DE FFMRIME
DE EEMBODE.
tieblad
No. 38.
Zaterdag 16 December 1905.
Negentiende Jaargang.
BIJVOEGSEL.
Zaterdag 9 December 1905.
De laatste Kloosterling
Saint Anbin.
Vrij naar LOUIS VEU1LL0T.
De abdij Saint-Aubin in Frankrijk was
rijk met goederen begiftigd. Toen de
gruwelen der Fransche revolutie ontke
tenden. meenden de "kloosterlingen van
Saint-Aubin, dat zij wel niets behoefden
te vreezen van de bevolking. Zij hadden
immers aan de goede menschen niets dan
weldaden bewezen. Derhalve bleven zij
in hun abdij, en wijl hun getal niet zeer
groot was, bewoonden allen denzelfden
vleugel van het uitgestrekte gebouw, zoo
dat deuren van de kloostercellen allen
op dezelfde gang uitkwamen.
Langen tijd leefden zij te midden van
den bloedige opstand, die het land zoo
geweldig teisterde, ongestoord, maar ein
delijk werden zij toch het slachtoffer van
hun onvoorzichtg vertrouwen. In een
kouden winternacht stormde onverwachts
een bende Jacobijnen op het weerlooze
klooster los, rammeide de kloosterpoort en
drong het stille gebouw binnen. Hun
moordgeschreeuw en woest gebrul wekte
de kloosterlingen uit den slaap; voordat
dezen zich aankleedcn en aan ontvluchten
denken konden, zagen ze de naar bloed
smachtende booswichten, met de vuile
Jacobijnenmuts op het hoofd, hun cellen
binnenstormen, en man voor man werden
alle kloosterlingen, zonder eenigen vorm
van proces, met pieken en sabels afge
maakt
Slechts éen enkele kloosterling, de
jongste van allen, ontkwam het bloedige
lot zijaer broeders Hij bewoonde de
laatste cel van de lange gang, en voordat
de moordenaars hem bereikten, gelukte
het hem door een sprong uit het venster
zich in den kloostertuin te redden. Nauwe
lijks had hij zulks onder den eersten
indruk van den doodsangst gedaan, of
de vlucht berouwde hem reeds, en hij
hield het voor beter, tegelijk met zijn
broeders om wille der gerechtigheid en
des geloofs te sterven. Hij knielde alzoo in
de sneeuw neder en wachtte bedaard
biddend af, tot de moordenaars ook hem
vinden zouden, om hem eveneens te
dooden. Lang zal het wel niet duren,
zoo dacht hij.
Intusschen had de bende het bloedig
werk voleind de laatste doodskreet was
verstomd. Vanuit den tuin hoorde de
jeugdige kloosterling, hoe de razende
en tierende gezellen zoekend en plun
derend zich verspreidden in het uitge
strekte gebouw. Nu eens hier, dan weder
om daar verlichtte het rosse fakkellicht
het venster van een cel en wierp zijn
bloedig schijnsel op de met sneeuw
overdekte tuinbedden.
,Nu zullen ze komen," dacht de jonge
kloosterling. .Heilige Maria, bid voor
ons nu en in het uur van onzen dood.
Amen."
Ook zijn cel zag hij verlicht en hoorde,
hoe' twee der roovers elkander het zil
veren horloge betwistten, dat hij op zijn
tafel had laten liggen. Zij zagen het
geopende venster en keken even naar
buiten heel duidelijk aanschouwde de
kloosterling het gelaat van één der twee
roovers, dat met een groot litteeken
gemerkt was. Maar zo schenen hem niet
bespeurd te hebbenhet licht der fak
kels had zeker hun oogen verblind.
Twee uren zijn een lange tijd, wanneer
men ze in pijnlijke onzekerheid doorleeft,
of niet elke volgende minuut de laatste
des levens zal zijn. Onze jeugdige kloos
terling hoorde de torenklok middernacht
slaan, vervolgens één uur en twee uur.
Het werd nu rustiger in den nauurigen
vleugel van het kloostergebouwhet
gedruisch was meer naar de afgelegen
gedeelten der abdij geweken. Eindelijk
hadden de moordenaars op den kloos
terhof een vuur aangestoken en dansten,
onder het uitbrullen van oproerige lie
deren, rondom de opflikkerende vlammen.
Dan werd het langzamerhand stil.
.Zouden ze werkelijk vertrokken zijn
en mg alléén in het leven gelaten heb
ben dacht de kloosterling in den tuin.
Hij stond op, ging het verlaten gebouw
binnen, en wandelde, zijn natuurlijk afgrij
zen overwinnend, van de eene cel naar de
andere. Overal bood zich hetzelfde af
schuwelijke schouwspel aan; in hun
bloed badend, door ontelbare wonden
overdekt, lagen de lijken zijner broeders
op den grond uitgestrekt. Hij onderzocht
elk afzonderlijk, maar tevergeefs; hij
vond geen enkel spoor van leven. Diep
geschokt, wankelde hij eindelijk naar
de kloosterkerkdaar wachtte hem een
niet minder droevig tooneel. Het taber
nakel was opengebroken, de heilige
vaten waren geroofdop de altaartreden
en rondom op den vloer der kerk lagen
de heilige Hosties overal verspreid.
Luide weenend knielde de laatste kloos
terling van Saint-Aubin neder en ver
zamelde de heilige Hosties, terwijl hg
den Godmensch om vergeving bad voor
den ten hemel om wraak schreiende
gruwelen, die in den afgeloopen nacht
tegen Hem en zijn dienaren waren ge
pleegd.
Vóórdat de dag aanbrak, verliet hij
het ontwijde godshuis. Hij kende in de
nabijheid het gezin van een armen hout
hakker; daarheen vluchtte hij en verhaalde
de vreeselijke gruwelen. De droefheid
der goede, geloovige lieden was groot.
Gaarne ruimden zij voor hem het besle
vertrek der armzalige hut in, en waren
hem de volgende nachten behulpzaam
by het begraven van de vermoorde
kloosterlingen.
Zoolang het schrikbewind duurde,
genoot de kloosterling de gastvrijheid
en de bescherming van den armen hout
hakker. Toen vervolgens de özeren hand
vaa Bonaparte wederom een weinig
ordelijker toestanden geschapen had en
de monsters der revolutie elkaar weder-
keerig vermoord hadden, ging de jeugdige
kloosterling weer naar zijn klooster terug
en leefde daar, als laatste erfgenaam
zijner broeders, getrouw volgens de regels
zijner orde.
Jaren waren er vervlogen na dien
bloedigen nacht.
Daar vluchtten op zekeren avond twee
reizigers, door een geduchten winterstorm
overvallen, naar de poort van de een
zame abdij en verzochten om toelating.
Der zijn die .aars ontboden, openden de
laai.te kloosterling van Saint-Aubin met
vriendelpkheid d oort voor de vreemde
lingen. Dan geleidde hij hen naar de
eetzaal en vervulde, overeenkomstig zyn
regels, persoonlijk de plichten der gast
vrijheid.
De eene vreemdeling was een bejaard
man met aistooteDde gelaatstrekken, die
door een geweldig litteeken nog woester
en algrijselijker schenen. Toen nu de
roode gloed van het haardvuur het door
de meest woeste hartstochten doorploegde
gelaat verlichtte, bestond er den gast
vrijen kloosterling geen twijfel meer
hij had dat zelfde gelaat in een onver
getelijk oogenblik vroeger gezien.
De jongere vreemdeling, een jongeling
van ongeveer 20 jaren, scheen de zoon
van den eerste te zijn. Hy liet zich het
avondbrood voortreffelijk smaken, terwijl
de bejaarde man, blijkbaar onrustig en
verlegen, slechts met zichtbaar tegen
streven de goedheid van den vromen
kloosterling aanvaardde. Als zij door
spijs en drank verkwikt waren en eeni
gen tijd zich gewarmd hadden bij het
haardvuur, wilde de bejaarde man zijn
weg vervolgen.
De stormwind huilde in den schoor
steen en geeselde de vensters.
Vriendelijk verzocht de kloosterling
aan de vreemdelingen, dat ze den
nacht in het klooster zouden door
brengen. De jongste was zeer inge
nomen met dit verzoek.
„Mijn vader wilde hier volstrekt niet
aankloppen," zeide hg lachend. „Hg
vreesde een slechte ontvangstik moest
hem bijna geweld aandoen, om naar de
poort dezer abdij te gaan."
„Dat is waar," hernam de andere
vreemdeling. „En ik ben voor de goede
ontvangst zeer dankbaar. Evenwel wil
ik den nacht hier niet doorbrengen."
Deze laatste woorden uittede bejaarde
man slechts stotterend en met groote
moeite. Doch de kloosterling bleef zijn
uitnoodiging aanhouden.
„We hebben leege cellen meer dan
genoeg" zeide hg; „men heeft hier tijdens
de revolutie plaats gemaakt."
„Ja, ja," zeide de vreemdeling, „ik
heb daarvan hooren gewagen. Maar ik
geloof, dat de storm bedaard is, en wg
kunnen dus heel goed het naburige dorp
bereiken.
erwijk, Hilversum, Hoogland,
ist.
Prijs der AdvertentiSni
«ndentiên en AdvertentiSn moeien oitcrljjk Vrijdagavond
nar tin bel bnreaa bezorgd zjjo
loffelijk
d stich-
s eenig
te be
ier den
jonge
e gees-
volk af.
;e wijze
over de
ius een
Rome
woond.
purper
ital bis-
nschen
n allo-
de uit-
h heen
hg ge-
aange-
elingen
erk te
3 Igds-
ze ver-
igde er
3d, het
vruch-
Isnden.
an zjjn
orzaakt
„katho-
toe de
noemd,
gerust-
:t haar
htvaar-
it voor
iriftuur
geering
trouwd
goede
jd met
<n moet
i heeft,
aarde
icipelen
wegens
feester,
len tot
l lijden
geloo-
eereU kul, Walk. ik opende was Wig. Met
lange gezichten Monden wj| om been en
keken elkaar telenrgeawld aan.
Ik opende de tweede.
„Hal" riep Dixot*.
„Drommels I" schraeut.de Weteoo.
A zelf tei niets. De toog kleefde mij een
't gehemelte en mjjae oogen palldeo bpoa nit
knnae kaaien. In deze kist stonden een aantal
i ia 'l gelid. Ik nam er een nil en voelde,
Ie lood w
Het w
booten vaatjes, welke ik met mjjn zakmes opende.
Z» weren alle met elotgood gevuld I Ik nam
voor een op eo woog te op mjjn hand;
«He waren even zwaar.
„Ie bet good?" vroeg Dixon bjjna ademloos.
„Ja, ja, klmkbaar good," antwoordde ik geheel
van streek.
.Wat ion dal wel waard tjjn? vroeg Walton,
terwjjl hjj naar een groote vierkaote doos weee,
die in een boek van de kist naast de vaatjes gond
stond. Ik lichtte den deksel op en vond een
menigte goudklompen eo row bewerkte riogaa,
van 't zelfde metaal, zieraden, welke, sooals
ik later hoorde, door Afrikaznscha vonten en
bnone vrouwen gedregeo werden.
„Kerels!" riep ik, „wjj hebben one leven
gewaagd en one klein vermogen prjjt gegeven,
eo deze kiet beantwoord na de vraag, die ik
mjlzelf meermalen gesteld heb, hoe zal dit evoo-
tour eiodigeo? Co na, 't eindigt met een ver
mogen I Maar eerst moeten wjj 't ecbip neer
haia brengen, joogaae; als we ooit iets waard
waren als zeelni, dan moeten wfj "t on kewjjzen!"
Ik sloot de kisleo en wjj gingen met ons
drie«n op 't dek. One aerate en voornaamste
werk wee, dat wjj de Ijjkeo in zee neerlieten
en het schip goed schoonmaaktenvan na al
Wjj namen een horloge, een notitieboek en
wet Amerikaaoscb geld nit de sakken van den
kapiteio en lieten bet ljjk aan een touw io zee
lekken. Ik bad God om erbarmen voor de zie)
van den armen zeeman, (oen sjjo ljjk in het
heldere water zonk; ook voor de aodereo bzd
Ik. Toen de Ijjkeo op die manier verwjjderd
waren, wis ons eerste werk het gebeele-
vaartuig grondig te onderzoeken. Voorzich
tig liet ik mjj door het kleine loik zakken
want ik vreesde de lacht, die rnj) tegemoet
stroomde evenveel als den aanblik, die mg
beneden misschien wachtte. Ofschoon het
echter verschrikkelijk heet waa daar benedeo.
ontdekte lk tocb geeo spoor ven kwade dampen.
Ook vond ik, tot mjjn niet gerioge verlichting,
geeo lj|kon meer. Ik ging weer op dek en wjj
togen aan 't werk, om 'l schip van boven tot
benodn te ontsmetten. Dit deden wjj door pek
vermeugn, aoor den Dlttsem weggutegi
verbrand.
„Jongens," sprak ik tot mjjn beide metgezellen,
„wjj tollen alleen ntaer bjj ganztigeo wind kunnen
leileo eo daarop kunnen we op den door niet
rekenen. We mogen ons daarom niet leng be
zinnen, moeten doen wat we kannen om dezen
stomp van den meet zoo te berztelleo, dat er
een zeil zen kan. En els we 't geheel dan zoo
wat zeewaardig gemaakt hebben, is de volgende
vraag: waarheen? De Kanarische eilanden ajja
't dichtst bjj, maar ik ksn niet zeggen, dat ik
grooten lost voel, onze aansprakeu op eeo goede
belooning voor 't -edden van T vaartuig te
doen afhingen van do genade ol ongenade der
Spaanecbe overheid,"
„Waarom oiet regelrecht naar hoie gevaren f
vroeg Wateon.
„liet ia nog el moeilijk," teida ik, „zoo'a
vigen moed en kracht putten uit de
tegempoeden, die het geloof versterken
en hel vertrouwen in de Voorzienigheid
vermeerderen. De Heer maakte de vol
ken vatbaar voor verbetering en zal
een tijdperk van ruit en vrede doen
herboren worden.
De wet op de scheiding van Kerk en
Slaat in Frankrijk is bereids in de Staats
courant verschenen.
Tegelyk met de alkondiging van de
wet tot scheiding van Kerk en Staat
heeft de minister van Eeredienst in den
Moniteur eeo schryven gepubliceerd,
waarin er op gewezen wordt, dat deze
wet en in het byzonder 16 er van
onmiddellijk in werking treedt.
Deze paragraaf bepaalt, dat alle ker-
kelyke gebouwen en de daarin aanwe
zige roerende goederen van kunst-histo-
rischen aard in de lyst van openbare
staats-kunstwerken zullen worden opge
nomen, die de wet van 1887 voorschrijft.
Verder wijst de minister er op, dat
de kunstwerken, die aan den Staat be-
hooren, volgens die wet onvervreemd
baar zyn, en dat voor de vervreemding
van voorwerpen, die in eigendom be-
hooren aan de departementen of ge
meenten een bijzondere ministerieele
goedkeuring vereischt wordt. Overtreding
van deze voorschriften is strafbaar.
Terecht schryft het Fransche orgaan
„Le Soleil";
„Zullen thans nu eindelyk de Katho
lieken zich vereenigen, om met hun ge
loof ook de raaaUchappy te verdedigen,
die in gevaar is? Want nog nooit was
de maatschappy In groole. gevaar dan
thans. De scheidingswet plundert de
kerken en opent daarmee de deur tot
alle aanvallen tegen het eigendom
Mogeti zich thans allea scharen om
dezelfde banier, de banier der gewetens
vrijheid Dat is voor haar zelf, dat
is voor do Kerk, dat is voor Frankrijk
een levensquaestie."
Het kapittel van St. Jan van Lateranen
heeft, na de onderteekening van de
wet door den president, hem vervallen
verklaard van zgn waardigheid van eere
kanunnik van die basiliek.
Het nieuwe Engelsche Ministerie, in
het Staatsblad vermeld, is zooals ver
wacht werd, uit liberalen saamgesteld,
die een gesloten geheel vormen. Alleen
lord Rosebery is niet toegetreden, wel
blgken meerdere van zgn volgelingen,
o.a. de zeer bekwame Asquith, Grey en
Fowler, zich met Bannerman vereenigd
te hebben.
In Januari zullen nu de algemeene
verkiezingen uitspraak te doen hebben
over de lormatie-Bannerman. Wel mag
men verwachten, dat zy den liberalen
een overwinning zullen schenken, toch
zal sir Henry wel eens met vreeze en
verre rei» met zoo'a ellendig vurtaig."
„Meer 't zou toch wel getal U kent den
koer» toch, »luurmu I"
,J», j», lk ul je wel op 't droge brengen,
meer ol het met ïeilta gelukken ul i» een
andere traag."
„Wjj moeten het probeeren, elnnrmeo, meer
we moeten bet alleen doen," teide Dixon. „Ale
er locb anderen bjjkomeo, zulten te ook bnn
part willen hebben, eo dan krjjgen wjj niet
veel; en daar wjj alleen de gelukkige vindere
geweest tjjn, la 'l niel maer dan billjjk, dat wjj
alleen de heele belooolng krjjgen."
Ik dacht een oogenblik na, en aprak toen:
„Goed dan, we zullen el 't mogeljjke doen, om
oczen wil door te letten."
Belde matrozen riepen Inide: boeral We
•loten de overige ruimten behoorlijk of, opdet
de aterke lucht vaa hel breodeade pek een
goede nitrerkisg zon hebben. Daarna namen
wjj nit onze eigen boot, alias wat er nog in
wa» eo lieten xe in de golven xakken; bet
gevonden ecbip tocb bad nog drie goede booten.
Na maekten we de noodige toebereidaeleo voor
den tocht eo zetten koert naar 't noorden.
Wordt vervolgd.)