Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 3.
Zaterdag 15 April 1893.
Zevende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATEBDAO.
Abonnementaprij» par dri* maanden:
France per post
Afzonderlijke nummers
f 0,40.
f 0,05.
BureauKrommestraat, F 227. Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
F rij» dar Advertentitai
Van 1 tot 6 regelsf f.30
Voor iederen regel meer- 0.05
Correspondsnliên e
Bij dit nummer behoort
een bijvoegsel.
WERK.
III. Slot.
Thans zijn we gekomen tol de bespre
king van den werkgever. Wij wenschen
echter meer in het bijzonder de aan
dacht te vestigen op dien werkgever,
wiens zaken van kleinen omvang zijn,
en die juist daardoor zijn belangen te
veel ziet verwaarloozen. En toch ver
dient deze nijvere burger in onze critieke
tijden wel op de allereerste plaats in
aanmerking te komen en te worden be
schouwd als dengene, die bij de oplos
sing der sociale quaestie het recht heeft
niet enkel te worden gehoord, maar ook
een voorwerp te zijn van bijzondere be
langstelling.
In eene polemiek tusschen rar. W. F.
Rochussen en dr. A. Kuyper, in zake de
aanhangige kieswet, verklaart dr. Kuyper
het standpunt door hem ingenomen en
zegt,lk sta in het midden. Ik heb
mijne beide handen uitgestrekt, de eene
naar omhoog naar de mannen van adel
en positie, de andere naar omlaag naar
de kleine iuyden van Prins Willem." In
deze voorstelling zien we dus denman,
die een liefderijke, minzame houding
aanneemt tegenover de hoogste en de
laagste standen, doch daarbij den mid
denstand geheel schijnt te vergeten. En
juist de houding van dezen volksman
schijnt, helaas, maar al te zeer door de
meeste invloedrijke mannen in de poli
tieke wereld, en eveneens door de wet
gevende macht, te worden aangenomen.
Zij zoeken met belangstelling het lot van
den arbeider te verbeteren, maar op den
nijveren burger, die als werkgever onder
de gehaatste concurrentie en de ondra
gelijkste lasten, hem opgelegd, bijna be
zwijkt, wordt al bitter weinig gelet.
Alleen als de brug, waaro. toenadering
tusschen de verschillende partijen wordt
mogelijk geacht, komt hij nog in aan
merking.
Het wordt waarlijk tijd dat ook aan
hem, in zijn steeds moeilijker wordende
positie, eens ernstig worde gedacht.
In het betalen van belastingen wordt van
hem reeds meer gevorderd dan hij
dragen kan, en bij de oplossing der sociale
quaestie schijnt men zijn lasten nog te
willen verzwaren. De positie van den weik-
gever, die zelf zich moet aftobben om zijn
eer en goeden naam op te houden, wordt,
bij het bi-schermen van den werk
man, nog steeds hachelijker gemaakt. De
toestand van den werkman, in ons vorig
artikel behandeld, is in niet geringe
inate ook op hem van toepassing. Bijna
geen enkel vak of bedrijf, dat niet
door het zoo onoordeelkundig toe
gepast vrijhandelstelsel of door de
concurrentie der machines in het hart is
getroffen. Enkele vakken zelfs hebben in
den kamp tegen de concurrentie der ma
chines reeds het leven er bij ingeschoten.
Werkgevers op kleinere schaal, wat be
treft weverij, spinnerij, spijkermakcrij enz.,
zijn geheel of bijna geheel verdrongen,
terwijl vele werkgevers in nog bestaande
vakken zich geplaatst vinden voor eene
wanhopige concurrentie. Hef smeden,
schoenmaken, timmeren, enz. zijn vak
ken, die voorheen ook voor den patroon
een rustig middel van beslaan oplever
den. Wal zijn ze thans Bedrijven, die
billijke redenen geven tot klagen, zonder
vooruitzicht op verbetering. Hel lol van
den werklooze houdt in alle kringen de
geesten bezig en brengt ook den wet- j
gever in spanning omtrent de toekomst, i
doch op den werknood en den diepen j
kommer van dien 'werkgever wordt bijna
geen acht geslagen. Zelfs in den hangen
strijd om zijn bestaan komt de wetgever
hem nog noodeloos kwellen. De leerling, j
diebij goede trouwhem nogeenig voordeel I
kan aanbrengen, en die zijn taak nog
eenigszins verlichtenkan, isin vele gevallen j
reeds lot een lastpost voor h^m gemaakt.
In de uren dal een patroon zijn leerling
soms het meest noodig heeft, wordt hem
dezen door den wetgever ontrukt. Of
zulk een patroon, die gewoonlijk over
geen talrijk personeel beschikt, terwilie
van een gril van den weigever zich daar
door tot laat in den avond of zelfs tot
in den nacht moet aftobben aan werk,
dat de leerling behoorde te doen, daarom
schijnt men zich in het geheel niet te
bekreunen. Een dwaze bescherming van
den eene wordt alzoo tot een noode-
looze kwelling voor den ander gemaakt.
Nog op een andere wijze schijnt men het
er op toegelegd te hebben om den werkge
ver hel leven zuur te maken. Men heeft,
zonder dat men zich rekenschap gaf van
de gevolgen, den ambachtsman te veel
het vertrouwen opgezegd. Treurig genoeg
hebben vele patroons zeiven daartoe aan
leiding gegeven wegens handelingen, die
niet te krachtig kunnen worden gelaakt.
Zij o.a., die door hunne ondergeschikten
niet genoeg te controleeren, dagdieven en
luiaards kweekten, waardoor hunne be
gunstigers als ware het werden genoopt
zich tegen dergelijke praktijken eenigszins
te waarborgen. Maar ongelukkigerwijze
is hierdoor een toestand in het leven ge
roepen, die voor den eerlijken ambachts
man onhoudbaar wordt. Voorheen toch
werden hem werken opgedragen, zonder
dat zich een zweem van wantrouwen ten
opzichte zijner eerlijkheid of soliditeit
voordeed. Thans echter wordt zelfs de
eerlijkste werkman niet meer gespaard,
innar moet hij soms gevoelen, dat hij met
den karakterloosten concurrent op één
lijn wordt geplaatst. Bijna geen enkel
werk, ook van nog zoo geringe bcloe-
kenis, wordt den ambachtsman meer op
gedragen, zonder dat een wedstrijd tus
schen mededingers heelt plaats gevonden.
Zoodoende wordt de patroon van eene
kleine affaire als ware het gedwongen
daaraan mede te doen, al moet daarbij
zijn soms zeer gering vermogen op het
spel worden gezet.
Zeer bedenkelijk zijn alzoo de gevol
gen van de leer, dat men door aanbe
steding van werkzaamheden een waar
borg verkrijgt tegen bedrog en mislei
ding, omdat men daarbij schijnt te
vergeten, dat dit menigmaal geschiedt
ten koste van eer en geweten van den
werkgever. Met aanbesteding immers
beoogt men natuurlijk behoudens zeer
loffelijke uitzonderingen op de aller-
eerste plaats om liefst onder de waarde I
het verlangde werk voltooid te
Men waarborgt zich daarbij door
uitvoerig bestek van een deskundige,
met de noodige begrooting, waarvoor
het werk kan verricht wordenen
wanneer nu een inschrijver zich vergist,
óf om zich kunstmatig nog eenigen tijd
slaande te houden, óf door het niet zoo
nauw met zijn leveranciers te nemen,
een veel te laag cijfer neemt bij de
inschrijving, dan is hij de man aan
wien het werk gegund wordt. Dit nu
moest nooit geschieden, want waar blijft
plaats voor een eerlijke concurrentie
wanneer i» elk geval het werk den min
sten inschrijver gegund wordt De eer
lijke aannemer wordt daardoor gedreven
lot inschrijving tegen eene onedeleconcur-
rentie, die hem verder voortdrijft op we
gen, waarop hij andeis wellicht nimmer
den voetzeiten zou. En menig gebouw,
op die wijze verrezen, is een monument
op het graf der welvaart van den aan
nemer.
Dit nu zijn de resultaten, door de hoog
geprezen vinding van onzen tijd verkre
gen. Men heeft op die liefdelooze manier
stelselmatig den ambachtsman uitgemer
geld, en nu men voor oogen zien kon,
hoe verderfelijk men in het leven en
bestaan van den nijveren burger heeft
ingegrepen, en hoe men heeft mede-
geijverd tol het verkrijgen van den treu-
rigen toestand van patroon en werkman,
gaat men nog steeds voort in een rich
ting, waarbij èn patroon, èn werkman
pijnlijk worden getroffen. De patroon
wordt gedreven in een positie, waarin
hij zijn verplichtingen bijna niet meer
kan nakomen, en de ondergeschikte is,
ais logisch gevolg, daar mede de dupe
van. In dit opzicht moet men dus tot
een tegenovergestelde zienswijze geraken,
wil men met eenig succes het lot van
den arbeider regelen. Men moet weder
aanvangen met vertrouwen te stellen
in dengene, die dit door bekwaam
heid en gedrag verdient, dan wordt
vanzelf een onedele concurrentie voor
hem vernietigd. Van de dwaze meening
me., men terug komen, dat men de las
ten van den door ons bedoelden patroon
nog kan verzwaren, om daardoor het
lot van zijn loontrekkenden onderge
schikte te verbeteren. Men moet, wil
men eenigszins tot eene gezonde oplossing
van hel sociale vraagstuk komen, ook
dien werkgever grondig bestudeeren, en
hem weder tot zijn juiste waarde terug
brengen. Men moet hem weder in staat
trachten te stellen om de verplichtingen,
aan zijn slaat verbonden, met eere te
kunnen nakomen, dan eerst zal een
gewenschle verhouding voor hem weder-
keeren, en een zuiverder, duurzamer
toestand voor hem en voor de geheele
maatschappij worden gevestigd.
Het sociale vraagstuk eischt alzoo
zeer dringend eene gewenschte oplos
sing, maar, zal een heilzame en afdoen
de worden verkregen, dan moet ze ook
op de allereerste plaats gezocht worden
in de leer onzer Moeder de H. Kerk.
In zijn heerlijke Encycliek over het
.Arbeiders-vraagstuk" geeft Z. H. Pan»
Leo XIII deze treffende vermaning, waar
mede wij onze beschouwing wenschen
te besluiten
.Maar toch, Wij zeggen het met allen
nadruk laat men de Kerk niet tot haar
recht komen, dan zullen alle bemoeiin
gen der menschen vruchteloos zjjn, want
de Kerk is het, die uit het Evangelie
een schat van leering te voorschijn
brengt, onder welker krachtigen invloed
de strijdende partijen verzoend zullen
worden, of ten minste de strijd zal
verminderen; zjj is het, die niet enkel
aan de geesten haar voorlichting brengt,
maar ook door haar heilzame voor
schriften inwerkt, om het zedelijk leven
van iederen mensch te verhoogen; zij
is het, die aanhoudend haar krachten
inspant om den maatschappelijken toe
stand van de onderste lagen der samen
leving door heilzame slichtingen te ver
beteren zij eindelijk is het, die daad
werkelijk een streven toont, dat alle
krachten en de pogingen van alle slan-
den richt op de verheffing en zoo
mogelijk volkomener bevrediging van den
werkman de Kerk is het, die een ingrij
pen der burgerlijke autoriteit langs den
weg der wetgeving, binnen de noodige
perken, onontbeerlijk acht, om het doel,
dat zij voor oogen heeft, bereikt te zien."
FEUILLETON.
Eet laatste beeld vei den
kunstenaar.
.De stoutst» verwachtingen waren in vervulling
gegaan, en de gedroomde roman was in het
leien getreden. Vrijwillig was hoberl loortaan
ook den kring ontrukt, in welken bjj zich tot
hiertoe tehuis gevoeldede trot«che vlucht zjjns
geestes ging immer hooger, en de kunstenaar
was een ander mensch geworden, dan de een
voudige steenhouwer. Het werk, dat htj schiep,
werd algemeen geprezen, looral de marmer
beelden, die hjj beiteldeik versta wel is waar
niats van die zaken, maar met Bewondering
■prak men over bem. Edoch deze tijd van glorie
en roem was niet van langen duur. De verlichte
kunstenaar, die met den tijdstroom wilde afdrijven,
had ook met de wetenschap den geest des tjjds
ingezogen en zich dedwaasta ideeën gevotmd;
slechte gezelschappen en eigendunk zullen ook
het bunne daartoe hebben bijgedragen, kort
om, na twee jaren keerde mjjn broeder zonder
gelooi en ook zonder zeden naar bier terug.
Hjj spotte met den godsdienst, n de geloofs
waarheden, die hjj vroeger met een godvruchtig
geloovig hart, in nederi'.e onderwerping des
verstands aan het gezag der Kerk, voor waar
had gebonden, noemde hjj sprookjes uit de
.En ach, met zjjn geloof ging ook zjjn zede
lijkheid ten gron Ie. Zijn werklust verlamde, en
eindelijk arbeidde hjj slechts met het doel, de
middelen te bekomen om zgn hartstochten en
losten voldoening te schenkenwant het ontbrak
hem aan zcdoljjken steun om in den arbeid, of
zelfs in eene geregelde werkzaamheid, een hoo-
gere roeping van den mensch te erkennen. Hoe
gemakkelijker hel hem ging geld te verdienen,
want zjjn werk werd goed betaald des
te lichtzinniger verteerde hjj het verworvene, en
zoo zonk hjj meer en meer, tot hjj zich ten laat
ste geheel en al aan den drankduivel overgaf.
Twee laaghartige personen waren zijn makkers,
havelooze menschen uit de geringste volksklasse
zjjn gezelschap, ellendige kroegen zjjn toevluchts
oorden en de slraatsleenen of de wandelplaatsen
der slad zjjn nachtverblijf. Wel kwamen er
oogenblikken van nadenkendan kreeg hjj
walging en afkeer van zijn diepgezonken,
geestelijk en lichamelijk verstompte vrienden
zulke
n zjjn t
traden in den regel dan in, als zijn beurs
ledig wasdan kalmeerde hjj, arbeidde, werd
weder mensch cn vermeed zijne gezellen,
beginnen. Zulke tegenstellingen herbaalden zich
in den loop der laatsle jaren dikwijls, maar zijn
lichaam was legen dit ongeregelde leven niet
bestandde krachten moesten bezwijken, en
zoo verviel mjjn broeder in die langzaam ten
grave slcepende ziekte. Gjj hebt hen. gezien,
mijnbeer kapclaao, en u zuil zeker cok wel
bevonden hebben, dat bjj het ziekbed niet
-laten zal. Het Christusbeeld, waaraan hjj
beitelt, is zjjn laatste arbeid. Maar in dezen
loestand kan en mag mijn bloeder niet sterven!"
Hel meisje brak in hevig snikken nil, en
bedekte met beide handen haar aangezicht.
broeder heelt het geloe nog niet geheel verlo
ren, er flikkeren nog herinneringen uil zijne
jeugd in het diepst zijns harten, en deze behoe
ven slechts te worden aangewakkerd. Hjj is
wellicht beter, dan hjj zelf geloolt. Dat hij in
zjjn arbeid, het beeld des Gekruisten, zich
verdiept, zeker, hjj doet het grootendeels om
zijn zusters te helpende kunstenaar in hem
dringt hem ook tot scheppen. maar ik zie
daarin tevens een vurig verlangen zijner hulp
behoevende ziel. Vertrouwen wjj op God en
bidden wij!"
Vermoeid en afgemat van den arbeid, maar
ook van bet gesprek, dat hij met den priester
gezonken. De zwakte zjjns lichaams was door de
opgewektheid van bet gesprek zeer toegenomen,
alleen de geest was levendig en arbeidde, zaoals
die het sins langen tfld niet had gedaan. Niet
enkel de geest van den genius der kunst mjjmerde
over de vormen, die het aangezicht van Christus
moesten worden gegeven, maar de geest was
hield. De zieke lag schijnbaar zoo rustig, zoo
volkomen ontspannen op ijjn zachte leger, maar
in de borst daar klopte en hamerde bet, want
er was een gloeiende vonk in het tot dusverro
door stoffelijke
n genoegens ingeslui-
hierloe het bestaan en het vanwaar en waarheen
als materialist beschouwde, was door de
rustigen, overtuigenden toon, waarop deze ge
sproken had. in den geest tot hel hoogere, godde
lijke vermaand geworden, zoodat bjj stoutweg
niel meer durfde loochenen.
Zoo verliep eenigen Ijjd in ernstig, somber
overdenkenzjjn geheele leven toog het oog
zjjns geestes voorbij, niet in heldere maar in
de zwartste en droevigste vormen. Hjj zag zich
weder als knaap aan de hand zijner vrome
moeder, die reeds lang in het graf sluimerde,
als onschuldig, vrooljjk kindbij zag zich als
jongeling mei de dwaaste boop en de slontate
voornemens hoe een goedig noodlot hem de
hand bood om op den ladder der kennis, der
eer en van den roem al hooger en hooger Ie
stijgen, hoog over duizenden, die vroeger zjjn
mededingers waren, en hoe gelukkig hjj was,
tjja genius in de werken der knnst, in zjjn eigen
scheppingen, te zien triomfeerenhjj vond
zich weder aan de zijde van ellendelingen, in
dompige kroegen, als vsgebond, veracht en
vermeden van alle rechtschapene en deugdzame
menschen. Stond niet de eenvoudige, met min
der geest bedeelde, maar vljjtige handwerksman,
die van vroeg tol laat met zorg In moeite voor
zijn levensonderhoud tobt en wroet, oneindig
hooger daar, dan hi), de begaafde kunstenaar?
En nn voud hg zich weder op zjjn stervens
sponde, liefderijk door zjjn goede zoeters
verpleegd, in zjjn borat de kiem dee doode dra-
geDd en ook dit wae zjjn werk! Als nil een
langen, onrnstigen droom ontwakend, kwam bjj
door dezen levensspiegel tot zellbewnatzijn, en
met de erkentenis zijner gebreken keerde ook
de schaamte en het berouw diep in zjjn hart
.Zoo ver moest het met mg komen," murmel
de hg tnsschen da bleeke lippen, de vingers
drukkend in de beddesprei. Maar dan richtte hjj
zich met inspanning aller krachten weder op,
nam den beitel ter hand en arbeidde, als om
zich le bedwelmen, weder ijverig aen het aan
gezicht des goddeljjken Verlossers voort. Doordat
hS de geheele werkzaamheid zjjns geestes op
dit eene punt concentreerde, gelukte het hem
zich aan de droeve beelden van weleer eenigt-
zios te ontwringen. En de eischende knnsle-
naarsgeest, de vaste wilskracht scheen over bet
zwakke lichaam te triomfeerende zieke
scheen weder matheid noch vermoeidheid le
gevoelen, en 'gewillig gehoorzaamde de hand
aan den beeldenden geest. Immer duidelgker en
schooner traden de edele vormen des aangezichti
nit den harden steen te voorachgn met scherpe
stift schiep de kunstenaar de oogea des ster
venden Verlossers, waarin zich de diepste smart
aan de hoogste goddelgke verheerlijking paarde.
Een dergeljjke zielesmart kon slechts worden
weergegeven door hem, die zelf had geleden,
en dit beeld vormde zich immer meer tot een
getrouwe afspiegeling ven den kunateetar. Da