Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 47. Zaterdag 23 Februari 1907. Twintigste Jaargang. DE EEMBIDE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. iico per postf 0,40 Afzonderlijke nummersf 0,05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 bestaat uit twee bladen EERSTE BLAD. VUILHANDEL. Tot onze innige voldoening heeft zich Ie dezer stede cene commissie geconstitueerd, die, zooals in ons blad van 2 Febr. werd medegedeeld, den strijd zal aanbinden tegen den vuil- handel. Gelijk in vele grootere steden is ook hier cene actie daartegen meer dan noodig. Wie mei vluchtigen blik slechts ziet, wat zoo hier en daar in winkels wordt ten toon gesteld, zal de vraag voelen opwellen„Is daar niets aan te doen Kan dat verderfelijk kwaad niet onderdrukt, de erger nissen niet worden gestuit?" Daarop is reeds het antwoord gegeven in de actie, alom tegen de demoralisatie in het leven geroepen. Deze edelmoedige poging verdient dan ook de volste sympathie en steun. Nu weten wij wel, dat de appreciatie der moraliteit zeer verschillend is. Naarmate men zich van de zedenwet des Christendoms verwijdert, naar die mate zal, in het algemeen genomen, het gevoel voor het zedelijke afstompen en het oordeel langzamerhand verder en verder de grenzen overschrijden door de wet van Christus gesteld. Hierin ligt de verklaring, hoe de zede loosheid in onze dagen op schrikbarende wijze is toegenomen. Met 't afnemen van 't geloof houdt 't begrip der zedelijkheid gelijken tred. Hoe kan het ons verwonderen, dat. nu het ongeloof zich meer en meer verbreidt, daarmede de verspreiding gepaard gaat der zedeloos heid. Zelfs het gevoel van schaamte, de stem der natuur in ons, die ons zegt, wat eerbaar en kulsch is, sterft langzamerhand weg, het hoogere gaat onder, het lagere heerscht en de mensch, liet dierlijke in zich volgend, wordt hel dier gelijk, waarin geen versland is." Na inzage van prentbriefkaarten, alhier gekocht, is ons dit ten volle gebleken. Ze zijn in een woord af schuwelijk Maar naast, of liever, te midden der ungeloovigen, die de wet van Christus hebben verworpen, woont gelukkig nog in ons dierbaar Vaderland cene grootere meerderheid Christenen, die zich met alle kracht zal verzetten tegen de demoralisatie van ons volk. En deze meerderheid is in haar recht. Ieder waar Staatsburger is verplicht mede te werken tot het voortbestaan van ons volk. Men leze de geschiedenis. De verdierlijking der volkeren is hun ondergangDit is de wel der historie. Vandaar dat wij ons als christen- staatsburgers met alle kracht verzetten tegen de demoralisatie van ons volk. Dit is ons recht, dit is zelfs onze plicht. Wij, Christenen, hebben gelukkig eene zedewet, door den voor ons inensch- geworden God gesteld, rein. zuiver, kuiscli. In 't zesde en het negende gebod heeft Hij ons die verplichting opgelegd. In het onderhouden dezer geboden wordt het dierlijke gedood, het hoogere triomfeert, soms tot een leven der Engelen gelijk, het maag delijk leven, een leven in hctvleesch, wat niet meer des vleesches is, gelijk de H. Augiistimis zich uitdrukt. Overeenkomstig deze gestrenge wet trachten de warcchristenoudershunkin deren op te voeden voor de toekomst. Zij zenden hen zoo mogelijk naardechristen scholen, welke vaak met zware offers moeten worden onderhouden, zenden hen naar de christelijke leering, opdat zij worden gevormd tot godsdienstige staatsburgers. Zelfs de openbare school, wil zij beantwoorden aan de verplichting haar door den Staat opgelegd, heeft de jeugd op te leiden tot christelijke en maatschappelijke deugden, waar onder toch zeker wel zal behooren de zedelijkheid. Wat nu doen zij, die zich schuldig maken aan den vuilhandel Zij gaan lijnrecht in tegen het onderwijs en de opvoeding der jeugd, niet alleen tegen het bijzonder christelijk, maar zelfs tegen 't openbaar onderwijs. Zij halen neer, wat met zooveel moeite jaren lang werd opgebouwd, zij verwoesten, wat in de jeugdige harten met zooveel zorg en inspanning werd aangekweekt. En mi vragen wijhebben de ouders, die nog eenig waar begrip hebben der zedelijkheid, niet het volste recht op te komen tegen de ergernissen, hun zoo dierbaar kroost gegeven? Wil de Staat dan een zedeloos volk? De chris telijke deugden, door den Staat zelf bij zijn onderwijs voorgeschreven, vloe ken daarmede. Het gevaar vooral voor de jeugd is niet denkbeeldig. Wanneer men ze ziet hangen met open blik voorde spiegel ruiten, waarachter halve nuditeiten, (de hcele worden natuurlijk in de achter kamer in albums ter verkrijging gesteld voor den dierlijken mensch) en men de praatjes hoort, die onderling worden gewisseld, dan spreken wij van een openbare ergernis. Wat de eene niet weet, weet de ander. Men onderricht elkander in zaken, die de groote wereld apostel zelfs niet genoemd wil onder de Christenen. En zoo ademt men daar dikwijls de giftstof in en wordt dit het begin van een ellendig zedeloos leven. De volksverderver heeft zijn doel bereikt. Een, twee of drie, soms meer uit een christelijk huisgezin, worden zedelijk ten gronde gericht. Zij komen later bij hem terug, om eene keuze te doen in de nuditeiten. Voor den ongeloovigc is winstbejag het eerste en het voornaamste. Al het andere is bijzaak. Het gebod der zede lijkheid heeft voor hein opgehouden, omdat hij geen God erkent. Hij is maar alleen gevoelig voor de dubbel tjes. En daarom vinden wij het zeer practisch hem van deze gevoelige zijde aan te tasten en te bestrijden. Waar hoogere motieven geen waarde hebben, moet de materteele schade worden voorgehouden en zoo noodigaangewend. Wij wenschen der Actie liet beste succes, leder rechtgeaard burger zal zich verheugen, wanneer zij moge slagen den vuilhandel te dezer stede te doen verdwijnen en de ergernissen van dien kant te doen ophouden. BUITENLAND. De hongersnood in China neemt steeds ernstiger afmetingen aan en tot overmaat van ramp zijn nu in eenige districten ook nog de pokken uitge broken. Kapitein Kirton, die door het „Comité voor hulpbetoon te Shanghai" uitgezonden is om zich op de hoogte te stellen van den toestand, bericht, dat 300,000 ougelukkigen teruggedre ven zijn naar hun dorpen en dat langs den terugweghartverscheurende toonee- len zijn afgespeeld. Alleen te Sing- Kiang zijn een kwart millioen menschen aan den hongersnood ten prooi en te Antoeng een half millioen, lerwiji de hulpverleeiiiiig beslist onvoldoende is. In 1908 is Frans Jozef 60 jaar keizer. Die gebeurtenis zal door een groote nationale tentoonstelling gevierd wor den. waarnevens een internationale al- deeling voor leger en vloot. De strenge koude van 22 en 23 Janu ari heeft in Beneden-Oostenrijk den wijnstok geheel vernietigd. De regeering heeft uit de Zuid-Oostenrijksche wijn streken terstond drie millioen stekken laten komen, die zij tegen kostenden prijs voor de herbeplanting der bergen beschikbaar stelt. De opening der zitting van den nieuwen Diiitschen Rijksdag is Dins dag met groote plechtigheid geschied. In de troonrede, door den Keizer voor gelezen, wordt verklaard, dat het Duit- sche volk heeft te kennen gegeven, dat het de eer en het goed der natie zonder klcinzieligcn partijgeest trouw en veilig bewaard wil weten. In de kracht van dit nationale gevoel kan het lot van het vaderland veilig rusten. „Gelijk ik alle grondwettige rechten en bevoegdheden van den rijksdag nauwgezet zal eerbiedigen, heb ik ver trouwen in den rijksdag, dat hij onze plaats onder de cultuurvolken met wijs inzicht en krachtdadig zal bewaren en bevestigen." De troonrede verklaart de ernstige crisis in Zuidwest-en Oost-Afri ka voor overwonnen. De dank van het vader land is verzekerd aan de dappere man nen, die in den strijd met een listigen en hardnekkigen tegenstander den roem van de Duitsche wapenen hebben hoog gehouden. De oprichting wordt aangekondigd van een zelfstandig departement van koloniën. Voor de benadeelde volks planters in Zuidwest-Afrika wordt hulp in uitzicht gesteld. Daarna gaat de troonrede aldus voort: De verkiezingsstrijd heeft een halt toegeroepen aan de beweging tegen de gestadige, vreedzame ontwikkeling van staat en.maatschappij. De verbon den regeeringen zijn besloten liet soci ale werk in de.i geest van Keizer Wil helm den Grooten voort te zetten. Een wetsontwerp op de inajesteits- beleediging wordt voorbereid. De politieke toestand geeft uitzicht, dat de vrede verder zal worden gehand haafd. Met onze bondgenooten bestaan de oude hartelijke, met de andere vreemde staten goede, correcte betrek kingen. Melding wordt gemaakt van liet tot stand komen van het verdrag betreffende de Noord-Slceswijksche optanten met Denemarken en van de aanneming der uitnoodiging tot de tweede conferentie te 's-Gravenhage. De troonrede eindigt met de woorden: Moge het nationale bewustzijn van de wil tot de daad, waaruit deze rijksdag is voortgekomen, ook op zijne werk zaamheden den stempel drukken tot heil van Duitschland Uit de troonrede blijkt dus ook de voorzichtige houding tegenover het Centrum. Alleen de tirade „de eer en het goed der natie krachtig beschermd te weten zonder kleinzieligen partijgeest," doet denken aan een houw tegen liet Centrum. Overigens wordt van het Centrum geen woord gerept. Het is alsof Von Biilow bij zijn verkiezings veldtocht alleen de sociaal-democraten heeft willen treffen. Nu het Centrum schitterend uit dien strijd is ie voor schijn getreden, acht de regeering het zeker 't meest gewenscht, die richting in te slaan. In Frankrijk zijn bij officieel schrijven ook de aalmoezeniers van de marine afgeschaft. Terecht schrijft de „Univers" FEUILLETON. De zege der naastenliefde op het verre doodsveld. IV. 'l 4) Tegen den morgen was hij in een I lichte sluimering gevallen, terwijl zijn bmir- I man, die een hevige wondkoorls had, zich onrustig heen en weer wendde. Plotseling I werd er zacht een hand op 'l gelaat van den I slapende gelegd. I „Martinus, mijn arme, lieve zoon I" hoorde I hij ccn hem welbekende slem uitroepen. Zou het sleehls cene droom of werkelijkheid zijn? I llij slaat de oogen op en ziel in het dierbare, I liefdevolle gelaat van zijii moeder. „O. inoe- T der," riep hij llit, -dan heb ik toch niet Ie I vcrgccfsch op u gewacht." Snikkend omhelsde Q de weduwe haar kind en haar tranen ver- 3 mengden zich mei de zijne. -Hoe zou ik L hel thuis uil hebben kunnen houden, wetende, j? dal gij in den vreemde ziek laagl I" -Nu blijft ge toch hij mij en drukt mij, I als ik sterf, de oogen toe," zeide hij en keek I smcckcud iu het lieve, door smart verwrongen P gelaat zijner moeder. Weer begon deze te „Kom, kom," troostte zij hem, „'I zal nog wel gaan, ge zuil wel beier worden en mei mij naar huis gaan", ofschoon zij haar eigen woorden niet gelooide. De dokter had haar gezegd, r den „Ik heb weinig hoop, maar zoo als God wil," antwoordde Martinus. De Kranschmaii naast hem lag in doodsstrijd. Zijn kinderen waren weer bij hem en weenden bitier. Mei één arm hield de stervende hen omval, lerwiji hij hen met zijn brekende oogen onzegbaar tecdcr aanzag. Zijn pijnlijke zuchten toonden hoe hij om heil leed. Nu verhaalde hij zijn moeder '1 gebeurde inel den vijandelijken soldaat. „Kijk. moeder," zei hij, „toen wij op liet slagveld tegenover elkaar stonden en ik zag, dal deze vijandelijke soldaat mij wilde doodschieten, daar kwam hel bij mij op hem geducht daarvoor te doen boeten. Maar hij viel, eer ik nog op hem kon aanleggen, door een kogel getroffen. Terstond daarop werd ook ik getroffen, en storlte neer. Lang was ik bewusteloos lol ik hier ontwaakte. En zoo heb ik mijn vijand weder aangetroffen maar nu zijn we de Een luid gesnik onderbrak de woorden van Martinuszijne moeder weende bitter. Weldra herstelde zij zich echter. En toen zij nu nog hoorde, dal de Franschnian zijn jonge vrouw verloren had en zijn kinderen onbe schermd achterliet, toen verdween al haar edel. liefdevol harl was slcelits plaats voor oprecht christelijk medelijden. Wal leed de atine gewonde veel. Hel scheen als had de dood er een alkeer van een mensch te bemachtigen, die zooveel naliet. Telkens loe. De heftige gemoedsbeweging bij -t sligen invloed op zijn loesland. Hij gevoelde zich zoo afgemat, dal hij zijn oogen nauw- pen en verklaarde, dal 'I ergste tè vreezen sluiid. Wie vermag de angst van het moederhart te schetsen in zulke oogcnblikken van be proeving I Iu volle gezondheid en kracht was hij, haar eenig kind, haar alles op deze wereld, nog maar enkele weken geleden, van haar heen gegaan, en nu lag hij daar. bleek, een beeld der smartc, den dood nabij. Moest zij hem dan waarlijk verliezen, alleen en truos- teloos achterblijven 'i Zouden nu al die bange moederzorgen, welke zij van zijn prilste jeugd voor hem gehad had, al dien kommer en arbeid van haar langen wcdiiwcnslaat, die zij alleen om hem had gedragen, tevergecfsch geweest zijn Zou er dan nergens hulp te vinden zijn Ja, toch. Haar christelijk vroom ccn mensch bij groot lijden zoekt, de hulp van boven. En in haar moedersmart viel zij op haar knicün en hief de oogen smcckend ten hemel. „Help thans, gezegendsie aller Moeders," kwam het uil haar uverkropl gemoed, „gij, Moeder van Smarten, wier liefdevol harl door ccn zevenvoudig zwaard van droefheid door boord werd, bidt gij voor mijn kind. Door hel overgroole lijden, onder 'I Kruis doorslaan, heb modelijden met een gefolterd moederhart." wentelde op zijn lijdcusspondc. viel haar blik op den Eranschman, die met den dood kampte en vandaar op diens weenende kin deren. Daar school, als een ingeving des Hemels, haar een grooische gedachte door de ziel. -Wie ecu dezer kleinen, die in Mij gelooven, opneemt, neeml mij op." Dil woord van den goddel ijken Heiland viel haar plot seling in. Hoe kan zij den Heerscher van alles beter dienen dan door zijne ingeving op li volgen En zal de Moeder vol Genade niet ntel des Ie meer aandrang haar voorspraak zijn, als zij onschuldige 2ielljcs in haar be scherming neeml en voor verloren gaan be hoedt? Wal een Godgevallig werk kon zij verrichten en zich daardoor de hulp des Hemels verwerven. Wie zou hel '1 moeder hart euvel duiden, dat het min of mcereigen- haatzucliligc gedachten waren, die dit bcsluil bij haar deden rijpen Zij stond op en ging naar 't bed van den soldaatzij legde beide handen op de schouders der schreiende kin deren, en boog lot den stervende over. „Goede man." sprak zij, „wees niet bekom merd om deze kleinen. Ik zal hun voortaan ten moeder zijnvanaf dit uur zijn zij de mijnen Welk een verandering greep er plaats in de wezenstrekken van den stervendeEen onuitspreke'ijk dankbare blik Ireft de brave vrouw en een zalig lachje verhelder dour de pijnen des doods vertrokken Iri „Duizendmaal dank." stamelt hij met n „Heb hen liefmijn dierbare nalalensi Nog eenige krampachtige trekken, een snik de soldaat had zijn strijd volst Een terugkaatsing van de vreugde, Iu 't laatste oogenblik besehoren, lag o oogleden toe en keerde zich daarna tol haar zoon. Deze had mei verbazinj i zijn s I. Nu ri en. half op, greep h r hand „Moeder, och ja, neem hen mede, die lieve kleinenzij zullen, indien 't zijn moet, bij u mijn plaats innemennu zult gij in plaats van één kind er twee hebben," glimlachte hij. Zijn moeder begon te snikken. „Neen, dat zal Onze lieve Heer niet willen. Ook gij zult voor mij gespaard blijven ik wil nu drie kinderen hebben, die mij mijn ouden dag veraangenamen." „Zooais God wil," antwoordde hij gelaten. De hcntcl heelt 't gebed der weduwe ver hoord. Na verscheidene dagen van bange zorg behield de krachtige natuur van den jongen man de overhand op zijne zware ziekte, tot groote verwondering van den dokter. Van toen al ging hel steeds beier en na eenige weken kon Martinus mei zijn moeder naar huis vertrekken terwijl inlusschcn de Duitschcrs de Franschcn overwonnen hadden. Ook beide kinderen reisden met hen naar hun nieuw tehuis. Wel waren zc In 'I

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1907 | | pagina 1