Zeven, en twintigste Jaargang.
No. 3. Dinsdag 8 April 1913.
DE EEMBODE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN.
UITGAVE VAN DE VEREENIGINü „DE EEMBODE" TE AMERSFOORT.
Prii. bl"d versch'int Uinsdag- en Vrijdagavond.
Ah r """"den vljltlg cent. - Afzonderlijke nummers drie cent.
sollieden vóórren "Snvang'va" eenKnteuwkw^l.01"®8*1'"' Va" abo"ncme"« niüe' Ke"
KANTOOR EN DRUKKERIJ: LANOEORACHT 13 - AMERSFOORT.
ADVERTENTIEPRIJS: van dén tot vijf regels dertig cent. Elke regel meer ze» cent.
RECLAMEStien ct. p. regel. ADVERTENTIËN In het redactioneel gedeelte vijftien ct. p. regel.
Billlike tarieven bij abonnement.
Alle mcdcdcclingen en advcrientidn in Ie zenden vAAr drie uur op den dag van uitgifte.
Zijn ze dan zoo verstandig?
Tn ucit alom bekend boekje: „Een anu
J.woord op de meest verspreide beden
kingen tegen den godsdienst", weet
Mgr. de Ségnr te verhalen van een
jonge dame, die onder vele andere
kennisjes ook bij toeval een befaamde
oiigetoovige uit de school van Voltaire
te gast had. Dit heerschap had reedt)
verscheidene pogingen aangewend, het
gezelschap min of meer te doen in
stemmen met zijn godloochenaarsidceën.
Doch men weerstond hem flink. Zich
groothoudend, maar toch ietwat ont
stemd riep hij eindelijk uit:
„II; had niet gedacht, dat ik in ecu
bijeenkomst van verstandige menschel)
de éónigc zou zijn, die niet in God ge
looft".
„Maar mijnheer", zoo gaf de gast
vrouw hem bescheid, „mijn paarden,
mijn patrijshondje en mijn kat geloovcn
ook niet aan God. Doch gij zult hen er
nooit op liooren pochen"!
Wat vreest gij de pochende godloo
chenaars; Ze zijn onverstandige men-,
schen, onverstandig in hun manier van
handelen, onverstandig m hun redenee
ringen.
Daar komt een dienstbode aan haar
meesteres gejaagd en hijgend mede-
dcelen: „Mevrouw! .uw huis staat in
„Dat 's niet waar, kind." zegt me
vrouw, „ik zie geen enkele vlam hier,
ik ruik ook niets!"
„Komt u dan maar eens kijken, be
neden, mevrouw!"
„Neen, dal heb ik er niet voor over
Ik geloot er doodeenvoudig niets van!"
Is dat verstandig?
Welnueen godloochenaar verneemt,
dat* de meeste menschen het bestaan
aannemen van een Opperwezen, dat
beloonen kan met een eeuwigen hemel
en straffen kan met een ecuwig helle
vuur. Hij zegt:
„Dat kan niet waar zijnII; zie niets
van zoo'n God. van zoo'n hemel, van
zoo'n hel't Zal wel verzinsel zijn van
de priesters!"
..Maar nicnsch, gebruik dan toch uw
gezond verstand, lees eens een boek
over liet bestaan van God en zeg dan
eens, wat er verkeerd in geredeneerd is."
„O, neen. daar heb ik geen tijd voor
Ik geloof er doodeenvoudig niets van
Is dat verstandig?
Andere godloochenaars zouden wil
len, dat aan alle ouders streng verboden
werd, ooit met hun kinderen over God
te spreken. Als de kinderen 'l gebruik
van hun verstand hebben, moeten ze
zelf maar een opinie daarover vormen
Verbeeld U, dat zulk een redelivering
consequent wcr.l toegepast overal, waar
men zijn kinderen iets wil mcdedeelcn,
waarvan men zeker weel, dat het waar
is, en hel kind goeddoet! Wat ZOtldt
ge zeggen, indien de ouders van een
pasgeboren kindje met elkander ufspra
kenwe zullen het geen eten en geen
drinken geven, alvorens liet met z n
eigen verstandje er achter gekomen is,
dat eten en drinken uoodig zijn, om Ie
blijven leven Erg verstandig
Zij, die beweren„er is geen God
Jat slaan nog dat hij Luonor van liet
,ocd en Straffer van liet kwaad zou
gijn." kunnen verwezen worden naar dc
populaire boekjes: „Is liet bestaan van
God wetenschappelijk zeker?" door F.
A. M. Thebens, of „Hoeden af voor
den godloochenaar?" door M. van der
Hagen, of „Ciodloochenaarswijshcid"
door Th. Hamulus, of ,.I» er een God?"
no. 1 van de Apologetische Volksbiblio
theek „I-'utura", Leiden.
Zijn ze dan zoo verstandig de god
loochenaars. die niet één van de tal
rijke redenen, in deze en dergelijke ge
schriften over God neergelegd, schijnen
te begrijpen F
Nu spreek ik nog niet eens van de
zoogenaamde philosofischc bewijzen,
die een ecnigzins geoefend verstand
vorderen, om scherp te kunnen worden
gezel. Ik ga liicr nu maar voorbij, wat
noemthet c i n e s e o I o g i s c li ar
gument al wat in deze zichtbare wereld
beweegt, wordt bewogen door iets an
ders, dus moet er ten slotte een opperste
beweegkracht zijn; liet co sin oio-
h argument't is onzinnig te bc-
II. dat er vóór alle oorzaken een
■ak was, die ook weer een oorzaak
had, liet adiologisch Godsbewijs, ge
trokken uit de niet-noodzakelijklicid mi
■anderlijkheid der zichtbare dingen
he no logisch Godsbewijs, opge-
uwd uit de onvolmaaktheid der wezens;
het i d e o I o g i s c h bewijs, dat zijn grond
vindt in de noodzakelijke waarheids
princiepen.
Dat de godloochenaars geen tijd kun-
:n vinden om over deze wijsgccrige
redenen na te denken, of misschien niet
ikkeld genoeg zijn, om ze goed tt
:n, willen we niet beschouwen ah
bewijs van bun onverstand. Maar liet
Godsbestaan wordt wel door veel ge
makkelijker redeneering aangetoond.
i. liet staat thans wetenschappelijk
ist, dat alle volken overeenstemmen
het aannemen van een Godheid, al
hebben velegédwaald omtrent het wezen,
de eigenschappen en het naiital God
heden. Deze overtuiging van alle volken
aller lijden kan niet berusten op
bedrog, want die Godheid valt o
het bereik der zintuigen. Die overtuiging
kan ook niet ontsproten zijn uit i'
drang van ongeregelde begeerte of1
angst, want ongeregelde begeerte of
angst zou eerder het menscnclijk
.tand trachten over te halen, oi
necnen. dat er geen God is. Dus schiet
:r niet anders over. dan dal die
tuiging voortkomt uit een helder inzicht
des verstands, of verstandige neiging'
des hartenen in beide gevallen kan
us onmogelijk valsch zijnanders
kan men wel aan alles gaan twijfelen,
liet bestaan der levende wezens
aarde levert een tweede bevattelijk
ijs voor ile aanwezigheid van eer
I, De natuurwetenschap leert name
lijk. dat er een tijd geweest is, dat hici
ilizcn aardbodem zelfs geen leven
van dier, noch van mensch moge
lijk was. Na verloop van ecuwen ii
hel planten-, dieren- en mcnschenlevui
toch gekomen. Daar nu chemische stof
uit zich geen leven kan voortbrengen,
dwingt ons liet gezond verstand een
Wezen te erkennen, van wien dat leven
voortkomt. Dat Wezen noemen wij God,
3. Wie rondziet in de wereld, ontdekt
aanstonds een orde en regelmaat, een
geregelde samenwerking van tie meest
uiteenloopcnde zaken tot één doel. zóó
opvallend, en telkens opvallender bij
nader toezien in sterren- en planten- en
dieren- en menscbenwcreld, dat men
besluiten moet: hier schuilt een ver
standelijk Wezen achter, er moet een.
Wezen bestaan, dat dit alles zoo ge
regeld beeft.
Zijn deze bewijzen nu zoo moeilijk?
n is alles, wat er ooit tegen in ge
bracht is. niet reeds ten overvloede
weerlegd; Zie bijvoorbeeld Julius Sit-
tardusBeknopte Apologie, blz. 33 en
volgende.
".en Duitsche protestant, doctor Den-
heeft berekend, dat onder de 163
grootste geleerden der 19c eeuw slechts
twnalf godloochenaars waren, en bij
die twaalf was de oorzaak nog meestal
e zoeken in bet gebrek aan godsdienstige
ipvoeding.
Voegen wc cr dit nog bij: als liet
de tank der wetenschap is, de oorzaken
der dingen op te sporen, dan zijn de
godloochenaars wel de onwetenschap-
pelijkstc menschen, daar zij van de
laatste oorzaak der dingen, van God,
niets willen weten.
4. Om die redenen is godloochcnarij
dus al heeicmaal niet van onzen tijd
om den ouderdom der dwaling, om de
reeds honderden malen opgeloste, tel
kens opnieuw in anderen vorm saam-
gekookte moeilijkheden, om de onweten*
rhappelijkheid.
Een vierde reilen volgt nu tot slot:
de godloochenaars werken dc be-
h a ving onzer eeuw geducht tegen.
Dat geloof aan God beschavend
werkt, getuigt de geleerde socioloog
l.e Plav„In alle tijdperken der ge
schiedenis," schrijft hij, „hebben die
■Ikvin, die het diepst doordrongen
tren van het bestaan van een God
van een toekomstig leven, zich al-
,d ;.nel verheven boven de andere
volken, door deugdzaamheid en door
talent evenzeer als door macht
s, hetzelfde had reeds eeu'
tijdrekening Xenophon
klaard met dc woorden„De staten
«;n volken, die liet meest aan de gods-
erecting gehecht waren, zijn ook altijd
de duurzaamste en wijste geweest, ge
lijk ook de meest godsdienstige eeuwen
zich altijd het meest onderscheiden heb
ben door vernuft." (Mem. Soerat. 1.4.16).
Dat daarentegen Godloochening voert
tot liet tegenovergestelde van bescha
ving, lot zedclooze verlaging en ver-
dieriijking, getuigde nog een lijd geleden
Ncdcrlondschc andersden-
-•riijning van zeden, beschaving,
'ikkcling, dat is tegenwoordig liet
doel van onze incnschclijkc pogingen.
Maar die pogingen zullen ongetwijfeld
schipbreuk lijden bij wie loochenen het
bestaan van een Opperwezen. Noch de
zorg voor ziiii goeden naam. noch eer
gevoel, noch staatsgeweld, noch pu
blieke opinie, noch mode, noch fat
soensbegrip, noch vrees voor minachting
zijn op den duur bij machte den menseii
c doen leven volgens de. natum wetten,
vier onderhouding de noodzakelijke
oorwaardc is voor zijn ontwikkeling
n welvaart. Innig besef van een al
ziend Opperwezen prikkelt den mensch
tot zclfbcheersching en werkzaamheid.
Godloochcning daarentegen werkt alle
bandeloosheid in de hand. maakt ten
leste de samenleving en daarmee alle
beschaving onmpgclijk. Wat dc H. Pau-
Ins in zijn tijd constateerde, blijft be
waarheid worden in onzen tijd en ten
allen tijde„en gelijk zij zich niet ver
waardigden, God in crlcentenis tc hou
den. gaf God hen over aan een onwaar-
digen zin, om tc doen hetgeen niet be
taamt, vervuld met alle ongerechtig
heid" (Rom. 1 28).
ior dc praktijk kunnen wij, katho
lieken. hieruit Iccrcn, dat wij ons niet
het veld moeten laten slaan, als
ons beschuldigt ouderwetse!), ver
ouderd, niet modern te zijn. De god
loochenaars gaan er soms op uil. ons
aan te wrijven datgene waaraan zij zich
zelf schuldig maken.
Niets op deze wereld is zoo modern
als dc 20 eeuwen oude Katholieke Kerk.
Geen instelling, geen wetenschap, geen
theorie, geen hypothese bezit zulk een
aanpassingsvermogen aan alle uitvin
dingen. ontwikkeling en beschaving als
onze katholieke leer, die door Goil zolf
opgebouwd opden grondslag onzer
ichclijke natuur, met zeldzaam suc-
cr in slaagt, die mcnschelijke na
tuur te veredelen, te volmaken, te bren
gen tot tijdelijk en ecuwig geluk, ter
van God, die alle» heeft gemaakt.
JAC. J. ZEIJ, S.J.
kende
s de t
rzauk.
woordige maatschappij
het peil der zedeloosheid, tot schrik-
ckkcndc hoogte gestegen is? Omdat
icn God heelt weggecijferd uil de ge
dachten der menschen I"
Uit het Buitenland.
Uit Rome.
H. de Paus verleende dezer dagen
audiëntie aan een grootc pelgrimsschnar
naar Rome gekomen was om dc
Constantijnsche feesten te vieren door
een bewijs te geven van hun gehecht
heid aan den Paus. Zij hadden gebc-
en de H. Communie ontvangen
het behoud van 's Pausen gezond
heid en waren gelukkig te kunnen con-
uecrcn, dat de Paus geheel hersteld
is van zijn ziekte.
In zijn antwoord wees de Paus op
de weldaden, die dc Kerk aan dc men-
schcn verleent, maar oischtc daartegen-
>ver ook de noodigc vrijheid voor haar
ïp, om onbeperkt haar zegenrijke werk-
'.iiamhcld uit tc oefenen, vrijheid vooral
ten opzichte van het onderwijs, de
kerkelijke bezittingen, de religieuze or
den, enz. Terwijl echter de tegenwoor
dige rcgccringcn een onbeteugelde vrij
heid vcrlecnen aan alles, en vooral aan
liet kwaad, is alleen dc Kerk altijd
dacht en ziet zij onrechtmatig en
tyrnnniek haar onmisbare vrijheid be
perken,
In liet bijzonder wee* de Paus In
verband hiermede op dc onbeteugelde
pers-vrijheid, die incn verleent cn waar
van maar al tc dikwijls voor slechte
doeleinden misbruik wordt gemaakt, en
dc vrijheid verleend aan scholen, waar
geen god*dien*tonderwljs mag worden
gegeven.
Krachtig maande dc Paus de Katho
lieken aan om niet mannenmoed te
itrijden voor de verovering van die
noodzakelijke vrijheid voor dc Kerk,
aarbij hun de steun van den hemel
ct zal ontbreken.
Groot is echter de troost voor den
Paus nu hij zooveel getrouwen ziet, die
de rechten der Kerk komen opelschen.
Do gewaponde vrede.
Dc Duitsche volksvertegenwoordiging
ving aan inet dc behandeling der voor
stellen het leger betreffende.
Dc rijkskanselier zcidc, dat de leger-
•oorstcllcn zakelijk zijn om de toekomst
van Duitschland tc verzekeren. Zouden
iu tot een oorlog gedwongen wor
den, dan kunnen en zullen wij slag
leveren vol vertrouwen op dc degelijk
heid en dapperheid van het leger.
Niemand weet, of en wanneer een
■orlog zal plaats hebben zeidedekan-
elicr. Maar zoover het menschelijk
vooruitzicht gaat, staat het vast, dat
geen Europccsche oorlog losbreken zal,
waarin wij niet gewikkeld zullen zijn.
Wie wil dc verantwoordelijkheid dragen,
dat wij bij een strijd op leven cn dood
niet zoo sterk zouden zijn als wij konden?
De Kijkdaglcdcn zullen voor een
deel wel mopperen en tegensputteren,
maar 't eind van 't liedje is natuurlijk
■lat dc voorstellen worden aangenomen.
't Fatale van die Duitsche oorlogs
voorbereiding is, dat de buren zich
verbeelden niet tc kunnen achterblijven.
i zoo komt dan ook Oostenrijk op
zijn beurt met nieuwe legerplanneu
deen» de nieuwe legerwet, be
reikt liet jaarlijksch contingent daar
na drie jaar een maximum, zijnde
159.500 man. Voorgesteld zal worden
vermeerdering van 15.000 voor het
gemeenschappelijk leger en van 10.000
voor de Oostcnrijksche en Hongaarsche
landweer. Het contingent der rccruten
van het gemeenschappelijk leger zou
het derde jaar op 1/4.500 gebracht
Vooruit maar!
Frankrijk.
Acht der veroordeelde Parijsche auto
bandieten hadden beroep aangeteekeud
tegen dc uitspraak van bet Gerechtshot',
maar hun verzoek is verworpen,
De anarchistische bandiet Lacombe
slaagde er in te ontsnappen en liet dak
tc bereiken. Daar werd hij door gevan
geniswachter» cn brandweerlieden, die
in allerijl toegesneld waren, omsingeld.
18)
FEUILLETON.
UIT VERRE TIJOEN.
J erbnn alle wrok uit uwhart.cn ver-
V geel uwen vijanden, dit is inimn»
een grootc plicht, dien wij In beoefening
moeten brengen. Blijft den post lu klee-
den, dien gij tol sieraad verstrekt, en
ik zal u in mijne laatste wilsbeschikking
niet vegelcn. Zoekt een man, dien gij
„iet dc zending kunt behi-u-n, welkt
ii heb opgedragen en blijl bij mij. want
gij hebt gelijk, uwe alwezighe.d *u«
mH te hard vallen. Maar wat ik u hulden
mug, bezorg mij dien man spoedig, en
vooral wees in uwe keuze voorzichtig:
bedenk dm hiervan mijn geluk alliangl,
de Hemel zal die vurige gebeden
:r niet verminden, maar hem nu
voor het geluk zijner oiutcrdnnc
Vlei ii met geen ijdele hoop. I ien.
Alles voorspelt mij mijn naderen
Ie. Dagelijks voel ik mijne kruehte
vergeefs wend ik mijne blikken va
beeld der verschrikking, liet vervolg
en weinig zal
om liet
blijft mij echter
nstortcii. Di
Dm i
verder i
vwijs
mijn i
veranderlijk vertrouwen te geven.
„il I» ha
Ingeval ik binnen kort mocht kon
tc overlijden. Herman v'1"
■r^^i.^FtsfvarF'urcm^ beveel ik
daarenboven "in hetbijzonder mijne doch
ter aanvader Aiiibrosius zal haar
lelijke vader zijn. *1 BÜ haiU wcreUllijke
beschermer!
- Met vreugde z.d ik
taak kwijten, cdelt Graal! M-uu m
ons die treurige gedachten aan uwen
dood verbannen. P<-' bew0'new wu
kasteel bidden inuners ..gelijks vo
hrt langdurig leven van hunnen Hee
blijvei
mul goeden moed. Gij hebt u\w
cgclcu uitmuntend genomen, er
I van mijne zijde niet hij u aclltoi
■I. Veroorloof mij thans mij te ver
cn, en eens ernstig na tv denken,
ik als geschikt, om uwe bevelen
;aaiulc F'ulco ten uitvoer te brongc
lamvijzeu. binnen weinige uren, ben
reder ter uwer beschikking, of gij
st besloten hebben, ons onderhoud
Volstrekt niet Heer Heilsberg.
de Graaf: terwijl bij heul teil tee-
van afscheid zijne hand toereikte;
uwe bezigheden nl'gctoopcii zijn
Heilsberg nam de licm toegereikte
nul aan. en drukte die met vuur aan
,iio lippen. Hij begaf zich vervolgen»
naar zijne kamerop zijn gemak
eenmaal zijn dtiivelschc pin
Vif hcbben^thans, mompelde hij
bij zich /elven, bijna liet toppunt an«M
weiischen bereikt Sluwheid en bedrog,
•val men hiertegen ook moge zeggen,
lengen den iiieiisvh ver. Wie weel.
ul il! nicl'eennia;V!luer\an0Bc|U
ai worden; Oude lieden-en kinderc
eggen de waarheid, cn de oude k.
..•I us ouder dat slag van menschen
Inn. belli'-.ren. Nu, hoe eerder hij
li zou reeds morgen liet daglicht niet
neer zien. Alles is thans in mijn voor
deel. Herman heb ik in mijne macht;
ik heb zijn hoogmoed gevleid cn heb-
•lit bij hem opgewekt, enhij is in
bekoring bezweken, Mij verraden zal
hij niet: daar heeft hij den moed niet
on mocht hij zulks doenwee
den machtigen liermanI nimmer
heb ik te vergeefs mijne wraak tc hulp
geroepen, en op licm nog meer dan
op een ander zou ik vreesclijk mijne
woede uitoefenen. Maar geen ellende
voor lijd. Ik moet mij thans onledig hou
den mei iemand op te sporen, die mij
in mijn belang kan behulpzaam zijn,
misschien ware het nog beter alle;
p zijn beloop tc laten. Intussclien moe;
toch laten voorkomen, of ik mij met
zaak ijverig bezig houd, cn of zij
ijiic hoofdbezigheid uitmaakt, da
de Graal' gerust gesteld, en ik ben
:ekcrd van den goeden uitslag.
Heilige dagen daarna kondigde hij
len Graaf aan, dat zijne bevelen reeds
varen opgevolgddat hij een man. uit-
iiumend voor. de zending geschikt, had
gevonden, en dat men nu binnen korten
ijd wel ecnlge zekerheid zou erlangen.
i Imtrenl éciic maand was sedert deze
laatste geheimenis vcrloopen, toen op
zekeren nacht vader Ambroaius, in zijne
gestoord werd. door de lijding, dat
inde Graaf door gene beroerte was
getroffenen slechts weinige tcekencn
van leven meer gaf. De waarde man
door liet noodlottige nieuws verrast,
spoedde zich naar het aangewezen ver
trek, en daar zag hij helaas! tot zijne
droefheid, dat ile boodschap maar al
tc veel waarheid bevatte. De Graaf was,
zoo liet scheen, nog niet tc bed geweest,
en uit de papieren, die op dc tafel ver
spreid lagen, bleek het, dat hij zich nog
zoo laat in den nacht met liet in orde
brengen zijner zaken had onledig gehou
den. Toen vader Ambroaius hem til
derde, namen zijne oogen een buitcngi
wonen glans aan zij vestigden zich va
vader Ambroaius op de papieren c
van deze weder op den grijzen pricstci
toen was de laatste flikkering des levens
uitgcbluscht, liet wa* zijne laatste inspan
ning geweest, langzaam zakte het hoofd
neder, cn de Graaf had opgehouden
tc leven.
Vader Ambrosiu», die zijne gewone
bedaardheid, in de verwarring, die hem
omgaf, geen oogenbllk had verloren,
vermoedde dat dit zekerlijk de papieren
waren, waarover de Graat'hem eenigen
tijd geleden onderhouden had, cn hem
dc bewaarplaats er van had aangeduid
hij mankte er zich dan ook onmiddelijk
meester vantoen hij die behoorlijk in
veiligheid had gebracht, begaf hij zich
naai de kamer van Maria om deze
op den slag. dlc haar getroffen had voor
te bereiden.
Hjj vond liet meisje door het onge
wone gerucht uit den slaap gewekt, reeds
gekleed aan dc trap staan, en op hel
punt zich naar beneden te begeven, om
dc oorzaak dier ongewone beweging
tc onderzoeken, toen zij vader Ainbro-
sius gewaar werd, die langzaam den
trap op kwam, en wiens bleek gelaat
eene hevige ontroering uitdrukte.
„In 's Hemels naam, vader I wat ia
er voorgevallen Uwe bleekheiddat
gedruisch op dit uurik bid u apreek
Maria begeef u naar uwe kamer
ik zal ii volgen, het is hier de plaats
niet, om in bijzonderheden te treden.
Wordt voortgezet.