DE EEMBQDE. "ieblad No. 23. Zaterdag 8 September 1906. Twintigste Jaargang DE EEMBQDE -li - 1_ IT A -3 Tvijk, Hilversum, Hoogland, BIJVOEGSEL. Zaterdag 1 September 1906. Het kind van den besehuliligde. De rechter had gedineerd en rookte een heerlijke after-dinner sigaar, voordat hij naar de papieren keek, die op de tafel verspreid lagen. Toen hij zoo droomende in het vuur staarde en met langzame trekjes van de Havanna genoot, verheugd eens een oogenblikje te kunnen uitrusten van het vermoeiende werk inhelbedompte drukke rechtsgebouw, kon hij zijn gedach ten toch niet van de bezwarende om standigheden afhouden waaronder dien dag een beklaagde voor de rechtbank was verschenen. Zonder twijfel was de gevangene schuldig aan het erstige mis drijf, dat hem ten laste was gelegd, en hoe wel het de eerste maal was, dat de beklaag de met de justitie in aanraking kwam, was de rechter toch overtuigd hier do wet in al hare strengheid te moeten loepas sen. De rechter was afkeerig van snelle vonnissen. Hij beschouwde meelijden voor een misdadiger als een tekortkoming tegenover de maatschappij, een aanmoe diging voor hen, die alleen tegen een misdaad opzagen uit vrees voor straf. Het volk, dat door verzoekschriften het oordeel des rechters trachtte te ver zachten was in zijn oog schuldig aan een verkeerd geplaatst medelijden. Er was ook geen trek van zachtheid op zijn gelaat te bespeuren. Do grijze wenk brauwen en de koude grijze oogen toon den aan, dat bij een rechtvaardig man was, strikt rechtvaardig, doch niet vat baar voor indrukken. Hjj had het verhoor met de grootste onpartijdigheid geleid, doch nu de schul digverklaring was uitgesproken, wilde hij een afschrikwekkend voorbeeld stellen voor hem, die zoo schaamteloos het vertrouwen had misbruikt, dat in hem was gesteld. In het kort kwam de zaak hierop neer. De gevangene, Arthur Maxwell, was kassier bij de firma Lightbody Dufton. De eenige firmant, de heer J. Lightbody, was eenigen tijd geleden gestorven en had zjjn zaken nagelaten aan zijn neef Thomas Faulker. Faulker beschuldigde nu Maxwell een bedrag van 250 pond sterling te hebben verduisterd. Maxwell bekende het geld uit de kas genomen te hebben, doch verzekerde, dat de heer Lihtbody het hem als be looning geschonken had. Ongelukkig voor den gevangene was de brief, dien hjj vol gens zijn zeggen tegelijk met den wissel ontvangen had, nergens te vinden, terwijl Faulker de handteekening op den wissel door schriftkundigen had laten onder zoeken, die beweerden, dat zij valsch was. Uit het onderzoek was gebleken, dat ook het re<;u in het wisseiboek niet was ingevuld. Hiertegenover voerde de beklaagde aan, dal de heer Lightbody, in zijn privé-kantoor een blanco wissel had genomen, hem ingevuld en gc- toekend had, in zijn tegenwoordigheid. Hij kon echter hiervoor geen bewijs aan brengen en het eenige, dat in zijn voor deel sprak, was zijn smetteloos verleden. Arthur Maxwell, zoo sprak de rechter tot zichzclven, gij wordt beschul digd op gronden, die geen twijfel omtrent uw schuld mogelijk maken. Gij zijt schul dig bevonden aan een misdaad, die ik als van de laagste soort moet Een geluid van stommen in den gang deed hem zijne alleensprak staken. De rechter verlangde de grootst mogelijke stilte in huis, wanneer hij studeerde en de bedienden, die hem als een streng meester kenden, zorgden er wel voor, aan zijn bevelen te gehoorzamen. Hij belde met het doel den levenmakers een goed standje te geven. Er verscheen echter geen bediende in de deuropening, maar wel zjjn achttienjarige dochter Mabel, een aardige blondine', die zeer duidelijk in een staal van opgewonden heid verkeerde. O, Papariep zij, hier is zulk een aardig, klein meisje, dat u wenscht te spreken. Mag zij binnenkomen Voor hij van zjjn verbazing was be komen, trad er een klein meisje, van ongeveer vijf of zes jaren, binnen. Zij was gekleed in een rood mantellje en droeg onder haar eene arin een zwart popje en onder de andere arm een in bruin papier gewikkeld pakje. De rechter stond op niet de duidelijke bedoeling zijn dochter voor haar optreden te straffen, doch de deur vloog met een slag dicht en hij bevond zich met het kleine schepseltje alleen in de kamer. Buit n hoorde hij zijn dochter snel de trappen opgaan. Wat komt gij hier doen, kleine? vroeg hij op een norschen toon. Wat kunt gij mij willen vragen Zij gaf echter geen antwoord en bleef hem met haar groote ronde kijkers aanstaren? Kom, kom, sprak hij een weinig zachter. Zijt ge uw tong verloren Wal wilt ge eigenlijk van mjj hebben? Ik kom u Tommy brengen, zeide zij zacht en verlegen. De oogen van den dokter kregen zijns ondanks een veel zachteren glans. Kom eens hier, zeide hij, bij de tafel zitten, en vertel mij eens wat. Zij naderde hem nu onbevreesd, zooals kinderen steeds doen, wanneer men ze vertrouwelijk aanspreekt. Ik geloof, dat dit Tommy is, zeide de rechter, het kleine popje op zijn knie zettende. Jamaar ik heb ook nog wat anders voor u meegebrachthernam de kleine, terwijl zij het pakje opende, dat een kleine ark van Noë, een wit schaapje, een varkentje een doos potlooden; een penhouder, een zakmes met gebroken heft, een of twee prentenboeken en een verzameling van met waterverf gekleurde teekeningen bevatte. Vooral op het laat ste scheen zij zeer trots te zijn. Ik heb ze alle zelf geschilderd, verklaarde de kleine. Ik vind het heel lief van je, om al die mooie zaken te geven, maar waarom vindt ge het noodig mij die te geven IkIk vind het niet noodig om u die te geven! antwoordde zjj. Nu! zeide hij met een glimlach, dat is vermakelijkWaarom brengt gij ze dan hier, als ge het niet noodig vindt om mij ze te geven? Ik zal alles aan u geven en Tommy ook, deze woorden waren ver gezeld van een blik op het kleine popje als... gij my beloven wilt, dat vader niet in de gevangenis zal gaan (Slot volgt.) Plaatselijke Berichten. Soest. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag jl. omstreeks hall twee ontstond door onbekendo oorzaak brand in een paar schelften rogge en haver, toebehoorende aan de wed. Heine, wonende aao den Brinkweg alhier, die geheel atbrandden. De brandspuit uit de Keikebunr'. was spoedig ter plaatse en voorkwam, dat de braad zich verder uitbreidde. Men vermoedt evenwel, dat de brand aangestoken n petrol u te bespeuren was ei denkt hiervan rondtrekkende lui mei een woon wagen, die dien dag aan de eigenares om hooi gevraagd hadden en wieu zulks geweigerd was. De petroleumkoopman van Rijn alhier miste den volgenden dag uit zyn kan een viertal liters petroleum, die wsarschjjnljjk voor hel aansteken van den brand gebraikt zijn. Het verbrande was zeer Itag verzekerd. Zondagmiddag omstreeks half drie werd ons anders zoo rustig dorp andermaal in rep en roer gebracht door het gelui der brandklok, Titans was oen hevige brand ontstaan by don landbouwer H, van Zuilen aan den Veenhuizer- weg, vermoedelijk door het spelen mst lucifers door kinderen. Aangewakkerd door den hevigen wind breidde het vuur zich bliksemsnel uit on bad iu eon minimum tjjds buis, scbuur, bakhuis, een berg van rogge en twee hooibergen tot *sch verleerd. De gebouwen waren verzekerd voor f4000 bj de Oadtrlinge Soester-Brand- waarborgraaatschap|.ü, doch de iaboeóel, waar van slechts een klein gedeelte werd gered, benevens de oogst waren niet verzekerd, zoodat de eigenaar groote schade lijdt. Door de felle hitte ontstond ook een begio van brand bij den smid Busboom, die echter spoedig gebluscht werd. Do brandweer was spoedig ter plaatse, ongeveer een half uur met een straal op do waterleiding aangevoerd worden, zoodat dit nogal eenig oponthoud veroorzaakte. Aan blus- scheu viel dan ook niet te denken en mm bepaald» zich dan ook in 't begin voornamelijk tot bet nat houden van omliggende perceelrn, wat wel noodig was, went op een half uur atstand van do plaats van den brand vielen 3lukkon verbrand riet neer. Een treurig staaltje van baldadigheid werd bjj die gelegenheid ge geven, door 's avonds op twee plaatsen de Frijn der Advertentiön i 6 regeltf 0.30. en regel meerf0.05. rt gij reene itken- oord, in de neer- roken de raps", n ge- trad „Aan Kerk- t niet Paus Scrste t uit- merkt n een ichicn ischjj- tmand tbben, roort ot ,de i alge- of de zooals z(j door de wet waren voorgesteld, al of niet mogelijk waren, zonder de heilige rechten te schenden, die het leven-zelf der Kerk raken. En het antwoord van het Episcopaat op deze vraag was beslist en duidelijk en met nagenoeg algemeene stemmen ontkennend. „En vandaar, dat de Pauselijke Ency cliek, door de verklaring, dat van de zijde der bisschoppen de verwetping van deze vereenigingen bijna eenstem mig is geweest („quasi unanime"), niet slechts iets zegt, hetwelk volkomen in overeenstemming is met de waarheid, maar dat zij om het te zeggen, dezelfde woorden gebruikt, waarvan zich ook de bisschoppen hebben bediend ten einde te betuigen, dat dit soort vereenigingen niet mogelijk was zonder de wezenlijke rechten der Kerk aan te randen. „De Pauselijke Encycliek roert dan de tweede vraag belrefTende de moge lijkheid van andere, kanonieke, vereeni gingen niet aan, dan na te hebben vast gesteld, dat de eerste vraag door de bijna-eenstemmige uitspraak der verga- dei ing te Parijs opgelost was in ont- kennenden zin'. Wij dagen den .Temps" of wie dan ook uit deze onze uit drukkelijke en besliste verklaring tegen te spreken, waaruit duidelijk blijkt, dat, indien er gewaagd kan worden van drog redenen of verkrachting der waarheid, deze zeker niet geschiedt van den kant des Pausen (het is weerzinwekkend zulks ook maar te denkendoch zeer zeker van dien van den Temps", omtrent wij niet weten of hij bjj vergissing of uit kwade trouw, zjjn best doet om twee afzonderlijke en volstrekt onder scheiden gedeelten van het Pauselijk document met elkaar te v De afstraffing is raak doch ridderlijk erkennen, dat men gelogen en gelasterd heeft valt juist niet, en ook thans niet, bij de penvoerders in de anti-clericale pers te bewonderen. Maar toch zijn de in dit geding betrokken bladen lot de ervaring gekomen, dat zij ook thans met het wapen van leugen en laster te lianteeren alleen zich zelve hebben ge wond. De Fransche seclarissen kunnen voort gaan met den Paus te beliegen en te belasteren, de Kerk te tiranniseeren met steeds grimmiger haat en onstuimiger hartstochtmaar het woord van Z. II. Paus Pius X, neergelegd in zjjn jongste Encycliek, bljjft in volle waarde en on geschonden kracht. oppervlakte zweelden. De dag was buitengewooo zoel eo aan den bemel vertoonden zich reeds donkore wolken. Daer kwem een bediende snel over den grintweg nar zjjn jongo meesteres en diende aan„Professor Herwog". Eeoige oogeablikken later stond de aange diende, een vriendelijke, oude heer mei sneeuw wit heer, reeds voor Elfriede. „Barones", «prak hg met een hofleljjke buiging, ,ik ben gekomen om a voor bet ge noegen to daokeo, my verschaft door de lezing van het manuscript, met welker doorzien n rojj belast hebt. Ik breng het terug met de ver zekering, dat het succes van uw werk verzekerd is en uwe verwachtingen zullen overtreffen. verhefieuder en heldhaftiger dan de zorg voor deze ongelnkkigen." „Welnu, dan zal hot my een groot genoegen verschaffen, in een der volgende nummers van maandschrift een artikel to «chr[|vou over de missie onder de meluutschon. In aansluiting daaraan zal ik een recensie plaatsen over uwe novelle, welke u nog veel daarovor zeggen zal, gjj in nw bescheidenheid titans niet gaarne zouJt willen iiooren." Verrassing, blijdschap en beschaming over den haar toegezwaaiden lol leekendeo zich op Eltriedes trekkende gevreesde krtliek was dos gelukkig uitgevallen Onder hartelgke dankreggiog liet tij den professor heengaan, wachtte nog oen oogenblik Ik heb hem nooit zoo booren spreken al» vandaag. Luister maar eens, wal bjj injj gezegd heeft." Zö herhaalde het neele gesprek; El- tegenwoordigheid fricdcs oogen vuldca zich inet tranen, eenig leed „Mu'o hemel I" riep zjj smartelijk uit, „dat .Wees zjjn louter godslasteringen. O, Maria, hebt Gy dan geen mijner gebeden verhoord? O, mjjn arme, ongelukkige Eckliartl" Madame Fauchon praatte nog wat door. „Hier is een blief, welken de baron gat voor hij heenging, met het uitdrukkelijk bevel u dien niet te overhandigen voor twei 's middags." Elfriede maakte snol do enveloppe open en las verwijt „Mjjn arme Zuster, „Maar bedenk Deze briel «al u veol leed veroorzaken, heel niet barones," viel madame Fauchon „en bega geen dwaasheden menschep wel denkeu, als gü aats komt. Dat kan volstrekt om de menscheo," riep zjj uit, en de ziel mijns broeders op Hond mij niet legen, madame er mjj mijn gehecle leven een ;en, indien ik hier bied." toch, barones, dal in 't ge vaar bet duel zal plaats vinden il toch niet io 't honderd gaan loopen. Ga liever met mjj nice near de kapel eo laten vjj samen voor den baron biddenGod is ilinachtig en kan ook hier helpen." Eo zjj nam Ellriede als een kiod bjj de hand en bracht naar de kapel. Het meisje weende niet rasar zjj geleek meer een doode danern levende, toen zy, geleund op den arm barer dame van gez.-lschap, het kleine heiligdom betrad. Op dat oogenblik weerklonk het eorsle rommelen van den donder, In weerwil van het vroege namiddaguur was da kapel reeds in een vreesaanjagend duister gebuid. Ellriede ping langzaam naar hel altaar, knielde een tjjdlaDg als levenloos op de treden en liet ten slotte als een kind, dat moe is, haar hoofd op den rand van den bidsloel zinken. O, rnjjo God, waarom mjj dit aangedaan! Dezo kreet ontsnapte aan haar boezem. Het was geen klacht van verzet, geen morren tegen God, doch slechts verwondeting over 'l leed, dal snel als de bliksem in haar vreugde gevallen was. Hoe had zij nog zoo pas uit do volheid Imars harten God ged .ukt vcor zjjo goedheid, en nu koielde zjj voor denzellden God en wist niet, hoe zy Zjjn beschikkingen moest verklaren. Had haar blijdschap Hem mishaagd, en was Hjj gekomen, om haar daarvoor te straffen Zjj doorzocht de uiterste schuilhoeken baars harten en was zich bewust, dit zjj geen ydeleo roem ot menscheiyken lol gezocht bad. Een jaer lang bad zjj aan haar boek geschreven, weliswaar met die blijdschap, verbonden aau

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1906 | | pagina 5