tar!»„, 4, n r f P H|ü fif A A A Li] NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. Woensdag 20 November 1912. Ill II 11 11 I I I f" drie maanden50 een elk,. Woensdag z.tart,, I li Bi Hi M WK I I I I Langegraeht^Ho. 13 - Amersfoort. Ilf F F HI I I I I F van de Oe B M I M H W H II II I I I hehP^ mm BB BHÉ fl VI HHB Toen onze tegenwoordige Paus nog Patriarh van Venetië was, zeide hij, toen men er van sprak dat het blad „Difesa" zou verdwijnen„Ik zal voor geen offers achteruitwijken om „La Difesa" te behouden. Al moest ik daarvoor mijnen ring, mijn borstkruis, ja zelfs mijn kardinaalskleod ten pand stellen TOEGEVEN. V lijd, waarin 1 f lij.! ni.-.-r van niijnd, liet huil v. ;u-cliappij gevas In <lc ten zuid. ichrofclcei icn. Du rampzalige gevolgen, likwijt* uit dusdanige zwakheid Ion niet geteld, kc samenleving wor- mrlicii durven itkomun, voor hut recht manmoedig rijd voeren, vastberaden, volgens plicht a geweten, standhouden tegenover het waad. Daarentegen neemt liet aantal toc ui degenen, wier zwakheid en karak- •rlooshei.l zich openbaart door 'l niet ,lc winden mee zeilen. Die v.',.ir eiken rijd zwichten, bij iedere tegenkanting ■u geven, en daarbij dikwijls ontrouw orden aan du beginselen, die men elijdt, aan de oveituiging. die men ncslort. aan den plicht, welken men L'i vullen moest. Men voegt en plooit zich naar al c grillen van hel kwaad, dat driester I brutale, optreedt naarmate de zwak- eid. die het ontmoet, grootcr is ten verliest alle zelfstandigheid en erpl zich in de boeien der slavernij, .i.irmcdc men somtijds de hoogste .ue (rods, het geloot', prijs geeft. I leze zwakheid openbaart zich vooral i liet lucnschclijk opzicht, dat in onze agen de gansche samenleving schijnt bchcerschen. Dc vrees voor een .■hamper woord, voor ecu spotlachje, oor een afkeurenden blik is reeds oldoendc, om, met verloochening van lie karakter, zich lafhartig te schikken aai al de eisclien der personen, niet wie de zwakkeling, tot zijn ongeluk in aanraking komt. wier gezelschap hij dikwijls bemint en opzoekt, om in de schande zijner karakterloosheid bij hen achting en aanzien te verwerven. Ge dwee werpt hij zich neer voor hunne vouten en kronkelt zich in allerlei boch ten van het mcnschclijk opzicht, al gaat daarmede gepaard de ontveinzing zijner godsdienst, het huldigen van valsche, verderfelijke leerstellingen eu beginselen, Ie praclijk van liet verbodene. )ok in het huisgezin openbaart zich zwakheid. Nimmer wellicht heeft i 't gezag van overheden en ouders zwak, zoo toegevend getoond als onze dagen, lloevcle overheden zijn die, dc zware verantwoording be st ten aanzien dergenen, die God i hunne zorg toevertrouwde, hen leiden en besturen overeenkomstig de voorschriften des Evangelie's, die pal staan in de weigering van condities en uiscllen, welke in strijd zijn met het geweten, omdat zij noodzakelijk moe ten uitloopun op het zedelijk verderf der hun loevertrouden Onder allerlei luttele en nietswaardige voorwendselen, waarmede men zich een vulsch geweten kan vormen, maar zich voor God niet kan rechtvaardigen, geelt men aan ongeoorloofde cischcn CO condities t,.c; liet gezag, door God gegeven t..t lie.l der onderhoorigen, wordt prijs gegeven en werkt ten ver- derve, door liet kwaad een schijn van wettigheid te geven. Maar daardoor neemt ook de eerbied voor 't gezag af: 't gaat daarmede ten gronde. Algemeen i- de klacht over den geest van vrijheid en onafhankelijkheid .lui kinderen, een klacht, welke dikwijls J~" 1:lf wordt aaiigehci «taak i Zij ligt veelal in de ziekelijke zwak heid en toegevendheid der ouders. Van kindsbeen af zien de kinderen hun wil en verlangen door dc ouders ingewilligd, groen en rijp toegestaan; verwijfde liefde zien zij zich zelden Vandaar dat zij Imn wil niet leeren buigen onder den wil der ouders, Imn schouder zich niet leert krommen onder bet juk der gehoorzaamheid. Zonder ware tucht zonder handhaving onafhankelijkheid en eigenzinnigheid op. En wanneer later dc gevaarlijke leef tijd der jeugd is aangebroken, en het ouderlijk gezag vooral noodig is om de ontwaakte driften en hartstochten te bctoonten, dan blijkt dit zoozeer verzwakt, dat du kinderen liet trotseeren, en verkeerde wegen bewandelen. De Middenstand. mgen. Eindelijk en icn langen Ic}te gingen de besten en de verst vooruitziende!) onder hun den stroom des tijds volgen. Heeft men er wul erg in gehad, dat tot nog voor kort menig winkelier in den anderen winkelier een mededinger, een soort vijand zag? I erwijl zoovele vakken en bijna alle beroepen zicli broederlijk gingen ver- cenigen om te strijden voor de ge meenschappelijke belangen, kuierde nog steeds ieder neringdoende als een een ling zijn eigen weg. Er kwam verbetering, maar volmaakt is liet nog lang niet. De winkelier kan in 't dagelijksch verkeer met zijn medewinkelier vriend schappelijk omgaan. in den handel laten ze elkaar zooveel mogelijk links liggen. Ja. erger! 't Is een vrij algemeen verschijnsel, dat dc winkeliers als „scherpe concur renten" elkander afbreken, elkander een oorlog op leven en dood aandoen. „Wat nood?" zal de lezer, die geen winkelier is, zeggen. ..Daar varen wij Wij zeggen dat alles nog niet zoo hard na. Een winkelier moet met zijn huis houding kunnen leven. Hij moet dus verdienen; er moet winst worden ge maakt, hetzij uit de lengte, hetzij uit de breedte, zooals men zegt. En zoo wordt dan „goedkoop" voor de.i kooper wel eens erg duurkoop 1 Men behoeft immers niet zooheel snug ger te zijn om te begrijpen, dat de winkelier, die anders geen droog brood kan verdienen, door de nek- brekende concurrentie gedwongen wordt tot knoeien op de een of andere wijze. Welnu, bij slot van rekening wordt de verbruiker dc dupe van dc historie. Wie zou daarom niet met belang stelling gadeslaan, dat de neringdoen den pogingen in 't werk stellen om den toestand anders te krijgen? Daar is meer. De groote, doodende concurrentie komt niet meer van de winkeliers onderling alleen. Neen. er is een ander gevaar op gedoemd, - een gevaar dat steeds ilreigendcr nader ct) nader komt. 't Is het groot-kapitaal, dat reusachtige winkels opent cn vele armen heeft en lange vingeren in den vorm van filialen. Dat is een ware draak, die den middenstand dreigt te verslinden. Onmogelijk zullen dc winkeliers den strijd kunnen volhouden, zoo zij niet n onderlinge vereeniging weerkracht ••n veerkracht zoeken. Willen de winkeliers hun stand voor ondergang behoeden, dan moeten zij in»» isolement onderling verlaten. Dat standpunt is in onze dagen niet anger houdbaar. 't Is ..vereenigen", al wat du klok 'laat. I >e Middenstand mag hierbij niet Achterblijven, 't Is cisch van zclfsbc- lioud dat hij zich vcrecnigl. En voor den beginselvasten Katholiek is 't dan uitgemaakt, dat lui zich laat inschrijven als lid van De Hanze. Velen verzuimden dat tot nu toe. waarin hij zijn gedachten gegoten had. vond hij bestrijding van een die hem had misverstaan. Dan, zonder zich in cenige polemiek te wikkelen, schrijft hij een duidelijke verklaring van zijn bedoeling, en steunt zijn bestrijder, omdat liij weet. dat ook deze het goed meent met de katholieke zaak. Hij vraagt niet wie gelijk heeft, zet iedere persoonlijke gevoeligheid op zijde en werkt voor de zaak en alleen voor haar. Karig met woorden, aan daden rijk. Ziedaar een. die waarlijk groot zich toont in het kleine. De tegenhanger van Jan of l'ict of Mathieu. Zoo zijn er ook. maar belaas, nog Maar zoo werken er toch onder ons. Want. wat wij hier in algciuecne trekken schrijven, is historisch. Wij kennen den man, die zoo deed. Van zulke gaat een groote kracht ten goede uit. ZOO ZIJN ER. Hoort men dezen en genen praten over hetgeen de katholieke partij tegen liberale actie doen moet zoo schreef de Nieuwe Limb. Koerier dan is men ■gelogen over zooveel belangstelling dankbaar voor zooveel goeden raad. Daar komt dan 'een stukje practisch iaal v doe zich dien ijver en c zoo luid uitgesproken liefde voor katholieke actie. Een kleinigheidje, denkt men; geen handomdraaien waard! Dat bezorgt Jan of Piet of Mathieu. die zoo dapper en zoo kloek en zoo slim ook over de katholieke zaak praten kan. En Jan of Piet of Mathieu wordt gevraagd om hulp, om steun, om daden. Maar dan hebben Jan of Piet of Ma thieu toevallig geen tijd, of geen ge legenheid. of.ja. dc Hemel mag weten wat zu voor onoverkomelijke mociulijklieden hebben. Eén ding staat vast als een paal boven water: Jan of Piet of Mathieu laten het bij Platonische liefde voor de zaakpractiscl» doen ze niets. „Dat anderen het doen, waarom zou ik me daarmee ophouden", zegt Jan. „Dat kan me heul wat klandisie doen verliezen", philosopheert Piet. „Daar is geen pfenning aan te ver dienen", meent Mathieu en hij laat anderen zorgen. Zoo zijn er. helaas, velen, die in gezelschappen blaken van ijver voor de katholieke zaak. Maar die er geen hand voor uitsteken. ZOO ZIJN ER OOK. De goede God had hem liet talent geschonken om met de pen voor goede zaak te werken. Dat talent begroef hij niet; hij beidde er mee naar best vermogen Toen gebeurde het, dat door r verstand, zijn goed bedoelde pogingen werden miskend. Niet gelukkig cen9 met den v Uit het Buitenland. De Oorlog. Op 't oorlogsterrein is de laatste da- n weinig veranderd. Het koude re genachtige weer bemoeilijkt de troe penbewegingen enorm. Natuurlijk lijden tiaar beide partijen onder. Maar 't meest toch dc Turken. Waar alles in du war is gestuurd en du verplegingsdienst schandelijk werd verwaarloosd, is het begrijpelijk, dat de Ttirksche armee er ellendig aan toe is. Alle hoop op een goeden afloop is voorbijde moed is er uit. lil deskundige kringen twijfelt men dan ook niet aan den val van Constantinopel. De laatste verdedigings linie voor de hoofdstad houdt het niet uit, wanneer de Bulgaren doorzetten. En wat dan Ja. dat is moeilijk te zeggen. Niet onwaarschijnlijk dat cr dan ge krakeel komt over de verdeeling van den buit. Maar er zijn ook menschcn, die be weren. dat de vereenigde Balkan-vol ken vast aaneengesloten zullen blijven voor immer. Ze hebben nu gezien, dat eendracht macht maakt. Het getal choleragevallen in de Turk- sche hoofdstad stijgt voortdurend. 't Wordt er een vreesclijke toestand. Honderden menschcn loopen uitge hongerd en van alles ontbloot langs de straten. Er wordt veel geleden. Servië heeft reeds meer dan 10000 Turksche krijgsgevangenen, waaronder 200 officieren. Dc Turken worden aan het werk gezet; ze moeten de wegen verbeteren. Met Oostenrijk staat Servië op ge spannen voet. Servië mist tot nu toe een uitweg naar zee en wil dien nu hebben, 't Is altijd hun vurig verlangen geweest een eigen zeehaven te bezitten om zoo onafhankelijk van de buren te zijn. Oostenrijk wil dit beletten; het vreest schade voor zijn handel. 't Is te hopen, dat tic hceren het eens worden, want een botsing tussclien die twee kan vér strekkende gevolgen hebben. Door de verschillende bondgenoot schappen is er maar weinig noodig om een algemeenen oorlogsbrand veroorzaken. De Maasbode bevatte een uittreksel van een brief van een geestelijke, die tc Constantinopel vertoeft en uitstekend met de Oostcrsche toestanden ver trouwd is. Dat dc Turk verliest, zegtde schrij ver. schijnt cene straf Gods tc zijn. Ze hadden wel ecne kastijding verdiend. Maar hun nederlaag moet niet daaraan geweten worden, zooals vooral de Eransche kranten plegen te schrijven, omdat hun geschut ontoereikend was. De Balkanstaten hebben Fransch geschut, maar zij hebben tevens tijd genoeg gehad al hun soldaten cr mede vertrouwd te maken. Turkije heeft dat niet, de meeste soldaten, die thans op het slagveld zijn, zijn boerenlui, die nooit een geweer in handen hebben gehad. Daarbij is het commando zeer slecht. In het gezicht der Bulgaren commandeerde men den terugmarsch, ze gaven hun soldaten zelfs geen pa tronen. De schrijver constateert, dat verschil lende Turksche officieren vermoord zijn door hun eigen manschappen, die over het lafhartig gedrag van hun meerderen verontwaardigd waren. Men praat van slachtingen, van de wreedheden der Turken. Ja, de Turk is wreed, maar hij niet alleen. Alle Balkan-volken hebben het met hem gemeen, in meerdere of mindere mate. Ik persoonlijk heb absoluut geen vertrouwen in de Christelijke Balkan- stalen. Ze zijn ontrouw geworden aan liet geloof hunner vaderen en dat vrij willig, uit hoovaardij. Zij hebben het ijzeren juk des sultans vrijwillig op hun schouders genomen. Nu ze zich sterk genoeg gevoelen, gaan ze in troebel water visschen en nemen de gelegen heid te baat, om den Turk te verslaan nu deze afgemat is van den laatstcn oorlog. Al die volkeren, zoogenaamde Christenen, haten duizendmaal meer het gezag van den Paus van Rome, den Plaatsbekleeder van Christus, dan den Turk zelf. De talrijke verhalen van ooggetuigen, die den toestand van hel Turksche leger schilderen, zooals het gedecimeerd wordt door de cholera en door andere besmettelijke ziekten, zijn zoo hopeloos, dat men ten opzichte van de schaar- sche Turksche overwinningsberichten zeer pessimistisch gestemd wordt. Buitenlandschc officieren melden, dat talloozc soldaten lijden aan de cholera en niet in staat zijn te werken. Bij de loopgraven houden hier en daar soldaten de wacht, terwijl duizenden hulpcloozc zieken, van pijn ineenkrim pend, op het veld liggen te sterven. Op de wegen, die straalvormig van ieder korps naar het station Hademkeui leiden, liggen talrijke choleralijders, die hopen met de treinen het besmette ge bied te kunnen ontvluchten. Op het station van Hademkeui is in een salonwagen het opper-commando van Nazim Pacha gevestigd, in liet stationsgebouw het commando van het eerste corps van Ali Riza Pacha. Deze is hopeloos door cholera aangetast. In de loodsen en vertrekken rondom lig gen duizenden zieke soldaten. Bij Derkos, waar de waterleiding naar Constantinopel begint, staat een wachtpost, waarvan Donderdagnacht twaalf man stierven en vijftien ernstig ongesteld werden. Wijl cr daar geen latrinen zijn, bestaat er groot gevaar, dat de waterleiding naar Constantinopel besmet wordt. Drie dokters die naar Derkos vertrokken zijn. kunnen niet anders doen dan zorgen dat de lijken begraven worden. feuilleton. opgelucht hart ik ze in mijn wagon heb zien stijgen I Wat verschafte hunne gezonde dikte mij een rust, nadat een gedreigd had mij te dooden en- mij, samen in eee coupé zijnde, een half uur lang een geladen revolver voor den neus hield." „Een gek!" riep ik uit. „Een gek! ecu gek lot gezelschapI Ik zal u dat in het rijtuig vertellen. Nu, nu lach ik cr om; maar opdatoogen- blik Wij deden zijn bagage oppakken, en on derweg vertelde Lover mij zijn avontuur. In Amsterdam was ik in een wagon 2e klasse gestapt, Aan de andere zijde van hel compartiment zat slechts éen reiziger, die door het raampje keek. De trein vcrtroK, en de man dra.iide zich om. Zijn blik en zijn glimlach maakten ccn onaangenamen indruk op mij. ofschoon ik mij in 't eerst niet kon verklaren, waarom. Hij was tamelijk lang. had een baard die in twee pun ten uitliep, en bijna geen haar op zijn hoofdzijn groene oogen cn zijn glim lach gaven uene onrustbarende stand vastigheid te kennen. Ik begreep echter, dat zijn plan was heel lieftallig tc zijn. „Hindert die rook u niet?" vroeg hij. Ik meende, dat hij toestemming verzocht om te rooken, maar hij had geen sigaar in dc hand. Hij legde daarna uil„Dat is dc lucht van dc vlieg. Zij is niet onaangenaam, maar men moet er aan gewoon zijn. Zij gij geneesheer Ik schudde van neen, Hij scheen mij echter niet erg te gelooven, en mij mistrouwend aanziende, zeide hij„Ik wel, ik ben hel! Ik heb een studie ge maakt over de geur van de beesten, die boezemen mij alleen belang in, omdat liet slaan van hunne vleugels hunne uitwaseming in alle richtingen voortplant. Ik heb zeer merkwaai dige uitkomsten gekregendc nachtegaal is leelijk, slecht, bedorven, men zou het niet gelooven. De meikever heeft de aangenaamste geur van alle." „O zoo!" dacht ik het best te kunnen antwoorden. Ik was niets op mijn gemak. Ik zag uit het portierraampje; de trein rolde met groote snelheid voort. Ik raad pleegde mijn spoorboekje; noggeruimen tijd, voor men aan hetnaastestation kwam. Ik zocht de noodrem, maar die was juist boven het Itoofd van den gek. Zijne oogen, die geregeld op mij gevestigd waren, volgden de richting van mijn blik. Hij keek mij strak aan en vroeg weder: „Gij zijt geneesheer?" „Neen", antwoordde ik, „ik ben geen geneesheer. „Waarom," vroeg hij daarna, „waarom ziet gij dan naar die rem?" Hij knoopte zijn jas los, een prachtige jas, en haaide er een kleine revolver uit. „Zijt gij geneesheer?" herhaalde hij. „Neen", riep ik op wanhopigen toon uit, in tweestrijd zijnde om mij op hem te werpen en hem zijn wapen te ontruk ken op gevaar af, mijzelf te dooden, of hem doorzachtheidmcesterte blijven. De gek zeide mij daarop op droe- vigen toon „Dan zijt gij gek. Ik beklaag u." Hij voegde er bij „Ik houd niet van gekken. Echter zorg ik voor hen, alleen uit medelijden, want ik heb eengoedhart. Ik verzorger vierdui zend vijf honderd zeven en twintig in mijn hospitaal." Hij bezon zich even: „Pardon, vierduizend vijf honderd zes en twintig; ik vergat, dat er gisteren een is gestorven" „Zoo? En hoe is hg gestorven vroeg ik, veel belangslelleng veinzend. „Dat is heel eenvoudig, ik heb hem gedood." Hij haaldedehaan van zijnrevol- ver over cn zond een kogeldoor de ruit. „Zoo I" voegde hij er onverschillig bij. Hij hield nog steeds, als ter verdediging zijn revolver in mijn richtingde wagon was gevuld inet een blauwen rook, die langzaam wegtrok. De knal van het schot was verloren i het r „Ik zeg u dat," hernam hij mei «ui- doening, „om u te bewijzen, dat ik geen gekken vrees. Zoudt gij zoo be leefd willen zijn, om voor mij het een of ander te zingen?" Wordt voortgezel.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1912 | | pagina 1