegt, dat de Regent zyn ambt heeft neergelegd. Bovendien en wat zeer erg is voor eenen staat, waarvan de onaf hankelijkheid door machtige buren wordt bedreigd, heeft het land geen crediet. De schatkist verdient dien naam niet, want men vindt daarin geene schatten. Rusland en Engeland hebben eene overeenkomst gesloten die veel gelijkt op eene ver deeling van Perzië. Rusland zou in het noorden, Engeland in het zuiden den grootsten invloed uitoefenen. En Rusland schynt te vinden, dat het oogenblik geko men is om dezen platonischen „invlood" te vervangen door eene annexatie. Het heeft zynen tyd juist gekozen. De andere groote staten stellen slechts belang in Afrika's noordkust. Daar hooft Rusland niets te maken, maar in Azië des te meer. Het werd hier langen tijd tegengewerkt door Engeland, dat ook zooveel belang bij Azië heeft. Maar het is alsof het tegen woordige Engelsche ministerie niet geneigd is zich veel met Azië te bomoeied. En men heeft immers de overeenkomst met Rusland, dat op het oogenblik de grens van Engelsch-Indië niet meer bedreigt. Italië heeft in Rusland eenen dankbaren- leerling gevonden. Te Petersburg volgt men het Italiaansche voorbeeld. Turkije en Perzië zijn geen van beide zeer sterk, het gaat achteruit met de Mahommedaan- sohe laodeL en tegenover [de zwakken durft men optreden. Zoo heeft Rusland zich gemengd in een zaak, die Perzië alleen aanging en het is eens weer opgetreden op de echte Rus sische mauier. Men weet dat de oud-Sjah, die beproefde maar te vergeefs, den troon te herwinnen, gesteund werd o.a. door zijnen broeder, Sjoea es Sultaneh. Het was zeer broederlyk, maar de Perzische regeering waardeerde die broederlijke genegenheid natuurlyk niet. Zij legde beslag op de goederen van den broederlievenden prins, zooals zy het jaargeld dat zij den gewezen Sjah moest betalen introk. Dat is oorlogsrecht. Perzische politie bezette bet paleis te Teheran van Sjoea es Sultaneh en do schat meester rekende uit hoeveel de zaak hem opbrengen zou. Het was een zuiver Perzi sche zaak, waarmede buiten het land nie mand zich had in te laten. Maar de Rus sische consul-generaal vond dat hy daar mede wel zich moest inlaten. Deze groote heer liet de Perzische beambten verjagen door Russische Kozakken. Maar zy hadden geen rust. Den volgenden dag verscheen een kleine Perzische troepenafdeeling on der bevel van eenen Amerikaanschen offi cier en zy verjoeg de Kozakken die blyk- baar vonden, dat voorzichtigheid het beste deel van den heldenmoed is en zich terug trokken. Maar toen men Tlat te Petersburg ver nam, ontstond groote beweging aan het ministerie van buitenlaudscho zaken. Men kon met een weinig brutaliteit uit deze zaak een conflict fabriceeren. De Perzische troepen, zeide men, hadden Rusland bo- leedigd, de Russische vlag gehoond, door de trouwe Kozakkeu te verdrijven. Dat eischte voldoening. De consul-generaal drong er op aan dat do Perzische minister van buitenlandscuc zaken zich bij hem zou verontschuldigen en de Russische regeering zond op de Italiaansche manier een ulti matum naar Teheran, dat binnen achten veertig uren moest beantwoord worden. Te Petersburg wist men zeer goed, dat dit antwoord langer dan achtenveertig uren zou uitblijven. Want zooals wij zeiden is er om zoo te spreken geen regeeriog in Perzië, sedert de ministers zijn heenge gaan, juist wegens het optreden van Rus land. En er is gebeuid wat men kon voor zien het ultimatum is niet binnen den gestelden tijd beantwoord. Dit met het gevolg, dat Rusland eene groote weluitgeruste troepenafdeeling naar Teheran zendt. Zy is volgens berichten uit

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1911 | | pagina 1