Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 2.
Zaterdag 8 April 1893.
Zevende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussuni, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Yeenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Abonnomontspriji par drio a
Franco per post
Afzonderlijke nummers
f 0,40.
f 0,05.
BureauKromnmtraat, F 227Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Advertanttta:
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meer- 0.05
WERK.
n.
Meer belangstelling, dan de in hel eerste
deel onzer beschouwing dooi ons geschet
ste werkloozen en werkstakers, wekt bjj ons
de werkman, die in den echten zin des
woords zich als zoodanig voordoet. Deze
zal nimmer dreigend eischen, al stijgt
ook voor hem de nood van dag tot dag.
Hij is zich bewust, dat er toestanden
kannen ontstaan, die veel ellenden, ook
voor hem, in het leven roepen, maar
die niet te voorkomen zijn. Slechte tjjden,
oorlogen, ziekten of strenge winters geven
aanleiding lol malaise, waarvan de werk
man zeker het meest te duchten heeft.
Maar juist in die benauwde tijden heeft
hij geleerd wat de christelijke liefdadig
heid dan vermag. Deze, volgens den geest
der katholieke Kerk beoefend, weet zijn
leed en kommer te verzachten, en daar
voor toont hij wederkeerig innige dank
baarheid. Want wanneer hulpe voor hem
noodig is, wordt hij door haar gesteund
op eene wijze, die zijn eergevoel niet
kwetst, maar integendeel zijn eerbied
voor zijn meerdere doet toenemen.
Bjj dezen, aldus gevormden, werkman
heeft immer een streven bestaan, om
door eigen geestkracht, maar vooral ook
door aan een hoogere bestemming te
denken, zich in het onvermijdelijke te
schikken. Met zijn eerlijk verdiend loon
tracht hij op eervolle wijze door de we
reld te komen, en lijdt liever kommer
en gebrek, dan door onedele practjjken
zijn lot te verbeteren. In tijden van betere
verdiensten zal hjj, zooveel hij kan, be
sparen, om aan kwade dagen het hoofd
te kunnen bieden. Met ernst zoekt hij
zich te bekwamen, en vindt daarin eene
voldoening, die hooggeplaatste, fortuinlijke
lieden hem moeten benijden. Bij het ver
meerderen van zijn kennis, zoo noodig
voor zjjn vak, zal hij nimmer zijn eeuwig
heil en dat van zijn gezin uit bet oog ver
liezen. Hjj gevoelt innig, dat door ruw
geweld het lot van den werkman nimmer
bljjvend kan verbeterd worden. Hij gruwt
van iedere daad, die strijdt tegen orde
en gezag den oproerkaaier draait hij met
verachting den rug toe en beklaagt van
harte degenen, die zich door den revo-
lulionnairen stroom laten meeslepen. Deze
is alzoo de werkman, die bjj de oplos
sing der sociale quaestie tot grondslag
moet dienen, waarop met eenige zeker
heid te bouwen valL
Hier rijst evenwel de vraag: Zal de
richting, die reeds in het staatkundig
leven werd ingeslagen, tot uitkomst heb
ben verbetering van het lot van den
door ons bedoelden werkman? Of een
antwoord hierop in alle opzichten gun
stig luiden mag, meenen wij sterk te moe
ten betwijfelen. Want met den werkman
onder bescherming te willen nemen, be
gint men al aanstonds wetsbepalingen
te maken, die geheel legen zijn belangen
indruischen. Of zijn sommige bepalingen,
te zijnen opzichte in de arbeidswet opge
nomen, niel lijnrecht in strijd met zjjn
karakter en zijne wenschen? Men is
begonnen met de onhoudbare, soms
tirannieke toestanden der werklieden in
enkele fabrieken of andere groote werk
plaatsen tot grondslag te nemen voor
eene wettelijke tusschenkomst, om daar
door hun positie cenigszins te verbeteren;
voorzeker een edel werk. Maar de werk
man, door ons voorgesteld, mag in geen
geval in vergelijking komen met den ar
beider, die in sommige, lichaam en
geest doodende, fabrieken dagelijks wordt
opgesloten. Deze moet door de wet
gevende macht zoo krachtig mogelijk
worden beschermd, nu de machines hem
zjjn vroeger beslaan hebben ontnomen,
en hij alzoo, gedreven door nooddruft,
zich naar de fabriek moet wenden, om
als een deel eener machine te figureeren.
De handwerksman, die wij alzoo hier op
het oog hebben, moet daarentegen nim
mer in de uitoefening van zijn vak wor
den belemmerd. Vóór de wetgever dus
verder gaat, moet hiermede op de aller
eerste plaats rekening gehouden worden.
In de opleiding van den leerling heeft
hij reeds met ruwheid en ondoordacht
ingegrepen, maar hij zij vooral bedacht,
dat de werkman verlangt zijn volle
vrijheid te behouden, om zijne plichten
tegenover zjjn patroon, en die tegenover
zich zei ven en zjjn gezin, te kunnen vol
brengen. Met hem daarin te bemoeilij
ken, kweekt men wel verbittering, maar
brengt geen verbetering in zjjn positie.
Hij wil vrij over de uren beschikken,
die hij aan zijn arbeid wil besteden,
dwang is hem daarbjj een gruwel. De
schilder b.v., die een gedeelte van den
winter wat alljjdals regel gegolden
heeft in het geheel geen of zeer
weinig werk te verrichten had, neemt
de langere dagen in den zomer te baat,
waartoe dan gelegenheid bestaat
om zooveel te verdienen, dat hij de schul
den kan delgen, in den tjjd van behoefte
door hem gemaaktwaarom zou hij nu
in dit edel streven door wetsbepalingen
worden verhinderd? En van dergelijke
werklieden zou een lnnge lijst kunnen
worden opgesomd, die in betere tijden
door arbeid en vlijt datgene trachten in
te halen, waarin zjj buiten hun toedoen
waren te kort geschoten.
de vriendschapsband. De knecht deelt
in het lief en leed van den patroon,
terwjjl de patroon van zijn kant in
tjjden van nood soms meer aan zijn
trouwe ondergeschikten ten offer brengt,
dan de geruchtmakendste philantroop,
die om zjjn liefdadigheid ter bewonde
ring aan de moderne wereld wordt
voorgesteld.
Ook de verhouding tusschen dezen
werkman en zjjn patroon brengt mede
dat de wel gever uiterst voorzichtig zjj
met zich tusschen hen te plaatsen
want tusschen den patroon eener affaire
van kleinen omvnng en zijn onderge
schikten is de verhouding in hemelsbreed
verschil met die van den fabrikant of
ondernemer van groote werken en die
hunner werklieden. Tusschen de eerst-
genoemden, wanneer althans in hunne
harten nog eenige godsdienstige gevoe
lens sluimeren, of indien de oude geest
van onderlinge harmonie nog niet geheel
verdwenen is, beslaat een zekere vriend
schapsband, die de ondergeschikte doet
spreken van ome zaak en die hem de
partij voor zjjn patroon te allen tijde,
als die van de zjjne, met warmte doel
verdedigen eveneens is ook de verhou
ding van den patroon tot zijn onder
geschikten van den meest vriendschap-
pelijken aard. Hoe langer do duur van hun
samenwerken loopt, des te hechter wordt
Wat echter de door ons geschetste
werkman slechts van den wetgever ver
langt, is, hem zooveel mogelijk te bescher
men tegen onhoudbare concurrentie. Zijn
werkkrachten moeten niet zoo geheel ach-
ter die van de machine worden geplaatst,
dat voor hom geen menscheljjk beslaan
meer overbljjft. Met eene bepaling der
werkuren, of met dergelijke onzinnige
wetsartikelen, kan men zjjn toestand
slechts hopeloozer maken. Doch met
hem te beschermen tegen den indringer
uit het buitenland, die zijn afgewerkte
waren ons land, ten koste van het be
staan onzer werklieden, geheel vrij kan
binnenvoeren, en daardoor een concur
rentie sticht, die ten onzent den werk
man tot hongersnood voert, zou een
daad van groot nut worden verricht.
Hjj verlangt in den kamp om zijn be
staan althans zoo te worden beschermd,
dat voor hem nog cenigszins concurren
tie, ook vooral legonover de machines,
mogelijk bljjft. Liever dan hem in zijn
vrijheid en werklust aan te tasten, moet
de oplossing zjjner treurige positie wor
den gezocht in de richting, die door den
i eenvoudigen, praktischer: werkman zeiven
wordtbegeerd. Dan alleen bestaat erzeker-
heid dat levenslust en opgewekte moed,
i zoo noodig voor den arbeider, die toch de
kern van onze maatschappjj mede vormt,
j zullen terugkeeren, en dat daardoor én
Staat, èn maatschappij in hem hun hecht-
j sten steun, in volle kracht, zullen behou
den.
BUITENLAND,
De verbanning van den Duitschen
dagblad-correspondent Otto Brandes uil
Frnnkrjjk zal geen verdere diplomatieke
gevolgen hebben. Keizer Wilhelm heeft
in een conferentie met Caprivi de ver
ontschuldigingen van Frankrijk voldoende
bevonden.
liet Bcgrootings-geschil tusschen Se
naat en Kamer heelt, spoodiger dan
zulks verwacht werd, een ministeriSole
crisis in Frankrijk doen ontstaan. Eerst
meende men dat het ontslag van het
ministerie Kamerontbinding ten gevolge
zou hebben, maar zoover is het toch
niet gekomen. De opdracht tot vorming
van een nieuw Kabinet werd door Pre
sident Gamot opgedragen aan den heer
Méline, die echter niet geslaagd is. Alsnu
werd de heer Dupuy, tot dusver minis
ter van Onderwijs, doch als Kabinet-
formeerder een onbekende grootheid, er
voor gespannen, Met dezen wilde het
in het eerst evenmin vlotten, maar toch
is hjj gereed gekomen, evenwel niet zon
der het grootste deel der afgetreden mi
nisters hun portefeuilles te doen behou
den. Ribot en Bougeois echter zjjn op
zjj gezel.
Hel nieuwe ministerie is door de
Fransche pers met de grootst mogeljjke
koelheid ontvangenhel wordt ook al
geen lang leven toegedacht.
Naar aanleiding van het feil dal aarts
hertog Reinier den keizer van Ooston-
rjjk zal vertegenwoordigen bjj hot aan
staand zilveren huwelijksfeest van koning
Umberto, is de opmerking gemaakt dat
deze handeling stuitend zou zijn voor
H.' den Paus. De Keizer moet nu een
eigenhandig schrijven aan Leo XIII ge
richt hebben, waarin hij het bezoek van
aartshertog Reinier te Rome verklaart.
Hij wijst er Z. H. op, dal politieke nood
zakelijkheid tot dit bezoek dwong en hel
geenszins beschouwd moet wordon als
een miskenning van den eerbied, welke
steeds het keizerlijk Huis aan den H. Stoel
verknocht hield. De Keizer verzoekt den
Paus, toch niet uit het oog te verliezen,
dat diplomatieke verhoudingen deze daad
van beleefdheid jegens een bondgenoot
noodzukeljjk maakten.
De protestanten in hel lersche Graaf
schap Ulster hebben eene monster-
betooging gehouden tegen het Horne-
Rule-ontwerp. De oud-minister Balfour
voerde er het woord en verklaarde niet
te hopen, dal Ulster ooit genoopt zou
wezen de wapenen op te neinen voor
de verdediging zijner vrijheid, muar
dus zinspeelde Balfour tegenover de
hartslochleljjke Orangisten nu op de
mogelijkheid van ecnen burgeroorlog
FEUILLETON.
Het laatste beeld vee den
knistenur.
hol niet zijn, want deze had den zieke zoo eren
ophalen verlaten. Opgeschrikt door het onver
wacht bazoek, verhief zich de zoster nit hare
tiddende houding en voerde een priester aan
het ziekbed van haren broeder.
,Acb, zjjl gjj het, mijnbeer kapelaan," zeide
zjj verheugd, maar tegelijkertijd liet zg er met
zekere angstvalligheid op volgen,mgn broeder
,En gjj arbeidt?" vroeg de priester, terwjjl
hjj met onderzoekenden blik het nitgeteerde en
geknakte lichaam beschouwdehjj ontstelde bjjna
voor den doodeljjken tint, de ingevallen wangen
an de bolle oogeu van den zieke.
,Hjj wil het beeld afwerk»," fluisterde Anna,
de oudste der beide meisjes.
De kunstenaar had hg het binnentreden van
den geestelijke terstond opgezien, on met een
onwillige beweging den beitel ter ijjde gelegd. In
een 1 alfrillende hooding bleef hg stilzwijgen en
wendde bet hoofd van den bezoeker af.
.Hoe bljjde en gelukkig moet ga n gevoelen,"
zeide de prieater, zich tot de beide zusters wen
dende, .uwen broeder no bjj o te bebhon. Ware
hjj nog in het verre Huncheu, dan zoudt gjj in
de onmogelijkheid zjjn, hem met trouws liefde
eu harleljjkheid le kunnen verplegen, wat u
zeker allerdiepst smarten zou."
.Ja, dat is ons eeo zoets troost, su nu voelen
wjj eerst recht, hoa dierbaar hjj ons is, nu wjj
hem weder in ons midden hebben."
.Maar ik sta verbaasd. Uw broeder ligt te
bed en hanteert nog den beitel I"
.Hjj gevoelt zich echter in de laatste dagen
erg afgemat, en daarom kan bjj slechts korten
tijd zjjn legerstede verlaten."
.Maar ia hem dan de arbeid niet al to inspan
nend en vermoeiend?"
Hier maakte de zieke een afwerende, mis
noegde beweging en mat den geestelijke, die
onderwjjl bet ziekbed genaderd was. met een
blik, die duidelijk genoeg zeide,Heb ik u laten
,Ik vergat," ging de geestelijke in denzelfden
rnstigen toon voort, .uw broeder is kunstenaar,
en het scheppen van beelden is voor don kun
stenaar geen arbeid, maar behoefte en ontspan
de, beboette en ontspanning I" sprak de zieke
in zicb zeiven op onderdrukten maar bittaren
loon, ,ja wel, lust in het echeppen I Honger on
de gerechtelijke aanmaning om de huishuur, dat
dri>n ook," atist hg hoorbaar door zjjn op elkan
der geslotene tanden. .Mjjne arme znstera tjjden
om mijnentwille bonger dat verdraag ik niet
dal doel me wee zjj zjjn mg alles op
dezo wereld, voor hen wil ik arbeiden tol deze
hand kond en stram wordt" Daarna ging hg,
en daarom wil ik ook het medelijden en de
troost der menschcn niel meer."
,Ora Godswille, hoe kunt gjj zoo spreken,
lieve broeder," zeido Anna, .staal niet jui«t
iemand bij ons, die innig daelt in ons leed 1
Uwe harde woorden moeten hem wel diep
„Het antwoord van uwen broeder is mjj niel
zoo bevreemdend en krenkend, als gjj wellicht
denkt Leed en kommer, lang neergedrukt en
geweldadig in zich zelve gekeerd, maken uiter
lijk iets hard en zuur. Ik wensch echter dat
myne deelneming in zjjn lijden, welke nit een
oprecht hart voortkomt, niet wordt afgewezen,
want dat lenigt de smarten kan het hart verlich
ting schenken.
De rustige, ernstige toon, waarop de geestelijks
sprak, bad bet opgewonden gelaat van den zieks
iels gekalmeerd hjj gevoeldedie klare, teedero
rusl van den priester, tegenover zjjn hartstoch
telijke opgewoodenbeid, was beschamend voor
hemmen kon dsn ook aan zgn veranderden
blik en houding opmarken, dat hjj zich inhield!
en niets beleedigeuds meer wou zeggen.
„Gij hebt het werk, dat ge onder handen
hebt, zeker lief gekregen," ging da priester voort
en hierbij ontmoette hjj den blik vatt den
kunstenaar het onderwerp moet minstens aan
den oogenblikkelgkon aandrang en behoefte uws
harten geheel beantwoorden."
„Ja, bad ik dat niet," verzuchtte do kunste
naar, „moest ik alles hier in het hart opsluiten,
kan
Kon ik echter het wee en de smart zoo afbeel
den, als ik zs in mjj zeil zie en gevoel."
„En toch zoudt ge daarmede uw doel niet
geheel kunnen bereiken, indien ge in nw werk
de hoogste smart wilt beliehamcnde mensch
l'gdt, wat do mensch verdragen kan, maar Godv
zoon leed, wat geen ander geleden heeft, mat
goddelijks gelatenheid. Hg leed uil liefde en
orbarmen, Zjjn lijden was oen vrijwilligo of
fergave voor de zonden der ganscho wereld.
Zoo moet gjj Hem vooratellen, wilt gjj den
Heiland wedergeven, zooals H(j ia de harten der
christenen leeft, als monscb, maar ook als Go-
Deze innige, godsdienstige laai van den pries
ter maakte op hei hart van den kunstenaar een
machtigen indruk. Immers, hjj trachtte in zjjn
werk voor zjjn innerlijk verdriet medelijden en
heeling te zoeken, maar de steen, wanneer
hjj deze ook nog zoo levendig zjjne smart liet
vertolken, bleef toch dood en koud en iu don
levenden Godmenach zal hjj niet slechts esn
menscbelijk medeljjdon vinden, maar ook oen
goddelijk smarten en zonden heelend orbar-
Het beeld van den stervenden Heiland rees
weder op voor de oogen zjjner ziel, zooals hel
hem als kind voor den geest had geslaan, toen
zjjne moeder hem dien liefhebbenden God leer-
Met het oog op zjjn werk gericht, was do kuns
tenaar in diep nadenken verzonken. Deprieelsr
bemerkte dal de zieke rusl behoefde eu nam
daarom afscheid met de belofte, spoedig zjja
bezoek la zullen herhalen; en Je kunstenaar
gaf dsor «eu hoofdknik le kennen, dat hem dit
niet onverschillig was.
Vermoeid van den arbeid, maar ook door hst
onderhoud met den bezoeker, had de zieks zleh
zuchtend neergelegd. Hjj scheen uiterst zwak sn
afgemat, maar «en scherpen blik zou het niet
ontgaan zjjn, hos zjju binnenste beweeglijk «n
workzaam wns, zooals hot in langen tjjd niet
was geweest.
De zuster vaa don zieke volgde den priester:
,Acb, mijnbeer kapelaan," zeide z|j. handen
wringend en terneergedrukt, .mjjn arme, arms
broedarHy sterft, en hoe zal hy sterven I
nodt hem toclif"
.Ik zal alles aanwenden, wat ik kan, juffrouw
Anna, bidt gg inlosechen maarwellicht ijjn.le
goado kiemen, welka in zyne jeugd In ayu hart
gvlegd werden, nog niet geheel verstikt."
„O, neen, Robert heeft een goed hart, maar
lichtzinnigheid en zucht naar woraldsch vermaak
hebben hem ongelukkig gemaakt; hij zal, hy
moot weder in zich zelvon kearen."
„Ho-I heelt het zich toegedragen, dat hy dia
ongelukkige levensbaan heeft algolegd
„Dezo geschiedenis is kort en treurig. Wy zgn
kinderen van behoeftige, maar viytige en dong-
zame ouders. Myne beide broeders loerden hst
handwerk mijns vaders, en werdsn steenhouwer.
Reede vioeg verried de oudste, Robert, een bui-
tengowonen aanleg in het teekenen en enydtu,
waardoor van vorschillends ijjilen by mijne