Katholiek Nieuws- en Advertentieblad voor Amersfoort en Omstreken.
DE EEMBODE
Kantoor: Langegracht 13, Amersfoort
Telefoon No. 314.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond en wordt uitgegeven door de
Vereeniging De Eembode te Amersfoort. Prijs per drie maanden zestig cent.
Afzonderlijke nummers vijf cent. Abonnementen kunnen eiken dag ingaan, doch
opzegging van abonnement moet geschieden vóór den aanvang van een nieuw kwartaal.
Dinsdag 10 Augustus 1915. No. 38. Negen en twintigste Jaargang.
AdvertentieprijsVan één tot vijf regels vijftig cent. Elke regel meer
tien cent. Billijke tarieven bij geregeld adverteeren. Alle mededeelingen,
ingezonden stukken en advertentiën gelieve men in te zenden ten kantore van
De Eembode, aan de Langegracht no. 13, vóór twaalf uur op den dag van verschijnen.
Gezond en Eenvoudig
Raadpleegt men boeken van onge-
loovigcn. en zoekt men op, wat
zij mededeelen over kleeding", dan
vindt men bijvoorbeeld uit de leer
van eene behoorlijke kle'-ding vormt
een onderdeel van de gezondheidsleer,
en staat in innig verband met de huid-
verpleging. Over de zedigheid, in acht
te nemen bij de kleeding, wordt meestal
met geen enkel woord gerept. Wel,
natuurlijk, over de verhouding van het
kleed tot de schoonheidsleer
I)e christelijke opvatting betredende
kleeding strijdt volstrekt niet tegen de
meening, dat de Meeding ook tot
doel heeft de gezondheid des lichaam*.
Neen, want ook wij zeggenwijl de
menscli zich zelf niet gemaakt heeft,
maar zijn lichaam als leengoed ont
ving van zijn Schepper, is hij verplicht
zorg te dragen voor zijn lichamelijke
gezondheid, en ook voor de lichame
lijke gezondheid van anderen, zoover
dit in zijn vermogen is en op zijn weg
ligt.
Nu is de klccding het aangewezen
middel om het lichaam te beschutten
tegen schadelijke invloeden van hitte
en kou, van vocht en winddus dient
de niensch van dit middel ook gebruik
te maken, bij zich en bij anderen, in
zooverre dit mogelijk cn wcnschclijk is.
Christus zelf neemt onder de liefde
werken. waaraan hij een eeuwige be
looning schenkt, ook het „naakten
kleeden" op Ik was naakt en gij
kleeddct mij.... Wanneer zagen wij I
.taakt en kleedden C Voorwaar ik
zeg u Wat gij aan een van deze mijn
geringste broeders hebt gedaan, dat
hebt gij aan Mij gedaan.
Kn wat de zorg voor eigen lichaam
aangaat, is 't noch redelijk noch L'liiis-
Iclijk, zich zóó te kleeden. dat de ge
zondheid des lichaams er schade .lour
lijdt. Dit zou m strijd zijn met liet
vijlde gebod. Door zich te veel ol te
weinig ol verkeerd te kleeden hebben
velen vmegtijdig hun gezondheid vei-
woest, cn het spreekwoord ill 't leven
geroepen „L)e domste mode is ster
ker dan de verstandigste vrouw".
Is echter eenmaal aan het vijlde
gebod „(iij «uit met doodslaan", vol
daan, dan blijft het bij den WUicll
Christen, gelijk van te voren, z.oo ook
daarna, ecu unomstootelijke waarheid
de ziel is meer waard dan het lichaam,
de belangen des geestes gaan boven
de belangen des lijl*. Wij houden ons
ain Christus' woordWat baat liet
den mensch, zoo hij de geheele weield
wint maar schade lijdt aan zijne ziel
Wanneer derhalve de wijze van ver
zorging des lichaains in strijd zou ko
men met de belangen der ziel, eene
mode, hoe gezond dan Ook, ergernis
zou geven, zal een goed Christen ten
bate der ziel een offertje vergen van
het lichaam, en zich van die mode ont
houden. Brengt hij dal offertje niet.
dan handelt hij in strijd met zijne be
ginselen.
N'u kan het soms gebeuren, dat de
ergernis tot oorzaak heeft, dat men een
bepaalde mode, die tot verhooging
gezondheid werd ingevoerd, niet
gewoon is, ofschoon die mode, op
zich zelf be? .louwd, niet min zedig
kan worden genoemd. In dit geval
zal de Christen, steeds bedenkend,
dat de klceding op de allereerste plaats
zedig dient te wezen, bij de verandering
der mode met kiesclic nauwkeurigheid
te werk gaat, en alle maatregelen te
baat nemen, om niet bij anderen zijn
kleeding tot een voorwerp van ergernis
maken. Kn wijl wat men gewoon is.
:estal niet hindert, maar juist de veran
dering, „de nieuwigheid" de meeste er
gernis geeft, zal de Christelijk-beschaal-
dc mensch tot die gewenschte veran
deringen slechts trapsgewijze cn gelei
delijk overgaan.
l'w kleeding zij dus gezond, maar
op de eerste plaats zedig.
Veronderstel nu dal het menschchjk
geslacht geen andere licnultiging van
het kleed ooit gekend en aangewend
dan lot zedigheid cn tot gezond
heid, we misten op dit oogenblik veel
goeds, doch wc waren ook var. nog
verkeerds bevrijd gebleven,
e misten veel goeds. Want 't i»
zeker iets goeds te noemen, dat hel
kleed benuttigd wordt tot kentecken
rang en waardigheid, tot aantim
ding van levensopvattingen levenswijs,
tot onderscheiding van nationaliteit en
ndheid, tut verhooging van ware.
ge schoonheid, lot bedekking van
walgingwekkende leehjkheid. tol open
baring van macht cn majesteit, en
niet liet minst, tut opluistering van
ile publieke (iodsvereering.
Al dat goeds misten we. Maar we
waren ook van veel kwaads bevrijd
gebléven. Immers, van 't oogenblik af.
il.it de mensch <le mogelijkheid ont
dekt heeft, om de k'.ceding te gebrui
ken. neen te misbruiken, als prijk cn
proiikniuldcl, wal al zorg en tijd en
gt-UI worden ontroofd a in betere doel
inden en geoileid aan den alg.nl
Modeklccd 1
Hoe belemmert die overdreven zorg
niet de veredeling van den geest
Hoeveel tijJ, thans voor den spiégel
doorgebracht, werd nuttiger gewijd
te zijn. Hier in dit ondcrmaansclic
moet hij, uit het stoffelijke naar het
geestelijke, uit het minder schoone
naar liet schuonere, uit het geschapene
trachten op te klimmen naar het On
geschapene.
Naarmate hij nu deze stoffelijke
wereld, cn dus ook zich zelf waar
schijnlijk schooner weet te maken,
naar die mate beeldt hij beter af de
eeuwige schoonheid (Jods, stijgt hij
gemakkelijker op tot den Oorsprong
van alle ware schoonheid, wordt hij
zelf edeler en beter.
Kn toch, helaashoe heerlijk deze i
bestemming van het sieraad, en dus
ook van het kleed als sieraad, wezen
moge. menschen verkeerde neigin
gen tot hoovaardij. tot verkwisting,
tot ergernis, maken de grootste om
zich'.igiieid tot noodzakelijke» cisch. j
Wat een sterke prikkel tot hoovaar-
dij is niet de kleeding
't I. een van de groote i»»d*ei>|
der wereld, hoe zelfs overigen» wijze:
mensch'-n g'de! kunnen xijn op hu» I
mooie klccren 1
Duizend cn ven gedachten van zelf
verheffing komen op in het brein Hoc i
streclcnd bij u zelf te denken, dat ftn-1
deren van u.v klccding zeggen kijk
eens hoe rijkkijk eens. hoe fijn 1
kijk eens. hoe smaakvol
Dat hoovaardij blind maakt, blijkt
nergens zou duidelijk als bij hel mode-
klecd, De menschen voelen met eens
wereld eenzelfde mode te volgen Dat
bepaalde kteedingswijze te Parijs,
Konden of Berlijn in den smaak valt.
is reden genoeg, om heel dc wereld
op commando van klceding te doen
veranderen klimaat, volkskarakter,
stand telien niet meer mee 't is mo
de. dus 't is mooi
Met dat al vergeet men de wijze
en zorg
t alleen
leeftijd
.erken
ciaal
belang 1
Hoeveel meer geld. thans misbruikt
tot ducllouze opsniukking, ging naar
de behoeftige»
Welk een reusachtige som arbeids
vermogen kwam vrij voor de verheve-
dingen, cn wat vond men in de
itschappij minder armoede, meer
deugd, en ook meer gezondheid, zoo
deze Christelijke wenken meer werden
behartigd Wees niet bezorgd.... voor
'ichaain. waarmede gij u kleeden
zult!... Als wij nu voedsel hebben en
klccding om ons te dekken, laat ons
arniede tevreden zijn
Mag uien zich dan niet optooien
in zich is dit volstrekt niet vokeerd,
goed zelfs, want verhooging van
schoonheid veredelt den mensch. De
mensch is geschapen om eenmaal in
anschouwing der hoogste schoon
heid, God, eeuwig volmaakt gelukkig
„houd u zooveel mogelijk aan eenvoud
edighcid, die dc beste sieraden
.an schoonheid en dc beste ver
ontschuldigingen voor lcclijklieid".
Met dat al vergeel men ook. dat
,ti oudsher de meeste fatten ouder
domme en mislukte mannen en
longclingen gevonden worden, en dat
de vrouwen, die 't hoogst staan op 't
gebied van ontwikkeling cn karakter,
gewoonlijk 't eenvoudigst gekleed gaan.
Wat voert het misbruik van 't kleed
als sieraad niel tot bctieureuswaardige
verkwisting I Christus zeide Zie. wie
n kostbare klccding en in weelde le
en. wonen aan de hoven der vor
Sinds zijn de tijden veranderd,
vindt men kostbare kleeding bij de
holle magen
't Zou zoo echt Christelijk zijn,
dien de toongevende vrouwen
jonge dames, tenminste op straat
in de kerk, een voorbeeld gaven
eenvoud en spaarzaamheid. Geschiedde
dit algemeen, cn voortdurend, ook de
armeren, de dienstboden en fabrieks
meisjes, zouden niet meer zoo pron
ken, veel geld bleef tot betere doel
einden bespaard, en men had een
echt sociaal werk verricht
Dat eindelijk 't kleed als sieraad
misbruikt wordt tot ergernis behoeft
geen betoog. In plaats van te verhef
fen, te vergeestelijken, wordt het kleed
door uitsnijding en opvulling, door
weefsel cn kleur, door snit en plooi
een prikkel tot verlaging cn verdierlij-
king van den mensch.
Daarom z.a! de ware C
dragen, dat zijn kleeding
zedig en gezond maar oo
zij. Eenvoudig dat is
doelingen. dat is passend
en stand, dat is wat zoo weinig mo-j
gelijk zorg en lijd en geld kost
PATER J. ZKIJ. S. J. j
Binnenlandsche Berichten.
Levensmiddelen.
In de Veni. Ct- vergeleek Berden
dezer dagen de speculatie in levens
middelen. 'Ie smokkelarij enz. enz., door
velen ter hand genomen, bij visschen
in troebel water.
Dit handwerk i» zeer i.n trek.
Daar zitten veel hengelaars aan de
Kcnigen hebben al 'n aardig zoodje
ge vangen, maar visschen lustig door.
Anderen zijn reeds vertrokken, beladen
met rijken buit. Ze hebben voorloopig
genoeg.
:ld. veel geld wordt er op min
wijze verdiend. Ken rivier, die
bepaald rijkdom men mcekruit. is de
smokkelarij. Ze stroomt in breede bed
ding langs heel onze grens. Daar hen
gelt groot en klein. Toch wordt die
stroom streng bewaakt. Hoe 't moge
lijk >s. dat daar zooveel gevangen
wordt, mag Joost weten.
Deze smokkelarij, met aankleve van
:ie andere gore zaakjes, blameert ons
wel 'n beetje m de oogen onzer Oos-
iren. We hebben wellen en voor-
ftcn op don- uitvoer, 'n Macht van
volk is op de been om die wetten te
handhaven. Kn toch Zou de spot-
vogel gelijk hebben, die beweert dat
wetten maakt, opdat ze oveilre-
en voorschriften, opdat ze niet na
geleefd worden: Hoe lircl anders is 't
bij onzen grooten buurman. Daar gaat
geen muis uit, wanneer hij 't verbiedt.
Is dc Duitscher dan zooveel minder
omkoopbaar dan wij;
Ken tweede nog meer troebele
de vervalsching van levensmiddelen,
it 't vervalschen vau voedingstoffen
worden in onze dagen cnorn
geslagen. Dit is treurig, me
rig 't is vaak misdadig. W;
weet van kvllie- en theevervalschingen
waaraan weliswaar reuzen sonu
verdiend worden, van vervalsching
suiker men durft hieronder zelfs glas
mengen van vcrvalschii.gen van
meel enz. enz. dan begrijpt men gemak
kelijk waarvandaan de vele inwendige
ziekten.
Dc hengelaars aan dezen stroom
zijn er geen met vereelde handen, maar
deftige heeren. Deze knoeierijen immers
geschieden zelden io 't klein. Enkele
kleine winkeliers mogen al 'ns een min
der soort onder een betere mengen,
verder brengen ze 't niet. Daartoe zijn
ze in den regel te weinig ontwikkeld
cn gewoonlijk ook te eerlijk.
Hoe erg die knoeierijen soms
zijn, kunnen we zien, uit 't afbreken
van handelsbetrekkingen door buitcn-
landsche firma's zelfs nog tijdens den
oorlog. Dat is natuurlijk niet dan ver
diend loon. Ondertusschen lijdt onze
eerlijke naam in 't buitenland en wat
erger is. ons eigen volk wordt aange
tast in zijne gezondheid.
De derde troebele stroom is te vin
den in de opdrijving van levensmidde
len. Hieruit worden ook er.orme win
sten gehaald. Wie zijn hier de henge
laars Is niet makkelijk cn ook niet
aangenaam hierover te spreken of te
schrijven. Men stoot zoo hcht een of
ander persoon of categorie van perso
nen tegen 't hoofd. De hengelaars van
den tweeden stroom deert dat niet. Ze
zijn in de wol geverfd. Bovendien is
hunne handelwijze oneerlijk en misda
dig. Bij de prijsopdrijving werken ech
ter zooveel omstandigheden mee. dat
moeilijk is grenzen te trekken.
Toch moeten nood/akelijkerwijzegren-
:n gesteld worden, 't Gaat op den
jur zoo niet. De arbeider immers is
de grootste consument. Hij heeft 'I
minste weerstandsvermogen. Velen heb
ben niet meer die groote verdiensten
van voor den oorlog. De spaarcentjes
raken op.
De kosten van 't huishouden stijgen
door de duurte. Waar moet dat heen
Wat zal dat dezen winter
Zonderling echter is 't, dat de schuld
in deze duurte gelegd wordt op de
genen van wie men in laatste instantie
de levensmiddelen betrekt. En toch
dat in den regel zeer onbillijk cn
vens onw'aar. Ecu aardig voorbeeld
vinden wc in prijzen van vleesch b.v.
varkensvlcesch. Is de slager, bij wicn
men zijn vleesch haalt, dc oorzaak der
duurte Toch wordt hij met smaad cn
schimp overladen bedreigingen, zelfs
door menschen die meer verstand heb
ben, worden aan zijn adres gericht. De
hooge prijzen zijn zijne schuld, dus
weg met hein.
Bij de meeste slageis zullen de boe
ken heei iets anders dan woekerwinst
aanwijzen. Veel is er in dit opzicht ge
lasterd. Zelfs de z.g. regeeringsvarkens
"Herpen niet die baten af, de prijzen
an 't vleesch waren hiervoor vastge
steld en de regeering heeft geen reden
i den slagers buitengewone winsten
den zak te jagen. Vele slagers leden
aanmerkelijk schade op hun voorraden
tegen hooge prijzen in 't begin van
den oorlog gekocht cn nu te verkoo-
pen tegen vastgestelde prijzen. Dat er
onder de slagers ook een knoeier loopt,
wie zal dat betwijfelen. Welke stand
telt die niet onder zijne leden
ou men nog vele voorbeelden
kunnen aanhalen, waar men den ver
keerden, den onschuldigen persoon als
zondebok gebruikt. Bijna alle hand-
werk- kleinbedrijven moesten zich hier
over beklagen.
Wie zijn dan dc eigenlijke opdrijvers
dec prijzen? Men zou eerder lagere
prijzen verwachten, als men de oogst-
berichten leest.
L'it vele landen hoort men van rijke
overvloedige oogsten.
Amerika zou zelfs een nooit geken-
den tarweoogst hebben.
Waardoor dan nog die hooge prij-
n Voert ons land te veel uit Voert
niet genoeg in Zijn de scheepvrach-
ten te hoog Beheerschen geweten-
looze speculanten onze markten
Zeker is 't, dat ons economisch le
ven totaal in de war is. Zoo kan 't
langer. Vooral de arbeider en de
middenstander is daar niet tegen be
stand Wanneer we zoo den winter in
hun rijkdom, maar niet de rijkdom van
enkelen, maar de welvaart van 't alge
een gaat voor alles.
Vluchtelingenzorg.
In totaal kan gezegd worden dat de
vluchtelingenzorg tot dusver aan de
schatkist heeft gekost een uitgaaf van
f7.300.000.
De Jacht,
or de provincie Utrecht is de
opening der jacht op klein wild vast
gesteld op Woensdag 1 Sept. e.k. met
uitzondering van de jacht op hazen en
fazanten, waarvan de opening is gesteld
op 1 October.
De lange jacht mag alleen des Dins
dags en Vrijdags worden uitgeoefend
en het jagen in ongemaaid te veld
staand koren, peulvruchten en klaver
zaad, welke nog in 1915 moeten ge
oogst worden, is verboden evenals het
jagen in tabakslanden, zoolang het zoo
genaamd best goed niet is geoogst.
De jacht op reebokken is geopend
van 1 Oct. tot 1 Dec.de jacht op
reegeiten van 15 Nov. tot 1 Dec., ter
wijl de jacht op reekalven niet zal
worden geopend.
DE OORLOG.
j dc vreugde over het veroveren
Warschau, mengt zich bij de Duit-
schers spijt over het mislukken hunner
pogingen tot het vernietigen of onscha
delijk maken van een beduidend deel
der Russische legermacht. Ook de buit
ill in en om Warschau niet mee.
Dc Kussen zagen 't aankomen en
voerden tijdig alles weg.
Overvolle treinen met goederen en
menschen trokken oostwaarts. De helft
van de bevolking was al weggevoerd,
evenals duizenden boerengezinnen, die
de stad waren binnengedreven nadat
de eigen troepen hun hoeven op het
platteland hadden neergebrand.
Kunstvoorwerpen, archieven, geld,
alles werd weggezonden en 21 Juli was
Warschau letterlijk leeg. Geen voertuig
op wielen, geen paard was er overge
bleven en de bruggen waren onder
mijnd om elk oogenblik vernield te
kunnen worden. Het geheele land ron
dom Warschau is door de Russen to
taal verwoest. Geen huis, geen oogst
te velde is daar overgebleven. Ook in
de stad werden zelfs massa's huizen
omvergehaald, zoodat een aantal eige-
Uit het Buitenland.
3'_ FEUILLETON.
DE LIJFEIGENE.
Historisch-romantische laferoel
Bij het vernemen dier beleedigende
woorden zag de ofliciei Urogho
toornig aan en antwoordde tartend
„Leudc van Mcllo, gij zoudl
durven doen, wat gij daar zegt."
„Watik zou niet durven I" riep de
booswicht uit, „gij zegt, dat ik niet
•zou durven I"
Kn zijn zwaard trekkende, wilde hij
zich op den krijger werpen, maar de
medegezellen van den officier trokken
insgelijks hunne zwaarden, terwijl zij
biulden
„l.eude van Mcllowees op
„Uwe soldaten,"hernam de mandiën
Drogho bedreigde, „zullen alleen
mij gehoorzamen indien gij het onge
luk hadl een onzer aan te raken, zou
den wij u niet dooden, maar wij zou
den u ketenen en u Iattn versmachten
in de onderaardsche gewelven, war
gij zooveel slachtoffers bedolven hebt.
Schuimende van woede maar zich
onmaehtig gevoelende tegenover dat
verzet stak Drogho zijn zwaard weder
op en verwijderde zich zonder verdi
een woord te spreken.
DE BEIDE VIJANDEN.
Zijne beschermelingen in den
gang van het paleis latende staan, «ging
Kulrad alleen de zaal binnen, waar de
koning hein wachtte; Inj gaf dezen
verslag van den gelukkigen uitslag
zijner zending, verhaalde hem de vreugde
der Romeinen en de zegeningen, die
de Opperpriester over hein had afge-
„Gij hebt door die schenking de ge
denkwaardigste daad van uwe rejec
ting verricht, edele lieer," voegde de
aartskapclaan er bijgij hebt de gei
lelijke macht, door God ingesteld c
dc menschen op de lichtende paden
der waarheid te leiden, in de onafhan
kelijkheid en dc zekerheid bevestigd
dat is nog beter, dan de grondleggei
te zijn van eene dynastie."
„Hetgeen ik gedaan heb. zal ik hand
haven," antwoorJde l'epijn.
Vervolgens lot een ander onderwerp
overgaande, sprak Kulrad den koning
over de bannelingenhij herinnerd:
hem aan het eenigc jaren tevoren te
gen Hahariman uitgesproken vonnis
„Vorst," zeide hij, „die slachtoffers
van een helsch complot heb ik ont
moet dolende op vreemden grond ik
heb de rampzalige weduwe gezien van
Alrad, den vroegere leude van Mello,
waarvan Drogho zich de nalatenschap
heelt toegeëigend; ik heb hen me
gevoerd, niet twijfelende of gij zult,
beter ingelicht, hun gerechtigheid doen
„Ik heb Alrad, den broeder
Drogho, niet vergeten," antwoordde
de vorst, „het was een edel krijger,
den grooten Karei, mijn vader, zeer
dieibaar. Maar waarom beweert gij,
dat Drogho zich zijne nalatenschap
onrechtmatig heeft toegeëigend, daar
hij geen zoon naliet
„Men heeft u misleid, edele heer
Alrad is niet zonder mannelijke af
stammeling gestorven God had hem
een zoon geschonken, die nog in het
leven, en het ware evenbeeld van zijn
„Alrads trekken zijn niet uit mijn
geheugen gewischt," hernam de ko
ning. „Indien het waar is, dat er een
zoon van hem bestaat, zal ik hem ge
makkelijk herkennen. Dc gade van den
dapperen lêudc heb ik eveneens ge
kend zij was dc dochter van een der
dappere strijdmakkers mijns vaders
haar verschijning hier, haar woord,
zullen voor mij een onwedcrlegliaar
bewijs zijn."
„Gij zult én moeder cn zoon zien,
o koning," sprak nu de aartskapelaan,
„zij zijn hier. in uw paleis, met Ha-
hriman, den vrijen man, maar door
snooden list een lijfeigene geworden,
dien ik in Italië heb vrii gemaakt krach
tens de macht, die gij mij verleend hadt."
„Laat hen dan terstond binnen ko
men beval Pepijn.
„Dreban, de lijfeigene van Haliri-
man, is ook hier met zijne zonen ik
heb gemeend deze heldhaftige familie
insgelijks te moeten vrijmaken."
Kn Kulrad deelde aan den koning
alles mede, wat Warderick, door zijn
vader cn zijne broeders bijgestaan, voor
zijne vroegere meesters gedaan had.
„Door hun de vrijheid te schenken."
aldus besloot hij zijn verhaal, ,,of lie
door te bevestigen hetgeen Hahri-
i reeds gedaan had, heb ik u nut
tige en moedige dienaren verworven."
„Ik keur uwe handelwijze goed, Kul
rad," antwoordde dc koning, „gij zijt in
dit alles met onbetwistbaar verstand te
werk gegaan. Maar doe uwe nieuwe
vrienden binnenkomen."
Na verloop van eenige minuten,
werdenValtruda, Anthelmus, Hahriman,
Dreban en zijne zonen de zaal binnen
geleid, waar Pepijn hen wachtte. De
vorst liet hen stilzwijgend nader treden
lang beschouwde hij de edele en on
gelukkige weduwe van Alrad. daarna
den jongman, die haar veigczelde.
Kulrad stond naast den koning, met
een oplettend oog al de bewegingen
van Pepijn volgende. Eindelijk boog
zich de vorst naar den aartskapelaan
en fluisterde hem toe
,,Ja, zij is hetdeze vrouw is de we
duwe van den leude van Mello, en in
dien jongeling herken ik de ni:
lijke trekken van den krachtvollcn
Alrad."
„Vrouwe," zoo vervolgde hij, zich
tot Valtruda wendende, „ik herken u
gij zijt gehuwd geweest met den roem
vollen krijgsman, dien mijn vader
hoogachtte."
„Ja, vorst, ik ben dc weduwe
Alrad, van een inan, die lafhartig
door Drogho vermoord geworden
het monster, dat aan mijn zoon
erfdeel ontrukt heeft."
„Er zal u recht gedaan worden,"
antwoordde dc koning.
Vervolgens vroeg de vorst aan Val
truda. op Hahriman wijzende, „kent
gij dien man
„Hij is de zoon van een vrijen man,
van een oud krijger van uwen vader
Hij was de vriend van mijn ongeluk
kige'! echtgenoot. Ook hij is het slacht
offer geworden van schandelijke roof
zucht zijne familie bezat sinds onheu
gelijke lijden schoone en vruchtbare
landhoeven in de nabijheid van
slot Mello, aan de oevers van dc Thc-
rain, maar Drogho heelt hem lang
zamerhand van alles beroofd, hem ver
nederd cn eindelijk tot het harde lot der
lijfeigenschap gebracht."
„Hahriman," zeide dc koning, „Ik
ben overtuigd van hel onrecht, dat
geschied is liet herstel van uwe e
en uwe bezittingen zal niet lang uitblij
ven het zal op plechtige wijze ge
schieden."
Eindelijk wendde de vorst zich tot
Dreban en zijn onverschrokken zonen.
De blik van l'epijn vestigde zich het
op Warderick; deze, op den
leeftijd van drie en twintig jaren, was
in de volste kracht van zijn leven;
zijn middelmatige gestalte, maar zeer
wel gebouwd, de buigzaamheid zijner
ledematen, de natuurlijkheid ert de be
valligheid zijner manieren, alles maak
te terstond een zeer gunstige» indruk
op den koning. Daarbij teekende zijn
mannelijk voorkomen vastberadenheid
de edele trekken van een held schit
terden op zijn gelaatde moed, die
zich in zijne houding teekende. en het
vuur dat uit zijne heldere oogen schit
terde, hadden den koning zoo getrof
fen, dat Pepijn zich niet langer kon in
houden. Kulrad had den koning ver
haald. welk een buitengewoon kracht
vol jongeling hij was, hoezeer hij ge
hecht was aan zijn meester, en met
hoeveel overleg hij de verlossing van
Valtruda bewerkstelligd had.
„Gij zijt dan reeds vrij, Warderick; J"
riep dc koning uit. „Kulrad heef: te
recht uwe vrijmaking bekrachtigd maar
dit is nog niet genoeg, ik heb uw edel
moedig gedrag vernomen en wil u
daarvoor mijner waardig beloonen."
Wordt voortgezet.