vergeleken dien hjj den barmlnirtigen Sama
ritaan, die wjjn en olié in hare wonden
goot. De priester zelf was getroffen over de
deugd der kleine kloostergemeente, en nam
afscheid, zeggende dat hjj zich verheugde,
,nog zulk eene vergadering van maagden te
vinden in dit verwoeste land." Zjj waren toen
nog één-en-dertig nonnen.
En schoon hare kerk in 'don jure 159{l
reeds door de stad tot eene bergplaats werd
gebruikt, en zjj in een der haar overbljj-
vende vertrekken den dienst in stilte moesten
vieren, toch was 't haar tot waar genoegen,
toen er op St. .lacobsdag van 't zelfde jaar,
eenigen in 't klooster kwamen, die met de
zusters vesperen en kompleten „in muziek
zongen.
De pest, die in de stad hevig woedde,
vorderde ook van dit konvent meerdere
offers. Van de jaren 1598- 1600 overleden
er zeven nonnen, en daaronder de nog niet.
lang geleden gekozene Priorin Elisabeth
Forking*. Aldus waren de zusters wederom
zonder overste, en de kwellingen, haar bjj
de vorige keuze door het stadsbestuur aan
gedaan, waren nog te versch in 't geheugen,
dan dat zjj bet waagden nogmaals den over
moed der Magistraat te trotseeren. Dus
bleven zij meer dan vjjf maanden zonder
Priorin. Maar toen meldde zich in het klooster
aan Meer Lambert Roelofsen, een broeder
uit het toenmaals binnen de stad gelegene
konvent Mariénhof. Hjj verklaarde aan de
zusters, dat «le Prior van Wimlesheim hem
volmaeht had gegeven, om als haar opper
hoofd te handelen, en in die hoedanigheid
sprak hjj haar den moed in, om ongeacht
allen tegenstand der stndsregeering, eene
Priorinne uit haar midden te kiezen. Een
drachtiglijk kozen zjj toen (2*S Oct. i llO")
hare Procuratrix Maria (ïerritse van Woede,
die acht dagen later plechtig zou bevestigd
worden in de haar opgedragene bediening.
Ondertusschen was de vriendschap tus-
schen Aleyde en Maria niet gestoord gewor
den met de jaren was de geestkracht dei-
eerste niet verminderd, en 't mocht wel aan
haar diepen blik en voorzichtige handeling
te danken zjjn, dat niet reeds lang de klooster
gemeente door den druk der tijden was
vernield. Somtijds sprak zjj met hare vriendin
over den toestand van het klooster, en niet
zelden wendde zich dan het gesprek altjjd
nog op het vreemde droomgezicht, waarover
reeds zoo vele jaren waren heengevlogen en
waarvan nog slechts het eerste deel was
vervuldmaar hoe beiden ook nadachten,
hoe zjj de wonderlijkste omstandigheden ook
tot een geheel samenvoegden, geene gebeur
tenis was haar denkbaar, die aan het tweede
visioen beantwoordde, 't Was dan ook won
derlijk twee maagden met. opgeheven handen
in den tempel opgedragen, en daarvan een®
omsluierd, en de andere onder de trekken
van zuster Agatha Melizs, dan weder de
Hoogepriester, wiens gelaat zjj met geen der
haar liekenden kon vergeljjken. en die zjjn
vinger op den mond had gelegd even als
iemand, die stilte gebiedt't was inderdaad
vreemd! En haar laatste gezicht. On/.e-Liove-
Vrouwe-IIemelvaart, zoo als zjj meende dat
haar met zoo groot lichtgewemel, met zoo
vele engelen en geesten, met zoovele be
kenden en onbekenden verschenen wasdaar
was zelfs voor de stoutste verbeelding niet
aan te denken het uit te leggen!
Aleyde's zuster. Maria Zoes. echter was
nog met. dat alles onbekendzjj leefde nauw
gezet en wel tevreden in het konvent, en
schoon zjj. reeds zon lang hare proefjaren
volbracht hebbende, door de tegenkanting
van het stadsbestuur hare professie nog niet
had afgelegd, toch was zjj voor hare gezel
linnen een voorbeeld van kloosterlijke deugd.
Maar ook zjj had baar aandeel van den
lijdensbeker., waaruit allen moesten drinken
want eene groot® ramp scheen het haar toe,
dat zij zien zoo als de andere zusters nog
niet door onbreekbare banden aan den Heer
had kunnen verbinden, en hij alleen kan
huur verlangen naar de aflegging der ge
loften begrjjpen, die weet wat liet is voor
eene beminnende ziel, zicli geheel aan haren
hemelschen Bruidegom over te geven. Alcyde
begreep hetdageljjks bad zjj voor hare
zuster.
Zóó was de toestand van het klooster op
jden fiden November van het jaar 1600.
Wordt voortgezet.
Aartsbisdom Utrecht.
De ZeerEenv. Heeren H. A. II. Kleinsmit,
pastoor te Lonneker en H. Sinnige te
jOude-Rjjn zjjn voorzien van de laatste H.H.
I Sacramenten der stervenden.