DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN.
No. 138.
VRIJDAG 14 JUNI 1912.
9e JAARGANG.
MnrOT
Vrijhandel enTreurige cijfers?
DE
MLANDER.
Hoofdredacteur: Mr. D. J. wan hicliaardeiiltiirg.
Bureau: ItbEIJfK II I to il. Telet. latere. 18».
Abonnementsprijs
Prijs der Advertentiën:
Per jaarf 4.Franco per
Yan 1 tot 5 regek f 0.40. Voor iederen regel meer f 0.08.
poBt id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1Franco per post
Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bij
id. f,1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05.
abonnement belangrijke korting).
Tot plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen- en Buitenlandsch Advert.-bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 76-78 Amsterdam
De oud-hoogleeraar Mr. M.W.F. Treub,
lid der Tweede Kamer, wijdt in de laatste
aflevering van „Vragen des Tgds* een
opstel aan de „Treurige cijferswelke
voor eenigen tyd te voorschijn zjjn gehaald
door de Tariefvereeniging om to bewijzen
het gebrek aan welvaart en arbeidsgele
genheid in Nederland en met dat doel op
vergaderingen, waarin sprekers van rechts
den lof van het ontwerp Kolkmau zingen,
door dezen met graagte in den tekst van
hun lofzang op de protectie worden inge-
lascht. Bedoeld worden de cijfers der door
de Nederlandsche Commissarissen der Ko
ningin afgegeven nationaliteitsbewijzen ten
behoeve van landgenooten, die zich voort
durend of tijdelijk in üuitschland vestigen.
Van deze bewijzen werden er afgege
ven in:
1900 44.617 1906 30.385
1901 34.547 1907 48.018
1902 14.494 1908 32.496
1903 15.749 1909 26.826
1904 19.254 1910 30 364
1905 20.658 1911 33.606
Reeds de groote schommelingen in deze
cijfers doen vermoeden, dat zg, zonder
meer, als kenmerk voor het aantal in
Duitschland tijdelijk werkzoekenden, waar
voor onze protectionisten die cijfers ge
bruiken, niet bruikbaar zijn. Zoo houdt
de plotselinge stijging in 1907, welke reeds
in 1906 begint, voor een deel verband met
de toen heerschende economische orisis.
Zij is echter hoofdzakelijk te verklaren uit
het vestigingsverdrag van 29 Oct. 1906,
volgens hetwelk de nationaliteitsbewijzen
hun onbeperkteu geldigheidsduur verloren
en om de 5 jaren vernieuwd moeten wor
den, met het gevolg dat alle blijvende of
tijdelgk in Duitschland gevestigde Neder
landers, voor zoover hun nationaliteitsbe-
wijB ouder was dan 5 jaren, dit moesten
doen vernieuwen. Mocht dus 1912, gelijk
te verwachten is, een in vergelijking met
1911 hoog, maar in vergelijking tot 1907
laag cijfer aanwijzen, dan zal men daarin
niet een ongunstig maar een gunstig toeken
voor den trek naar Duitschland hebben te
zien.
Bovendien vergeten zg, die met voor
liefde met deze cijfers werken, dat de
nationaliteitsbewijzen niet alleen worden
afgegeven aan hen, die tijdelijk in Duitsch
land werk zoeken, maar ook aan die land
genooten, die daar bij voortduring ver
blijven.
Men moet al een heel sterk gekleurd
protectionistisch brilleglas gebruiken om
uit het feit, dat een zeker aantal Neder
landers in Duitschland vertoeft, af te leiden
dat het hier aan arbeidsgelegenheid ont
breekt. Er vertoeven ook Duitschershier.
Maar hierover aanstonds. Eindelijk vergete
men niet, dat de nationaliteitsbewijzen niet
door ieder even zorgvuldig worden bewaard,
vooral niet door hen die deze, met een
bewijs van onvermogen kosteloos kunnen
krijgen.
Veel bewijskracht hebben de cijfers der
nationaliteitsbewijzen dan ook niet; vooral
niet, wanneer inen zooala de Tarief
vereeniging doet bij 1907 ophoudt om
zoodoende den indruk te vestigen, dat die
cijfers voortdurend stijgen en het alzoo
met do arbeidsgelegenheid hier te lande
steeds treuriger is gesteld. Het cijfer van
1907 was zoo mooi om de goe-gemeente
6chrik op het lijf te jagen, dat de Tarief
vereeniging daarbij eenvoudig het boek
heeft toegeslagen en zich in bet minst niet
bekommert om de cijfers over latere jaren,
die haar niet passen.
Heeft men in het feit, dat er jaarlijks
tU6schen 20 en 30 duizend Nederlanders
in Duitschland gaan werken nu inderdaad
te zien eenig teeken van gebrek aan
welvaart
Dat men op die vraag een toestemmend
antwoord zou moeten geven, wordt al aan
stonds onwaarschijnlijk, omdat deze natio-
liteit6bewijzen voor een groot deel worden
afgegeven aan plattelandsarbeiders, terwijl
toch wel niemand zal durven beweren, dat
onze landbouw in kwijnenden toestand ver
keert.
In do drukke tijden is er op het platte
land gebrek aan werkkrachten. En toch
gaat er een aantal arbeiders uit de grens
provinciën en uit Friesland geregeld tijde
lgk werken in de duitsche mijnen en land-
bedrijven. Eigenaardig is het dat onze pro
tectionisten met voorliefde zich op de land
verhuizing beroepen, maar dan vaak zonder
zich de moeite te getroosten de juiste
cijfers aan te geven.
Hoe staat het met de landverhuizing in
verhouding tot de bevolking? Het aantal
landverhuizers bedroeg per 1000 inwoners:
18S0—1889 2.94 Duitschers
1890—1899 J.19
1900—1909 0.46
18821890 1.1 Nederlanders
1891—1900 0.5
1901—1910 0.5
Niettegenstaande dus Duitschland sedert
1880 het Vrijhandelstelsel voor het pro
tectionisme vaarwel zeide, was in verhouding
tot de bevolking het aantal landverhuizers
daar veel grooter dan hier en eerst sedert
1900 staat Duitschland in dit opzicht met
Nederland ongeveer gelijk en is het zelfs
iets gnnstigor. Italië, Oostenrijk, Hongarije,
Noorwegen, Zweden, Denemarken en Zwit
serland, landen op welke de protectionisten
nog al eens gaarne wijzen, hebben alle
een aanmerkelijk hooger emigiatiecijfer.
Voor Italië, Oostenrijk, Hongarije en Noor
wegen is het meer dan 10-maal, voor
Zweden bijnH 10-maal,Zwitserland ongeveer
3 en Denemarken 6 maal ongunstiger dan
voor ons land.
Het loont de moeite de Duitscho emigra-
tie-cijfers wat meer op den koper te be
kijken. Kort na den oorlog van 1870 zijn
de landverhuizers-cgfers in Duitschland
hoog. In 1S74 schijnt die invloed op de
emigratie te hebben uitgewerkt. Per 1000
inw. is het cijfer in 1874 1.13, in 1875
0.76, in 1876 0.76, in 1877 0.69, in 1877
0.53, in 1878 0.58. Dus zeer gunstige
cijfers. In het midden van 1879 wordt het
protectionistische tarief ingevoerd, en on
middellijk wijst de emigratiebarometer op
economische stoornissen van beteekenis.
Het omigraiie-cijfor per 1000 inw. stjjgt
opvallend: 1879 0.80, 1880 2.6. In Juni
1881 wordt het tarief, vooral voor wollen
goederen verhoogd en het emigratie-cijfer
klimt in 1881 tot 4.86. Daarna begint de
storm wat te luwen: 1883 3.77,1887 2.20,
1892 2.31. In December 1891 worden de
graanrechten eenigszins verlaagd, welke ver
laging steeds aanhoudt en het cijfer ge
leidelijk doet dalen tot 0.39 in 1901. In
1902 komt een stijgiDg tot 0.56 en na de
tariefverhooging in December 1902 blijft
bet emigratiecijfer op een eenigszins hooger
peil: 1903 0.62, daarna gemiddeld 0.52.
Het duurt tot 1908 eer het emigratie-ogfer
beueden dat van 1901 daalt.Inmiddels moet
men uit deze cijfers, zoo zegt mr. Treub,
niet te veel willen afleiden. De schomme
lingen in de landverhuizing hangen zonder
twijfel nog van verschillendo andere factoren
af. Maar het ongunstiger worden van het
Duitsche emigratie-cijfer telkens, nadat een
tariefverhooging in werking trad, is toch te
duidelijk waarneembaar, dan dat hier do
invloed van de verandering iu de handels
politiek zou mogen worden voorbijgezien.
Zelfs voor een groot land als Duitschland,
dat veel minder handelstand is den Neder
land, bleek volgens de emigratie-barometer
de directe invloed van een tariefsverhooging
op de volkswelvaart ongunstig te zijn. Men
lette er voorts op, dat Duitschland vóór het
1879 tot het protectionisme overging, een
even gunstig, zoo niet gunstiger emigratie
cijfer bad als Nederland, dat dit emigratie-
cijfer daarna in het tot protectie bekeerde
land vijf en meer malen ongunstiger werd,
en dat dit land yervolgens 20 jaren noodig
had om -tnet schommelingen- tot het gun
stige emigratie-cijfer van vóór 1879 terug
te keeren.
Naar aanleiding van do cijfers der in
Nederland gevestigde Duitschers waarop de
Tariefvereeniging zich beroept en die zij
vorgelijkt met de cijfers der Nederlanders
in Duitschland, zegt mr. Treub:
De cijfers op zich zelve zijn tamelijk
juist. Het aantal hier te lande wonende
Duitschers was op 31 December 1889
28.707, 1899 31.S65, 1909 37.534. Dit
cijfer klom dus tusschen 18891899 met
3158 en tusschen 1899 en 1909 met 5669,
dus bijna met het dubbele. Blgvonde in de
lgn van de Tariefvereeniging spreekt het
zeer voor de toeneming in welvaart en
arbeidsgelegenheid in het laatste tiental
jaren in ons vaderland, dat het overschot
van het aantal zich bier vestigende boven
het aantal vertrekkende Duitschers SO pet.
grooter was dan in het daaraan voorafgaand
decennium. Bovendien zal het ook aan de
Tariefvereeniging niet onbekend zijn, dat
wij hier te lande een instelling hebben, die
naturalisatie heet en dat Duitsche vrouwen,
die met Nederlanders trouwen, daardoor
onder de nederlandsche ingezetenen worden
gerangschikt. En misschien weet de Tarief
vereeniging zelfs ook wol, dat onder hen,
die zich hier laten natnraliseeren de Duit
schers verreweg het sterkst vertegenwoor
digd zijn. Ziet men deze beide factoren niet
over het hoofd, dat ziet men ook terstond
in, dat het cijfer der hier te lande wonende
Duitschers lager moet zijn dan dat der naar
hier komende. Yan deze laatste toch vallen
aldiegenen af. die door naturalisatie of door
huwelijk het nedcrlanderschap verkrijgen.
Voorts vestigt mr. Treub de aandacht
op nog een kardinaal verschil, de ongelijk
soortigheid der cijfers in Nederland en
Duitschland. De cgfers der volkstelling ge
ven voor Duitschland niet aan hoeveel
Nederlanders in Duitschland woonden, maar
hoeveel van de Duitsche inwoners bij de
tellingen bleken in Nederland te zijn ge
boren (dus ook Duitschers). Dat dit ver
schil niet gering is, kan hieruit blijken,
dat bij de nederlandsche volkstelling van
1909 onder de bevolking hier te lande ge
teld werden 69.975 vreemdelingen (w. o.
37.532 of meer dan de helft Duitschers)
terwijl dezelfde telling aangaf 95.276 in
een vreemd land geborenen, dus 25.301 of
36 pet. meer. Bij de Duitsche volkstelling
van 1890 deed zich hetzelfde verscbgnsel
voor.
Eindelijk houde men in het oog, dat
onder de in Duitschland vertoevende Ne
derland zijn begrepen de vrouwen en kin
deren, die door hun man on vader de Ne
derlandsche nationaliteit hebben verkregen,
Bijna een vierde der in 1900 in Duitsoh-
land getelde Nederlanders waren in Duitsch
land geboren.
Yan de boide vormen van het in even
wicht houden van bevolking en bestaans
middelen, is die, welke bestaat in vortrek
boven vestiging,zoo zegt mr. Treub ver
derzeker heel wat minder ongunstig dan
die, welke zich uit in hooge steilte in ver
houding tot de geboorte. Welnu als men
het overschot Tan geboorte boven sterfte
als kenmerk van welvaart aanneemt,steekt
Nederland bij geheel Europa gustig af En
als men de toeneming der bevolking door
geboorten boven sterfte en van vestiging
boveu vertrek te zarnen neemt, dan be
hoort Nederland eveneens onder de aller
gunstigste landen, en is do verhouding voor
Nederland veel gunstiger dan met name
voor DuitBchland. Yan 1880 tot 1910, dus
iu de dertig jaren van het protectionistisch
tijdperk nam de bevolking van bet Duit
sche Rijk toe met 43.5 pCt. en van Ne
derland met 46 pCt.
Dit beteekent voor Duiischland een na-
deelig saldo voor 1 millioen inwoners of
300.000 mannon in den leeftgd, waarin ge
arbeid wordt. Toch waarlijk een belang
rijk verschil iu aunbod op de arbeidsmarkt.
Ziedaar reed» één factor dien de piotec-
tionisten wel een6 mochten overdenken.
Een tweedo factor is het militarisme.
Indien de sterkte van het duilscbe leger
naar vorhouding veel grooter was dan die
van het Nederlandsche, zou het ma.w.aan
de arbeidsmarkt omstieeks 300.000 man
minder onttrekken dan het doet. Deze
beide factoren beteekeuen voor Nederland
in deze verhouding op de arbeidsmarkt
60.000 personen. De jaarlijksche trek van
30.000 raau, dio tijdelijk in Duitschland
arbeid zoeken, bewijst allerminst, dat Neder
land minder goed dan Duitschland instant
zijn zou om zijn bevolking te onderhou
den. De bevolkingsdichtheid nam in het
dertig jarig tijdvak van het protectionisme
in Duitschland en den Vrijhandel in Ne
derland, daar toe met 43.3, hier met 45.6
pCt. Niettegenstaande de veel grootero
arbeidsgelegenheid, die het protectionisme
in Duitschland, volgens de protectionisten,
zou hebben geopend, is de gemiddelde
bevolkingsdichtheid hier te lande thans
47'/a pCt. hooger dan in Duitschland.
„Treurige cijfers?" Yraagt mr. Treub
en hij antwoordt: ja voor protectionistisch*
beweringen; maar bemoedigend als ken
merken van de welvaart en de veerkracht
van ons volk en van de arbeidsgelegen
heid, welke het in ons land viudt. De cij
fers staven op afdoende wijze de juistheid
van de uitspraak door Dr Kuyper, 18
October 1911 gedaan in de Tweede Kamer
bij de behandeling der militie-wet.
Dr. Kuyper, bg die gelegenheid een
vergelijking makende tusschen den econo-
mischen toestand van ons volk in het
midden der 19e eeuw en thans, zeide dat
„gelijk ieder weet (Handel, blz. 108) ons
volk in dien tyd verkeerde in een toestand
van zeer groote malaise, en dat van wel
vaart destijds het eerste sprankje niet be
kend was."
„Nu zoo ging Dr. Kuyper voort
is daartegen, volgens de gelukkige reaal-