Katholiek Nieuws- en Advertentieblad No. 27. Zaterdag 4 October 1890. Vierde Jaargang" DE EEMBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eernnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Yeenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Abonnementsprijs per drie maanden: Franco per post Afzonderlijke f 0,40. f 0,05. BureauKrommcstraat, F 241, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der AdvertentiSm Van 1 tol 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meer- 0.05 OorrespondontiJn en Advertentifu motten uiterlijk Vrjjdsgavond De geest van onzen tijd. Wij beleven terecht ernstige tijden. Van alle zijden hoort men wee! en ach! en niet dan met de grootste be zorgdheid gaan zij, die den tegenwoor- digen toestand mei een onbevangen blik beschouwen, de toekomst te gemoet. Eene ontevredenheid openbaart zich in alle kringen der maatschappij, en nog slechts niet moeite wordt eene uitbar sting der hartstochten bedwongen, welke eene verschrikkelijke uilwerking zal teweegbrengen, als de tijd zal aanbre ken, dat er van weerhouden geen sprake meer zai zijn. En als de teekenen niet bedriegen, zal het, en moet het zoover komen. De geest immers, waardoor thans de wereld wordt beheerscht, moet nood wendig leiden tol ons verderf. Als men den geest van onzen tijd blijft volgen, is het onmogelijk om aan de rampen te ontkomen, die in zijn gevolg kunnen worden opgemerkt. Wij zullen thans hier mindor'spreken van den socialistischen geest, die reeds geweldig begint te spoken, en de groot ste wijsgeeren en staatslieden als met verbijstering slaatmaar wij willen vooral wijzen op den geest van liet niilitairis- me, die met zijn verpestenden adem .over Europa rondwaart, en de volken slaat met schrik en ontzetling. Die vcrfoeielijke geest heeft noodloltiger wijze de volken aangetast en reeds schijnen enkelen onder zijn doodenden invloed schier te bezwijken. Duitsch- land, door dien geest geleid, doét zijne bevolking zuchten over de ontzettende lasten en schulden, wanronder het ge bukt gaat. Onvermijdelijk moet het, zoo voortgaande, zedelijk en linanliee! daar onder ineen zinken. Oostenrijk's Re geering heeft reeds openlijk verklaard, dat het militairisme den ondergang van de Staten zal zijn. Italië, ach a me zijn toestand reeds hachelijk gemaakt door zijne gepleegde ongerechtigheden, zal nu, door den militairen geest gedre ven, zijnen ondergang voltooienniemand zal nu alreeds durven voorspellen wat de dag van morgen voor dien Staat brengen kan. En Frankrijk Daar heeft de geest van het miiitairisnie reeds de uiterste grens bereiktde engel der wrake staat gereed om den strijd daar aan te vangen, als de goddelijke Voor zienigheid den tijd daartoe gekomen acht; maar wat zal dan volgen? De toekomstige priester wordt daar uit den dienst van God weggesleurd, om zich te huigen en te krommen onder het juk van den militairen geest, die ais een andere God wil gediend wor den, en die zijn tirrannieke macht doet gevoelen tot in de diepste lagen der maatschappij. Zulke Ireurige voorbeelden geeft de wereld te zien, en toch strekt de macht van dien geest zich al verder en verder uit, zoozelfs, dal ook onze natie, ons dierbaar Vaderland, door dien geest is aangetast. .Maar hoe is liet mogelijk, zal menigeen zich afvragen, dal de verblindheid zoover j gaan kan, om zoo roekeloos zijn verdcri 1 te gemoet te snellen? Deze vraag welt onwillekeurig op veler lippen, als de toestand zich voor lien in zijne ware gedaante vertoont. Het komt ons voor dat de geleerde Engelsclic schrijver, Pater Fabcr, van onzen tijdgeest eene juiste definitie gege ven heeft. In een zijner werken waarin de geest der wereld met onwederlegbare juistheid wordt gecaracleriseerd, zegt hij; „De geest der wereld is in de eene eeuw verschillend van de andere. Nu eens openbaart hij zich door eerzucht in de hoogere klassen en door ontevredenheid in de lagere standen, dan weder door de liefde voor liet geld, de weelde en de dwaze uitgaven." Wij vragen hier zijn de opmerkingen van den geleerden schrijver niet volkomen op onze lijden van toepassing? Zijn de ontevredenheid en de verkwisting niet aan de orde van ,De Schepper en het schepsel."' Uil hel Engelsch door A. M. Dijkveld.) den dag En hierover weeklagende, snelt men toch altijd voort op dien gevaarvollen weg. Doch de schrijver geeft hiervan eene nadere verklaring. .Zeker is liet,1' zegt hij, .dal de onderscheidene eeuwen zekere soort van krankzinnigheid hebben, wier bron moeilijk kan worden aange wezen, maar onder den invloed van welke gehecle lichamen en somtijds gansche natiën verschijnselen van dui- velschc bezetenheid aan den dag leggen. Inderdaad, indien wij een blik achter waarts werpen, zullen wij zien dat elke eeuw, als ware liet een individu en be gaafd niet een individueel leven, onder- lievig is geweest aan eene eigenaardige verstandsverbijstering, waardoor h"t vol doende zou zijn haar in de geschiede nis te onderscheiden." Met deze verklaring is het raadsel op te lossen, dal reeds menigeu geest vruchteloos heeft afgemat. Bene soort krankzinnigheid is het kenmerk van onzen tijd, en belaas, openbaart ook in ons Vaderland die zielsziekte zich op eene onrustbarende wijze. Want zou liet anders wel mogelijk zijn, om zulke dwaasheden, als thans door den geest van het militnirismc worden ingegeven en uitgekraamd, nog ingang te doon vinden. Men beweert immers, dat Nederland een veldleger moet hebben, om tegen een cvcntucclen vijand tot over de grenzen te kunnen optrekken, cn voor zulk eene dwaze redeneering buigen sommigen liet hoofd, als ware de groolste wijsheid verkondigd. Op Nederland rust de taak, zegt het miiitairisnie, om indien een oorlog tus- schen Frankrijk en Duitschland mocht ontslaan, dien te verhinderen, door in Limburg dan eene troepenmacht te ontwikkelen, die aan beide Rijken hel noodige ontzag zal inboezemen, en zulk een waanzinnige taal wordt gretig op gevangen en daarin toegestemd. De persoonlijke dienstplicht moet worden ingevoerddan alleen is onze weerbare toestand volkomenen zulk eene onzin nige bewering wordt door mannen her haald die voor den bloei en de welvaart des Lands heeten te strijden. De geest des tijds, waarmede „reeds zoovelen zijn bezield, en waardoor de wereld zoo wordt verpest, wordt door denzclfden schrijver nog nader aange duid, als hij opmerkt: „Deze geest on derscheidt zich ook door zijne vastbe raden denkbeelden en zyne vast- bcriulcndhoid in zijne zienswijze cn zijne plannen. Hij is grillig; maar des ondanks wordt bij hem niets aan het lot of het toeval overgelaten. Hij weet zeer goed wat zijn einde is, hij is onbuigbaar in logika, en zonder zich te betreuren over den tcgcnsliind, dien hij ontmoet, gaal hij rechtstreeks tot zijne uiterste gevolgen. Het is zichtbaar dat hij wordt bijgestaan door de wijs heid en de sluwheid van Satan. Daar om bestaat zijne groole kracht in den oorlog, dien hij tegen God voert." Men huivert onwillekeurig als men door zulk een meesterhand de wonden der maatschappij in al hare afschuwe lijkheden ziet bloot gelegd. En dan nog: hoe wordt ook hiermede onze heden- dnagsclic politieke toestand niet ont leed. Zonder zich met bijzondere toe passing op partijen of zaken bezig te houden, moet men toch do juistheid ervan bewonderen. Het is, zooals hier terecht wordt aangetoond, niels anders dan een oorlng tegen God, welke door den liccrscliendeu tijdgeest wordt ge voerd, en wel bijgestaan door Satan ■net al zijne sluwheid. De strijd is der halve vrceselijk in zijne gruwelijke ver metelheid. En in de dwarling, door dien strijd ontstaan, worden vele verstanden beneveld, en hierdoor treedt liet tijdperk van krankzinnigheid voor lien in, met al de Haarlieden daaraan verbonden. Velen worden door de sluwheid van Satan misleid en alzoo door den geest der wereld onverbiddelijk medegcsleurd. Een strijd tegen den geest van onzen tijdziedaar de taak ons opgelegd, eene taak, die niemand, zonder eene vreese- iijke verantwoording op zich te laden, ontwijken mag. Wel is het voor den Christen, die zijnen God bemint, en de nmatscliappü redden wil, eene moeilijke worsteling, omdat de geest van onzen tijd over ontzettende krachten beschik ken kan; maar dit kan ons niet ont moedigen. Aan de volgelingen van den geest des tijds is toch immers slechts een tijdelijke, aan de dienaren van God een eeuwige triomf verzekerd. BUITENLAND. Keizer Wilhelm is Woensdag bij zijn aankomst in de te zijner eer feestelijk versierde stud Weenen, met geestdrift en grootc hartelijkheid ontvangen. Aan het station aldaar werd hij opgewacht door Keizer Frans Jozef, die vergezeld was van de aartshertogen Albert, Wil helm en Renier. De beide vorsten on- arnidon elkander hartelijk. Keizer Wil helm drukte den aartshertogen de liand en betuigde zijn dank aan den burge meester voor de hem bereide ontvangst. De stoot begaf zich vervolgens naar den Hofburg, onder het gejuich der talrijke volksmenigte. Na alloop van het dejeuner hebben de keizers een onderhoud met elkander geliad. Op den weg, welken de keizerlijke stoet volgde, werden in liet rijtuig der keizers bloemen geworpen. Op het oogenbiik dat de stoet voorbij de tribunes reed, waar de leden van den gemeenteraad cn de voornuamslc inwoners der stad hadden plaats genomen, was de geest drift onbeschrijfelijk. Nergens is de orde gestoord. Na aankomst op den Hofburg bracht keizer Frans-Jozef een kort bezoek aan keizer Wilhelm, die zich vervolgens naar de aartshertogen begaf en een weinig later een bezoek bracht aan het Duitsche gezantschap. Keizer Wilhelm gaf zijne bijzondere ingenomenheid te kennen met de prachtige ontvangst, welke hem ten deel viel. Hij begaf zich daarna naar de grafkapel der Capucijnen en legde een krans op de lijkkist van kroonprins Rudolf. Na een bezoek aan graaf Kal- noky keerde hij naar den Holhurg terug van waar hij eclitcr bijna onmiddcljjk naar Schonbrunn vertrok. Overal waar hij zich vertoonde, werd hij luide toe gejuicht. FEUILLETON. sliet Bovenmatige wakte verhinderde li s antwoordenmet uit te (Vervolg) Moeder Gregoire deed de oogen open, maar sloot ze dadelijk weer, zeggende: „Och, laat mjj maar sterven, eo doet verder geene vergeefsche moeite om mij. want mijn tjjd is aangebroken en de lust om langer te leven ontgaat mij." „Wel neen, moeder Gregoire," riep Felix, .gij xjjl gered en xalt u nog in uw leven verheugen; ging i ik breng u in mjjn huis, dat door zijne hooge ligging beveiligd en sterk genoeg is om hel water weerstand te biedendaar behoelt gij dus niet de minste vrees voor gevasr te koes teren en bovendien, hoewel de vloed nog niet op zjjn hoogste is, schjjnt de storm wal te be daren, waardoor hel water minder aandrang zal krijgen." ende oude vrouw in de kamer droegen en op cn rustbed neervlijden. „Waar is Roberl?" riep zjj angslig; .och ader. wal is er van Roberl geworden „Vrees niels kind," antwoordde do lieer des iuizes haastig, „die is goed geborgen. Gisteren- liddag, voor hel vallen van den avond, was bij nog hier om afscheid te nemen." zeide Clara ver- bleekend.heeft hü dan zoo maar terstond eiland verlaten korten lijd, zooals hij zeidehij il Piei Isel i dan boorte op te losst terug te ketren." „Met I'ierre Weel gij niet, vader, der Gregoire gewaarschuwd heelt, om iet Pierre Ie laten medegaan Ook de oude vrouw uitte een zwak oogen bleef zjj liggen in de boot, die nu minder moeite dan te voren zich door de gol ven baan brak en op het huis van den graaf toestuurde. Velen der eilandbewoners, diehonne huizen tjjdig ontvlucht waren, hadden op bunoe vaartuigen naar dit hoogste punt van het eiland de wjjk genomenalzoo was er een druk lev in huis, en deden Clsra en hare moeder h kleinzoon wil hem gebruiken als een werkl van wraak - legen zijn eigen Een gereutel steeg op uit de borst de: vende, eo met de woorden „o God, wcei arme ziel genadig 1" scheidde do ziel van het Felix drukte haar zacht de oogen too, ging daarna in de naustbijzjjndc kamer cn mei eene slem, die van ontroering beefde, zeide hjj tot de overige eilandbewoners: „God heelt haar tot Zich genomen, laten wjj voor de afgestorvene gaan bidden, opdat Hjj haar een genadig Rechter moge zjjn." VIII. Op den it U Chnrel Terstond voldeed men aan den wensch stervende en alle aanwezigen verlieten de kan Felix ging in hare onmiddellijke nabijheid st en zeide zachljea: „Wjj zijn alleen moeder, hebt gij mjj iels toe „Red den knaap," zeide zij flauw; „Pierre heeft mjj misleid hjj heelt den knaap ont voerd Roberl is Jean Rollan's zoon mjjn als hoeren gekleed door hel boscli liepen. Z(j rineden den rechten weg en kozen de onge- andsle paden, zich ton weg makende door t struikgewas, dat hunne schreden hinderde. Het maanlicht, dal slechts spaarzaam door het dichte loof der boomen drong, maakte de bleekheid van den jongslen der nachtelijke wandelaars nog opvallender. Geen woord, geen geluid kwam van zijne saamgeperste lippen. Dal was niet meer de frissche jongeling, i voor veertien dngen z(jn waddeneilandje vcrlal had om de lokslem des verleiders to volgen. Men kon bet aan den onrusligcn wantrouwenden blik, dien hjj van tijd tot tijd op zjjo geleider wierp, merken, dal hel argclooze vertrouwen op de n geweken was. Ook Pieria, want Jei tweede wandelaar, zeide niels. Kwaï ort uit hel bittere gevoel van berouw? of was het misschien, Jat lij) een voorgevoel aakte van liet naderend gcnol, dal hjj zich deiyk eens op eene meesterlijke wijze op den- ie kon wreken, wien hü gedurende zoo vele cn een onverzoenlijke wrauk luid tocgezworen Eindelijk hadden zjj hel doel hunner reis bereikt: een vervallen gebouw waarin de maan ilea van liet dak en de stukgeslagen n ingang slond Pierre slil cn zeide de zetel van den wrekonden bond, zooals wjj ons noemen, In dezen vuoraf bepaalden nacht sluipt ieder medelid eou voor een in 'l geheim hierheen, ik uls hun uunvoerder ben rerzainclpluats zjjnzjjl gij bang om mjj te >n De jongeling trok zjjn schouders op. „Welaan, volg mjj dan." Zjj beli aden hel inwendige van hel kleine vervallen woudkapelletje, dal, gedurende ver scheidene jaren niet gebruikt wordende, een beklagenswaardigen aanblik opleverde. Nacht vogels fladderden bun nil alle hoeken en galen tcgouhel altaar was van zjjn boold heioold dc kansel Ing stukgeslagen en gras groeide er tusschcn de blauwe, sleenen. Pierre geleidde den jongen inan naar het altaar; h(j scheen op deze plaats nauwkeurig den weg te kennen, want zonder te dralen trad hjj op een houten schijf en stampte er driemaal met den voel op; een knarsend geluid werd hoor baar de jongeling gevoelde zich stevig door den arm van >ijn geleider omvat, eo daarna verzonk hjj met hem naar de diepte. Na een paar seconden voelde Robert op nieuw vasten grond onder de voetenhjj keek om gowelfd hol bood zich voor verlich de wanden aangebracht waren en hun schril licht lieten vallen op acht of tien mannen, die aan een ruw bewerkto tafel zaten en zich bezig hielden met liet ledigen van groote kruiken wjjn. Er was echter geen enkel gezicht onder, dat in staat was den iongoling eenig vertrouwen Mot een vrnolijk geroep ontvingen zjj hunnen aanvoerder en diens begeleider; zjj drongen ■net de gevulde kruiken om Robert heen, om bem den welkomstdronk aan Ie bieden; naar alten schijn hadden zjj zelf reeds toereikend van het geestrijke vocht genoten. Robert weigerde voor alles, en ook Peter wees lien, die al te beleefd werden in het aan bieden van den wjjn, af met de woorden „Later, later; laat deze jongs man eent op zjjn gemak wat uitrusten; hjj zal wel evenals Ik wat vermoeid zjjn, ik zal hem in de slaapkamer hiernaast brengen, waar hü kan slapen toldal de zon opgaat, en wjj ons voor hel werk gereed maken." Hjj vatte Robert's koude hand en voerde hem naar een soort kamsr, die van de noo- digsle meubelen voorzien was, en wsarin een rustbed zelfs lol slapeo uitaoodigde.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1890 | | pagina 1