Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 31.
Zaterdag 31 October 1903.
Zeventiende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAO.
Abonnementsprijs per drie maanden
Franco per poit
Afzonderlijke nummers
I 0,40.
f 0,05.
BureauBreedestraat, 18 Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De F.embode.
Prijs dsr Advert-entiAm
Van 1 tot 6 regelsf 0.3i
Voor iederen regel meer- 0.0S
ureau bezorgd zjjn.
n moeien uiterlijk Vrijdagavond
Algemeen stemrecht.
Sinds jaren, doch vooral in de laatste
periode van politieken strijd e. onte
vredenheid, heeft men door de raui^ale
en socialistische partijen op de meest
verschillende toonaarden hooren bezingen
het nut, de voordeelen en de heerlijk
heid, aan het algemeen stemrecht ver
bonden. Al wat reeds op hel gebied
van sociale wetgeving tot stand kwant,
ol nog in wording is, kan heel mooi
en heel wenscheljjk zijn, maar zoo
lang de zegeningen vun het algemeen
stemrecht niet met kwistige hand over
onzen vaderlandsehen bodem worden uit
gespreid is onze wetgeving, volgens
deze politieke woelwaters, niet compleet.
Dan hapert er iets aan, dat noodwendig
voorziening eischt. Want volgens die
vrienden des volks zooals zjj zich
bij uitstek gelieven te noemen moeten
alle Nederlanders, de straatslijper zoowel
als de baliekluiver, niet alleen meestem
men, maar ook kunnen worden afge
vaardigd naar de Tweede Kamer, Provin
ciale Staten en Gemeenteraden.
Dat met die schoone voorspiegelingen
het zoogenaamde „volle" door de radicale
en socialistische politieke zedemeesters
soms als geëlectriseerd wordt, en dat
met die leuze bij hen succes te behalen
is, heeft de ondervinding geleerd. Maar
ook heeft ze geleerd, dat die leuze, van
allen valschen glans en schittering ontdaan
een carricaluur is, en tevens een trouw
beeld vertoont van de waarheidhoe
de mindere klasse zich soms maar al te
zeer laat medeslepen door fraaie voor
stellingen lot eigen ongeluk en verderf.
Eiet eigenaardig verschijnsel valt
hierbij steeds op te merken, dat, wanneer
van staatkunde sprake komt, bijna een
ieder zich bevoegd acht daarover zijn
oordeel uit Ie spreken en deze soms
streng vonnist ook. In het gewone
leven kiest ieder zijn studie oi vak of
anderszins, waarin hg zich zoekt te be
kwamen, en welke bekwaming gewoon
lijk den geheelen mensch opvordert, wil
hij het daarin brengen tot die hoogte,
welke hem den naam van man der
wetenschap, vakman, enz. waardig maakt.
Van zelf volgt hieruit, dat men een
persoon, wanneer zulks noodig is, zal
raadplegen in die zaken, waarvan hij
geacht wordt door studie en oefening
genoegzaam de kennis te hebben ver
kregen. Maar als er gehandeld moet
worden over de regeering van den Staat
dan is ieders advies goed genoeg,
aller meening heeft gelijke waarde
precies alsof de wetenschap van het
Staatsbestuur, nog wel oen der ingewik
keldste, die men in onze dagen bedenken
kan, niet behoeft geleerd te worden.
Op dit zeer zonderlinge verschijnsel
werd dertien jaar geleden reeds gewezen
door den heer Margadant inde „liaagsche
Stemmen'' welke beschouwing ons
een dez r dagen in handen kwam bij
gelegenheid, dat in 't naburige België
onder straatrumoer en bedreiging om
algemeen stemrecht werd gealarmeerd,
en 'l past, wat hy zcide nog volkomen
ook op onzen lijd.
„Voor wie nadenkt," zoo zegt hij, .be
hoeft het geen betoog, dat hel algemeen
stemrecht ten eencnmale onmachtig is
om de kwalen en gebreken en misstan
den in de hedendaagsche maatschappij
weg te nemen behoeft het geen betoog,
dat voor de regcering in wetgeving van
den staat niet wel een ongerijmder stel
sel is te bedenken, dan dat, waarin aan
de stem, dat is dus aan het advies, van
den minister gelijke waarde wordt toe
gekend als aan die van den kamerdie
naar, aan de stem van den hoogleeraar
in hel staatsrecht als aan die van zijn
schoenpoetser.
Over dit alles behoeft men geen woor
den te verspillen maar dal de klem
mendste argumenten niets vermogen tot
bekeering der voorstanders dezer bewe
ging dat het afdoendsle en welspre
kendste beloog zoo goed als niemand
zal overtuigen, juist dit bewijst, dat men
hier te doen heeft met een verschijnsel,
waarvan de oorzaken en drijfveeren niet
liggen op het gebied van verstandelijke
overweging of in den drang van praktische
behoeften, maar elders en diepereen
verschijnsel, dat niet de uiting is van
een bewuste min of meer wetenschappe
lijke overtuiging, maar de openbaring
van een blind geloof, van een onbe-
wusten instinclmatigen aandrang."
Ten bewijze daarvan haalt de schrij
ver eénige opschriften aan, die ii\ een
stoet werden gedragen. „De slachtoffers
van het raijngas, de martelaars der mijnen,
vragen het recht om te steramen'" Zie,
zegt hij, elke lust tot satire vergaat bij
het lezen van dit opschrift, dat de ge
dachten aan zoo bitter lyden, van zoo
namelooze ellende, in stoffeujken en
zedelijken zin, wakker roept. Zij hebben
inderdaad wel het recht, zich martelaars
te noemen, die ongelukkigen, tot
leven gedoemd, in vroeger eeuw slechts
slaven en misdadigers weggelegd
wie heeft hun diets gemaakt, dal
dit martelaarschap zal eindigen, als zjj
het stemrecht bezitten Zijn hun broeders
Frankrijk en Duitschland, die wel
mogen stemmen, er dan beter aan toe
„Vrij leven, vrij stervenniet ge-
looven, maar weten," zoo lezen wij ginds.
En al willen wij over hel hoofd zien,
dat aan deze samenvoeging van woorden
elke logische verstaanbare gedachte ont
breekt al willen wij ons de moeite ge
troosten, naar de vermoedelijke bedoeling
der stellers van dit kabbalistisch op
schrift te raden dan is toch de vraag
geoorloofd, wat dit alles mei het invullen
van een stembriefje te maken hoeft
„Bekwaam 0111 te werken, bekwaam om
te kiezen", heet het elders. Kan het
dwazer In waarheid, dit alles zou
in de hoogste mate komisch zjjn, als
het niet zoo diep ernstig was.
Voorzeker, de meening dat het alge
meen stemrecht do kwalen en ellenden
en nooden van onze uit haar voegen
gerukte maatschappij zal genezen, wat
is ze anders dan de bedrieglijke waan
van den hopeloos kranke, die zich ver
beeldt, dat een verandering van omgeving,
een verwisseling van kleederen of van
medicijnen, het wegzinkende leven be
houden zal Maar is die waan zelf niet
een ziekteverschijnsel, dal als zoodanig
onze belangstelling verdient
Daarna zet de schrjjver uiteen, dat
de socialistische beweging, die aan dit
roepen en dringen 0111 het algemeen
stemrecht ten grondslag ligt, niets anders
is dan de logische gevolgtrekking van
de echt revolutionnaire leer, die in den
Staat niets anders ziet dan een samen-
hooping van in begintei onafhankelijke,
rechtens gelijkstaande personen. Hij be
toogt, dat de dwaling, die alle heil van
wetten en reglementen verwacht, een
verschjjnsel is, eigen aan zekere perioden
in het leven der volken en niet ge-
lyigt van gezondheid en bewustzijn van
eigen kracht.
Eindelijk wijzende op het beslist anti
kerkelijk, liever nog beslist anti-religieus
karakter der socialistische beweging,
herinnert hij aan Jezus, van wien ge
schreven staal, dat Hij, de schare ziende,
met innerlijke ontferming bewogen werd
over haar, omdat zij waren als schapen,
die geen herder hebben. „Zie, ook nu
dwaalt de schare, wie men steenen biedt
voor brood, hongeriger en wat'hopender
dan misschien ooit te voren, rusteloos
om en om, voortgezweept door haar
ontketende begecriglicid, misleid door
ijdele droombeelden, die nimmer werke
lijkheid kunnen wordenhet medeljjdens-
waardig slachtoffer van blinde of geweten-
looze leiders, die haar ten verderve
voeren. Dat dan de Kerk ook nu het
voorbeeld van den Meester volge, en
door innerlijke ontferming bewogen, uitga
om het verlorene te zoekendat zij de
zaak der verdrukten en lijdenden, de
zaak der armen, de zaak der zwoegende
en strijdende en misdeelde menigte, als
vroeger, tot de hare make
Het algemeen stemrecht is niets dan
een hedriegeljjke waan, wordt zeer juist
gezegd, maar een zware en moeilijke taak
de misleide schare daarvan te gene
zen. Ilel beklagenswaardige slachtoffer
van blinde gewetenlooze leiders, dat
men ook in den vorm van algemeen
stemrecht steenen biedt voor brood, be
hoeft dus terecht eene andere leiding,
dan hem door de valsche volksvrienden
wordt opgedrongen.
Gelukkig evenwel heeft de Katholieke
Kerk in dit verhevene werk niet de min
ste aansporing noodig. Immers de ver
drukten, de lijdenden, de armen, de zwoe
genden, de strijdenden, de misdeelden,
zjj allen zijn door haar goddeljjken Meester
zoo geheel liefdevol onder hare hoede en
bescherming gesteld. Vandaar dat de H.
Kerk als een teedere Moeder voortdurend
hare zorgen en liefde wijdt aan de arme
misleiden en deze tracht voor te lichten
en te weërhouden, opdat zjj niet vallen
in den afgrond, waarheen zjj door eer
zuchtige bedriegers gedreven worden.
Jammer, diep jammer echter is, dat
haar woord, haar liefde en hare zorgen
soms nog zoo weinig waardeering vinden.
BUITENLAND.
De H. Vader heeft in de St. Pieler
4000 pelgrims uit de Marken en Urabrië
in audiëntie ontvangen. Het was voor
de eerste maal, dat de Paus pelgrims
in de St. Pieler ontving.
Pius X kwam met groote plechtigheid
de basiliek binnen. De Zwitserschc wacht
en de edelwacht escorteerden Z. H. Voor
het Confessie-altaar bad de H. Vader
eenige oogenblikken, daarna ging hij langs
de rjjen pelgrims rn richtte tot hen het
woord.
„Een heerlijker schouwspel is niet
denkbaar," zei de Paus. „Het geloof en
de rede hebben u hierheen geleid. Sedert
negentien eeuwen komen de geloovigen
hier den Prins der Apostelen vereeren.
Ik wensch u geluk met uw gevoelens
voor den Opperpriester. Ik zal God bid
den, dat IIjj u beware in die gevoelens.
Woest de navolgers der heiligen van
(JmbriëAls gij thuis zult zjjn terug
gekeerd, zegt dan aan uw bloedverwanten,
dat de Paus hen van harte zegent en
dat hjj hen in zjjn gebeden gedenkt. Ik
beveel u aan, God te vragen den vrede
onder de christen vorsten en de bekeering
onzer broeders. Ik zegen u in den naam
des Heerenweost mijner indachtig, zoo
als ik u steeds indachtig zal zjjn."
Bij gelegenheid van den vijftigsten
gedenkdag der afkondiging van het Dogma
der Onbevlekte Ontvangenis in 1904 zal
Pius X een jubilé afkondigen.
Mgr. Sogaro, litulair-aartsbisschop van
Amida, zal Mgr. Merry del Val opvolgen
als president der Academie van adellijke
geestelijken.
Mgr. LorcnzeHr, nuntius te Parijs, heeft
in een onderhoud met den directeur van
de „Osservatore Cattolico" gezegd, dat
do H. Stoel meer dan ooit overtuigd
is, dat in Frankrijk de republiek de
grondslag inoet zijn voor elke actie der
Katholieken, omdat de republiek, zoo zij
voor de sectarissen wal. anders beduidt,
voor hot volk is vrede en voorspoed,
terwijl de dynastieke en plebiscitaire
neigingen noodwendigzouden meebrengen
sociale en economische beroeringen, welke
het volk niet wil en de Kerk niet mag
wensclien, nog minder bevorderen.
Voorts zeide hijWat het Concordaat
betreft, gebeure wat moet. De H. Stoel
heeft nooit aanleiding gegeven tot weer
wraak van den staathij zal dezen nooit
een voorwendsel geven om zich beleedigd
te achten, tenzjj hij zich beleedigd acht
door de eenvoudige verdediging van de
elementaire rechten van het godsdienstig
geweten. Zoo dit het geval is, zullen de
gevolgen van een breuk zeker bedroevend
voor het geloof in Frankrijk is het
geloof helaas reeds te veel in verval en
gaal in tal van streken, waar het bljjft
leven, niet gepaard met aan dit geloof
waardige zeden wezen, maar zal ook
de staat zelf de gevolgen te betreuren
hebben.
De Fransche minister van Oorlog, br.\
André, heeft het bij de „blocards" ge
ducht verkorven. Hij heeft nl. de stout
heid begaan de eere-medalje te schenken
aan zuster Achille-Marie, van het hospitaal
FEUILLETON.
Twee
dee arbeiders.
4J Een oor na bur vertrek kwam een bediende
mei ondergoed, went daaraan wu bel meeale
behoede. Hjj bracht ook eetwaren en verster
kende middelen mede voor de beete familie.
Men vraagde hem, wie de dame wu, maar bjj
xeidc, dat niet te mogen zeggen. Zjj wilde wel
doen ongekend en ongenoemd.
De zieke bedankte. Nog nooit had een vreemde
hem een weldaad bewezen.
Lina hoestte, doch zjj klaagde niet. Zjj ver
pleegde den zieke onvermoeid als altjjd. Haar
voornaamste doel wu ook eene ziel te redden.
Met de genzde des Hemels hoopte zjj hem we
der geloovig te maken.
„Lina, gjj zjjt ziek," zeide de vader.
„Het zal wel overgaan ale u maar gezond
zjjt, dan ia tlles goed," antwoordde het kind.
Dew trouw vu bet kleine meisje ontroerde
hem.
„Als.u maar gezond zjjt, dan is alles goed,"
sprak bjj bg zich zelve.
Bad bjj deze liefde vu zjj* dochtertje verdiend
wu bjj niet maar al to hardvochtig tegenover
bear geweest f
Zonderlinge gedachten overvielen hem, die
bg udora niet kende. Zjj ia geloovig, de gods
dienst maakt bur plichtgetrouw, liefdevol en
zacbL
Zjj bad naut hem. Hjj zag baar bidden. Andera
spotte bg ateedB, thans was bjj zoo vreemd
moede, als hjj haar bidden zag. Hjj had no
eerbied gekend, na dwong zjj hem eerbied 1
bg zag kermend op zyn biddende kind.
Hg zelf bad niet, want hjj geloofde niet. Mi
de aanblik van zjjn kind verzachtte in zjj
ziel die duistere, van haat vervulde gedacl
over godsdienst. Want hg moest erksnneo, z<
der godsdienst ware zy niet zoo edel en goed
Hy zag op naar zgn vrouw. Hoe geheel
ders was deze vrouw als hel kind 1
Deze vrouw wu oogeloovig als hg, dit I
wu geloovig, bet wu de geloorige liefde.
Zoo lag bg op zgn leger van smarten, ter
verschillende geJachten hem door de ziel Btorm-
den, on zacht en weemoedig, els bg dacbt u
kind, du ernstig, somber en woest, als hy
un zich zeiven, au zgn verleden, aanzy
Wie ben ik Wat zal er vu mg worden
Zag hg in hel verleden, du ontwurde bg I
hartstocht, zonde, vloek, Wat zal er vat
worden? Angst, vrees, vertwyfoling en dood
zgn toekomst. Zoo lag bg daar in stryd met
deze gedachten. Zyne oogen staarden naar den
waad, onbeweeglijk als steen. Dan zag hy ter
zjjde, daar bad zgn kind met gloeioude undacbl
ale een engelheilige Maria, Moeder
Gods, bidt voor ons, arme zondove, nu
het uur vu onzen dood
Hy luisterde.
Eens had ook hg gebeden. Had hg ook niet
deze woordon gebeden Wu hjj destgda geluk
kiger ol nu? Biddend 0! vloekend?
Dan zag hy in de verste verte oen vroolgkeo
laathof, met zonneglans doorstroomd, en die
lusthof was zgn liiodaheid.
Een weemoedige Iscb leekeode zich af op het
aangezicht van den zieke. Als ol eene malle
zonnestrul uit dien lusthof teruggekomen wu,
om zjjn hart nog eonmul te verblgden.
„Voor wien hebt gjj gebeden", vroeg hg.
„Voor u, lieve vader', kreeg hg ten utwoord.
Dan trilde hg vau gelukkiger smalt, als by
dat utwoord „lieve vader" hoorde. E
Waar waren nu zgn kameraden Zy verlieten
hem. Zoo dikwyis hadden zg van broederbond
en vriendschap gesproken. Na kwamen zg niet.
Zgn patroon, de fabrikant, liet inlormeerea
near zijnen toestand, en hg zond hem ook loon
voor de degen, sinds zyn arbeider ziek was. Om
dat by door ongeluk broodeloos geworden was,
heette bet in den brief. De arbeider had zyc
patroon als „Zwarte" gebaat.
Terwyi deze gedachten zyne ziel vervaldeo
trad de voorname dame weder binnen. Zy wat
nog vriendelgker dan de eerste mael. De ziekt
bedankte haar voor de bewezen weldiden. Hj
kon zich geen denkbeeld vormeo, hoe de darm
er toe kwam, ben zooveel goeds te doen be^
„Dat hebt ge uw kind te danken. Biddend
beeft het my gevonden."
Nu vertelde de dame hoe bet zich had toe
plicht," zeide zjj. „Het is zoo'o zalig gevoel
barmhartig te zjjn jegens de armen."
lu het oog vau den zieke schitterde een traan.
Nog lang bleef zy troostwoorden spreken lot
den zieke. Zg sprak vu Jezns, den Koning der
kranken en van Zyne oneindig groote lietde.
En dat Hg komt, als men Hem roept, zelfs in
de armste arbeiderswoning en dan oneindig
zoeten vrede brengt.
Zjj zag hoe de zieke weende.
Dan koielde zy neder en bad hem voor en
Una bail met haar mede. De arbeider kon niet
bidden, hjj had het verleerd, maar hy verlangde
toch te kunnen bidden.
De dame alond eindelijk op, troostte nog
maals deo zieke en zeide vriendelgk, dat zg weder
De zieke lachte vreedzaam alsof een sombere
beklemming zich had opgelost in zgno ziel.
Toen de dame wederkwam, lag de arbeider Ie
sterven. Hy had zich verzoend met God, vreed
zaam sluimerend lag hy daar.
Nogmaals ontwaakte hy, staarde met groote
oogen op de bezoekster, die hem bet zweet van
hel voorhoofd droogde.
„God zegene 0," zeide bg.
Naut hem stond aan de andere zgde zgn
kind.
Hg drukte Lina de hand en liet zo niet meer los,
Een weinig lerzyde knielden de moeder en
de andere kinderen.
De stervende was weder ingesluimerd, maar
in hel rgk der eeuwigheid.
Una en de dame knielden neder en baden
Geen harde trek lag meer op het aangezicht
van den doode. Barmhartigheid en liefde hadden
hem met het leven verzoend, do barmhartigheid
der voorname dame, eo de liefde zyu kinds.
III.
„Lina beeft bet gedau,* zeiden de lieden. „Hg
zou zich anders niet lalen bekeeren."
„Ja, die wu zgn beschermengel. Als zy nn
maar niet sterf», zfl ziet er zoo bleek nit cn
hoest. Ik vrees
„Nu behoeft zy gelakkig niet meer zoo
zwaar te arbeiden. Zg moet een weldoenster
gevonden hebben, want zg kin voortgaan en
behoeft slechts te arbeiden, als zg wil."
„Eene weldoenster?"
wgls door ons kwartier een zwartgskleede, voor
name dame. Deze moet de familie zooveel goed
doeo, zegt men."
„Ik gnn hel Lina vu harte. Nu is toch ook
hare moeder niet meer zoo boos op haar.
Wollicht is de onbekende daar ook wel de oor-
„De beide koapen zgn ook niet meer Ie huis,
zyn goed opgeborgen. Slechts de kleine Anna
;e kont baar wel, dat lieva
„Ik ken haar. Haar zie eens, datr kamt ze."
„Wie?"
„Wel, de voorname dame."
De onbekende kwam op beiden toe, de weg
voerde haar daar langs tot Una.
De arbeidsters groetteneen vriendeiyke groet
wu bet utwoord.
is nog
ding