DE EEMBODE
Tweede Blad
Vrijdag 27 April 1917
31ste Jaargang
AMERSFOORT EN OMSTREKEN
3 VERBODEN
Epistel en Evangelie.
DERDE ZONDAG NA PASCHEN.
Les uit den eersten brief van den H. Apostel j
Petrus; IJ, 11 19.
1—JT.ner geliefdenIk bid u. als uitlaudigen
en vreemdelingen, dat gij u onthoudt
van de vleeschelijke begeerlijkheden.
die strijd voeren tegen de zielleidt eenen
goeden levenswandel onder de heidenen, op-1
dat deze om datgene waarom zjj u als
kwaaddoeners lasteren, wanneer zij u uit de
goede werken gadeslaan, God mogen ver- j
heerlijken op den dag der bezoeking. Weest
dus oin God onderdanig aan alle mensehelijke
overheid, hetzij aan den koning, als aan den
opperste, hetzij aan de landvoogden, als die
door hem gezonden zijn tot straf der boos
doeners en tot lot' der goedenwant aldus
is het de wil van God. dat gij door goed te
doen, de onwetendheid van dwaze menschen
tot zwijgen brengtals die vrij zijt, doch de
vrijheid niet bezigt tot een dekmantel der
boosheid, maar als dienstknechten van God.
Eert allenhebt de broederschap lief; vreest
God; eert den koning! Gjj dienstknechten,
weest in alle vreeze onderdanig aan uwe
heeren, niet alleen aan die goed en bescheiden,
maar ook aan die hard zijn. Want dit is
loffelijk, in Christus Jezus onzen lieer.
Évangelie volgens den H. Joannes;
XVI; 16—22.
In dien tijd sprak Jezus tot zijne leer
lingen Een weinig tijds, en gij zult
Mij niet meer zienen wederom een
weiu'g tijds. en gij zult Mij zien; want Ik
ga tot den Vader. Sommigen dan van zijne
leerlingen zeiden tot elkander: Wat. is dit,
hetgeen Hij ons zegt: Eeu weinig tijds en
gij zult Mij niet zienen wederom een weinig
tijds en gij zult Mij zieu; en Want lk ga
tot. den Vadert Zij zeiden danWat is dit,
hetgeen hij zegteen weinig tijds t wij weten
niet wat Hij spreekt. Jezus nu wist, dat zij
Hem wilden ondervragen «li zeide tot hen
Gij vraagt ouder elkander dairover, dat Ik
gezegd heb: Een weinig tijds en gij zult Mij
niet zienen v ederom een weinig tijds. en
gij zult Mij zien. Voorwaar, voorwaar. Ik
zeg ugjj zult schreien en weenen, doch de
wereld zal zich verheugengij echter zult
in droefheid zijn: maar uwe droefheid zi,l
in vreugde veranderen. Eene vrouw, wanneer
zij baart, heeft droefheid, dewijl haar uur
gekomen is; maar als zij het kind gebaard
heeft, denkt zjj niet meer aan de kwelling,
wegens de vreugde, dat er een mensch ter
wereld geboren is. Ook gjj dan hebt nu wel
droefheiddoch Ik zal u wederom zien, en
uw hart zal zich verheugen, en niemand
zal u uwe vreugde ontnemen.
De laatste Priorinne van
St. Aagtenklooster
te Amersfoort.
..Zacht wat. Marve." ging daarop de non
voort, „men mocht u hooren. Het Lichaam
des Heeren was voor een groot gedeelte in
het blanke lijkkleed gewikkeld, zoodat ik
Zijn aanminnig gelaat niet aanschouwen
mocht.-'
„Welk wonder geval!'" onderbrak hare
vriendin.
Ja, en t was hiermede nog niet geëin
digd. Het gezicht veranderde daarop eens
klaps. en 't werd, zoo als men Ons-Lieve-
Vrouwen Praesentatie afbeeldt, met dat
onderscheid, dat er twee maagden waren,
die men in den tempel opdroeg. Hare handen
waren in de hoogte geheven en de eene was
voor mjjne oogen omsluierd de andere had
bet gelaat van gindsche zuster en zjj weee
daarbij naar eene andere, evenzeer jeugdige
non, die met een paar anderen aandachtig
scheen te luisteren naar de harde woorden.