DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN.
Uit de Pers.
No. 275.
VRIJDAG 24 NOVEMBER 1911.
8e JAARGANG.
Bsgjiw
BUITENLAND.
DE EEMLANDER.
Hoofdredacteur: Mr. D. J. vau Schaardenburg.
Abonnementsprijs
Per jaarf 4.Franco per
post id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1.Franco per post
id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05.
Bureau: Ki.F.INIl HiACI O. Telel. Interr. 183.
Prijs der Advertentiftn
Yan 1 tot 5 regels f 0.40. Voor iederen regel meer f 0.08.
Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bij
abonnement bolangrgke korting).
Tot plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen- en Buitenlandsch Adrert.- bureau D, Y. ALTA, Warmoesstr. 76-78 Amsterdam
De SEI&MOQKAAI? het toestel waarmede de aardbevingen
geregistreerd worden, bestaat uit de volgende onderdeelen:
1. tafej, 2. uurwerk, 3. slinger. 4. trommel met koolstof belegd pa
pier waarin de naald grift, 5. schrijfuaald, 6. plaats waar de golvingen
van de tafel op den slinger worden overgedragen, 7. demper,
8. electriscbe verbinding van de klok met de schrijfnaald.
Individueble ybijheid ov
geestelijk gezag.
Iu zjjn jongsten Staatkundigen blief
knoopt mr. S. Tan Houten aan het dag-
bladbericht, dat het aantal der niet tot een
kerkgenootschap behoorenden in de jaren
1900 tot 1910 gestegen is van 115,000
tot '290,000 de volgende beschouwing vast:
Welke beteekenis deze toeneming als
ethisch-sociaal feit heeft, kan niet met juist
heid worden beoordeeld maar het maakt
zeker uit dit oogpunt geen ongunstigen
indruk, dat volgeus de gerechtclgko stati
stiek dit onkorkgeuootschappelijk deel der
beyolkiog iu de verschillende Rgkstucbt
eu werkinrichtingen slecht vertegenwoordigd
is. Terwijl het einde 1909 bijna 5 der
bevolking uitmaakt, bevonden zich volgens
de laatste gerechtelijke statistiek (1908) in
de gewone strafgevangenissen van deze
categorie 40 op 10052 (0.4 in de
huizen van bewaring in de Arrondissements-
hoofdplaatsen 250 op 30.171 (0.83 in
die buiten de hoofdplaatsen 29 op 1206
(2.4 70), in de Rijksopvoedingsgestichten
5 op 869 (0.57 in de Rijkswerkin
richtingen 10 op 5715 (0.17 en in de
tuchtscholen 1 op 623 (0.16 Ongetwij
feld echter is die toeneming een teeken
van sterke behoefte aan goestelijke vrij
heid en afkeer van biuchelachtige ver-
klarigen en beloften. Onmiskenbaar ont
groeit een Bterk toenemd deel der bevolking
aan de voorstellingen, welke do kerkleer
hun opdringt en aan de voogdjj, welke
een geestelijke stand en kerkbesturen over
hun denkbeelden en gedragingen in ster
kere of mindere mate trachten uit te
oefenen. Slechts in één kerkgenootschap,
het Doopsgezinde, zijn predikanten en
besturen hiertoe, wat de denkbeelden be
treft, niet bevoegd, maar practisch stellen
zjj zich toch in de meeste gemeenten op
gelijk standpunt als de Hervormde, door
zich bij de toetreding niet tot het vragen
eouer algemeeue verklaring van geestver
wantschap te beperken doch een soort van
chri8t.-doopsgez. belgdenis als voorwaarde
van opneming te vorderen. Het strengst in
eischen en het verst gaande in bemoeiingen
is het kerkbestnur der katholieken, zonder
dat het zichtbare resultaat uit ethischsociaal
oogpunt gunstig kan worden genoemd Bij
35 pCt. der bevolking waren in 1908 van
hen in de bovenvermelde totaalcijfers: in
gewone strafgevangenissen 43.3 pCt. in de
huizen van bewaring in de Arrondissemeets-
hoofdplaatien 44.2 pCt, in die buiten deze
hoofdplaatsen 86.6 pCt., in de Rijks-op
voedingsgestichten 43.2 pCt., in de Rijks
werkinrichtingen 38.9 pCt., en in de
tuchtscholen 41.4 pCt. Misschien stemmen
deze cijfers hun woordvoerders tot eenige
bescheidenheid en matiging in hun uitingen
omtrent do sociale verwoestingen, die het
ongeloof, naar zjj altijd verkondigen, zouden
aanrichten.
En het Staatsbestuur, hoo zijn vertegen
woordigers persoonlijk over ecnig kerkelgk
lidmaatschap mogen denken, kan er uil
zieu. dat van de twee uitersten, volledige
iiidividneelo vrijheid eenerzijds en onvoor
waardelijke onderwerping aan kerkleer en
geestelijk gezag anderzijds, het eerste uit
het oogpunt van staatsbelang te verkiezen is.""
een belangrijke rede.
Terwijl allerlei geruchten in omloop wor
den gebracht omtrent de verhouding tus
schen Engeland en Dui'schland tijdens de
onderhandelingen over Marokko, heeft de
Duitscho minister van buitenlandsche zaken,
von Kiderlen Wachter, iu de commissie
uit den Rgksdag die het Marokkotractaat
zeer grondig bespreekt, eeue zeer belang
wekkende verklaring afgelegd. Hij behan
delt de geheele zaak vau het be?in tot
het einde.
Alvorens de Duitsche Regeering tot het
zenden van de Panther naar Agadir over
ging, ontving de gezant te Londen een
uitvoerige instructie.
Hij antwoordde don eersten Juli, dat hij
de keonisgeving der Duitsche aan de Eu-
gelsche regeering had overgebracht. Zij
was dus op de hoogte.
De komst van oen Duitsch oorlogsschip
te Agadir had intusschen het gewenschto
gevolg gehad- Duitschland wilde met
Fraukrjjk tot eene overeenkomst kometr.
Frankrgk had daar niet tegen maar het
breidde steeds zijn gezag in Marokko ver
der uit. Wat zou men doen? Frankrgk
verbieden om verder te gaan? Men kon toch
geen ultimatum aan de republiek zenden?
De symbolische daad van Duitschland, het
uitzenden van de Panther, had Frankrgk
bewogen in ernst te onderhandelen. In
antwoord op de opmerkingen die de En-
gelsche minister van buitenlandsche zaken,
Sir Edward Grey, den Duitschen gezant te
Londen had gemaakt, liet de regeering te
Berlijn der, gezant de verklaring afleggen,
dat zij alleen de Duitsche belangen had
willen beschermen. De naaste aanleiding
tot het zendeo van het schip was geweest
de aanval van inboorlingen op een Duitsche
fjrm. Nog was geen man aan land gegaan.
Het deed de Duitsche regeering leed, dat
hare bedoelingen in Engeland niet gewaar
deerd werden. Zij eischte van Frankiijk
het nakomen der acte vau Algesiras naar
letter en geest. Zij meende te mogen reke
nen op den steun der andere mogendheden
in de eerste plaats van Engeland. Den
21sten Juli, juist op den dag, waarop de
Duitsche gezant en de Eugelsche minister
cene samenspraak hadden, hield Lloyd
George zijne geruchtmakende rede.
De Duitsche regeering gaf haren gezant
last den Engelschen minister to wijzen op
den indruk dien deze rede in Duitschland
had gemaakt. Duitschland had Frankrijk
zeer aaDnomelijke voorstellen gedaan, waar
door allerminst de Britsche belangen konden
worden goschaad. Indien Engeland iets op
te merken had word het verzocht te spreken.
Maar de manier, waarop Lloyd George
had gesproken was, iu vorbaud beschouwd
met de aanvallen in Engelsche en Fransche
bladen op do Duitsche politiek, zoer
bedenkelijk.
Sir Edward Grey had daarop geantwoord,
dat de rede van Lloyd George geen bedrei
ging tegenover Duitschland beteekende.
Den 27sten Juli was eiudelgk ecu blijkbaar
officieus telegram bekend gemaakt, waarin
het heette, dat de Engelsche regeering niet
het voornemen had zich direct in te laten
metdoFranschDuitsehoonderhandelingen.
En tevens dat do nieuwo beschikkingen
omtrent de Engelsche vloot niets te maken
haddon met de zakeo van Marokko. Yan dat
oogenblik af namen de onderhandelingen
voortgang.
De Berl. corr. van de Köln. Ztg. schrijft
naar aanleiding van Kiderlen-Waechter's
verklaringen, hetgeen deze gedaan heeft
om een inmenging van Engeland te
voorkomen, dat de acute crisis voorbg is,
maar dat de ernst van den toeetand blgft.
Met nog grootere spanning dan voordien
verwacht men nu de verklaringen van
Eugelsche zgde, die er uitsluitsel over
moeten geven, welke richtsnoer Duitsch
land zal volgen. Van de houding die de
openbare meening en de regeering in
Eugeland aan zullen nemen, zal het afhangen,
hoe de betrekiringen tnaschen de twee
landen zich zullen ontwikkelen: of zg'
wantrouwig en onvriendelijk zullen blijven
dan wel of z(j nog in een beter spoor ge
bracht kunnen worden.
De „Lok. Anz." ichrgft: het valt niet te
ontkennen, dat men in Engeland op het
oogenblik ten minste een heilzamen schrik
gekregen heelt door al de „onthullingen"
eu dat men daarom den vredesapostelen
een veel williger oor leent, dan anders het
geval is."
De Oorlog.
De commissie, door de Belgische groep
van den interparlementairen vredesbond
belast met het opstellen van de motie,
waartoe op Dinsdag jl. in principe besloten
werd, heeft den tekst daarvan vastgesteld,
welke aan den Miester president en den
Minister van buitenlandsche zaken over
handigd is. De Haagechc conventies, zegt
de motie, dragen aan dc Staten tusschen
welke een conflict uitgebroken is, op,
alvorens tot do wapenen hun toevlucht te
nomen, een beroep te doen op de goede
dieusten en de bemiddeling dei bevriende
mogendheden; dezen hebben het recht
tusschen beiden te komen, zelfs gedurende
den loop der vijandelijkheden, zonder dat
dit als een onvriendschappelijke daad zal
kunnen worden opgevat. De Belgische groep
betreurt, dat het plotselinge in den aanval
van Iialië tegen Turkije elke voorafgaande
poging onmogelijk gemaakt heeft. Zij drukt
den wensch uit, dat do Belgische regeering
elke collectieve poging tot bemiddeling
zal ondersteunen, ten einde den vrede tot
stand te brengen in overeenstemming met
recht en billijkheid; de groep spreekt haar
leedwezen uit over de daden, welke door
den oorlog uitgelokt, in strijd zijn met de
humaniteit en de Haagscho conventies, en
hoopt dat alles wat het gebruik maken
betreft der militaire aviatiek, op de eerst
volgende Haagsche vredesconferentie, een
onderwerp van uauwgezet onderzoek zal
uitmaken, door humanitaire bcgippen ge
ïnspireerd.
De Belgische regeering heeft aan de