Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
De meikoningin.
Zaterdag 17 Mei 1890.
Tierde Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Yeenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Abonnementsprijs per drie meenden:
Franco per postf 0,40.
Afzonderlijke nummersf 0,05.
Bureau Krommestraat, F 241Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Advertentièn:
Van 1 tot 0 regelsf 0.30
Voor iederen regel meer- 0.05
Correspondentie
bet zevende gebod.
In de Pruisische kamer van afge
vaardigden kwam den 30 April j,l. aan
de orde het Sperrgeldergesetz, d. i. de
ellendige wet, waardoor aan de katho
lieke geestelijken, die de zoogenaamde
Meiweiten mochten overtreden, het
staatstraktement werd onthouden. Ten
gevolge dezer wet, den 22 April 1S75
uitgevaardigd, bedraagt de som dier in
gehouden gelden 1G inillioen. Het ont
werp der regeering thans ingediend
stelt voor, dat deze gelden in het „al-
gemecne staatsfonds" zullen worden
gestort en de rente daarvan ten bedrage
van 560.000 mark berekend tegen 31'
pc. als .gewone staatstoelage aan de
respectieve diocesen zal worden uitbe
taald overeenkomstig voorafgaand over
leg tusschen minister en episcopaat."
Gelijk te verwachten was, heeft de
katholieke Centrumspartij dit ontwerp
der regeering met kracht bestredeneen
harer leden, Graaf Strachwitz, noemde
het rondweg in strijd met het zevende
gebod. Had deze Centrumsafgevaardigde
recht dit ontwerp aldus te betitelen?
Wij zullen onderzoeken.
De vraag, die wij moeten stellen, is
deze: zijn de ingehouden gelden wette
lijk verplichte toelagen aan de katho
lieke geestelijken of niet. In het laatste
geval kan men den staat niet beschul
digen van onrechtvaardigheid, omdat
hij rechtens kan inhouden, waartoe hij
niet verplicht is. In het eerste geval
kan dan alleen van onrechtvaardigheid
geen sprake zijn, wanneer de staat een
waren rechtstitel kan doen gelden. Noch
het een, noch het ander kan in dit
ontwerp door de Pruisische regeering
worden aangevoerd.
Eerstens de Pruisische regeering was
en is steeds krachtens de rechtvaardig
heid verplicht aan de katholieke gees
telijkheid de bovengenoemde toelagen
uit te keeren. Dit blijkt ons uil vroeger
gesloten tractaten of overeenkomsten
tusschen den H. Stoel en de Duitsche
I vorsten. Bij den vrede van Luneville in
1801 en bij besluit van 1803 werd be
paald, dat de Duitsche vorsten zouden
schadeloos gesteld worden door de
goederen der bisdommen, doch de
verplichting op zich namen om in de
toekomst uit deze aan den Staat afge
stane kerkelijke goederen de staatstoe-
lagen uit te keeren. Het is derhalve
duidelijk, dat de Pruisische regccring
zonder geldigen rechtstitel deze toelagen
aan de katholieke geestelijken niet mocht
onthouden.
.Maar had de Pruisische regeering een
wettigen titel om aan de katholieke
geestelijkheid de uitbetaling der tracte-
menten te weigeren, gelijk krachtens
het sperrgesetz sinds 1875 geschiedde?
Welken rechtstitel kan men aanvoeren?
De eenige: de overtreding der zooge-
Meiwetten! Doch kan hier van wel en
overtreding worden gesproken? Wal
wordt van rechtswege vereischt, opdat
voorschriften eener regeering wetskracht
bezitten In de Encycliek .over de
voornaamste plichten der christelijke
burgers" geeft de H. Vader ons hierop
het antwoord. „Een wet_jp toch klaar
blijkelijk niets anders dan eene zoodanige
verordening, welke het rechtmatige gezag,
in overeenstemming met de grondbe
ginselen van het cent and, ten iilgemeene
nutte heeft uitgevaardigd. Nu echter is
slechts dat gezag rechtmatig da' van
God komt, den eersten en hoogslen
Heersehcr, die alleen den eenen menscli
over den anderen mensch macht geven
kan; ook kan er klaarblijkelijk geen
spraak zijn van inachtneming der door
het verstand aangegeven grondbeginse
len, waar men met de waarheid en de
goddelijke wet in botsing komt; eindelijk
kan, wat met het hoogste en onveran
derlijke Goed in strijd is endemenschen
vervreemdt van de liefde Gods, waarlijk
niemand in werkelijkheid heilzaam zijn."
Wanneer wij nu aan deze ware be
ginselen de Meiwetlen toetsen dan blijkt
ons duidelijk, dat ze geen wetskracht
bezitten, dat zij de voreischten misten
tot eene wet gevorderd. Vanwaar had
de Pruisische staal het rechtmatig gezag
om in zuiver kerkelijke of geestelijke
zaken aan bisschoppen cn priesters
voorschriften te geven Is in de Mei-
wetten eenig spoor te vinden van inacht
neming der door hel versland aangege
ven grondbeginselen? Waren ze niet in
openbaren strijd met den Christelijken
godsdienst, niet hare wetten en voor
schriften, van wier onderhouding des
menschen tijdelijk en eeuwig geluk af
hankelijk is? Hieruit volgt, dat de Prui
sische regcering tegenover hare katho
lieke onderdanen opt rod zonder recht
om te gebieden, zonder bevoegdheid var.
de zijde Gods, in strijd zelfs met Zjjn
wil, zoodat de z.g. Meiwetlen geen
wetskracht hadden, geen wetten waren
in den waren zin des woords. Waar nu
geen recht bestaat, daar bestaat geen
verplichting, waar geen wet is, daar is
ook geen overtreding, en waar geen
overtreding bestaat, daar mag volgens
de rechtvaardigheid geen sprake zijn
van straf.
Welnu gedurende 15 jaren heeft de
Duitsche Staut op de katholieke gees
telijkheid de straf toegepast in hot
sperrgeldergesetz en derhalve voort
durend eene schandelijke onrechtvaar
digheid gepleegd. Wil men derhalve in
l'ruiscu ten opzichte der katholieke
geestelijkheid het onrecht ten volle her
stellen, dan moeten de Meiwetten als
niet gemaakt worden beschouwd en de
onrechtvaardige benadeelingen, door de
muchtsoverschrijding van den staal, aan
de rechthebbenden zooveel doenlijk in
pleno worden hersteld. De schoonste
gelegenheid bood zich voor de Prui
sische regeering aan bij het ontwerp
aangaande de ingehouden traktementen
der geestelijken, die zich legen de z.g.
Meiwetten hadden vergrepen, om het
jarenlang voortgezet onrecht te her
stellen en aan de gestrenge rechtvaar
digheid te voldoenom de onrechtvaar
dig ingehouden gelden, kapitaal en
j interest, aan de benadeelde geestelijkheid
algeheel uit te keeren cn te restitueeren.
't ls waar de minister van eerediensl
Von Gosslcr heeft hel sperrgesetz ge
schrapt en daardoor eene tegen de
rechtvaardigheid indruisehende wel op
geheven. Maar worden nu ook de on
rechtvaardigheden hersteld, welke uit
deze wet voor de Duitsche geestelijken
zijn voortgevloeid? Wat is in het ont
werp het voorstel der regeering? In
plaats van het kapitaal der onrecht
vaardig ingehouden sperre-gelden met
de interesten le restitueeren, stelt de
minister in het ingediende ontwerp voor:
dit kapitaal, 16 millioen, in de staatskist
te werpen, te conlisqueeren, voorts
de interesten daarvan, gedurende
15 jaren door den staat genoten,
eenvoudig stilzwijgend te behouden en
eindelijk aan de verschillende bisdom
men voortaan 3V« pc. uit te keeren van
het geconfisqueerde kapitaal in overleg
met het episcopaat.
Als we dit ontwerp der Pruisische
regcering nauwkeurig nagaan, dan ont
dekken wij daarin eene viervoudige
onrechtvaardigheid. De eerste: in de
geheel en al willekeurige beschikking, in
de confiscatie vari het kapitaal, dat het
eigendom is der benadeelde geestelijkheid;
de tweedein het eigenmachtig bepalen
der uit te keeren rente daarvan; de derde:
in hel stilzwijgend behoud, zonder
rekening en verantwoording te doen van
de interesten, gedurende de 15 jaren
uit de ingehouden gelden getrokken, en
eindelijk de vierde: in de zonder recht
zich aanmatigende regeling der rente-
verdeeling in overleg met de respectieve
bisschoppen, zoodanig, datin gevallen van
verschil aan de regeering de beschikking
daarover blijft voorbehouden. Wij zien
derhalve onder dit viervoudig opzicht in
dit ontwerp der Pruisische regeering
niets anders, dan eene bestendiging van
het onrecht, zooveel jaren legen de
katholieke Kerk gepleegd, eene voort
gezette schennis van het onbetwistbaar
eigendomsrecht, zoodat we ons ten volle
moeten vereenigen met de uitspraak
van den Gentrumsafgevaardigde, die dit
ontwerp in strijd noemde met het
zevende gebod.
Om deze redenen verklaarde Windt-
horst dan ook namens het Centrum het
ontwerp der regeering onaanneembaar.
Immers wat zou de aanneming door do
katholieke partij anders zijn dan de er
kenning der staalsalmacht, de toekenning
van het recht aan den Staat, om ker
kelijk eigendom te confisqueeren en
daarover naar believen te beschikken;
wat anders dan zich medeplichtig maken
aan daden van onrechtvaardigheid?
Zoolang derhalve dit ontwerp niet over
eenkomstig de beginselen der rechtvaar
digheid zal worden omgewerkt, zal het
onaanneembaar blijven voor het Centrum.
Wil deStiat echter niet ten volle aan
de rechtvaardigheid voldoen, dan zal een
overleg, een vergelijk met den H. Stoel
voor hem noodzakelijk zijn; want alleen
de II. Stoel kan rechtens over geestelijke
eu kerkelijke goederen beschikken en be
slissen door de beslissing van Rome kan
het geschil beslecht en de zaak voor de Ka
tholieken van Duitschland worden bëein-
digd Vandaar schrijft de Mon. de Rome:
„Het is onmogelijk, dat dit ontwerp
het laatste woord van den staat zou zijn".
In geval echter dit ontwerp onge
wijzigd, bij meerderheid van stemmen
aangenomen, door de regecring zonder
voorafgaand vergelijk met Rome zal
worden ingevoerd, zal het alle wetskracht
missen en zal bijgevolg de rechtmatige
rechtsvordering der onrechtvaardig be
nadeelde geestelijken blijven bestaan op
de hun toekomende gelden, door den
staat onrechtvaardig ingehouden en ge
confisqueerd, en zoolang de staat aan
deze rechtsvordering niet zal voldoen,
zoolang zal de zonde tegen het zevende
guboil worden voortgezet eu bestendigd.
Uit de latere vertrouwelijke mededeelin-
gen van den minister van «eredienst schijnt te
blijken, dat de H. Stoel de beslissing over deze
zaak aan het Centrum overlaat. Ran.)
FEUILLETON.
Vervolg.
Terwijl dit alles in 'l huis van Lablache
voorviel, had de bode der beide dames zich
gemengd onder de groep van lieden, die voor
het huis van Mijnhïtr Rigaud stonden: en hel
duurde niet lang of hij had de zekerheid, dat
die allen volstrekt niet tevreden waren met de
keuze van de rozenkoningin. Velen noemde Hor-
tense Rigaud hardvochtig, anderen lichtzinnig
en er werd zelfs geduisterd dat zjj baar een
maal gegeven woord van Irouwbelolle gebroken
had, alleen om den burchtheer te believen, die
een baat tegen haren verloofde koesterde. De
bode bad das spoedig genoeg gehoord, en na
noch een blik door het openstaande venster in
de kamer van Hortense geworpen te hebben,
ijlde bjj terug naar zjjne twee schoonc lastgeef-
sters, om getrouw van alles verslag te geven
wat bjj gehoord en gezien had. Ondertusscben
stelde de optocht, die de rozenkoningin naar
de kerk moest begeleiden, zich in beweging.
Hel was een prachtig gezicht. Vooraan gingen
alle eerbare jonge meiqjes en knapen uit het
dorp in hunne fecstkleedereo, elk met eene
witte roos als zinnebeeld der onschuld op de
borst. Vooraan liep als heraut van den tocht
een knaap, in de band een stal houdende, die
met witte leliln omvlochten was. Een ander droeg
een rood fluwaelcn kussen met de rozenkroon
er op. Terstond achter dezen volgde de uilver
koren rozenkooingin Hortense Rigaud, in 't
wit gekleed, maar niet met bescheiden ter
neergeslagen blikken, maar trotsch haar hoofd
opgericht houdende, terwijl haar gelaat straalde
aanvallige en levendige gezichtjes strooiden
bloemen voor liaro voeten en een groot gevolg
ken vormden het slot van den heerlijken op
tocht.
Toen deze trein de kerk naderde van wier
toren de klokken plechtig den aanvang van
het lieflijke feest over stad en land verkondigden,
kwam haar eene andere maar veel kleinere
optocht tegemoet. Deze bestond uil twee dames
van een edel voorkomen, die een eenvoudig
meisje aan de hand geleidden en een oudaebtig
heer die haar op eerbiedigen afstand volgde.
Nu ontstond er een tamelijk luidruclitg too-
neel. Eenige lieden, die voor de kerk post gevat
hadden, riepen luidkeels dit Hortense Rigaud
de eer niet waardig was, om tol rozenkoningin
gekroond te worden, cn de overigen begonnen le
stelden zich als een dam voor den optocht om
handtaslelijkheden zou overgaan. Te vergeels
vermaande de goede, eerbiedwaardige en
beminde priester lot rust en orde. De burcht
heer raasde en berde en bedreigde allen
zich legen zjjne keus verzetten, met zijne onge
nade eo straf. Desniettemin duurde het tege
stribbelen voort en een bewoner van het stadje
riep met luider stem
.Toen Mijnheer Pastoor verleden Zondag
Hortcnso Rigaud tol rozenkoningin uitriep, toen
wisten noch lijj noch wjj. dat zjj aan baren
verloofde het woord van trouw gebroken had."
Parrien knarste op de tanden en riep met
.Wie waagt dat te zeggen en zich tegen mij
te verzetten?"
Toen trad er uil de menigte plotseling een
slanke jongeling met een statig en achtings
waardig uitzicht. Hij plaatse zich vlak voor
.Wel juffer!
d gu n
schijning in verlegenheid geraakte en verbleekte.
De jonge man toch, die haar zoo plotseling
aansprak, was haar gewezenjverloofde.
Maar de slotvoogd sprong tusschenbeide en
riep:
„Terug daar! Het is nu geen tijd voor too-
neelen en ongepaste aantijgingen. Wal daar
tegen Hortense gezegd wordt is brutaal gelogen.
Verwijder u, of gjj hebt mjjnen toorn le
Zoo sprekende, stiet hjj den jongeling teiug
en gal een tecken dal de optocht zou voort
gaan oin de kerk binnen le treden.
Maar de goede priester, die op den drempel
van hel Godshuis stond, wenkte met de band
dat men nog niet zou binnentreden. De omslan-
deis begrepen hem terstond en riepen
„Eene andere rozenkoninginWaar is eene
idere rozenkoningin
„Hier is er eene!" zoo klonk eene wellui-
de spreekster. Zjj stond daar in hol rose zjjden
kleed onder de groole linde voor do kerk «n
hield aan hure rechterhand de sidderende
Sylvia Lablache en aan hare linker haar bege
leidster, terwjjl de oudere heer een weinig
achteraf bleef.
Parrien trad met van woede fonkelende o
da dan
Anloinette, de goedhartige gemalin van koning
Lodewjjk XVL Zjj was op dien bekoorlijken
Junimorgcn in begeleiding van hare vriendin,
auinnenswaardige prinses Maria Theresa
zelf et
■t. Zjj
„Wie waagt het hier in le dringen eu tnjjne
bevelen le dwarsboomon
Nauwelijks had hjj op brutalen toon deze
laatste vraag uitgesproken, of hg geraakte bjj
een nadete beschouwing der dame zichtbaar in
verlegenheid en verstomde plotseling. Hjj
de spreekster herkend nog voor deze geant
woord had:
„Dat wagen wij, Marie Antoinette, de konin
gin van Frankrijk!"
Eene levendige beweging van verbazing volgde
op deze woorden onder de menigte. Eenigen,
die terstond de koningin herkenden, wierpen
gejubel uit, en geruimen tjjd weerklonk
.Leve onze goede koninginlang moge zjj leven!
Moge God baar nog lang sparen voor het c
baar vaderland en voor onsl
Het was inderdaad de edele koningin M
hare koets op den grooten weg doen stil
houden cn wilde te voet een pelgrimstocht doen
naar de wonderdadige bron, die terzijde van
de kerk van Salency opborrelde en aan wier
water een buitengewone genezende kracht
werd toegeschreven.
Een glimlach van geluk verbreidde zich over
het gelaat der koningin, toen de eerbiedwaar
dige oude priester met tranen inde oogenhaar
groette en bjj de hand nam om haar met Sylvia
Lablache in de kerk te geleiden. De koningin
knielde neder aan den voet des altaars en
naast haar Sylvia. Daarna verhief zjj zich en
met verlof van den priester plaatste zjj eigen
handig de kroon op Sylvia's hoofd.
Natuurlijk was bet volk haar in de kerk ge
volgd om getuige te kunnen zijn van de schoone
plechtigheid, e„ om do daarop volgende Hoog
mis bjj le wonen. Slechts eenige ontevredenen
bleven met den wrokkenden buichtheer voor
de kerk staan, om daarna morrend en vloekend
zich te verwijderen. Onder deze laatsten be
hoorde ook de vernederde Hortense Rigaud,
die van dit oogenblik af niemand meer vrjj in
de oogen durfde zien.
De koningin echter keerde, vergezeld van da