Katholiek Nieuws* en Advertentieblad
No. 4.
Zaterdag 24 April 1909.
Drie en twintigste Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren,
Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Franco per post
Al/ouderlijke mum
I 0.40
f 0,05
Bureau: Langegracht 13, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Advertentiün
Van I tof 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meerf 0.05
Dit nummer bestaat uit li
twee bladen.
KtRSTIi BLAD.
De handwerksman.
icnsclidont, om zich te adelen
den Handarbeid. De vroegere
n getuigen van de grootheid des
toen het ambacht nog in veie
In onzen tijd. die gebugt van oiiie-
vrvdvnlieid veler werklieden, is het
verkwikkend te vernemen, dat er nog
andere werklieden lijn, die. tevreden
in den stand, waartoe Uod hen ge
roepen heelt, aan den godsdienst hel
geluk oiitleenen, dat hen als het ware
de bevoorrechten mankt van omen
Meei Jesus Christus, die tot voedster
vader een handwerksman koos. den
H. Joseph, /elf handwerksman werd
en daardoor ecne bijzondere wijding
gaf aan den werkmansstand.
Toen na den ionde-vnl in hel Paradijs,
de Oudspraak luidde: „In liet zweel
van uw aanschijn zult gij uw brood
verdienen," was dit zeker een straf,
maar tevens een gebod. Wie zich aan
dii gebod onttrekt, miskent zijne roeping
en inout vreezen voor het oordeel Gods.
lu den arbeid is grootc verscheiden
heid; in de verschillende betrekkingen,
welke de maatschappij tot een geheel
vormen, is arbeid de wet, die liet zweet
doet parelen op het lioold van de
overheid, geestelijk en wereldlijk, van
den denker en schrijver, van den ge
neesheer, den werkgever, handelaar enz.,
zoowel als van den handwerksman;
maar dien laatste heeft God een voor
recht gegeven door de bijzondere be
scherming van den II. Joseph, den
patroon van den handwerksman.
Zich onder diens scluitsc plaatsen,
is zijn geluk verzekeren op de aarde
en in eeuwigheid.
„Arbeid adelt". Onder dit opschrift
bevatte de Tijd van 10 dezer een zeer
lezenswaardig opstel van den eervv.heer
W. II. II. dc liaan, te Amsterdam,dat
in zijn heilzame strekking dient gelezen
en herlezen te worden. Menoordeeic:
Lr bestaat in onze dagen een zucht,
om In heter richting te werken dan lot
nu toe geschiedde. Er begint een ont
kiemen merkbaar te worden van een
zaadje, dat langzaam tot wasdom zal
komen, eene plant, die in de vroegere
eeuwen welig groeide, doch verwaar
loosd werd. Deze plant heet Handarbeid.
Er komt, Gode zij dank, een streven in
volks,
was.
En waarom zou dat ook nu niet in
eert zijn Steekt er Iets kwaads of
vernederends in, als men de handen
terdceg uit de mouw steekt, als men die
gebruikt om uit ruwe grondstoffen iets
nuttigs eu bruikbaars te maken?Kou zoo
iets ooit staan beneden de waardigheid
van den mcnscli Neen! Wie goed chris
ten is. moet hel handwerk hoogachten,
want Hij, wiens naam zij dragen, go-
waardigde zich dertig jaren iii liet ge
zin eens werkmans te leven eu hem
daarin hij den arbeid behulpzaam te
zijn.
Jesus Christus heeft in liet huis van
Joseph, den handwerksman, allen een
voorbeeld gegeven, dal arbeid den
mensch nicl uutccrt, doch adelt. Wat
zou de wereld zijn zonder bekwame
handwerkers, zonder timmerlieden, met
selaars, loodgieters, steenbewerkers,enz.
enz,, gezwegen nog van de geringere
werkkrachten, die geen bijzondere be
kt* 3 In d vereiseften en ook van die,
welke meer talenten vorderen? Men
kan het eenvoudig niet zonder al dezen
stellenwan! hel bouwen van een paleis
en het ineenzetten van een hut vor
deren arbeidskrachten van mannen, die
weten, hoe de zaak aan te vatten. En
zoo gaat het in elk bedrijf, dat ten
nutle van liet meusehdoin wordt uit
geoefend.
Onze jongens, die een ambacht uit
oefenen, behoeven zich dus allerminst
te schamen, tenminste als een nuttig
lid in de maatschappij zijn geen schande
is. Niet allen zijn bestemd en geschikt
voor den handel en de tegenwoordige
tijd Molt voor liet kantoor zoowel als
voor de werkplaats grootere eischen
dan in vroegere jaren.
Neen. neen. gij ijverige jonge hand
werksman, gij slaat heel wat liooger dan
zij,.die. niets doende, met den wandel-
slok m de hand, langs de straten dren
telen. want zij zijn liet niet. waarlijk
niet, die tot heil van Kerk en Staat iets
bijdragen. Een jongen niet een goeden
kop' ïs veel waard en kennis komt
steeds van pas. Dus kennis en studie,
het handwerk vergezellend, zullen steeds
groot voordeel opleveren, en een ver
standelijk ontwikkeld werkman is een
aanwinst voor de maatschappij. „Nie
mand kan geven, wal hij niet bezit."
is een oud spreekwoord. Men kan geen
goed bevelhebber zijn, of men moet
eerst grondig hebben leeren verstaan,
wat het is onder'hnig te wezen. Zoo
nik in het handwerk. Men kan geen
baas zijn, over een werk hei opzicht
uitoefenen, of men moet het werk in
al deszelfs onderdeden volkomen mees
ter zijn. De Ainerikaanschc spoorweg
koning Van der Bilt is op de laagste
sport aangevangen, en ook nu nog
moeten zijn zonen, die hem in liet
spoorwegbestuur opvolgen, op de laag
ste sport beginnen. Nadat zij grondig
onderricht ontvangen hebben, moeten
zij (dit geschiedde nog geen vijf jaren
geleden) alle ambten van hel spoorweg
personeel bckleeden, zoodat een zijner
zonen, na eerst de werkzaamheden op
liet kantoor geleerd te hebben, met de
werkploeg mede moest, om liet spoor
bod te onderhouden, daarna in het lo-
comotievenhuis moest werken, aan
blaasbalg en draaibank en in de ateliers
voor het maken en repareeren van
spoorwagens, om alsdan eerst als
remmer, voorts als conducteur, ver
volgens als stoker en als machinist
dienst te doen. totdat jij de volledige
kennis van het spoorwegwezen ver
worven had. Dus arbeid adelt; want
zulk een jonge man kan. wanneer hij
later eens directeur eoncr spoorweg
maatschappij worden zal, over ieder
vak mede praten en oordeelen, iets
wat een goed opperhoofd behoort te
kunnen.
Is de jonge Van der Bilt nu geringer,
omdat hij als arbeider gekleed gaat en
arbeiderswerk verricht? Voorzeker neen!
want men heeft eerbied voor den man
van kennis, en zoo is het ook met
anderen, geen zonen van Van der Bilt.
Kennis brengt eer aan, doch wie te lui is
om zich kennis te verwerven, wordt
door een ieder veracht. Zij, die zich
zelf gevormd eu naar boven gewerkt
hebben, staan steeds in hoog aanzien.
Daan m „God zegene het eerbare
handwerk", zorg maar, dat gij vlijtig en
naarstig zijt en u bovendien onderscheidt
door een voorbeeldig christelijk gedrag.
„Be a gentleman" weeseen net mensch."
zegt de Yankee en in dat woord „Gentle
manligt alles opgesloten, wat nuttig
en rechtschapen en eerbaar is. Der
halve niet getalmd! Duitsehlaiid en
Engeland staan boven aan op de lijst
'wegens hunne nijverheid,en geen nijver
heid zonder het handwerk.
Zoolang gij zelf, jonge man, door
wangedrag liet door u uitgevoerde
handwerk niet tot schande strekt, zal
datzelldc handwerk u tot eer en het
middel zijn. waardoor gij uw aardsch en
uw eeuwig geluk verzekeren zult. „Want
alles wat gij duet," zegt de H. Patilus,
„doe het in den naam i an onzen Heer
Jesus Christus."
BUITENLAND.
ITALIC.
Zondag is de Maagd van Orleans,
Jeanne d'Arc, die op 19 jarigen leef
tijd te Rutinan in het jaar 1431 op den
brandstapel stierf, door de katholieke
Kerk opgenomen onder de rij der
gelukzaligen.
Over de plechtige feesten der heilig
verklaring laten wij hier eenigc bij
zonderheden volgen
Vroeg in den morgen begaf zich
reeds een ontzaglijke menigte, welke
hoofdzakelijk bestond uit Fransche
pelgrims, op weg naar de Si. Pieter.
Volgens het gebruikelijk ceremonieel
bij de heiligverklaringen zou naar men
weet de Paus niet tegenwoordig zijn
bij de plechtigheden van den morgen.
Z. H. zou alleen in den namiddag in
de St. Pieter verschijnen ont de
nieuwe heilige te vereeren.
In de wijken van liet Prati en het
Borgo, waar zich het Vaticaan bevindt,
hi-erschte bijzondere levendigheid. Za
terdagavond en in den nacht van Za
terdag op Zondag waren nog 10.00'J
pelgrims aangekomen, zoodat et in
Rome letterlijk van geen enkel paleis
tot het eenvoudigste huis toe geen
plaatsje onbezet was gebleven.
De trams naar de M. Pieter waren
op alle lijnen overvol. Ontelbare auto
mobielen brachten de pelgrims naar
de basiliek en langs alle wegen en
stralen stroomde de menigte naar het
plein van de St. Pieter. Er werd een
speciale Fransche editie verkocht van
de „Osservatore Romano" geheel ge
wijd aan Jeanne d'Arc. Eveneens wer
den brochures ter herinnering aange
boden.
Voor de poort van liet Vaticaan
wapperde de vlag van de Zwitsersclie
garde en de Pauselijke troepen waren
in gala-cosluum. Boven den hoofdin
gang van de basiliek zag men een
groote standaard met de beeltenis van
Jeanne d'Arc, waarover een gele sluier,
welke zou worden verwijderd zoodra
het decreet van de heiligverklaring zou
zijn afgekondigd. Zeker een 30.000
Fransche pelgrims, talrijke priesters en
duizenden vreemdelingen en Italiaan-
sche geloovigen dromden in iiet reus
achtig schip van de basiliek samen.
De Kerk was rijk versierd en verlicht.
Volgens de bepalingen voor de plech
tigheden der heiligverklaringen was
ook nu de decoratie beperkt tot het
priesterkoor. Onder groote eerebogen
zag men rijke fluweelen draperieën,
waarop twee groote schilden met de
voorstelling der twee mirakelen, door
Jeanne d'Arc's voorspraak tot stand
gekomen.
Het eene stelt voor een religieuze
van de Benedictijner-orde uil het kloos
ter van Orleans, die jeanne d'Arc be
dankt voor haar plotselinge genezing
en liet ander geeft eveneens eene
plotselinge genezing weer van een an
dere religieuze uit het klooster van
Faverolles.
In liet priesteikoor was boven het
hoofdaltaar een krans aangebracht, ver
der een beeltenis van de heilige, om
ringd door stralende elcctrische lamp
jes. Honderdtallen gloeilampjes waren
voorts op artistieke wijze aangebracht
langs de lijnen der groote pilaren en
ouder de grootc eerebogen.
De pijlers waren behangen met rood
laken mot goudversiering en twee an
dere schilden waren nog hoog onder
liet koepeldak aangebrachtzij geven
twee episoden weer uit hel leven van
Jeanne d'Archet eene den zegevie
renden intocht van Jeanne d'Arc te Or
leans en hel andere de kroning van
koning Karei.
De gereserveerde plaatsen voor de
vorstelijke families van liet corps diplo
matique, den adel en de speciale ge-
noodigden waren ter zijde van liet
priesterkoor. Voor enkele pelgrims
waren plaatsen gereserveerd rondom
het hoofdaltaar.
Voor liet begin der plechtigheden
zongen deFransehepelgrinishct„Crcdo"
en andere godsdienstige liederen.
Tc half tien namen de kardinalen
Vincent Vannutclii, Cassetta. Marlinelli,
Respighi. Gennari, Cavicchioni, Merry
del Val, Vivcs, üogian, Lucon, Cagiaus,
Andrieu. Ferrata, Gotti, die allen
behooren tot de congregatie der Riten
plaats in het priesterkoor.
Op de vorstelijke tribune werd op
gemerkt de hertog van Alenfon en op
eene andere de zusters en de nicht
FEUILLETON.
DE VISSCHERSKNAAP.
3) Tuen hij mi dl' laatste vestingpoort achter
zich gelaten had, spoedde hij zicll duur dc-
zclldc slr.ini, welke hij te voren was gegaan,en
waarin de herberg „De gunden Kroon" ge
legen was, In 'I voorbijgaan hemcrklo hein
de vreemde heer. die van hel raam uil hein
bespiedde, en riep den knaap na: „l'lerrcl
Do jongeling hlccf dadelijk staan, en toen
hij den vreemden lieer herkende, keerde hij
naar de herlierg lenig, lu de kamer Irad hein
de vreemdeling tegen, schudde hem vrien
delijk de hand en zcide: „Kom, mijn beste
jongen, ik zal o vergezellen, want ik heb mei
ii te spreken. Hebt gij uw viscli verkocht?"
„Ja. mijnheer," antwoordde Pierre, „maar
de soldaten hehheu mij de hclfl van mijn
ontvangst weder afgenomen."
„Met geweld?" riep dc vreemdeling, „en
dat van een zoo jongen knaap? Dal Is af
schuwelijk!"
„Ach, cr zijn ons nog afschuwelijker din
gen oveikumcii, men heeft ons nog van ge
heel iels anders berooid I" zcide Pierre ccnigs-
zlns onbewust. „Die schurken I Maar onze
lijd zal ook wel weder eens terugkomen,
„Nu, wanneer?" vraagde de vreemdeling,
toen Pierre zweeg.
De jongeling schudde hel hoofd en perste
de lippen tv zamen, als speel hel hem, meer
te zeggen, dan hij verantwoorden kon. „Op
een anderen keer!" zelde Idj eindelijk. „Mijn
vader wil niet. dal ik daarover spreek."
„Welnu, dan wil ik spreken 1" antwoordde
de vreemdeling, toen nu heiden builen dc
stad waren, waar niemand hun gesprek meer
beluisteren kou. „(jij zijl geen visschersjon-
gen, maar de zoon van een edelmanliij zijt
een aanhanger van Koning Hendrik den Vier
den. Loochen liet knaap, nis gij kunt."
Bevreesd zag Pierre den vreemdeling aan
en zelde smcckcnd: ...Mijnheer, o mijnheer,
verraad mij nielMijn vader eu ik waren
verloren, wanneer men wist, wal wij zorg
vuldig trachten te verbergen!"
„Heb geen vrees, mijn jongen I" antwoordde
de vreemdeling lachend. „Ik zelf hen niet zooals
ik schijn, maar ik hen een edelman en sol
daat! Ik hen hierheen gekomen, om te bespie
den, hoe men de vesling Clarcmunt bemach
tigen kan. Zij moet ons zijn, en de rebellen
moeten er uil verdreven worden."
„Maar, dal zal moeilijk gaan F' zcide Pierre.
„Dc verdedigingswerken zijn zeer sterk cii
zonder een lange belegering nicl le nemen."
„Tol zoo iels ontbreekt het aan lijd en
manschappen," antwoordde de vreemdeling.
„Intusschen, wakkeren mannen is reeds menige
koene daad gvltikl hij behendig wagen!
Kunt gij mi) zeggen, hoe sterk dc bezetting
der vesting is?"
„Ja. vierhonderd en vljfiig man isannwozig."
„Eli wij hebben slechts twee honderd man."
zelde de vieeiudvlin;;. „Dal is weinig in ge
tal, maar hel zijn louter mannen, die den
dood niet vreezen."
„Het zijn er te weinig," sprak Pierre met
beslistheid. „De hezclting beslaat ook uil dap-
„Ocli wat, wij zullen haar best overmeeste
ren, wanneer wij maar een goeden vriend in
de vesting hadden."
„En u veronderstelt, drtt ik, Pierre, dc
visschersknaap, deze vriend zou zijn?"
„Nu. gij zoudt ten minste rijk beloond
worden, wanneer gij gemeenschappelijke
zaak met ons wildet maken."
Pierre zag nadenkend voor zich neder en
ging een wijle sprakeloos nnasl den vreem
deling voorl. Eindelijk zelde hij: „Welaan,
mijnheer, ik ben de uwe, onder deze voor
waarde, dal ii mijn vader weder in zijn ei
gendom - en in zijne rechten herstelt. Maar.
bedenk wel, mijn vader mag niets daarvan
ervaren, want hij zou niet dulden, dat ik
mijn leven in gevaar breng."
„Welk eigendom en welke rcchlcn zijn
dal?" vroeg «1e vreemdeling.
„Luister," antwoordde de knaap. „Mijn
vader,die nu liet vlssclicrshedrljfi
nog v
g
el slot c
:l graafschap Thierry,"
„Hij is dus graaf Thierry riep de vreem
deling verbaasd.
„Ja. hij is het, en ik hen zijn zoon!" ant
woordde Pierre. „Mijn vader was een trouw
aanhanger van koning Hendrik den Vierden.
De hertog van Moyenne, dc tegenstander des
kouings, liel ons slol bestormen. Wij redden
door de vlucht
zwierven verkleed in het land rond, tot wij
eindelijk een verborgen hoek vonden, waar
wij uitrusten en door onzen handenarbeid
een karig stuk brood
Mijn vader wendde zich
koning om zijn bescherming te verzoeken,
maar zijn heden werden niet verhoord, wijl
de koning niet de macht, of omdat hij niet
den wil heeft, ons te helpen. Nu is onze
laatste hoop verdwenen, ooit ons eigendom
terug te bekomen, en in onze rechten her
steld Ic worden. Mijn vader is gebogen on
der de ellende, maar overgegeven in zijn
beproeving. Ik echter, ik wil met vreugde
een koene daad wagen, wanneer bet geldt,
ons goed recht weder te verkrijgen. Is liet
bezit dezer vesting voor den koning van
grool gewicht, welnu, dan wil ik hem den
weg lol hare verovering loonen
ven daarbij op het spel zetten, om hein tc
helpen! Maar de voorwaarde stel ik. dal hij.
wanneer liet werk gelukt, een beslist
woord ten gunste mijns vaders spreekt!"
„Dal is billijk," antwoordde de vreemde
ling, „(Jij verlangt sleehls uw recht, knaap
en dat moet u geworden, hetzij de verovering
gelukt of niet. Mijn woord lot |>nnd, dal de
koning reeds lang uw vader geholpen had,
als hem niet dc lijd ontbroken had om vrij
le handelen, en gelooi mij, hij zal handelen,
hij zal uw onrecht, dal geschied is. trachten
le herstellen, en ieder vervolgde zal hij
zijn recht verschaffen,"
„Maar hoe weet u dal? Kent u den koning
zoo goed?" vroeg Pierre.
„Ik ken hem, ja," antwoordde de vreemde
ling, „en mijn woord als edelman geef ik
er op, dat ik hem juist beoordeel."
„N'u dan, ik vertrouw op u," zcide Pierre,
„en zelf wanneer ge u ook vorgisici, toch
zou ik ii bijstand verlecneii, zoo veel ik ver
mag. want dat is de plicht van ieder recht
schapen onderdaan. Die lui in de vesting
zijn niets dan rebellen, die onderdrukt moeten
„Juist zoo," zeide de vreemdeling, „maar
hoe, meent gij, dat men het best de vesling
overmeesteren kan."
„Van de zeezijde moet ze aangevallen
worden," antwoordde de knaap. „Daar is ze
onbewaakt, en met touwladders laat dc ruls
zich wel beklimmen."
„üij zijt een wakker jongeling I" riep de
vreemdeling verrast uit. „Dal is dezelfde ge
dachte, die ook ik reeds ontworpen heb.
Maar hoe zal dc touwladder bevestigd wor
den? Bedenk wel, dat een enkel ongelukkig
toeval ons verraden en honderd dapperen
in 'I verderf storten kan."
„Ecu koen waagstuk laat xich niet le
schande maken," anlwoordde Pierre. „Voor
den touwladder zorg ik, en ik zal ook ma
ken, dat geen verraad ons treffen kan. Een
duistere nacht, een weinig storm, opdat het
rnischen der branding ieder ander gcruisch
overstemt, meer behoeven wij niet tot onze
zekerheid."
„En dan een schijnaanval van de slndszij-
del" riep de vreemdeling uit. „Dal leidt de