DG EEMBODE.
eblad
No. 52.
Zaterdag 28 Maart 1896.
Negende Jaargang.
Bijvoegsel.
Zaterdag 21 Maart 1896.
Op het politiebureau.
Het was een stuitend schouwspel, dat
door de mannen der wet werd aangeboden
met moeite sleurden zjj een beschonken man
met verwilderd baar en opgewonden aange
licht voort, wiens hand door eon vijfjarigen
knaap met kracht werd omklemd. Do kleine
scheen hel loontje van den dronkaard te zijn.
„Waarom woidt deze mun opgebracht
vroeg de sergeant van politie.
.Hg heeft op de openbare straat schandaal
verwekt door te raien, te vloeken, met steenen
te werpen en zoo meer," luidde hel antwoord.
„Een nacht in de cel zal hem niet schaden.
Sluit hem maar op. Maar hall! Wal wil die
kleine knaap daar?"
De kleine knaap, zooals de sergeant hem
noemde, was een opvallend schoon, lieftallig
kind. Met ign blauwe oogen keek hjj zoo treurig
en bekommerd om zich been, dat do sergeant,
die doorgaans niet week van harte was, ge
roerd werd. De kleur op zgu aangezicht, ut-
schoon door tranen on smart ontsteld, was ge
zond en fleurig. Zgn welgevormd voorhoofd
was door een menigte bruine lokken omkransd.
„Vader en kind hebben vroeger beter dagen
gekend," sprak de sergeant tol zich zei ven.
„Kom mjjn jongen." hiermede wendde hjj zich
tot den knaap, ,o vader moet in de cel."
„Neen, neen!" riep de knaap met bevende
stem. „Ik ga met vader. O, ik bid u, laat mjj
bjj h
t bljjvei
„Neen, d.t gaa niet. Dat strjjdl met
verordening. Polilieageot Kolbert, neem den
jongen weg."
Dat was echter gemakkelijker gezegd, dan
gedaan. De knaap stiet hartverscheurende jam
merkreten uit, krampachtig omvatte hjj zjjn
Kolbert, een stevige man met krachtige vuisten,
hem niet vermocht weg te rukken.
De dronkaard had tot nu toe onbewegelijk
gestaan. Eindelijk ontwaakte hjj uit zjjn doffe
gedachteloosheid. Met slepende tong zeide hjj
„Laat toch mijn jongen met rust Gjj ziet toch
wel dat hjj bjj mjj blijven wil. Laat hem met
De sergeant wist ni
Waai
a zjjn pet ontnomon?
it hjj niet.
Dal v
Nu viel zjjn blik op den sluimerend»
„Ach God, dat is mijn kleine Willy 1"
Je, het was zjjn kleine Willy, het schoone,
lieve, onschuldige kind, de Iroost van een ge
broken moederhart En waar was do liovo knaap
goweest? Ach, do vijfjarige zoon van een dronk
aard had met zjjn vader dan afgeloopen nacht
M)[gebracht
I politie
e gedachte heftig op
dat te hooren komt? Man en zoon in de ge
vangenis. O. hel is verschrikkelijk I Goede, barm
hartige God in den hemel, help mjj, drijf den
aap de
g hjj om zleli hoen.
In hetze
oogen op.
„Waar bon ik?" vraagde lijj.
Maar nauwelijks had hjj z(jn vader gezion, of
een liet innemend lachje spcelilo op zijne lip
pen, terwjjl hjj zeido
„De groole man daar hullen heeft ons hierin
gebracht, vader. Hjj wilde mjj von u scheiden,
maar het gelukte hem niet. Gjj weel zeker niet
meer. vader, dat ik gisteren op de straat u
ontmoette. Gjj had uw pet vorloroD, ca ik
dacht, dat de wind die had afgewaaid en
de straatjoogens lachien. Gjj waart ziek vader,
niet waar En toen kwam de politic en bracht
Zoo babbelde liet kind. En de vader? Zjjn
hart was geroerd, als nooit te voren. Hjj or-
kende zjjn schuld on voeldo den last ervan
geweldig drukken. Op eens sprak hjj plechtig,
rwjjl hjj zjjn hand op
l hoold v
kind legde
Willy, gij zi
i raad, Kolborl,
dragen. Ik weet dos geen ar
dan hen beiden maar in te rekenen.
Kolbert deed wal hem gezegd werd. Hjj
voerde vader en zoon in een donkore kleine
ruimte. Zoodra hjj zich verwjjderd had, vlflde
zich het kinu dicht tegen zjjn vader aan en
legde zjjn hoofdje op diens'borsl. Spoedig waren
de dronkaard en zjjn zoon in een diepen slaap
verzonken.
Toen het schemerlicht den volgenden mor
gen door de kleine verweerde ruiten viel, ont
waakte de vader. Hjj staarde om zich heen en
begon zjjn gedachten te verzamelen. Nu bemerkte
at hjj va
er in de cel wi
Holen, di
o dikwijls had geherbergd,
was hg daar nu weder ingebracht? Ook dit
begon hjj zich te
herberg geweest en had daar zooveel gedron-
Toen daarna de wachter de cel opende, o
reeds zjjn vrouw op hem, i
den ganschen nacht naar hi
loon gezocht. Nauwcljjks hm
let oog of zjj wierp zich 0|
haar I
Daari
lend op don grond.
De man zeide geen woord. Geduldig liet hjj
zich voor den polilie-rcchter leiden, om zich
wegens dronkenschap on slraatschandaal te
verantwoorden. Echtgenoot en zoon volgden.
Als zjjn zaak opgeroepen werd, sprak de man 1
„Mjjnheer de rechter, ik heken schuldig te zjjn
Maar ziet ge deze weenende vrouw Ziel ge
dezen lieven knaap Zoo waar uwe oogen dozo
beiden ontwaren, zoo waar ben ik heden voor
de laatste maal wegens dronkenschap voor uw
rechterstoel geleid 1 Ik za
geheel vso drank onthouden. Ik beloof dit
het ai
God, bjj
onmogelijk is."
De rechter werd innig bowogon. Hjj onlsloog
den man van stral. En Willy's vadar heeft
belofte gehouden.
n beide zjjdon door de vijandelijke in
rd bestookt dat Is te zeggua op do
- en op don linkervleugel - mot oi
ballcrg artillerie
Luitenant: Dl
taillon halt zo
af -
i uw rug was goposi
ik kommandeoren
de plaats rust
knikte toestemmend en reed na-
denkond verder.
Een Russisch hooggeplistsl ambtenaar kwam
Warschau en had zich vast voorgenomen
wn fooien aan te nemen. Hjj liet den chef
an T persoooel bij zich koinen en verklaarde
dal hjj ten stelligste verbood hol aannemen van
giften onder welken vorm ook.
„Uw Exellentie," luidde het antwoord, ,ln
'urschau zjjn nmar drie personen zóó hoog
-plaatst dal zjj gosn gillen itannemon."
N.iem ze mij," riep zjjn Exellentie, overtuigd
io nederig compliment zou te hooren
3 personen zijnKoning Sigismund,
is en Paekivilsch de 3 standbeelden
"ÏC.
Copernicus en Paekivilsch -
iemand ondor oouvert
twee kaartjes voor do
ander met zgn vrouw
OnderwijzerIk zal ja leoren je boter te go-
ragen, Willem Je schrijft nu eens honderd
taal netjes: „Mijn gedrag is slecht an ik deug
ergens voor". En je laat Je vader het teekenen.
Getroefd. Loopjoogeo (tot zjjn btas)Mijnheer
mil vroeg ol ik een zoon van u was.
BaasGelukkig niet.
Loopjongen Dat zei ik ook, baas.
Studant: Ik wil u eorljjk bekennen, dat Ik
eret hot volgende jnnr zal kunnen betalen.
Wanneer kan ik hol pak krilgon?
ermaker't Volgende jaar, mijnheer.
BURGERLIJKE STANDEN.
Gemeente Amersfoort
GcBoats: ft Maart. Hermina, d. van Abra
ham Johaanes Wilhelmus Wiggen en Hermina
de Graal. 11 Maart. Tcunisjc Wilhetmina,
d. van Jan van den Drink on Wjjntjo van de
Ifee. 13 Maart. Johannes Antonlns, z. van
Marinus van Groenesljju en Johanna Bekker.
14 Maart. Anlje, d. vtn Johannes Bastianos
Coroelisse en Hendriks vun Someren. Wil-
lomiua, d. van Barend üerrit Bouhujje en Jo
hanna van Diermen. - 17 Maart. Margarelha,
d. van Arie Vennia en Margarelha Rouwcndal.
- Wilhelmus, z. tan Anlhonins Lambertos
Mol en Cornelia Mejjor.
Ohdziitiioowd tl Maart. Tounia van Voen-
scho'.en en Geertje van den Borg. Petrus
Hcrtuanus van Haaolen en Johanna Frederika
Falter.
OvznumiN11 Haart. Een lovenl. aang. kd.
m. g. van Alberlus Kortos en Aaltje Osna-
brugge. IS Maart. Marinus Eduard Cetoise,
11 j., ongeh. Vincent Bos, 67 j., echtg. van
Grietje Zalm. 13 MaarL Wouter Smit, 34 j„
echtg. van Hendrila van der Heiden. Hen-
Ham, 67 j., echtg. van Hendje
- 16 Maart. Gerritje van de Steeg,
echtg. van Willem Angenitus Polleman.
Maart. Wouterus de Graaf, 6 tn.
Gemeente Hoogland,
ons*Gerarda, d. van Wilhclmna Hort
in Geertruida Emerentiana de Rolh.
Gemeente Eeranes.
n Jakob Stalen-
E
k, Hilversum, Hoogland,
Prijs der Advortentifin:
rogcis
regel meer
tien uiterlijk Vrjjdagivond
stand gij wilt bescherming, protectie I
Dit alles is slechts te verkrijgen, wanncor
vercenigt en als vcreeniging toe
treedt tot den Algemeencn Bond. Wij
sluiten ter aanmoediging met do ver
klaring van Jhr. ridder de van der
Schuercn dat de Bond u bescherming
en protectie verzekerd„De Bond moet
protectionistisch op dezo voorwaar
de alleen heeft hy recht van bestaan
De Boerenbond kan niet anders zjjn
dan tot onderlinge bescherming- Deze
mmor één en de protectie, waarom
het te doen is, komt dan later van zelf,
namelijk wanneer de Bond zal zjjn de
slem van alle hoeren in Nederland.
Daarom, landbouwers, sluit u allen
bij ons aan.
dan dat er een levendig gesprek badde kunnen
gevoerd wordenbet bestond nil een officier
der artillerie, die zich herhaaldelijk moeite gaf
om zjja gemslederen handschoenen toch' vooral
goed om de vingers te doen sluiten. De tweede
persoon was blijkbaar een geroutineerd han
delsreiziger, zooals ik besluiten kon uit de
grooto vaardigheid, waarmede hjj zoowel voor
zjjn korpnlent persoon als voor zjjoe valiezen
de beste plaatqes wist uit te kiezen. De der
de, die veel op bad met zjja hagelwitte
manchetten, scheen een student der universi
teit te zija, al was hg van een dorp afkom
stig. Hy had in de slad zooveel „vet lichting"
opgedaan, dat ze hem op het aanschgn stond
te lezen. Daarna kwam nog eene dame, die
de vjjltig kon bereikt hebben, met hare kame-
natnnr hare rijkste behoorlijkheden aanbood.
Ter rechterzgde stroomde de breede Rjjn
stuwde syue golven in rustige vaart voortIer
linkerzyde vertoonden zich bewoonde vlaklen,
die hier en daar door stelle rotswanden
■r, zeker uil medelijden met
geslacht, keek hel venster uit, a
el zwakke
badde hg
manchetten
ven, en draaide
zgn spaarzamen knevel om de spottende lippen.
Ik zag met hoogachting tot de moedige vrouw
zoo vrgolgk het menscheiyk opzicht
durfde trotaceren, en waagde het haar aan te
sprekon. „Movrouw," zoo begon ik, „men kon
zien dat u nog vast geloolt aan God en aan
onzen lleor Jesus Christus, die voor ons aan
hel kruis gestorven is."
„O ja, mijnheer,antwoordde zg met alle
vrginoediglieid„mgn geloof i3 heden ten dage
mgn eenige iroost en ik kan u verzekeren, dal
ik ait den grond mgoa harten allen betreur,
die zoo gelnkkig niet zjjn hel katholiek geloof
te bczilteo."
„Welnu, mevrouw 1" bemerkte ietwat scliuios
de officier, en hg sloeg in militairen groei .Ie
hand aau zün pel, „dan moet ik ronduit be
kennen, dat ik tot hel getal dergoncn behoor,
dia door u botrou- vorden." De reiziger zoo
wel als do student 'oonden door hun luid ge
lach, dat zö dia wojrdon geestig vonden.
Do damo echter liei zich niet uil liet veld
ig het zy tot zgu lot gezegd een
plants deel verwerven op de polylech-
oiache school. Daar ben ik spoedig officier
geworden, en ik kan n bekennen, mevrouw,
dat ik volstrekt geeo behoclte heb gevoeld om
aau oen God Ie geloo ven."
„Eu u heeft volkomen geljjk, luitenant, aan
al die dwaasheden geen geloof Ie hechten,"
morkto do roiziger op. „Wij hebben wol wal
anders to doen in do wereld, ik meen, dut
do Rcgoering de kruisbeelden, ol wat er
moor moge staan, moet doen verdwijnen van
de oponbaro wegen. Waartoe dienen die din-
„Dal mocht ik ook wel eens vragen," voegde
do student er by. „Sedert de groote Voltaire
ons zulk een ruimen blik in bet menschelgk
bestaan heen doen werpen, kunnen wy het
geloot, zooals de katholieken het beoefenen,
r zulk e
)o dame luisterde niet
zonder den reiziger of don student ook i
i blik Ie guonen, liet zy hare oogen
icderliofde op den krijgsman rusten. Op-
uw nam zg bet gesprek
Mijnheer, u gelooft toch
liet plan
verdo, e
haar bewerker, -
„Natuurlijk, mevrouwwie daaraan
twijfelen, ware rgp voor het gekkenhuis I"
„Wellioe, luitenant," zoo ging de dune lachend
verder, „aan dat alles slaat g'y geloof,
gij u dan nooit afgevraagd, 'an waar do aarde,
waarop wg wonen, haar oorsprong ontleende?
Wio de zou on do ontelbare sterren gescliupon
hoeft, die uun hel Armament schitteren?"
„Neen, die vraag heb ik mfl zeiven noo
sleld, inaar.
„Maar, tngnheer," onderbrak hem do dame,
un haar vurig golool taekende
gelaat„als er dan ri
BUITENLAND.
Do reeks van herinneringsdagen uit
den Fransch-Duitsehen oorlog, die alle
met min of ntecr vreugdebetoon in
Duilschland gevierd zijn, isj. I. Zaterdag
gesloten met de vijfentwintigjarige
herdenking van den dag, waarop do
Ryksdag voor hot eerst vergaderde. In
het nieuwe Rijksdagsgebouw werd een
feestmaal gehouden door de tegenwoor
dige en de oud-leden van den Rijksdag.
Bij die gelegenheid werd door den voor
zitter Von Buol ee.i toost uitgebracht
op den Keizer, waarna de Rijkskanselier
Von Hohenlohc de groote mannen her
dacht, die aan de slichting van het
Duitsche Rijk hebben gparboid. „Bijna
allen zijn heengegaan" zoo sprak hij
ongeveer „maar een van de grootste
mannen uit dien tjjd, de grootste, staat
nog rechtop als een dor eiken uit zijn
Sachsenwald, Von Bismarck, die met
bclungslellemlen blik de lotgevallen van
hel Rjjk volgt en tol de epigonen van
den grootcn tyil menig wjarschuwond
woord pleegt te richten. Nocli de hoop,
noch den moed heeft hij ooit laten zin
ken, toen hij door eenen langdurigen en
inocitevollen diplomalieken arbeid den
weg effende voor de vestiging van do
eenheid des Rylcs. Trouw dienaar van
z(jn keizerlijken Meester, is hy alzoo
de eigenlijke schepper geworden van het
Rjjk. Het is een schoone trek in het
karakter van het Duitsche volk, dat het
onvoorwaardelijk trouw den man blijft
verccren, die zjjn leven besteed heeft
om huizen, schepen en werktuigen te vervaar
digen, welk een maker is er dan niet nuodig
om bel heelal te voorschyu te brengen, met
zyae planten en rotsen en slroomen; welk een
Scliopper wordt er niet gevorderd om hel Ar
mament te spannen, en de beweging der milli-
aanen sterren te regelen, opdat zy in volmaakte
ordo haar loop kunnen volbrengen?"
De officier bleef gerulmon lijd in gedachten
„Om u do waarheid te zeggen, movrouw,"
hernam hy oindeiyk mot schljnbaro kalmte,
doch zyno slem verried de aandoening zyns
barton, „eens in mijn leven heb ik waariyk
twyicl on onrast gevoeld, toen ik nameiyk den
laabtlen snik opving van den jeugdigen kapi
tein von Bilsen, ('j mgn krggsmakker en boe
zemvriend, die in mgne annen den geest ga
ondor het aanroepen der namen van Jesus en
Maria. Niettegenstaande zgne vrome praktyken,
was hy een held in den vollen zin des woord»."
De dame had mot steeds klimmende belang
•telling het antwoord gehoord, en by het einde
rolden haar twee groote tranen langs da wangen.
„Vergeef mU müoe ontroering," zoo sprak
zy, „kapitein von Bilsen was mgn osnige zoon
u Is du» mijnheer von Taaslon, de oprochte
vriond, van wion mgn zoon my meermalen heef!
gesproken. Welaan, geactito luitenant, geloof
dan In God, want anders zult gy voor Immer
van myn zoon, uw boezemvriend, gescheiden
blüven."
Thans kon ook da officiar zjjna ontroering
niet langer meesier blgveohg greep da hand
der gravin von Bitsen eu zeide
„Edole vrouw, ja, ik geloof aan God, dan
hy kuste eerbiedig hare band en beeprooido za
mei zyne tranen.
Intusschen waren wü l
hef uit-