DEEEMBODE. ieblad Bijvoegsel. Zaterdag 25 Juli 1903. sntiende Jaargang. Een dappere vrouw. .Wilt u het in goud, meneer Dom vroeg 't jonge vrouwtje, dat achter de toonbank stond. „Juist geraden, als altijd antwoordde de farmer, die een oogenblik geleden 't kleine kassierskantoor was binnen gekomen om een cheque te presenteeren. Het kantoor was in de drukste straat van M., een tamelijk groote stad inhei land der goudgravers, het verre Westen. .M^ar wat ik zeggen wou. mevrouw Moh'r, is u heelemaal alleen hier?'1 „Ja, mijn man is uit de stad". „En is u dan niet bang?" „Bang?" zeide zij lachend, terwijl zij hem met hare groote bruine oogen ver baasd aankeek. .Neen, bang ben ik niet". .Waar is Springer?" „Die is gaan eten", ,Nou maar, mevrouw, ik vind het erg gek, dat men u bier zoo alleen laat met al dat goud en die kostbaarheden, die u in uw kelders hebt," zei de .farmer", terwijl hjj met zijn hocld schuddend naar een valluik op den grond wees, .Hebt u dan niet gehoord, dat de .duivelsbende" weer aan den gang is?" Mevrouw Mohr trok haar bovenlip op. „Wat, die? Ze moesten het eens wagenIk zal mezelf wel verdedigen. Ik kan heel goed met een pistool om gaan, dat heeft Frans mij geleerd. En dan Mina is toch altijd in de keuken. Die neemt het wel tegen twee mannen op, en ze is in een oogenblik bij mij als ik om hulp roep „Ja, maar als ze u dat oogenblik niet laten, wat dan?" Zij lachte vroolijk. „Ik ben heusch niet bang, meneer Dorn. Ziezoo, daar is uw geld. Wilt u het even natellen? Hoe gaat het thuis? Allen opgeruimd en gezond?" „Dank u; heel goed. Nu adieu, me vrouw. En vergeet het niet, mevrouwtje voorzichtigheid is Kathe stak hem haar hand toe en knikte vriendelijk. Dan ging hij weg. Toen Frans Mohr dien avond thuis kwam vertelde zijn vrouw hem, wat Dorn gezegd had, en lachte hartelijk om zijn waarschuwing. Er waren eenige weken verloopen, sedert het bezoek van den .farmer" en de gevaarlijke dievenbende had in dien tijd niets van zich doen hooren. .Kathe," zei Frans op een goeden dag, .zou je vandaag een paar uur naar het kantoor kunnen gaan? Ik heb een zaak, waar haast bij is". „Heel graag" antwoordde mevrouw Mohr. ,Je weet hoe trotsch ik er op ben, als .ik je plaatsvervangster mag zijn". Zoodra haar man weg was, ging Kathe vol moed aan haar werk; zij zag er zoo opgeruimd uit, alsof er op de wereld niet anders te koop was dan mooi, rein geluk. Zonder op te kijken, schreef ze vlijtig door. Daar sloeg de torenklok één uur. „Al één uur!" mompelde zjj. „Meneer Springer, u kunt nu wel gaan eten! Maar zoudt u vandaag wat vroeger wil len terugkomen U kunt dan een an deren keer wat langer wegblijven" De bediende beloofde, dat hjj gauw zou terugkomen en ging heen. Kathe was alleen. De bediende was ongeveer een minuut rf tien weg, toen de deur openging en een man naar binnenkwam. De jonge vrouw stond dadelijk op en vroeg, wat er van zijn dienst was. Hij zag er met zijn lange'haren uit als een artist en scheen zeer verbaasd te zijn, dat er alleen een vrouw in den winkel was. „Kunt u me ook zeggen hoe de H- effecten staan Of zijn de Z-actiön beter? Ik zou er graag een paar duizend dollar mee beleggen 1" „Och. die zijn allebei zeer soliede", antwoordde Kathe, terwijl zij zich om keerde en een dik contoboek opnam. Toevallig zag zij, dat het valluik open .Die Springer is toch vreeselijk ver geetachtig. Hoe dikwijls hebben we hem al niet gezegd, dat het luik altijd dicht moet zijn," dacht zij. Zjj legde het boek neer en bladerde er in. „Kijk, dat is, wat we zoeken", zeide zij, terwijl ze hem met haar vinger aan wees, waar hij kijken moest. De vreem deling boog zich over het boek heen en luisterde opmerkzaam naar alles, wat ze hem over de effecten vertelde plotse ling stiet zij een rauwen gil uit. .Geen woord, of ge zrjt verloren hoorde zij eene ruwe mannenstem vlak bij haar oor zeggen. Zij sloeg haar van schrik wjjd ge opende oogen op 'twas de eenige beweging, die zij durfde maken en zag een woest uitziende kerel achter zich staan, die de loop van een pistool tegen haar slaap aandrukte. De ander was verdwenen. Een ijskoude rilling voer haar door de leden, het bloed stolde in haar aderen doch bliksem snel overzag zij den toestand Frans niet thuis Springer weg de man, die haar de effecten had ge vraagd ook weg een dief met een revolver in zijn hand naast haar be wegen mocht ze zich niet, schreeuwen nog minder het was verschrikkelijk I Wat te doen? Het dappere vrouwtje verloor haar tegenwoordigheid van geest niet hoe afschuwelijk de toestand ook was en dachtdacht Dan sloot zij haar oogen, steunde even wankeldetrachtte zich aan de toonbank vast te houden en viel schijnbaar bewusteloos op den grond. De schavuit boog zich over haar heen en luisterde, dan richtte hij zich op en sloop even zachtjes als hij naar binnen was gekomen de keldertrap af. Kathe, die g.-en oogenblik haar tegen woordigheid van geest kwijt was geweest, bleef onbewegelijk liggen geen spier, geen wimper bewoog totdat ze niets meer hoorde. Toen slond zij op en liep zachtjes naar het valluik toe; het was wel erg zwaar - zou zjj het gauw ge noeg dicht kunnen doen?" De jonge vrouw kon zich later geen rekenschap geven hoe ze het gedaan had gekregen. Met inspanning van al haar krachten liet zij het zware ijzeren luik neer. Met trillende handen haalde zij den dikken ketting, die aan den muur bevestigd was, door den ring aan het luik en draaide den sleutel om. Dat alles was het werk van een paar seconden. Toen liep zij de stra il op en verzocht den eersten den besten voorbijganger haar te helpen. In een oogenblik was ze omringd door verscheiden sterke kerels, een politieagent kwam ook aan- geloopen, op den voet gevolgd door den heer Springer, die in een klein halfuur had gegeten. „Groote God! mevrouw, wat is er gebeurd vroeg hij ontsteld, .Goddank, dat gij daar bent, Springer I Kom gauw mee naar binnen, maar wees in 's hemels naam voorzichtig". Met een paar woorden vertelde zij, wat er gebeurd was. Do winkel was vól menschen. „Die schavuiten" zei de politieagent. „Maar zijn zij gevlucht?" .Neen ze zijn opgesloten daar beneden", zei Kathe, terwijl ze op het valluik wees. Een donderend gelach en geroep van ,Dat is nog eens slim 1" Wat 'n flinke vrouw als dat niet een werkje is van die .duivelsbende" Misschien heeft dat dappere vrouwtje den .duivel" in persoon opgesloten", zoo schreeuw den allen door elkaar. „Voorzichtig, een beetje achteruit!" beval de agent. „Die schurken zijn niet bang voor een schot Langzaam werd het valluik opgehaald. De toeschouwers gingen zoover achter uit, dat zij niet getroffen konden worden. Kathe stond er heel kalm bij; on danks het gevaar, waarin zij een oogen blik geleden had gezweefd moest zjj nu toch lachen over den jjver, dien die man nen aan den dag legden om de schurken te pakken. Tegelijkertijd stormden eenige mannen de trap af. .Levend of dood I was hun parool. Op een paar revolverschoten zien ze niet, de bewoners van het verre Westen. Het duurde niet lang of de twee schavuiten werden geboeid naar boven gebracht. Er waren wel een paar schoten gevallen doch niemand was gewond. .Ziezoo, mevrouw", riep een der rijk, Hilversum, Hoogland, Prijs der Advartontiini regels Opperprtoater Loo XIII zullen oon lichtend spoor nalaten in do waroldgoHclilodonlH. Hot „Corps Dlplonmtiquo" smookt Uwo Eminentie zijne botuiging van dcolnoming te willen aanvaarden. Hot boeit de zokoro hoop, dat God, in Zjjno Gotldolljko wijsheid on onnllsprokoHjko goedheid hol H. Collega Zjjno ingoving schenken zal bij do kouzo van don Opperpriester, ten einde den glanB Zijner Kerk te behouden 011 mi,idolen to ho- do zlolon tot rust te brougoti. De kardinaal-camcrlengo antwoordde daarop in de volgende bewoordingen Uwo Excellenllo hooft in zijno hoedanig heid van 'loken van het Corps Diplomatique, nan don Holligon Stool toogovongil, op nobelo wijze do govoolons van al uwo ninbtgonooton vertolk!, by den smartolijkon 'lood van don oorblodwanrdigon Opperpriester Zijno Heilig heid Lon Xtlf, roemrijker nagedachtenis. De goheolo wereld woont mot ons over dit on herstelbaar vorlios on hot H. Collogo, In hot bljzondor, gevoelt or do blttorhold van. Bij dozo vroescljjke beproeving, die do H. on Apostolischo Stool on do goheolo Katholieke woreld hooft golodon, stolt hot H. Collego ton zoorste de botuigingon van oerbied op prijs, dio het worden toogozondon door sonvoroincn en Staatshoofdenon doze niouwo getuigenis van gonogenhoid, 'llo hot Corps Óiplomaliquo hom hodon annbood, roort ons ton zoorsto. Goloot mij, Excollontlo, dat wij u ton hoogsto dankbaar zijn, ovonzoor als uwo waardig» nmbtgonooton, voor dn betuiging van oprechte dcolnoming in ouzo smart ou dat do uitdrukking dlor govoolons, mot zoo veel gopasthoid bij moniio van Uwo Excel- lentlo gedaan in naam van hot Corps Diplo- matlquo, oon waarachtlgo vertroosting is voor onzo diepbedroefde barton. Hot H. Collogo maakt zich gereed het hoogsto zijner roc'iton te gaan uitoefenen om over te gaan tot do vorkiozing van hem, din, als Plaatsboklcodor van Jozus Christus, Zijno Kerk moot bosluron, on in oon zoo ernstig on vorhoven oogenblik zal God ons zondor twijfel oon goheol bijzon dere hulp betoonon on do noodzakolijko go- om de zware taak, ons opgologd, naar igen to vervullen. Met deze govoolons hot H. College op don avond van hot end Conclave afscheid van hot Corps Diplomatique, het opnionw do uitdrukking nemenT"bëëfThü "de" jaren van Petrus fin zal dit" Óns schrijven op de ge- fluier en de afhangende slippen van nel en de uilerste grens van 's menschen bruikelijke wijze in alle kerken van het laken- waarop het lijk rustte. FEUILLETON. Db vloekt oit de kolenbrandershot. Zeker reiziger, die Frankrijk doortrok, ver haalt nit zjjue avonturen het volgende: Vol onrust keek ik op mgn horloge, de wjjier wees op echtdo stralen dor asoodxon verguld den nog maar zwak de hoogate kruinen der ver verwijderde dennen, welke de uitgestrekte vlakte van de zandzee begrensde, reeds zee uren ronddoolde en de schemering breidde zich reeds nit over den witten zandgrond. Moede en afgemat bleef ik staan en kon eenige bezorgdheid over mjjnon toestand niet onderdrukken. Steeds hield ik veel van voetreizeo, en ik bad dan ook thans weer gebruik gemaakt van de omstandigheid, dat mün rjjtnig in de nabijheid van Caplionx oa- klaar werd, om op die manier mgne reis lot Roquefort voort to zetten, waar mgo koetsier, nadat mjjn rjjlnig hersteld zon 100, zich weer hjj rnjj zou voegen. Het eentonige van den postweg verveelde mjj weldra, en ik sloeg dan ook, mij geheel aan mg"6 droomergen over gevende, een zijpad in, dat mg onmerkbaar van den atraatweg leidde, op eene bjjna onafzien bare vlakte, welke heel veel op het beeld geleek, dat Ik mij van de Sahara gevormd had. In het begin trok mg dit geacht aan, moedig stapte ik door de kleine sparreboschjes, besteeg verscheidene zandheuvels, en raakte zoo zeer den weg ia dete woestenij bgster, dat ik, toen afnemende krachten mjj tot terugkeeren aanapoordon, geen spoor meer ontdekte van >ad, dat mi) hierheen had gebracht, en lin een mecscheljjke woning bespenrde. Spoedig was het goheel donker, mjjn moed zonk, want er bleef mij geen ander vooruitzicht, dan hier, in deze verschrikkelijke eenzaamheid, ir verkwikkiog of onderdak, den morgen raapte ik al mjjn moed bgeeo, en besteeg met mijn vermoeide leden, hel mulle zand niet achtend, een benvel, in de hoop van daar eene hnt of iets dergelgks te ontdekken. Ik werd niet in mgne verwachting teleurgesteld. Toon ik met heel veel moeite boven gekomen was, onlwaardde ik, heel in de verte, het zwakke achjjose! van oen licht. Met oen Inideh uitroep v'an vreugde, welken slechts hjj medegevoelen kan, die in een zelfden toestond heelt verkeerd, toog ik verder, toen echter het vriendelijke licht weder verdween, en reeds vreesde ik, daar juist eenige bliksem stralen de lacht doorkliefden, door het weerlicht bedrogen te zqd, toen ik potseling het licht weder en dnideljjker den te voren, ontdekte. Zoo snel els mgne vermoeidheid toeliet, jjlde ik naar de bnlpbeloveode plaatsde hoop gal mgoen voeten vlengels en de steeds meer en meer flikkerende bliksemstralen verlichtten mjja pad en spoedig bemerkte ik, op niet te vorron afstand, een klein buisje. Hot onweor naderde snel; da regen stroomde neor en ik gevoelde mjj »o uitgeput, dat ik slechts met de grootste moeite de deur der hut kon bereiken, op welker dorpel Ik, met een achreouw om hnlp, bewusteloos oeerzeog. Toen ik uil rajjoe bezwgmlog weer hjj kwam en om mjj heen zag, bevond ik mjj in een klein, laag kamertje, welks moren zwart «aren vao den rook en welks spookachtig donker slechts spaarzaam verlicht werd door het zwakke schjjnsel vao een io den haard brandend stak boomwortel. Twee rensechlige kerels, in lompen gehold, met zwarte, vuile gezichten, nog afschuwelijker gemaakt dcor een langen baard, stonden naast mjj, en een oud, leeljjk wjjf, to een hoek neergehurkt, keek mjj vol verwondering aan. Toen men bemerkte, dat ik weer lot bewust zijn kwam, bood mij een der mannen een zuren, naar azijn smakeoden drank ia een houten nap, dien ik, door honger en dorst ge kweld, haastig opdronk. Ik vroeg dan ook om wat te eten, terwijl ik een geldstuk uit den zak baalde en dezen hem aanbood. Het gezicht vao het geld scheen bij mtjne gaslheeren groote vreugde te verwekken; wel veroorlootde mijoo zwakle mjj niet er nauw keurig op te letten en was bun gesprek mij een weinig gekookt tleescb, det ik, in weerwil ven zjjn geelachtig, niet uitlokkend uitzicht, met grooten honger verstond. Van het water, dat sjj mg eveneens voorzetten, kon ik echter niets gebruiken, maar ik zag mg genoodzaakt rnjjae toevlucht te nemen tot den zuren draok. Toon ik mg zoo eenigszins gesterkt had, ver zocht ik om wat atroo, om daarop mijn ver moeide leden uit te strekken, Een der mannen wenkte mjj hem te volgen en voerde mjj ep eene laddor, door een in den zolder zich be vindende opening, naar een vllerinkje. Een groot vierhoekig gat vervulde hier de plai van schoorsteen; een oud bed met gescheurd behang, aan welks hoofdeinde ik een bol kruisbeeld, reeds zeer ond, ontwaarde, maal het geheels ameublement ven dit vertrek Vermoeid ale ik was, had ik niets anders noodig; doch toen ik wat bekomen wes vao de in de woestenij doorgestane angst, zag Ik, niet zonder schrik mgn toestand van 'toogeoblik duister in. Het schrikaanjagende uiterlijk der bewonei dozer hut, hno vreemde manier van doen e ton slotte bot armelijke mijner omgaving va vulden mg met bezorgdheid. Toch wilde de nelnur bare rechten, en ik viel, nadat ik vol gens mijne gewoonte horloge en goldbenrsondor mijn hoofdkussen bad gelegd en rnjjo avond gebed had verricht, spoedig op dit ermeljjk leger in diepen slaap. Vreeaelgke droombeelden, door bet gebenrde mgnen slaap, waaruit ik gewekt werd doi gernisch van naderende voetstappen. Met moeite opende ik mjja nog door den slaap bezwaarde oogen en zag - wie beschrijft^ mijne ontzetting in de nabgheid der haard- opening, denzeliden persoon, die my in deze kamer bad gebracht. Een groot mea flikkerde tu den echjjn eener lantaarn, terwyi z(jn makker, wiens bovengedeelte van bet lichaam nlt de Het testament dea Pausen. Het testament van Z. H. don Paus is door hem zelf geschreven, met Iclein, doch zeer duidelijk en regelmatig schrift. Wij laten het in zjjn geheel hier volgen: „Daar wjj het einde van Ons stedelijk leven naderen, doen Wij in dit eigen handig geschreven testament Onzen laatsten wil kennen. Vooraf smeeken wij eerbiedig van de oneindige Goedheid en de Barmhartigheid van God, dat Hij Ons de dwalingen van Ons leven vergeve en dat Hij Onze ziel met goedertierenheid in het eeuwig geluk ontvangeen Wjj hopen dit bijzonder vorig, verborg mgn gelaat in llo (lakens en wschlte, tusschen leven en 'lood, mijaonvermijde lijk einde. Alles werd iulusschen weer stil om mU heen, en ik bevond my, tol mgne verbazing, weer in volslagen duisternis. Ik luisterde met hevige angst en hoorde duideiyk, dat do mannen woorden hadden met de onde vrouw waar schijnlijk, zoo dacht ik, hadden zü vermoed dat ipem hg mjj had, en daardoor ban boos opzet, toen zg mg wakker vonden, uitgesteld. Vast besloten, indien zulks uitvoerbaar was, y oit dit moordhol te reJdco, stood ik eoo omzichtig mogeljjk op, co zocht, in do kamer rondtaateod, naar eene andere opening dan die in den vloor. Mjjn zoekende handen vonden een grendelving schoof ik dion weg en opendo mot boitongewone vrengde oon dakvenster waar door h, bjj de aanbrekende morgenschemering, een kleia, dicht bjjzgnd dennon bosehje be merkte, waarheen ik terstond besloot te sluipen. Hel dak was niet boogik wrong raljii lichaam met moeite door de opeaiog en kwam zoo met een geweBgdea sproag buiten. Zonder verwyi saelde ik naar het bosehje, vloog er doorheen, en bevond mg weder op dezelfde onafzienbare zend vlakte. Rusteloos, zonder te weleu waarheen, snelde ik voorwaarts en had reeds byaa oen half nar in de woeateny roodgedoold, toen Ik met hevige ontsteltenis, op korlen afstand, achter mg, een der mannon ontdekte, die my achtervolgde, en onder hevig roepen my met een langen stok scheen te bedreigen. Deze nieuwe schrik verlamde als 't ware rnjjae ledematen, en onderworpen aan Qod,

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1903 | | pagina 5