DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. No. 166. WOENSDAG 17 JULI 1912. 9e JAARGANG. DUUR BROOD. BUITENLAND. DE EEMLANDER. Hoofdredacteur: Mr. D. J. van Schaardenburg. Abonnementsprijs Per jaarf 4.Franco per post id. {5,60. Per 3 maanden id. 1.Franco per post id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05. Bureau: KM3INE HliGiO. Telel. Interc. IS». Prijs der Advertentiën: Yan 1 tot 5 regels {0.40. Voor iederen regel meer f 0.08. Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bij abonnement belangrijke korting). Tot plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen-en Buitenlandsch Advert.-bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 75» 78 Amsterdam Ingezonden. Wij lezen in „de Tijd" onder het op schrift „Duur brood" het volgende nogal zonderlinge stuk, dat door een deel der pers zonder commentaar is ovefgenomen: „Van alle kanten uit het buitenland komen er berichten, dat de graanprijzen stijgen. Duur brood is daar natuurlijk bet gevolg van. Maar nu hebben wij de Tarief- wet nog niet. Het biood kan dus ook zon der verhooging van het Tarief duurder worden. Wat volgt daaruit? Dat de bewe ringen van het Anti-Tariefwet-Coinité han den vol zand in de oogen zijn van sommige kiezers. Och, kom, als 't brood duurder wordt, zijn er wel andere oorzaken dan een billijk tarief". Eeu zonderling, gewrongen betoog om nu maar eens een mooi woord te ge bruiken met als slot (als eenig doel een uitval tegeu het Anti-Tariefwet-Comité. Wat wij in „de Tijd" lezen is eigenlijk niets andei'b als dit: In het buitenland zijn de graanprijzen hoog en wordt het brood duurder, en dat nog wel zonder, dat in Nederland invoerrecht van meel wordt ge heven; de graan- en broodprijzen in het buitenland (ook in ons land als men wil,) kunnen dus wol duurder worden zonder, dat aan de Nederlandsche grenzen een in voerrecht wordt geheven van meel. En nu zeggen wij op onze bourt: Och kom Men zou zeggen Maar wie ter wereld denkt er nu eigenlijk aan dit te betwisten Enzoo zouden wij verder willon vra- geuwas het nu noodig, dat de Redactie van „de Tijd" de ruimte van haar blad ging verkwisten om haren lezers deze waarheden als koeien voor te zotteu? On derschat „do Tijd" het gezond verstand barer lezers niet? Of werd de plaatsruimte naar het oordeel der redactie toch wel nuttig besteed, waar zij bestemd was te dienen voor een aanloopje tot het raad seltje, den lezers opgegeven Immers op haar vraag: „Wat volgt daar uit"? zou de Redactie nu in de gelegenheid zijn onmiddellijk zelf want ieder ander zou het toch in tienen niet hebben geraden te antwoorden: Daaruit volgt „dat de beweringen van het Anti-Tariefwet-Comité handen vol zand zijn in de oogen van som mige kiezers." De Radactie van „do Tijd" zal vermoe delijk wel over zichzelf tevreden zijn ge weest, toen zij dit zinnetje aan het adres van het Anti-Tariefwet-Comité weer eens zoo handig had geplaatst. Wat raakt het haar hetgeen zy na tuurlijk heel goed weet dat hel Anti- Tariefwet-Comiié er nooit aan heeft gedacht en er ook nooit aan denken zal te beweren, dat de e e n i g e oorzaak van stijging der graan- en broodprijzen zou kunnen zijn ge- gelegen in heffing zan meel rechten aan de Nederlandsche grens. De Tijd-redactie zal met haar, op haar eigen vraag gegeven antwoord wel niet anders hebben bedoeld als: Het Anti-tarief- wot-Coraiié heeft zich verklaard tegen in voerrechten op meel en werpt dus den kiezers zand in de oogen. Met van haar standpunt beschouwd even veel en volgens alle vrijhandelaren even weinig reden zou de redactie van „de Tijd" op haar pour besoin de la cause ge stelde vraag hebben kunnen antwoorden bijv.dit: „Daaruit volgt dat „de beweringen" van den Directeur-redacteur van „de Tijd", die een adres aan do Tweede-Kamer tegen de beffing van invoerrecht van couranten papier onderteekeude, „handen vol zand zijn in de oogen van sommige kiezers." Dit antwoord, dat de Redactie van „do Tijd" zou hebben kunnen geven, zou het behoeft nauwelijks vermeld naar ons inzien net precies even dwaas zijn ge weest, alB het antwoord, dat zij wel gege ven heeft. Inmiddels, nu de Tijd-redactie eenmaal is begonnen over graan- en broodprijzen te schrijven, willen wij daaraan toch nog eveu iets toevoegen, dat haar blijkbaar is ontgaan. Zij schijnt namelijk geheol over het hoofd te hebben gezien, de omstandigheid dat de klachten over hoogere graanprijzen en duurder brood uitsluitend komen uit landen, waar. invoerrechten van gra nen en meel worden geheven. Daarentegen zijn juist in Engeland en Nederland, lan den waar geen invoerrechten op graan en meel bestaan, de broodprijzen de laatste maanden onveranderd gebleven en zelfs iets gedaald! Terwijl wij ons in Nederland dus, dank zy den vrijen invoer van granen en meel, in ruime voorraden verheugen, en de broodprijzen in ons land laag blijven, komen uit de protectionistische landen klachten over duur brood. Ja, in sommige Btreken is de schaarschte zoo groot, dat zelfs tydelijke maatregelen door de over heid moesten worden genomen om verdere stijging der prijzen, en als govolg daarvan ellende en onlusten tegen te gaan of te voorkomen. En zoo mogen wij er ten slotte de re dactie van „de Tijd" dankbaar voor zijn, dat zij de aandacht heeft gevraagd voor de berichten omtrent de stijgende brood prijzen in het buitenland en daarmede zij het dan ook zonder het te willen voor de nadeelige gevolgen van de heffing van invoerrechten van eerste levensbehoef ten, zooals granen en meel. Namens het Anti-Tariefwet-Comité JAC. RINSE. Europeesche Politiek. De Engelsche minister van Buitenland- sche Zaken heeft dezer dagen in hetBrit- sche parlement een rede gehouden, waar van hij genoegen beleeft. Hij had het over verschillende onder- werpeu. In de eerste plaats over Rusland en Perzië. Bij de algemeene verzekering, dat Engeland trouw blijft aan de bekende over eenstemming, legde hij den nadruk op de goede verhouding met Rusland. Te meer nadruk waarschijnlijk, om te doen uiikomen, dat de ontmoeting van Keizer Wilhelm met den Czaar niets veranderd heeft aan de bestaande verhoudingen. Perzië zal dus geen aanleiding geven tot een conflict. Maar vooral sprak de minister uitvoerig omtrent een onderwerp, dat de bladen in den laatsten tijd meermalen hebben be sproken de Middellandsche Zee. Men herinnert zich misschien, dat de eerste minister van Engeland en zijn collega Churchil op Malta en oonferentie hebben gehad met lord Kitchener. Volgers de bladen moet toen zijn gehandeld over de verhouding der oeverstaten: Frankrijk en Italië, tot Engeland, dat de Middellandsche zee kau afsluiton en bovendien daar steun- puuten heeft voor zyn machtige vloot. Men zcidc, dat, nu do verhouding tus- schen Engeland en Frankrijk zoo goed mogelyk is geheel anders dan vroeger de Britsche Regeeriug het voornemen had hare vloot uit de Middellandsche Zee terug te trekken, daar zij de schepen elders beter gebruiken kon. In verband met die geruchten werd vooral in Duitsche en Oosterrijksche bla den de houding van Italië besproken. Italië is immers de derde in het Drievoudig ver bond. Als het zich aansloot bij de Rus sisch Engelsch-Fransche entente, wat wel het geval zou ziju, indien de Engelsche vloot zich zooder eenige vrees voor een aanval door de Italiaan6che uit de Middel landsche zee terugtrok, zou de toestand aanmerkelijk veranderen. De Middelstnten vertrouwen Italië niet recht. Er zijn telkens wrijvingen en telkens wordt er een vry vinnige pennestrijd ge woed tusschen Italiaansche en Duitsche bladen, vooral sedert de oorlog met Italië begon en op dit punt zyn de Italianen vrij prikkelbaar, zoodat er altijd iets is. En meermalen is Duitschland do vraag gesteld, wat men eigenlijk beeft aan een bondge noot, die voortdurend de gevaarlijke neiging toont om de Franscho Republiek in de armen te vallon. Wat men aan Italië heeft, is anders duidelijk genoeg. Ingeval van botsing met Frankrijk en misschien met Rusland boven dien, zal een deel van het Fransche leger, indien htt Drievoudig Verbond nog bestaat, niet aan de krijgsverrichtingen kunnen deelnemen, omdat het de Fransch-Itoliaan- sche grens moet beschermen, terwijl de Fransche vloot in de Middellandsche zee de Italiaansche moet bewaken. De bovenbedoelde rede van Sir Edward Grey bevat geen woord over de onderhan delingen, die volgens sommige bladen reeds tusschen Italië, Frankrijk en Engeland zouden zijn gevoerd. Dat zegt echter nog niet veel; de diplomatie is vooral de kunst van het zwijgen. Maar wel zegt het iets. dat volgens den minister Engeland er niet aan denkt zijn vloot van de Middellandsche zee elders te gebruiken. Zelfs zal zij versterkt worden. Hot ligt niet in de Eugelsche overlevering zich terug te trekkeD, dan door goweld gedrongen, waar men eens post heeft gevat. Voorloopig blijft dus alles bij het oude in de Europeesche politiek. De Toestand in Turkije. De toestand in Turkije wordt blijkbaar steeds verwarder. De ontevredenheid is met het optreden van den minister van Oorlog niet verdwenen; algemeen wordt het ontslag van het geheele Kabinet ge- ëischt. En opmerkelijk daarbij is, dat de kroon geheel buiten beschouwing blijft. Men on derhandelt, men bespreekt openlijk candi- daten voor hot grootvizierschap en voor de andere portefeuilles, en men stelt voorwaar den over en weer. Maar de kroon Btaat buiten dit alles. In een land, waar de drager der kroon bovendien het Khalifaat, de hoogste geestelijke waardigheid, be kleedt, is dit wel een opmerkelijk ver schijnsel. Enkele prinsen hebben reeds met den Sultan over dien toestand gesproken, en hem op de gevaren gewezen, die daaruit volgens hun meening, voor dynastie en laud kunnen outstaan. Sabotage. Het is mot de sabotage op do spoorlij nen in Frankrijk nog niet uit. In den nacht van den 15en op den 16en dezer zijn by Wattignies, op het traject RijselParijs; niet minder 40 telegraaf- en telefoonlijnen doorgesneden. Analphalbeten in Frankrijk. Het Fransche legerbestuur maakt de cij fers openbaar vau de jongste lichting. Het contingent bestond uit 301.467 man, zyude 15733 minder nis in het vorig jaar. Van dezen konden 8412 noch lezen noch schrij ven, 3712 konden alleen lezen, 77759 kon den niet andors dan lezen en schrijven, 179.714 hadden volledig schoolonderwijs genoten. Uit de cijfers blijkt, dat ten spijt van alle moeiten tot verbreiding van het volksonderwijs, het cijfer van hen, die le zen noch schrijven en van hen die alleen lezen kennen, te zamen 12124 bedraagt. Het Departement du Nord leverde het grootste aautal analpbabeten, 947 (tegen 751 in bet vorige jaar); Morbihan leverde er 497, Pas de Calais 457, Finistére 432, Aisne 297, Seine-Inferieur 295 en Sommc 240. Gratie aan Hervé. De Franschman Gustave Hervé, die nog meer dan vie^ jaren gevangenisstraf te goed had voor anti-militaristische ver grijpen, is met nog een aantal andere po- litieko gevangenen, ter gelegenheid van het foest van den 14en Juli in vrijheid gesteld. Hervé zat sindB Maart 1911 in de ge vangenis. Hij beloofde aan zijn vrienden en mede werkers, die hem van het station haalden, dat hy op zijn manier minister Poincaré zijn dank zal betuigen in het morgen ver schijnend nummer van do Guerre Sociale. Echtscheidingen. Duitsche bladen houden zich bezig met bC8chouwing3n over bet aantal echtschei dingen, dat in Duitschland geregeld toe neemt. De beschouwiog is gegrond op een sta tistiek van 48 Duitsche steden met meer dan 100,000 inwoners. Hot gemiddelde aantal echtscheidingen in de jaren 1900 tot 1904 was 15,8 op 100.000 zielen; in 1909 was de verhouding reeds 23,1 op 100,000. Te Berlijn bedroeg het aantal echtschei dingen in 1900 084 en in 1909 1970; te Hamburg waren de cijfers in die jaren 455 en 1.002. Het Bloedbad aan de Lena. Wij hebben reeds gemeld, dat de arbei ders bij de Lena goudvelden liever heen gaan, dan onder deze directie te blyven arbeiden. Om dit besluit te begrijpen is het voldoende, het verhaal te lezen dat thans van het gebeurde te lezen staat in de Grasdanin, het blad van den bekenden prins Motsjersky. „De stemming onder do arbeiders," zegt het blad, „was beslist vreedzaam. Zij waren allen ongewapend; aan een aanval op de soldaten dacht niemand.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1912 | | pagina 1