DEEEMBODE. F
Leblad
Bijvoegsel.
Zaterdag 6 Juli 1901.
Vijftiende Jaargang.
-r.n _v„j ïutiim waren ter dood cebracht, waren ten zelfs de meeste bewoners der buurt
Een Gebéd
Het was in het jaar 1S02.
In Frankrijk waren alle verschrik
kingen der revolutie voorbij; de man,
die Europa voor zich zou doen buigen,
Napoleon, begon in Frankrijk reeds
het heft in handen te nemen, en vele
familiën, in den revolutietijd uit het
vaderland gevlucht, keerden weer naar
Frankrijk terug.
Maar velen dezer laatsten vonden
hen niet weer, die zij achtergelaten had
den zij waren gevallen onder de guil
lotine, het schrikkelijk moordtuig der
volkstyrannie.
Zoo waren er ook vele kinderen, die.
in benarde oogenblikken naar het bui
tenland gezonden, het ouderlijke huis
verlaten vonden, terwijl het graf hunner
onthoofde ouders niet eens te vinden
was. Onder deze behoorde Angèle I.u-
signy, een jong meisje, dat door haar
voogd van de buitenlandsche kostschool
was gehaald en onder zijn geleide
naar Frankrijk terugkeerde.
Haar eerste wensch, toen zij op den
geboortegrond was gekomen, was het
graf te zoeken van haar moeder, die.
als van hoogen stand ook tot de val
bijl was veroordeeld en zooals zij wist,
13 Mei 1704 op de Place de la Revo
lution te Parijs was terechtgesteld.
Maar nu bleef de groote moeilijk
heid, uit te vorschen. waar zij precies
was begraven.
In den tijd der revolutie was men
met het begraven veelal zeer haastig
te werk gegaan. De kerkhoven waren
in dien tijd onteigend en aan de kerk
besturen onttrokken, zoodat deze geen
aanteekening konden houden, en bo
venal waren een menigte slachtoffers
op andere plaatsen ter aarde besteld,
plaatsen, die meestal geheim werden
gehouden, om uitingen van godsdienst
zin te voorkomen,
Angèle en haar voogd doorlazen
alles, wat zij aangaande terechtstellin
gen gedrukt of geschreven konden
machtig worden. Vol ontzetting las het
jonge meisje de uitvoerige beschrijving
der begane gruwelen en onder de na
men der vermoorden vond zij ook meer
dan eens haar moeder, die, zooals na
der bleek, was ter dood gebracht op
bijzondere aanklacht van den beruchten
Robespierre.
Het in ware godsvrucht opgegroeide
meisje gevoelde dikwijls groote beko
ring, om hatelijke gedachten te koes
teren van dezen man, die onder zoovele
menschenlevens ook het onschuldig
leven harer moeder had genomen, maar
spoedig verdreef zij dan deze gedach
ten weer. om met te meer ijver naar
eenige aanduidingen te zoeken van de
plaats, waar haar lieve moeder begra
ven lag.
Eindelijk vonden zij een aanwijzing
degenen, die op de Place de la Revo-
ter dood gebracht, waren
ter aarde besteld op het kerkhof, dat
bij de Mandaleinekerk had behoord.
Dit terrein was sedert verkocht aan
een Parijzenaar, wien zij spoedig een
bezoek gingen brengen, om te verne
men, wat hij nader van de begravenen
De eigenaar stond hun beleefd te
woord hij bezat een lijst van personen,
die bij de Madaleine waren begraven,
maar ongelukkig eindigde die lijst
juist enkele weken vóór de terechtstel
ling van mevrouw De l.usigny en was
zij dus voor het beoogde doel nutteloos.
De man wist echter raad hij kende
iemand, die onder 't schrikbewind van
Robespierre als beulsknecht en dood
graver had dienst gedaan en dus
het was in elk geval mogelijk mis
schien de verlangde inlichtingen kon
geven.
De bedoelde man werd ontboden en
verscheen een ruw mensch. reeds
grijzend, die nog denzelfden onverschil
ligen, spottenden trek vertoonde, waar
mee hij vroeger zijn vreeselijk werk
had volbracht Na belofte van eene
goede belooning .verklaarde hij zich
bereid de noodige inlichtingen te geven
hij had een goed geheugen en wist nog
velerlei bijzonderheden uit den tijd van
Robespierre's macht. Nadat hem om
trent mevrouw De l.usigny een en an-
medegedeeld was verklaarde hij, zich
goed te herinneren, waarheen haar lijk
was gebracht en hij zou het de dochter
Het was hoogst eigenaardig, die twee
naast elkaar te zien voortwandelen
het jonge bevallige meisje met haar
reine kinderziel, en de oude man, belast
met een reeks van gruweldaden, zonder
dat hij daarover eenig berouw scheen
te gevoelen.
Terwijl de voogd met den eigenaar
van het kerkhof achteraan kwam. voeg
de het jonge meisje zich bij den man,
die de beulen harer moeder had gehol
pen, en deed hem allerlei vragen.
Eerst was de man stijf en terugge
trokken, maar onder haar kinderlijk,
vertrouwelijk gesprek werd hij wat
vriendelijker en vertelde haar vele bij
zonderheden uit dien tijd.
Ook zei hij, wat zij reeds had gele
zen, dat Robespierre in het bijzonder
vijandschap tegen haar moeder had
gekoesterd en dat zij op zijn aanklacht
ter dood was gebracht.
Weer voelde het meisje voor een
oogenblik de bekoring van wraakzucht,
maar spoedig onderdrukte zij die toch
Na eenige straten doorgegaan te
zijn kwamen zij aan een oude, ver
molmde deur, waarop het woord »Dor-
mir" stond geschreven. Overigens duid
de niets aan, dat hier een kerkhof lag
en daar het niet meer werd gebruikt
en door een muur was afgesloten, wis-
zelfs de meeste bewoners der buurt
De deur werd geopend en nadat het
viertal binnen was gegaan ook spoedig
weer gesloten.
Voor hen lag een woest stuk grond
tusschen steencn en stukken hout groei
de gras en hoog onkruidvan paden
of afscheidingen was niets te zien. Het
was een treurig beeld van eenzame ver
latenheid.
Een rilling ging door de leden van
het jonge meisje, dat rondziende bleef
staan. Hier lag dus haar moeder be
graven hier was zij gebracht op dien
vreeselijken dag, toen haar hoofd had
moeten vallen onder de bijl van den
beul. (leen christelijke zangen» geen
priesterlijke gebeden hadden h.iar hier
heen begeleid, maar in plaats daarvan
hadden gemeene liederen vol haat en
gruwelijke godslasteringen weerklonken
op het oogenblik dat haar vrome moe
der hier werd neergelegd. Zij zag den
man. die naast haar stond, vragend
I lij wees met zijn hand naar een
uitspringenden hoek van het terrein,
waar het iets netter uitzag en zelfs een
groote grafzerk was te zien.
Zonder op de anderen te wachten
snelde Angèle daarheen, knielde neer
op de zerk en hief biddend de gevou
wen handen ten hemel.
De anderen bleven op een afstand
staan, vol deernis met de arme wees,
die hier de moeder kwam beweenen,
welke zij na die wreede scheiding niet
meer had mogen zien.
Het gelaat van den beulsknecht nam
ook een geheel andere uitdrukking aan,
maar in plaats van verteederd scheen
hij verschrikthij werd bleek en zijn
lippen trilden en nu eens zag hij den
een. dan den ander zijner medestanders
Eindelijk kwam het er uit»Zij ver
gist zich; het graf, waarop zij knielt,
is niet van haar moeder, dat ligt daar
achter."
Zeg het haar dan en wijs het goe
de," antwoordde de voogd.
Hij ging aarzelend op haar toe
Mejuffrouw."
Zij hoorde niet, het gebed had haar
meegevoerd naar den hoogen Hemel,
waar zij haar moeder meende te zien
in de koren der Engelen en Heiligen.
•Mejuffrouw," zei de man nu luider
en stiet haar aan.
•Wat is er
»U vergist zich, hier is het graf niet
dat u zoekt, hier moet u niet bidden
en schreien, uw tranen zijn te goed
voor wie hier onder ligt."
•Wie is hier dan begraven
De man aarzelde even, toen antwoord
de hij; Robespierre."
Een oogenblik lieten haar handen
elkaar los, maar toen vouwde zij ze
weer; »Die arme man heeft het nog
rijk, Hilversum, Hoogland,
t
3? rij» d»r Advartentitn 1
6 regelsfo.30
ren regel meer-0.05
t ons,
ibben
strijd
rstraf
•etten
heen-
dier
rd en
elslaf
orden
die ze
1 toe-
roote
nacht
■orige
et lij-
uder-
nlohe
;t Ho-
Fransche hoofdstad
Leo XIII, die reeds zijn afkeurend der Kerk le handelen' Wat verdedlBers Amersfoort, Theodorus van den Eem, zwakte ontstaan^een
godsdienst, die voorwenden in 't belang onder dat getal gekroonden
vaak flauwtes gehad
an groote lichaains-
beangstigende zwak
te achterlieten. Toen hij eenigermate was
bijgekomen, verliet hij, ofschoon nog al
tijd zwak, Parijs, om zich in de eerste
plaats naar zjjn zoon, prins Alexander,
te Kolmar in den Elzas te begeven. Ge
durende zijn tweedaagsch verblijf aldaar
voelde de vorst zich betrekkelijk wel.
Toen vertrok hij naar Ragaz. Daar
deden zich sedert Woensdag verschijn
selen voor, die ernstige dingen deden
vreezen. Toch herstelde de vorst van
tijd tot tijd weer en nog Vrijdag waren
er oogenblikken, waarin hij zich blijk
baar opgewekt voelde. Zaterdagmorgen
tusschen vier en vijf uur stierf hij echter.
De Engelsche Staatscourant, ,De Lon
don Gazette", bevatte Dinsdagavond
een lang telegram van Lord Kitchener
van 8 Mei, waarin een overzicht wordt
gegeven van de operation in Zuid-Afrika
sedert Maart.
Het telegram zegt o. m., dat de Boe-
reninvallers in de Kaapkolonie ongetwij
feld een zeker aantal partijgangers kregen
van de koloniale Hollanders, en dat de
vriendschappelijke gevoelens van een
aanzienlijk deel der landbevolking hen
ten allen tijde niet alleen overvloedig
voedsel en voorraden verzekert, doch
dat z[j daardoor tevens tijdig bericht
ontvangen van de bewegingen van de
colonnes der Engelschen, die hen moeten
vervolgen. Dit zjjn twee punten, die zeer
zeker ernstig in hun voordeel zijn.
Nu de Engelsche regeering dit tele-_
gram publiceert behoeft men niet te*
vragen of de toestand in Zuid-Afrika
voor de Engelschen ernstig is.
Als het Fransche orgaan De Figaro
goed is ingelicht, dan is, naar aanleiding
van de vervolgingswellen tegen de kloos
terorden in Frankrijk, Zondag in het
Vaticaan ten tweede male een vergade
ring van kardinalen gehouden. Het wel
sprekend protest, zegt het blad, in 1880
tegen de bekende uilbanningsdecreten
door den H. Vader tot wijlen president
Grévy gericht, werd door laalsgenoemde
met een zeer eerbiedig schrijven beant
woord, waarin Grévy zijn persoonlijke
onmacht in deze zaak betreurde. Loubet
daarentegen heeft zich van de zaak
afgemaakt met aan den R. Vader in 't
kort mede te deelen, dat hij het pauselijk
protest-schrijven in handen van den
minister-president, Waldeck-Rousseau,
den ontwerper en hartstochtelijken verde
diger der vervolgingswetten, heeft gesteld.
Geen wonder, dat in Frankrijk zich
een krachtige beweging tegen die wetten
FEUILLETON.
Op het tooneel.
3). Eo Eugenie '1 De verwezenlijking barer «Inut
ile plannen, de overdaad, welke baar umgaf,
de eerbewijzen en de genoegens, welke baar deel
waren, brachten haar tot dan toe van de bui
tenwereld too weinig kennend gemoed in een
blijde «temmingtij kon niet anders dan tich
telf teer gelukkig voelen. Eo toch bekroop
haar aome midden in den stroom van genot
van haar veel bewogen leven een gevoel
eener tot nn toe ongekende leegte, een
pijnlijk gevoel van afkeerzjj voelde xich
getrokken naar de stille meesterswoning, naar
de gezellige avonduren, onder den scboonen
appelboom in den prettigen tuin bij vader,
moeder en zuster 1 Lang echter duurde zulk
eene stemming niet. Des levens wellen bruis
ten over baar gemoedsleven voort en verdoofden
die zachte stemmen nit het diepst harer ziel.
Hierbij kwam nog eene moeilijkheid, welker
overwinning al bare krachten vorderde, een
doel, dat zfj met koortsachtige opgewektheid
najoeg, en in welker bereiking zich al hare
wensehen samentrokken. De plaats der eerste
opera-zangeres was vacant geworden en Eugenie
kwam daarvoor 't eerst in aanmerking. De moei
lijkheid zat in de vervulling eener rol, met lastige
passages, welke haar werd opgelegd, en waarin zjj
binnenkort juist een jaar na haar eerste optre
den-haar proefstuk moest afleggan. De verwach
ting van het optreden van Eugenie in deze rol
hield de toonaangevende kringen in de hoofdstad
weken lang in spanning, en iedereen hield baar
optreden voor een feil van beleekenis. Wel had
Eugenie enkele mededingsters, maar door den in
vloed des barons, die er nog altijd trots op
ging, znlk een parel ontdekt te hebben, was de
stemming juist in de hoogste kringen gunstig
voor Eugenie.
De beslissende avond was aangebroken. En-
genie, die zich reeds een groote mate van zelf-
beheersching had eigengemaakl, begaf zich de
zen keer met kloppend hart in hare kleedkamer,
niet zonder eerst voor een beeld der H. Maagd,
dat hare moeder baar nit haar geboorteplaats
bad medegegeven, een innig gebed te hebben
gestort.
In de groote, helder verlichte zaal, wachtte
man aan man, een uitgelezen publiek met de
grootste spanning bet begin der opera af. Naar
de ouverture werd bjjna niet geluisterd, even
min naar de inleidende koren, maar toen Eu
genie op de planken verscheen, ontstond eerst
een groote stilte in de rnime zaal, daarna stak
er een storm op van toejuiching door de ge-
heele zaal en een ware regen van tuilen en
kransen viel op bel tooneel.
Eugenie, getroffen en begeesterd door deze
ontvangst, zong en speelde met zeldzame kunst,
zoodat er aan hel juichen geen eind kwam.
Jnist had zjj bedankend, eene bniging gemaakt,
toen er plotseling een kreet klonk en Engenie
verdwenen was. Het scberm viel. „Wat ia.er
gebeurd?" fluisterde men overal.
Hst scherm wsrd weder opgetrokken, de re
gisseur verscheen en deelde het ademloos luis
terend publiek mede, dat de opera niet kon
doorgaan, daar mejuffrouw Eugenie N. het
ongeluk had gehad, door eene opening io 'l
tooneil te vallen. H|| voegde er geruststellend
bjj, dat zjj, voor zoover men kon oordeelen,
niet levensgevaarlijk gewond was.
Doodsbleek lag daar Eugenie, haar gelaat en
in de kamer, waaruit zjj nog pas zoo vol hoop
IN H'flS TERUG.
In eene kamer, slechts spaarzaam verlicht
door de I;
■magt
rde v
tieSn, ligt eenjeug-
•talte, v
bleek gelaat door een licht rood getint werd,
met gesloteo oogen en moeiljjk ademend op
een rustbed, dat met bjjzondere zorg bereid
was. Aan het bed zit een meisje van buiten in
eenvoudige kleeding, die den angstigeo, bezorg
den blik niet vao hel gelaat der zieke wendt.
Deze beweegt thans de armen in groote bewe
ging en richt zich plotseling in bed op, met de
wfld geopende, eigenaardig stralende oogen naar
hel plafond ziende, en met groote baast de bjjoa
onverstaanbare woorden uitend„Ziet gjj die
bloemen daar, de kransen, duizend, duizend,
0, wee zjj vallen omlaag eo verstikken rajj
Daarop zonk de zieke kermend in haar bed
terng. De verpleegster legde de hand op het
beete voorhoofd der koortsljjderes en sprak op
deelnemenden en liefhebbenden toon„Lieve
Engenis, bljjf kalm, gjj zjjt ziek, maar spoedig
zult gjj hersteld zjin."
morgen moet ik in de opera zingen." Eugenie,
want zjj was het op dat Ijjdensbed, was ten
gevolge van het groote bloedverlies door uit
wendige verwondingen, waaraan zich misschien
inwendige paarden, in een zware ziekte geval
len, welke haar aan den raud des grafs biacht.
In de welien, dat zjj de koorts had, was zjj
geregeld bezig met het tooneel, haar laatste
triomf en haar glansrijke toekomst. Door de
lieldevoile en zeltopoflerende verpleging harer
jeugdige, krachtige natuur weldra de overhand
over hare ziekte. Haar helderheid van denken
kwam geheel terug eo Eugenie mccht weer
eenige uren het bed verlaleo.
Zjj richtte haar eerste schreden naar de piano.
Op hare zuster leunend legde zjj haar verma
gerde, bevende handen op de toetsen, met groote
inspanning eenige akkoorden spelend. Maar fa-
gelukkig gevoelde zjj zich door deze enks
totfen! Weldra beproefde zjj ook te zinge
doch haar stem was o zoo zacht, zoo klank
loos, en elke noot veroorzaakte haar pjjn. Het
was dan ook voor baar en hare zuster een wa
feestdag, toen zjj voor 't eerst weer een ar
voluit kon zingen.
Met Eugenies toenemen in beterschap, werd)
de vragen naar hare gezondheid, die dour dl
langen dnnr harer ziekte minder gewoidi
waren, weer talrjjkervooral de intendant van
den hofschouwburg gal de waimste deelne
ming te kennen, en sprak reeds over baar
weder optreden in den schouwburg. Engenie,
die de maat harer teruggekregen gezondheid
overschatte eo sterk verlangde om weder up
het tooneel te verschjjnen, bepaalde een tjjd-
alip, dat niet ver meer verwjjderd was.
Toen de dag aangebroken was, welke voor
haar weder-optreden bepaald was, begaf zjj zich,
niettegenstaande den raad der dokters, naar bet
operagebouw om eene dier partjjen te zingen,
waardoor zjj vooral de gunst van het publiek
verworven had. Toen zjj op het tooneel ver
scheen, verstomde het van tevoren bepaald
begroetings-gejubel door de pjjnljjke verrassing,
welke hare verschjjning op alle aanwezigen
maakte. Dat was niet meer de jeugdige zangeres
van voorheen, aan wie alles getnigde van ge
zondheid eo jeugd. Het bloeiende rood op hare
waogen was bjjoa niet merkbaar meerbaar
voorheen zoo trotscbe houding had iets gebogens
en ook haar gang was niet zoo elastisch
en licht meer. Daarentegen scheen de stem in
het begin gewonnen le hebben-, er lag een
eigenaardige innigheid en warmte in. Langza
merhand verloor zjj echter aan kracht, men
bemerkte hoe zjj zich inspande, men zag de
pjjn, welke baar enkele hooge noten veroor
zaakten, tengevolge waarvan zjj een paar malen
gedwongen werd tot een hinderlijke pauze. Bjj
bet einde der opera weerklonken niet de bij
valsbetuigingen van voorheen, het publiek ver-
bel dan ook den schouwburg met een gevoel
van medelijden en ontgoocheling.
Bjj een tweede poging, die de zangeres deed,
en waarin de gebreken van haar vorig optreden
nog meer aan 't licht kwamen, boorde men hier
en daar al afkeurende stemmen en haar spel