Katholiek Nieuws- en Advertentieblad Rudolf van Escbborn. No. 50. Zaterdag 11 Maart 1893. Zesde Jaargang. DE EEMBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Abonnementsprijs per drie maanden: Franco per postf 0,40. Afzonderlijke nummersf 0,05. BureauKrommestraatF 227. Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertontiln: Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor icderen regel meer- 0.05 kt Zij, die zich vóór V 1 APRI1. a.e. alien* op „DE EE.HBODE", ontvangen de tot dien tijd veraehijnende nuuimerM gratie. WERK. L Omtrent de ernstige beteekenis van het woord, tot opschrift boven dit artikel gekozen, is in den jongsten tijd wellicht niemand onkundig gebleven. Maar al te luidruchtig en forsch werd immers ken baar gemaakt, dat gebrek aan werk bestonden nu eischen aan de orde van den dag is gesteld, liet een zeker soort belanghebbenden zich niet onbe tuigd. De eisclien werden geformuleerd, en toen, ter afwisseling, omwerk, brood en stemrecht geschreeuwd. Vooral het laatstgenoemde, begeerde artikel, dat volgens de leiders dier eischende menigte het volksgeluk verhoogen moet, heeft heel wat harten en hoofden in onrust gebracht. Dit evenwel terzijde latende, wen- schen wij ons thans te bepalen tot eene vluchtige beschouwing om trent het woord .werk", waaraan een niet geringe nasleep te hechten valt. Immers, bij de uiteenzetting van dit veel- beteekenend woord treden terstond voor ons opwerkgevers en werkontvangers maar ook werkstakers en werkloozen. Aan deze vier soorten van individuen, die zoo nauw met elkander in verband komen, willen wij eene korte overweging wijden ter kenschetsing van onzen heden- I daagschen toestand. Wij zullen echter i de aangegeven volgorde omkeeren en in dit artikel met een kort woord be- I spreken de zoogenaamde werkloozen en j de werkstakers. En hier valt al aanstonds op te merken, dat de werkloozen onzer dagen geducht van zich hebben doen spreken. Geen tijdperk toch is in de geschiedenis aan te wijzen, waarin zoo kras en daadwerkelijk de werknood werd aangeduid, als wij nu hebben beleefd. De werknood evenwel als vaststaande vooropgezet, dient toch ook de vruag gesteld, wal onder werkloosheid en werkloozen moet wor den verstaan. Nu de toestand iets kalmer is geworden, achten wij ook den tijd daar, om aan deze gewichtige quaeslic de noodige aandacht te schenken. Werknood hoeft zieh geducht iloen gelden, dit valt niet te loochenen. Wat echter dwaas zou heeten is een maatstaf te zoeken in de onstuimige, revolutionnai- re beweging, die do zoogenaamde werk loozen in het leven riepen. De afgcloopen winter heefl ons doen zien, welke soort van werkloozen zich hel wanhopigst aanstellen. Eveneens heeft men zich kunnen overtuigen van welken geest dezen doordrongen zijn. Op een gegeven commando hunner leiders, die hun tot slaven wisten te creëeren, kwamen zjj bijeen, om lot de felste haat tegen de maatschappelijke orde en het kapitaal te worden aangezet. En als zij genoeg van de revolutionnairste ideeën, door hunne aanvoerders verkondigd, door trokken waren, werden ze afgezonden om vertooning te maken. In optocht, soms gedekt door de roods vaan, werd de werknood door die werkloozen ten toon gespreid, en moest zoodoende liet me delijden worden wakker geschud. Zoo hébben die werkloozen zich doen kennen, en treurig genoeg, werden zij soms j nog als toonbeelden van don werknood aangewezen. Met sluwe berekening werd daarvoor gezorgd. Werkloosheid en i revolutionnairo bedoelingen werden be hendig dooreen gewarreld om den goed- geloovige te verblinden. En toch moes ten de oogen opengaan, zelfs van dengene, wiens hart warm klopt van liefde voor zijn evenmensch. De beweging in het Noorden stelde te krachtig in het licht, dat, waar de vijanden van orde en gezag hun invloed doen gevoelen, en waar hun goddclooze leerstellingen wortel schieten, daar ook de werkloozen als onkruid welig beginnen te tieren. Juist daar, waar de sociaal-democratische geest zich ontwikkelt, en het volk zicli door gowctenlooze volksmenners laat opzetten, vindt men in schijn de meeste werkloo zen. De ervaring heeft thans gelukkig geleerd, dat echte werkloozen, dat is werklieden met karakter en geweten, doch zonder werk, niet, als b.v. te Am sterdam, joelende en tierende langs de straten hunne eischen zullen uitbrullen en zich liederlijk verzetten tegen orde en gezag. Men wachte zich dus de eerlijke, bekwame en ordelievende werk loozen te verwarren met degenen, die als tie werkloozen een zekere berucht heid hebben verkregen. Iedere plaats levert zijn contingent arbeiders, die niet anders dan in hooge behoefte door werk gevers kunnen geduld wordendie door wangedrag, onbekwaamheid of traagheid, zelfs in de voorspoedigste tijden, als werkloozen poseeren. Hierbij komen nog de werkloozen, die geen werklieden zijn, maar gaarne onbeschaamd comedie spe len, als hunne belangen daarmede maar worden gediend die een eerlijk werkman welen te verdringen, on niet afschrikken van praktijken, die hen gedu rig in aanraking brengen met de justitie. Dat soort werklieden dringt in troebele tijden op den voorgrond ten koste van hen, dieals werkloozen de sympathie der gelieclc maatschappij ten volle verdienen. Het zal wel onnondig zijn er op te wijzen, dat tegen zooveel onrecht, den echten werkloozen aangedaan, met ernst behoort te worden gewaakt. Voor de zoogenaamde werkloozen de deuren sluiten, maar ze des te wijder openzetten voor den in werknood verkeerenden, op- passenden werkman, is recht- en plichtmatigaan dezen dient op de eerste plaats de meest mogelijke en belangstellende aandacht te worden gevvjjd. Ook de werkstaker verdient ten zeerste onze aandacht. Niet de vraag dus, of werk staking tengevolge van tirannieke, godter gende daden van den werkgever kan ge oorloofd zijn, zal ons bezighouden, maar wel de werkstaker. En deze is zeker een allertreurigste figuur in de hedendaagsche samenleving. Terwijl '°der rechtgeaard Christen, die het welzijn der maatschappij nooit uit hel oog verliest, met bekom mering den werknood aanschouwt, komt de staker en werpt zijn gerucdschaj) met verwoedheid tor zijde, om zijn hartstoch ten tot uitbarsting te lnlen komen. Met gebalde vuist en een vloek of een ver- wctisching op de lippen treedt hij op als een woesteling. Noch bedreigingen, noeh smoekmgen vermogen hem tot bezinning te brengen. Hij is in dien staat voor geen gezonde rede meer vatbaar. De tranen zijner zorgzame vrouw, noch die zijner hulpbehoevende kinderen zijn l>ij machte, wanneer zyn hartstochten eenmaal zijn losgelaten, om hem tol zachtere gevoelens te stem men. En wanneer, wat niet zelden ge beurt, ook dezen van socialistische be grippen doortrokken zijn, wordt de staker een wezen, dat dood noch vernieling vreest. De bloedige tooncelen, die atsdnn hjj werkstakingen te duchten zijn, en somwijlen reeds zyn voorgekomen, le veren, helaas I den somberen achtergrond van het beeld van den staker. De werkstaker is alzoo een trouwe afspiegeling van de revolutie. In het staken van den arbeid vindt hij bevre diging zijner hartstochten, al zijn de ge volgen ook nog zoo treurig. Daarbij maakt hjj slachtoffers, door zijn mede arbeiders tot zijn dwaze denkbeelden en daden over te halen, zooveel hij maar kan. Den cone weet hij door lage en sluwe streken lot zjjn volgeling te maken, terwijl de under, die kraehlig wecrsland I biedt aan zijne verleiding, mede een mik punt wordt van zijn gloeienden haat. Mot geweld wordt de goedgezinde dan ge- i dwongen, in de ellende der werkstaking te deelen. Zoo heeft zich de werkstaker doen vreezen, die door socialistische ideeën is vergiftigd, en daarbij nog door geweten- looze drijvers wordt aangezet. Het is een wezen, dat alle gevoel van eigen waarde en zedelijk bewustzijn heeft ver loren. Tusschen hem en zijn overheid is alle harmonie met woeste hand ver broken. Een onhoudbare toestand, of liever een moeilijk te delgen kloof, ia tus- schon hen ontstaan in stede van de zoo hoog noodige wederzjjdsche welwillend heid en waardeering. De werkstaker is dus wel een der bcklagcnswaai digste wezens, die in de sociale quaestie naar voren dringt. BUITENLAND, Het groote Panama-proces wegens oinkooperij is Woensdag te Parijs be gonnen. Negen personen, onder wie ook weder Charles de Lesseps, zaten op de bank der beschuldigden. Tot zjjn verde diging voerde de Lesscps het volgende n Hij stond zjjn vader ter zijde als diens algomeeno secretaris. In die qualiteil kreeg hij eens een bezoek van Cornelius Her/., die hoog opgaf van zjjn invloed. Toen dacht Charles, dat liet beter was dezen tot bondgenoot te hebben dan tot vjjand, vooral daar hij bevreesd was or Clómenceau, wiens blad llnancieol n Ilerz afhankelijk was. Here wns zeer wel, beweerde hg, met alle ministers, en inderdaad heeft hij zeide De Lesseps mi) zelfs medege nomen nanr Mont-sous-Vuudrey, het buiten van President Grévy, waar de ontvangst allerhartelijkst was. Wut Buihaul aangaat, was aan De •sseps door .zeker iemand" ter oore gekomen, dat de minister bereid was oen wetsontwerp in to dienen, maar daartoe geld noodig had voor de noodige publiciteit tot ondersteuning van zoodanig ontwerp. Hij was dus minder omgekocht dan wel af genet door de Reinach, die als lusschenpersoon optrad en, wat geld betrof, letterlijk onverendelijk was. Voorts zeide hij. dat zoowel de gewezen minister De Freycinet als Clémenceau en Floquel in de zaak gemoeid zjjn en indien zjj dit mochten ontkennen, zou hjj het hun bewijzen. Arlon is nog steeds voortvluchtig, maar tocli heeft de politie een goede vangst gedaan. Zjj heeft n.l. een valies in heslng genomen met al de papieren van Arton, die veel licht verspreiden in deze duistere zaak en waardoor nog een aantal personen te Parjj» gecompro mitteerd zjjn. De vrijzinnige leden van de commis sie voor de Legerwet in Duitschland FEUILLETON. 14) De abt haastte zich die. oógenblikken van goedgezindheid te benuttigen, om den keizer de zaak van Agnes bloot te leggen, want zoo ooit, dan moest hg nu met de zoo vurig begeerde gunst voor den dag komen. Terwjjl de keizer, vermoeid van de lange reis, zich te goed deed aan de keurig bereide spijzen, bracht de abt het gesprek op den vernederenden toestand, waarin z(jne beschermelinge loefde en overtuigde den keizer, hoe onrechtvaardig die verdrukking en boe onschuldig het slachlolTcr was. Hjj toonde zjjn vorst de bekentenis van den stervenden Klaas van Ravensburg, waar door de onscbntd van Agnes' ongelukkigcn vader zonneklaar bewezen was, eo was zoo gelukkig, verlof te verkrijgen om Agnes voor te brengen. Met van vreugde stralende oogen snelde hjj naar het van ongeduld brandende meisje, dat in eene aangrenzende kamer wacht te, en leidde baar de eetzaal binnen. Vol blgdsebap naderde zjj den beminden vorst, om hem la voel te vallen, maar de vriendelijke man, getroffen door de schoonheid der lieve jonkvrouw, die hem daar, als badde zjj zwaar misdaan, in eerbiedige bonding naderde- kwam haar reeds bewogen tegemoet, reik te haar welwillend de hand en sprak baar vrg van den rijksban en van iedere smet, die op den naam van baar geslacht kleefde. .Waar is nu uw andere beschermeling, hoog waardige Urbanus?" vroeg Scbweika'd van Kronenberg den abl. .Hij wacht de bevelen Zijner Majesteit antwoordde deze met een diepe buiging voor den keizer. ,Gij will het ijzer smeden als hel licet is," zeide Ferdinand lachend, .zeg maar vrij °p. heer abt, wal u op 't hart ligt!" .Het betreft geen nieuwe begenadiging, MajesteitI" viel de keurvorst in, .maar de bevestiging van een adclbriel voor den dapperen burgerlijken officier, wiens heldhaftige houding ik Uwe Majesteit reeds verhaald had." Ik hond van dappere menschen, wanneer hunae dapperheid niet in overmoed oDlaardt riep de keizer uit. .Dat is hier dan ook bet geval niet." hernam de keurvorst. ,on liet is reeds de tweede gelegen heid, waarbij hij zich onderscheidt. Bij de eerste ontsloeg ik hem van den ba ld der hoerig heid en benoemde hem lot officier!' .Dus de zoon ven een lijfeigene?" vroeg de keizer. .Majesteit, zijn v ider is oen ongelukkige, enn voormalig onderhoorige van den verbannen Herostein, die trouw de vlucht zijns meesiers deelde en diensvolgens ook in den ban be grepen is!" Opnieuw verliet de abt mei toestemming les keizers den retler, en terstond daarop verscheen Rudolf, op Agnes steunend, want hjj was nog niet geheel en al hersteld van den zwaren val. Het eerlijke, glinsterende oog, liet open, on bevreesd gelaal des jonkmans, wiens fiere gestalte, licht op Agnes leunend, vol eerbied, maar j en ongedwongen voor den keizer stond, maakte een goeden indruk op Ferdinand. .Walhebt gjj mjj te verzoeken?" vroeg deze Met een blik op den keurvorst,!)e gunst der bevestiging L'wcr Majesteit van de door mjjn genadigw lieer verleende onderscheiding!" keurvorst boog .Zjjis u geschonkenzeide do keizer vriendelijk. De keurvorst kwam den van blijdschap spra- keloozen jongeling Ie hulp en sprak: .liedank den keizer voor zgne liooge gunst De mijner dienaars beliooren aan Uwe Mejest tl" .Beschouw u als aan mjjn dienst verbonden en sluit u bjj mjjn gevolg aan, zoodra gjj genezen zjjl," besloot Ferdinand. Rudolf wilde deu keizer zijn dank betuigen, doch deze onderbrak hem, zeggend .Spreek op, in welke betrekking slaat gjj tot do edele jonkvrouw van Hernstein en een vragende blik trof liet jeugdige paar. Een boog rood overloog de wangen van beiden. Er volgde geen antwoord. De abt biolp hen uil huDUe verlegenheid. .Majesteit," zeide bjj, .freule van Hernstein wil den jongen krijgsman hare hand schenken I" .Wat, gjj, eene edelgeborene, bemint een burgerjonkman?" vroeg de keizer bet jonge meisje op den man at Agnca vermande zichmet den blos der verlegenheid nog op do wangen, antwoordde sjf vrijmoedig: .O, m|jn keizerlijke gebieder I zelfs al waro had, eer nog do minste hoop op verzoening .Flink gesproken en edel gedachtGjj zj.il elkander waard. Komt aan mUn hof, Freule van Hernstein. met uw toekomstigen echtgenoot, gij zult een zijner schoonste sieraden zijn En met die vriendelijke woorden reikte de keizer Agnvs de hand en nam afscheid. VIL Ongeveer een jaar na dien gedonkweardigen dag in Mainz zat een jongo edelvrouwo onder een frisch groen prieel in een schoonen tuin, die zich om een vorstelijk kasteel uitstrekte, en wiegde eon zuigeling op haren schoot. Een zalige glimlach speelde om haar freaien mond, toen een zware mannenstap al dichter en dichter naderde, oen arm om haar hals ge slagen werd en een weelderig gelokt hoofd ovir haer heen boog. ,0, Rudolf I Gij bljjft zoo lang weghel beangstigt mij. Ik vreesde reed» dat eon bode des keizers u opnieuw hol bevel had gebracht om in het leger te verschijnen I" .Neen, Agnes, nog een jaar kunnen we bier aan den Rijn verblijven, dan eerst roept de plicht naar Woenen," antwoordde Rudoll Escbborn, de nieuwe heer van Hernstein en alle andere bezittingen, welke zijne In haar i echten herstelde vrouw vroeger toebehoord hadden. Na eene hartelijke omhelzing nam hü zacht zijn eersteling op den arm en wandelde aau de zijde van Agnes naar zjjn beerljjk gelegen ln de verte kronkelde .Veder Rjjn" zjjne schoone wateren eu uit hel naburige woud klonk een jubelend woudconcert het jeugdige paai els hemclsche melodie in de ooren. echllge n tafel, waa •e oude een den arbeid, all en onderbraken door een llinken tong uit den beker. .Waar zjjt ge zoo vljjlig mee bezig. Hierom vroeg de jonge vrouw vriendelijk aan den onden stukrjjdcr, die bet jeugdige paar niet meer verlaten bad. Met een deftig gezicht antwoordde deze De eerste handboog van den jongenheer, zal, hoe oud ik ook ben, mjjn meesterstuk worden I Dat zult ge mjj toch moeten toegeven .Nu, ge hebt er Ijjd genoeg voor," zatde Rudolf lachend, reikte den anderen grijsaard, den ouden hostiebakker, z|jn arm en ltidda hem mei liefderijke bezorgdheid naar buis. Een voorlrelTiiljjk geslacht bloeide op uit dien schoonen stam, en nog beden ten dage maken de nakomelingen van .den hosliebakkar van Mainz" hel sieraad uit van den DuiUchen adat. EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1893 | | pagina 1