MBODE. No. 31. Zaterdag 3 November 1906. Twintigste Jaargang. DE EEMBODE Katholiek Nienws= er» Advertentieblad k, Hilversum, Hoogland, Laren, BIJVOEGSEL. Zaterdag 27 October 1906. Prijs der Advertentiën tot 6 regelsf 0.30 ïderen regel meerf 0.05 De dorpstoren. 't Wat tegen het einde van December, vertelde vader Sablon, ja 't was tegen het einde van December, in datvreese- lijk jaar '70 toen alles tegen ons was, het weer en de menschen. Het was toen zoo bitter koud en de sneeuw had alle wegen overdekt. De Pruisen waren nog niet te Saint- Slartin gekomen, maar men merkte toch, dat zij al heel wat dieper het woud waren binnengedrongendrie dagen te voren hadden wij in de verte twee doffe slagen gehoord, waaruit wij begrepen, dat men de bruggen had laten springen. Sinds dien dag waren wij zonder nieuws tijdingen, want de gemeenschap met Evreux was verbroken 't was verschrik kelijk in die dagen zoo geheel van de wereld afgescheiden te zijn, te meer daar buiten ons dorp zoo geweldige gebeurtenissen voorvielen. De compagnie van het 202e regiment, die bij ons was ingekwartierd, had geen bevelen meer, en kapitein Bourgaerd zeide eens tegen ons, zoo tegen vier uur, toen het donker begon te worden - Ik kan niet langer hier blijven, ot loop gevaar mij met mijn mannen te laten gevangen nemen zonder nog een schot te kunnen lossen, want het dorp is niet te verdedigen. Ik ga kampeeren aan den kant van Guriandiére en daar zal ik trachten weer met mijn brigade in aanraking te komen. Hij nam mij een oogenblik alleen, omdat hij mij kende en wist, dat ik een oud soldaat was. Zij zien mij heel gaarne heengaan, fluisterde hij, op de notabelen van het dorp wijzend, die in groepjes stonden tc praten, en in den grond hebben zij gelijk. Alles wat zij met mijn hier-blijven zouden winnen, is een zware oorlogs schatting en misschien, dal hun huizen nog verbrand worden bovendien. Maar gij vader Sablon, gij moet me een dienst bewijzenals de Pruisen hier komen, zoek dan een raiddel om mij te waar schuwen. Een jongen komt overal door, een geweerschot kan men al in de verte hooren, een klok kan toevallig geluid worden ik zal goed luisteren en weet dan, wat het beteekent. Ik beloofde hem al, wat hij wilde en zij trokken al door de lange dorpsstraten in versnelden pas. Toen ik den laatsten roodbroek zag verdwijnen, kreeg ik een gevoel, alsof wij niet meer in Frankrijk waren. Ik ging naar binnen en had juist een ketel voor den dag gehaald om pap te koken toen ik opeens den snellen galop van paarden over de bevroren sneeuw hoorde, nieuwsgierig keek ik onder de blinden door en zag vier groote uhlanen. 't Was lichte inaan en de sneeuw maakte den avond nog helderder; ik zag ze duidelijk op hun magere paarden, de lans op den rug. Een oogenblik stonden zij stil, toen renden zij het dorp door en een half uur later waren wij door de Pruisen bezet, in alle stilte, zonder dat een stem werd gehoord of een com mando weerklonk als schimmen waren zij gekomen. ik dacht bij mij zeivenals kap'tein Bourgaerd niet gewaarschuwd wordt, komt hij morgen in het dorp terug en wordt met zijn heele compagnie j vermoord. De Pruisen waren zeer talrijk en ieder oogenblik kwamen er nog meer. Naar den kapitein toegaan was onmoge lijk, want ik had veertien dagen geleden mijn voet verstuikt en ik was in die dagen al lang niet jong meer. Ik was al blij, dat ik met mijn stok een weinig voort kon sukkelen. Een jongen? Waar zou ik die zoo laat in den avond kunnen vinden? En een man durfde ik niet zenden, die liep gevaar doodgeschoten te worden. Toen dacht ik aan mijn beroep van klokluider en dal wij niel voor niets j een mooie klok hadden, die drie mijlen in het rond gehoord werd. Ik trok mijn pels aan en ging uit. De straat was voi soldaten, paarden en munitie-wagens. De Pruisen hadden geen vuur gemaakt en aan alle wegen van het dorp stonden soldaten, die de bewoners beletten heen te gaan. Klaar blijkelijk hadden zij iets kwaads in den zin, en ik vermoedde, dat er eenige van onze troepen in den omlrek waren, die zij gaarne, volgens hun gewoonte onver hoeds op het lijf zouden vallen. Daar zal ik bij zijn, dacht ik bij mij zelf. I Ik ging de straat op, oogenschijnlijk I uit nieuwsgierigheid. De soldaten sloegen geen acht op me, daar ik een oud man was, die moeilijk liep. Ik had den sleutel i van de kerk bij mij en sloop ongemerkt naar binnen. Haastig een lampje opge- sloken en naar den toren, waar ik aar- i zelde en redeneerde, dat het voor de Pruisen een kleinigheid zou zijn de deur te openen en mij het luiden te beletten, voor ik goed en wel aan den gang was. Ik klouterde de Irap op en kwam ter hoogte van het orgel, maar daar was ik nog niet hoog genoeg. Waarachtig, ik besloot maar naar boven te klimmen ondanks mijn been. Dat was geen gemakkelijk werk, want daarboven was geer, trap meer, maar men moest van ladder op ladder om hoog klauteren tot boven aan de balken toe. En dan moest men nog den toren kennen zooals ik, om zich daar te wagen, vooral 's nachts, want hier en daar was slechts een ijzeren staaf of een vooruit springende balk, waarop men een voet moest zetten om van de eene ladder op de andere te komen. Met alle inspanning heesch ik mij naar boven die drommelsche voet deed zoo'n pynmaar eindelijk was ik boven bij mijn klok en zonder een oogen blik rust te nemen lichtte ik den klepel op. Groote geluidsgolven vulden het vertrek, onlsnapten door de galmgaten en verspreiddén zich door de luchtnog een slag, nog een en toen zonder op houden klonk het geluid der alarmklok Ting tang, ting tang. Het raasde in mijn hoofd, het dorp schrok wakker en ver, heel ver boven het woud hoorde ik het geluid van mijn klokken weergalmen. Beneden vernam ik voetstappen, er werd aan de kerkdeur gerammeld, een met ijzer beslagen schoen trapte er tegenaan en een stem riep in het Fransch met Duitschen tongval Wil je wel eens ophouden I Wat is dat voor een manier van doen om zoo te luiden. Ting tang, ting tang. Toen hoorde ik ssstss door de lucht en een oogenblik later den knal van een geweerschot. Ze schoten op mij. Ting tang, ting tang, ging de klok. Ik hoorde kraken van hout, het vallen van ijzer op de zerken van het portaal er klonken schreden op het koor en opnieuw werd er geroepen. Wil je aanstonds naar beneden komen, schurk Wacht maar even Ze kwamen naar boven. Plotseling greep ik den klepel en luidde onop houdelijk; van den kant van St. Leu begon ook de klok te luiden, te Morgny ook, in de verte de kleine klok van Azay. Onder de geweiver. der kerk knalden de geweerschoten en weergalmden als h»t geluid van den donder. Onder myn voeten drongen de kogels in de eiken balken als spykers, die er met den hamer werden ingedreven, andere carambo leerden tegen de steenen, een trof myn klok, die een pijnlijk zucht slaakte, maar eindelijk klonk daar beneden een stem: Genoeg, genoeg! Het vuren hield op, en in het Duitsch hoorde ik een bevel geven. Ik zag een der soldaten zijn geweer neerzetten en naar hoven kijken om de hoogte te meten, eindelyk greep hij de sporten en lang zaam en voorzichtig werkte hij zich op waarts. Het begon te sneeuwen, in dichte, groote vlokken, op een wijze, die geen ophouden voorspelde, vlokken hoopten zich op de balken van den toren, stoven door de galmgaten tegen de sporten der ladder, en ik had een flauwe hoop, dat die sneeuw mijn redding zijn zou. Langzaam kwam de Duitscher naar boven en nu en dan wierp bij het hoofd achterover om naar mij te zien, en ik zag duidelijk zijn gelaat mei den grooten vollen baard en de heldere oogen. Maar wat haatte ik hem op dal oogenblik I Ik begreep, dat hij spoedig bij my zou zijn- Toen hij bij de vooruitstekende ijzers kwam aarzelde hij, het ijskoude ijzer verlamde zijn handen: beneden zag hij slechts een zwarten afgrond en boven dwarrelde de sneeuw bij bet tochtgat spondentiën en Advert Spanje infant onver- weging, :n over t blijkt, hte van ts eene weet, Mottige je jaren Jen. de 2rft. In ichting, dat de 2 eerste 908 te touden. >en hoe bericht ie ge- t natio- .n omen n nota tan de temen. <chtans gering. :t plan der de slechts t, naar i twee Zes of p deze rokken zijn ambt geschorst, daar hij ge protesteerd heeft tegen de wegneming der kruisen in de scholen. Zondag stortten drie wagens, die deel uitmaakten van een electrischen trein op den Penssylvania-spoorweg in den namiddag van de scliraagbrug bij de badplaats New-Jersy (Amerika). 44 lijken van passagiers, klie ver dronken zijn, waren te middernacht boven water gebracht. Men gelooft, er nog 25 a 50 lijken in het water moeien liggen. Nader werden de volgende bijzon derheden daarover gemeld: De electrische trein bestond uit drie wagens en wilde Zondagmiddag over de spoorwegbrug trekken, die Atlantic- City (New-Jersey) met het vasteland verbindt. Deze brug stond echter open en het gevolg was, dal de trein in volle vaart naar de diepte ging. De twee eerste wagens verdwenen dadelijk onder hel water. Gelukkig bleef de laatste wagen hangen en slaagde men er in de inzittenden te redden. Door dat de ramp bij opkomenden vloed plaats had, werden de reddingsmaat regelen zeer bemoeilijkt. Des niet te min wist men van boven af in de gezonken wagens te dringen en om half negen des avonds waren twaalf lijken boven gehaald. Ongeveer twin tig geredde personen zijn in de zieken huizen opgenomen. De beide gezonken wagens liggen ongeveer dertig voet diep in het water met nog vijttig tot zestig verdronken personen. De ramp moet geheel aan onvoor zichtigheid te wijten zijn. De verhalen, die telkens weer in de Amerikaansche bladen voorkomen over de weelde en genotzucht, die daar hcerschen, zijn zoo ernstig, dat men met stelligheid spreken mag over het snellen naar den ondergang van het Amerikaansche volk. Het vol gende staaltje uit een der bladen over genomen, zegt meer dan genoeg: De Amerikaansche millionair Harvey S. Ladew is erin geslaagd iets nieuws in het genre feestdiners te verzinnen. Toen zijn beste paarden de laatste wedrennen op Long Island gewonnen hadden, gaf hij aait de sportvrienden een schitterend banket. Daarbij zalen niede aan de twee gelukkige paarden. Aan het uiteinde der tafel vraten zij uit zilveren en gouden bakken een overheerlijk hapje haver en wortels. zonancia cn levensvreugde, welke ac trots en de vreugde zijns harten waren. Zijn zaak ging evenzeer goed cn was de winstgevendste der stadliet door hem bewoonde huis, was een erfdeel zijns vaders, en zonder schulden last; een aardig kapitaaltje had hij reeds door vlijt cn spaarzaamheid overgewonnen, en zijn welstand nam met de jaren toe, zoodat duidelijk bleek, dat de zegen Gods op al zijn ondernemingen rustte. De brave man moest dus immers wel gelukkig zijn I De familie Ehrhart vierde terecht een 's Morgens was de vrouw reeds in de vroegte in de kerk geweest, hau daar de ze ook met oprechte nauwgezetheid voor God en den hemel. Geen enkele ernstige ziekte had nog een lid der familie bezocht, en door den zegen in haar huis vermocht zij naar hartelust ook de armen cn noodlijdenden van het hare mee tc dcelenwat ontbrak er dus nog aan haar levensgeluk? Zij had bijna alles, wat een minnend mcnschcnhart slechts wensehen kan, cn zij wcnschtc dan ook niets anders, dan dat God haar al dat reine geluk mocht laten behouden. Maar wanneer het nu eens anders worden mocht, zou zij dan ook, gelijk hare heilige palro- nesse, midden in het diepste leed het Tc Daim zingen kunnen, cn opgeruimden dankbaar zijn Zoo bereidde men zich in het huisgezin van F.hrhart op de komst van het Kindje van Bethlehem voor. En het wilde komen, het goddelijk Kind, doch in dit jaar in zeer vele huizen en vele harten niet oin den verlichten kerstboom op tc sieren, maar inet het doodssombcrc, tranen zware kruis. Zekeren dag keerden de drie grootste kinderen uit de school terug met de tijding, dat er tot na het Kerstfeest geen school meer was, - de pastoor had gezegd, dat in de naburige plaats reeds velen aan een ernstige Itelijkc i de eigen stad lagen r s drie vallen onder de kinderen der huren hoorde, en verzuimde daarbij geen enkele der angstig voor gehouden voorzorgsmaatregelen te nemen. Maar God had het anders besloten. Op zekeren avond was de kleine Godfried, dc lieveling van het heele gezin, ziek gewor den, en den volgenden middag was het bloeiende, krachtige kind een lijk. Dat was dc eerste scherpe stoot In het moederhart, maar het drong door tot in zijn diepste diepte I Nauwelijks was de kleine met bloemen gesierde lijkkist naar het stille kerkhof ge dragen ot twee andere kinderen, vielen der doodelijke ziekte ten offer. De onder smart gebogen ouders hadden hen dag en nacht verpleegd, maar alle liefde cn zorgen, alle gebeden en tranen vermochten niet hen aan den onvcrbiddclijken dood tc ontrukken. De drie andere kinderen, werden, tot hun eigen leedwezen, geheel van dc beide zieke kinderen verwijderd gehouden, zij mochten ze noch in hun bedje, noch in de lijkkist zien en weenden daarom heete tranen. Maar het voorschrift des dokters en dc wil der ouders verlangden dat zoo. Niets werd vcr- dc besmetting der aanstekelijke ziekte, die ditmaal zoo boosaardig optrad, te behoeden en te redden. Maar alles was te vergoefsch. Binnen acht dagen bracht men ook weer twee kinderen daar, waar in gewijde aarde de drie andere kinderen reeds sluimerden, cn de troostlooze ouders was slechts een kleinood nog gebleven, hun eerstgeborene. Meer nog dan alle anderen had dit kind altijd iets engelachtigs over zich gehad had zij reeds met het laatste Paaschfecst voor de eerste maal het Brood der Engelen mogen ontvangen, cn van toen af aan waren God en godsdienst dc geheele vreugde haars harten geweest, zoo dat het moederhart zie', dikwijls had afgevraagd, ot haar lief doch tertje niet vroegtijdig den hemel tegenging. En nu had de engel des doods ook deze zachte bloem aangetast dc kleine werd door dezelfde ziekte aangegrepen, die de andere vijf kinderen reeds had weggerukt.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1906 | | pagina 5