Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 8.
Zaterdag 25 Mei 1901.
Vijftiende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATEBDAGt.
Aoonnementaprija per drie meenden i
Franco per post
Afzonderlijke
f 0,40.
f 0,05.
BureauBreedestraat, 18 Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Adrertentitni
Van 1 tot 6 regelsf0.30
Voor iederen regel meer-0.05
Correspondenten en AdverlentiSn moeien uiterlijk Vrijdagavond
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel
Pinksteren.
„Wat is waarheid sprak minachtend
de twijfelzuchtige Pilatus tol Christus,
Die in de wereld gekomen was om van
de waarheid getuigenis te geven; met
deze vraag op de lippen wendt hij zich
van Jesus af en gaat uit tot de Joden,
van de Waarheid keert hij zich tot den
logen. Helaas, hij bevroedde niet, dat in
den Beschuldigde, die voor hem stond,
de volheid der waarheid was verschenen,
dat deze, wyzend op zichzelven, spreken
mocht: „Ik ben de waarheid." Pilatus
is hier het treurig beeld onzer ramp
zalige tijden.
Twijfelzucht heeft zich meester ge
maakt van de geesten, 's Menschen rede
wordt vergood; in trotschen eigenwaan
heeft men met de leer en de traditie
des Christendoms gebioken, haar gezag
verworpenmen heeft zich aangegord
om buiten Christus de waarheid te zoe
ken en men is gefiindigd met wisselende
meeningen, die elkander verdringen,
neergestort in den afgrond der onzeker
heid, waaruit de kreet der wanhoop
opstijgt: „Wat is waarhaid?"
Welk een schrikbarende onzekerheid
op 't gebied van geloof en zedenWat
weet men met zekerheid aangaande de
oorsprong der wereld, de ziel, Christus,
de bestemming des menschen, de toe
komst Wat begripsverwarring heerseht
in de onderscheiding van goed en kwaad,
van deugd en ondeugd, van recht en
plicht Men leeft in duisternissen, niet
wetend vanwaar men komt en waarheen
men zijne schreden zet. Dit is liet gevolg
der zonde, de straf voor de hoovaardige
rede, die zich los maakt van de in Chris
tus veropenbaarde waarheid.
En toch, hoe schitttert de zon der
waarheid, licht en leven over de wereld,
van Wien de H. Geest op dezen heer
lijken feestdag, volgens Zijne voorspel
ling, onwedersprekeiijke getuigenis geeft
Hij daalt wondervol neder over de Apos
telen en leerlingen en de zinnebeelden,
waaronder Hij verschijnt, hebben voor
hun geest en hart goddelijke kracht. Hij
komt onder het geruisch van een storm
de Apostelen ontvangen die geweldige
onweerstaanbare kracht, welke hen
aandreef tot de koene verovering en
onderwerping der wereld. Hij verschijnt
hun onder de gedaante van verdeelde
tongen als van vuur en Hij schenkt hun
de gave der talen, meer nog, bij de
eerste Pinksterrede hooren alle vol
keren, die onder den hemel zijn, hen spre
ken ieder in zijn eigen moedertaal en
de groote werken Gods verkondigen.
Aldus werden zij bekwaam gemaakt de
zending te vervullen door Christus hun
bevolen: „Gaaien onderwijst alle vol
keren." Hij daalde neder onder de ge
daante van vuur, en de harten der
Apostelen werden eensklaps ontstoken
door het vuur der goddelijke liefde, die
hen aandreef om den naaiu van Jesus
Christus te verbreiden, om door de
prediking der nieuwe wet het goddelijk
liefdevuur in de harten van anderen te
ontvlammen. De koinst des H. Gcesles
geschiedde onder bovennatuurlijk licht,
en de Apostelen ontvingen het bewon
derenswaardig licht des gcloofs, dat alle
duisternis uil hun geest verdreef, alle
twijfel wegnam, hun mei de hoogste
wijsheid en bovennatuurlijke wetenschap
vervulde, zoodat zij voortaan konden
optreden als de groote en onfeilbare
leeraars van vorsten en volkeren. Ziedaar
hel groote, hel wonderbare feit, wat
we heden feestvierend herdenken, de
schitterende en bovennatuurlijke getui
genis door den H. Geest van Jesus,
de Waarheid, afgelegd.
Deze heerlijke gebeurtenis heeft het
eigenaardige kenmerk, dat zij zich telkens
herhaalt, zich voortzet in de Kerkboven
haar zien wij voortdurend den H. Geest
zweven, in haar zich uitstortend, onaf
gebroken leven. Van Jerusalem's mirakel
af tot aan de voleinding der tijden blijft
Hij de ziel der Kerk, hare bewonderens
waardige kracht, vruchtbaarheid en leven,
in en waardoor Hij getuigenis der
Waarheid blijft geven. Nog iminer aan
schouwen wij in haar dezelfde geweldige
kracht om de wereld te veroveren, door
waarlijk apostolische mannen te zenden
tot de uiterste grenspalen der aarde. Nog
er denzclfdcn liefdegloed, sterker
dan de dood, door lijdensharen niet te
blussclien, in hare martelaars zegevierend
foltertuigen en doodnog immer
datzelfde licht des geloofs, waardoor zij
is en blijft de onfeilbare verkondigster
der eeuwige waarheden, wiervolheid in
Christus werd veropenbaard nog immer
d°zellde macht tot mededeeling der H.ll.
Sacramenten, tot uitdeeling van Gods
Geheimennog immer dezelfde onwrik
bare eenheid en onvergankelijkheid, waar
legen de machten der hel niets ver
mogen nog immer dezellde heiligheid
en wondermacht, waardoor zij hare leer
bevestigt, hare waarheid bezegelt. Schit
terend blijft zij onder de inwerking des
H. Geestes Itaar lichtstralen over de we
reld zenden en blijfl ook zij getuigenis van
Christus, de Waarheid, geven. Hier voegt
het ons met betrekking lot de ver
blinde wereld de diepe klacht te her
halen van den Apostel der liefde: „liet
Licht scheen in de duisternissen, maar
de duisternissen hebben het niet be
grepen." Men ziet hare wondervolle
verschijning, maar wendt zijn oog af
men scheldt en lastert, hespol en ver
guist. haat en vervolgt haar, die in
Christus de heilbrengster der wereld is;
liever verliest men zicli in de duister
nissen, blijft men voortleven in de
schromelijke armoede der dwaling dan
ernstig op te zien naar de Kerk, de
lichtende zuil der waarheid.
De H. Geest is met en in de kerk en
derhalve ook met en in ons als hare
ledematen. De H. Geest werd ons reeds
bij 't Doopsel gegeven, stortte zich in
ons uit, maakte ons lol Zijne tempels,
verhief ons tot kinderen Gods. Op eene
tweevoudige wijze geeft Hij ook getui
genis van Christus in ons, door ons alle
waarheid te leeren, door aan onze zwak
heden tegemoet te koinen. Hij onder
richt ons in de waarheden des geloofs
en leert ons den dieperen zin der ge
heimen kennen der goddelijke open
baring Hij verlicht onzen geest, opdat
wij de waariieid van den logen, het
goede van liet kwade zouden kunnen
onderscheiden om liet eerste te om
helzen, het tweede te verfoeien en te
vluchten Hij is in ons de groote Leeraar,
die ons de ware wijsheid schenkt, de
wetenschap dor heiligen mededeelt en
ons aldus wil opvoeren lol de vol
maaktheid der kennis in Jesus Christus.
Met het licht der waarheid voor den
geest verbindt Hij tegelijkertijd de kracht
voor den zwakken wil; eensdeels door
ons eene heilzame vrees, het beginsel
der wijsiieid, in te boezemen legen de
onde en derzelver gelegenheden, ander
deels door ons smaak te doen vinden
in de oefeningen van godsvrucht, ons
te steunen in den strijd tegen de vijanden
en onze eigen bedorven natuur, ons eene
onverwinbaren moed in te boezemen
bestand legen alle wederwaardigheden
des levens, een heiligen ijver in hel
vervullen onzer plichten, in de beoefe
ning der deugden, ons te stuwen door
Zijne liefde, in ons uitgestort, tot die
volmaaktheid, waartoe wij als Christenen
geroepen zijn.
Wel gelukkig degene, die de inwerking
des H. Geestes niet weerstaat, den aan
drang Zijner liefde volgthij zal lang
zamerhand meer en meer de kracht des
II. Geestes in zich openbaren en tot de
volmaaktheid gekomen in en door dien-
zeifden Gee t als de Apostelen getuigenis
geven van de waarachtigheid van
II. geloof, van Christus, de Waarheid,
den inhoud des H. Evangelie's.
BDITENLAND.
By gelegenheid van den verjaardag
van den Czaar van Rusland is te Metz
feestgevierd. Z. M. de keizer van Duitsch-
land heeft hierbij wederom eene rede
gehouden, waarin hij er o.a. op wees,
dat het een oude en geliefkoosde traditie
is in het Pruisisc'ie leger, den verjaar
dag van keizer Nicolaas mee te vieren.
Tevens herinnerde keizer Wilhelm er
aan, dat graaf Waldersee met goedvin
den van alle Mogendheden het opper
bevel in Pe-Tsji-Li is opgedragen. Z.M.
gaf als zijn gevoelen te kennen, dat het
lerugkeeren uit China van de troepen
der verbonden Mogendheden, niet voor
liet kleinste gedeelte was te wijten aan
het vertrouwen, dat Ruslands keizer in
graat Waldersee heelt gesteld en be
houden. Nog uitte hij den wensch, dat
de tusschen alle beschaafde volkeren in
China bezegelde wapenbroederschap
mocht ten goede komen aan de goede
zaak van den vrede.
Een deel der Engelsche pers noemde
dit vieren van den verjaagdag van Rus
lands keizer, den vriend der Fransche
natie, in eene stad, nog zoo kort ge
leden aan Frankrijk toebehoorende, eene
belecdiging aan het adres van alle
Fransehen en insinueerde bereids van
toenadering tot Rusland, met het plan
dit rijk van Frankrijk te vervreemden.
Spoedig echter volgde hierop van hoo-
gerhand een démenti, wijl men in En
gelsche regeeringskringen volstrekt niets
zag van eene beleediging, den Franschen
aangedaan, doch slechts het opvolgen
eener in Duiischland lang bestaande
traditie.
Bij de jaarlijksche ontvangst van de
Ilongaarscbe delegaties, Dinsdag 1.1.,
richlte keizer Franz Joseph zich voor
namelijk tot de Tsjechen en sprak zjjne
erkentelijkheid uit voor hun verstandige,
vaderlandslievende houding van den
laatsten tijd, waardoor de parlementaire
arbeid der Kamer zijn geregeld verloop
kon hebben.
Dankbaar waren de beide leiders der
Tsjeehenclub, Pacak en Stransky, doch
niet voldaan. Zij erkenden vol eerbied en
onder dankbetuigingen den lof aan de
Tsjechen toegezwaaid, maar wezen er
tegelijkertijd op, dat nog vele wenschen
hunner partij onvervuld waren gebleven,
de taalverordeningen betreffende. Zjj
hoopten echter alles van den rechtvaar
digheidszin des Keizers, opdat de tegen
woordige kalme en vreedzame toestand
der Kamer van blijvenden aard mocht
zijn. Hierop werd door Z. M. geantwoord,
dat de geschilpunten, door de gedele
geerden bedoeld, met groote bezadigd
heid en voorzichtigheid moesten behan
deld worden.
FEUILLETON.
Een dobbel verboord gebed.
lodaa." had Frans Albrechts groote 501
s grind -n by sloeg juut den weg i
dikke portefeuille n,êl bankpapier
handel achtergelaten en eenige jaren b
die zaak goed gedreven. Maar toen ver
Frans Albrechts was de kantoorlooper van
de bankiersfirma Lansen te A. Hy was no{
slechts eenige jaren in dienst by die firma et
bod vroeger betere dagen gekeod. Zyo vader
--o dood een ruim beklanten boek-
n verslapte
zgo tjver, nu nero een dronkaard, eodedra
duivel had hem spoedig zóó ver gebracht,
by verplicht was geweest zjjo hui» en inboedel
te verkoopen, om zjjn schulden te dekk
Daar bg geen ambacht kende, was by t
veel moeite bg de bankiersfirma Lansen
kantoorlooper gekomeo, nadat by blgkeo had
gegeveo, dal bg zich niet meer a
overga! De drankduivel had bi
tgdelgk, maar ook gcestelgk ten gronde ge
richt ztjn hart en ziel waren koud geworden
voor God en godsdienst. Wal was bet lang
geleden, dat hg een kerk belreden, zgn gods
dienstplichten vervuld had! Zgn ecbtgenoole
daarentegen wac een deugdzame vrouw en
betreurde het zeer, dat haar man niet meer
dezelfde was als vroeger. Vaak bad zg getracht
bem lot betere gedacblen te brengen, niaaral-
tgd had zg aan doovemansdeur geklopt. Toch
wanhoopte de goede vrouw niet, zjj bad en
bleef bidden en offerde al baar geheim ziele-
leed op lot bekeering van hem,
lief had en die baar zoo zeer mislt
'l Was Zaterdagmiddag vóór het hoogfeest
van Pinksteren. Dien morgen bad zjj bg
man al het mogelgke gedaan om hem ti
wegen, toch ton minste op den hoogen I
dag ter kerk te gaan, maar hg was naai
hg eens-
schreden terug.
.Gij bier, Willem V zei hg to t den man, die
hem had staande gehouden. Hoe kom je zoo
onverwachts uit de lucht gevallen? Ik dacht,
dal je nog goed en wel in Klondvke was."
Dit zeggende drukte hg den man hartelijk
de hand.
.Ja, Frans," zei de andere, ,ik had ook
niet gedacht zoo gauw weer hier terug te zgn,
maar het is in Klondjrke niet alles goud wat
er blinkt. Neen ho.r, dat is me leehjk legen
gevallen daarginder. Maai komaan vriend, laten
we even hier in ,De Gouden Kroon" slappen,
daar kunnen we onder een goed glaasje eikaars
lotgevallen beter vertellen."
.Neen, daokje, van Aalsen," zei Albrechts
haastig. .Ik moet eerst dat geld afdragen, ik
ben niet gerust, vóór ik het kwgl ben. Maar
over een goed uur, als ik met den kassier heb
afgerekend, wil ik met plezier met je naar
,De Gouden Kroon." gaan.
,Ba, doe toch zoo kinderachtig niet, Frans,
niet wegloopen. Overigens
Berlgn, w
I. ik ii;
toevallig achterop liep. Kom, ga nu even mee
De kantoorlooper stribbelde nog een weioig
tegen, maar gaf eindelijk toe. Het was immers
zim beste vriend, dien hij zoo onverwacht
ontmoette. Beiden traden .De Gouden Kroon"
jiinnen en dronkeo stevig op het zoo onver
wacht weerzien. De plotsellog uil Klondike
teruggekeerde vriend vei lelde sgn ouden kame
raad hoe I
tl daarginder w
had beleef,
;n luisterde in
uit den mond van den bediende opsteeg, eenige
schreden achteruit trad. .Zie je dan oiet, dat
je portefeuille los is?"
Ontzet bekeek en betastte de halfdronken
g was, terwgl hjj t
i zaten beide vrient
i hg had ,1
s zijn
oog op de groote f
en sprong haastig
,'t Is al over vieren," zei hg ontsteld. .Ooi
vier uur wordt ons kantoor gesloten en men
zal niet weten waar ik blgf."
„Nu, ik wil je nlut langer tegenhouden,"
zei de andere. .Vanavond zullen we elkaar
wellicht niet weerzien, daar ik niet den eersten
trein vertrek."
Beide vrienden drukten elkaar nogmaals de
hand, en terwgl de een door een zijstraat
verdween, ^loeg de kantoorlooper met baardige
weldra vertraagde hu zijn treil, hg was zoo
tl deed recht te loopen,
loe^de^kassie^w^fnie!
n en hg' aan
een herberg
toen een steegje in, waar hg
zaam hoekje neerzette en mot bevende handen
de briefjes begon na te tellen. Hn telde en
herteldehjj verbleekte,hij kon het niet
gelooven. Nogmaals gleden de bankbiljetten óén
voor «en door zgn trillende vingers, maar telkens
bleek de ontzettende, vreeselgke waarheid
Als een waanzinnige sprong de ongelukkige
mau op, hjj liep de straal weer in, die hij zoo
juist verlaten had,\n zocht en vroeg overal. Maar
niets vond ho, niemand had de bankbiljetten ge
zien. Als een ooeerljjk» ze eens gevonden had en
ze behield I Dan stond voor hem de gevange-
schandvlek op
is en ter eore van den H, Geest heb ik een novene
gehouden om van God uw hekeoriug af te
smoelen. Moge lig thans ten minste ons voor
een tweede ongeluk behoeden. Ik zal aanstonds
met de kinderen neerknielen en den H. Geest
bidden, dat gg het verlorene moogt terugvinden.
U, Frans, zoo gjj met ons wildet neerknielen
en u vernederen voor God, wellicht geeft Hy
uitkomst
De rampzalige man, die nu weer buiten deo
invloed van den sterken drank was en thans
het ontzettend ongeluk in al zjjn vreeselykheld
inzag, begon te sidderen.
.Bid dan met de kinderen." zei hg eindeigk,
.Dit z<
.Kinderen,"
n opgestaan en h
"Xi
Was ik
,He, man," riep een deftig heer hem na,
,kyk eeoa wat je daar verliest... Je leell
aardig met die kostbare papieren."
Verschrikt keerde de kantoorlooper zich om
en zag hoe een lieer met twee brieljes, elk
van 40 gulden,hem naderde.
.Lieve hemel, hoe kan ik die verloren hebben,"
momp-lde de onstelde kantoorbediende, met
bevende hand de briefjes van den heer aan-
zgn gezin rusten
ein door het verhitte hoofd en rade
iep hjj de straten in en uit. Hg keerde
naar „Me Gouden Kroon" terug, maar ook
daar vond hy het verlorene niet. Buiten raad
en wanhopig kwam hjj voor de deur van zijn
huis. Wat daar binnen hoorde, vermeer
derde nog zijn opgewondenheid en woededaar
binnen scheen sroolijkheid lo heerschen, terwgl
gingen I
gezang der kleinen verstomde. Verschrikt keken
de kinderen hun woest uitkienden vader aan,
die, de porteleuille krampachtig in zgn handen
geklemd, als vernietigd op een stoel neerzonk.
Lang duurde hel eer do vrouw de toedricht
van het ongeval vernam. Zg weeode en kerm*
luid, want zg begreep liet ongeluk in geheel zgn
omvang. Maar weldra herstelde zg zich, droogde
„Frans, gü weet, dat het morgen Pinksteron
zei de moeder na een poos,
vader bidden, opdat de H. Geest
met hel tgdelgke verloren goed hem ook het
ge-stelgke en eeuwige moge teruggeven."
Een half uurtje later had er op het kassiers-
kantoor een hertig tooneel plaats tusschen den
chef en den ongolokkigen kantoorlooper. Hy
had alles verteld, hoe de zaak zich had toege
dragen, maar zgn patroon sloeg geeo geloof aan
zgn .verzinsels", zooals hy ze no.-mde, en was
er bovendien ook niet mee geholpen. Hy ver
klaarde eindelijk lot acht uur 's avonds geduld
te hebben; was het tekort dan nog niet
teruggebracht, dan zou hg er de politie mee in
Upmeuw doorkruiste de ongelukkige de stra
ten der stad en vroeg iedereen, dien hg ont
moette, of hg niets van gevonden geld gehoord
had. Mgar niemand kon hem uitkomst gevon,
enkclou zelis gaven hem een barsch antwoord.
Ten einde raad besloot hij eindeiyk zeil naar
het politiebureau te gaan, om deu commissaris