Tweede Blad
Vrijdag 23 Dec. 1927
BIHI
DE EEMBODE
Kerst-hymne
van St. Ambrosius.
O Jezus, die 't heelal behoudt,
Dien, vóór het eerste morgengoud
De Vader, in zijn gloriekracht,
Aan Hem gelijk heeft voortgebracht.
t) Glans, die van den Vader straalt
Gij aller hoop, die nooit meer faalt,
Hoor, wat U bidden overal
Uw dienaars in dit nardschc dal!
Gedenk, hoe Gij, oneindig groot,
Eens uit een hcilgen Maagdenschoot
Een stoflijk lichaam hebt aanvaard,
Gelijk de nieusch bekleedt op aard.
Deez'dag, die in tic cirkelrij
Van 't jaar nu kwam, getuigt het blij,
Dat Gij der wereld redding boodt,
Gekomen uit uws Vaders schoot;
Hem groeten sterren, zee en aard,
Hem wat de hcmelwclf bewaart,
Eenparig met het nieuwe lied
Als 't nieuwe Heil, dat ons geschiedt.
En wij in den onwaardeerbren vloed
Gewasschen van uw heilig Bloed,
Wij dragen op uw Hooggetij
Het offer onze zangen bij.
O Jezus, U zij eer bereid,
Die uil do Maagd geboren zijl,
U met den Geest en Vader één
baar dat moeheid verried, de magere
hand langs het voorhoofd en zong zij,
met witte heesche stem op halfluidcn,
klagenden toon, een paar regelen die
haar niet uil het hoofd wilden, sedert
tur waarop de waanzin haren geest
zijne kracht beroofd en met den
likken sluier ecner hartewonde omhuld
had, welke do zee, die wijde, die lic-
dricgclijkc. huitgierigc zee eene arme
•der had geslagen.
- Moeder Hanneke!
Maar zij hoorde het immer nog niet,
zong eentonig door:
O, spreek mij niet van Helgoland
Ontneem mij niet den moed!
weet, ik weet, mijn Hendrik komt,
Want God, ja God is goed.
Op hetzelfde oogcnblik rukte eci
windvlaag de nschouderinantcl van di
oude af en dreef dien naar de zee. wel
hem spoedig verzwolgen had. Di
uw gaf een korte schreeuw en wend
haar verstoord gelaat met de glans
loozo oogen naar het meisje, dat vat
koude rillend en bevend van Innerlijke!
angst, zich den doek dicht om het hoofd
trok.
Onder den Kerstboom,
Een vaalgrattwe nevel lag over de-
zacht bewogen zee. Geen verkwikkelijk
zonnestraaltje brak door het droevige
duister, waarover de hemelboog
uitgespannen.
Het eentonig geklots der golven,
voortdurend tegen het rotsachtige
strand uiteen sloegen en de kor
r meeuw met taaien vlei
ren de
sclire
gelslag over het duin gierei
cenigc geluiden welke de doodsche stil
te verbraken.
De dag was reeds ver gevorderd.
Langer en langer vielen de schaduwen,
voorboden van den donkeren nacht, op
de hardbevroren aardkorst. Een tweetal
scheefstaande houten kruisen, die aan
toonden dat in den zondigen bodem
schipbreukelingen begraven wa
wier lijken de zee aan land had
spoeld, stonden daar in de koude lucht
als indrukwekkende teekenen des doods.
Uit het venster eene z It
op het duin flikkerde een lichtschijn,
Het was een flauw toeken, dat in
kale verlaten duin nog mcnschon w
den.
Op dit oogcnblik de duisternis
sedert korten tijd over het aardrijk
gedaald, scheen het alsof hel schijn
sel zich heen en weer bewoog. Al
der kwam het licht bij de plaats v
zich een smalle strook land een goed
eind ver in zee uitstrekte.
In den lichtschijn eener lantaarn ki
men twee vrouwelijke wezens bespeu
ren, eene groote, magere en eene klei
ne, volle gestalte, welke duidelijk die
van een jong meisje was. Beiden be
wogen zich tamelijk snel vooruit, z
dat zij met de plaats bekend schei
De oudste, die met lange schreden i
tig voortging, gaf niet hare hand
eene dievenlantaarn de zwenkende be
weging van een wierookvat. Ha
te schoudermantel bewoog zich fladde
rend in den nachtwind die
hun tegenwoei.
Toen zij gekomen waren aan de smal
le landstrook welke in zee vooruit
springt, stonden beiden stil. De oude
zette de lantaarn op den grond i
den blik harer doffe, onnatuurlijk groo
te oogen over de golven gaan. in wier
donkere oppervlakte de eerste sterren
in matte schemering weerspiegeld
den.
Moeder Hanneke! Het meisje,
wier lief gezichtje, door den December
wind rood geblazen, uit een wollen doek
te voorschijn kwam met eene angstvol
le uitdrukking, had een punt van tiet
schoudermantel der oude vastgegrepen
en trok er zachtjes aan, als om hare
aandacht op iets anders Ie vestigen,
Moeder Hanneke, Hendrik komt
vandaag niet! Geloof het toch! klonk
het van hare kinderlipjes.
In plaats van antwoord te geve
streek de aangesprokene, met een ge
lk weet, ik weet, mijn Hendrfk komt!
er de lippen van lu
fluisterend in hoopvolle
Want God, ja God is goed!
t nam moeder Hanneke de
it en ging met dezelfde lange,
schreden den weg terug langs
•n zij gekomen was, terwijl het m
haar achterna kwam.
lu de verte begon het klokje te luiden
dtlt kerktoren van het visschcrsdorp
t een half uur van daar verwijderd
is. Vredig en lieflijk zweefden de
n door het luchtruim, als een aanma
ning van hoven; het klonk als een harte
lijk Ave Maria, een groet aan haar die
ster der zee is voor allen die zich
•lven toevertrouwen aan de schulmcn-
golven.
Weder glansde, als voor een half uur,
...t het kleine venster der eenzame
strandhui, vriendelijk de lichtschijn in
het duister van den Decenrbcrnaeht.
Daar binnen zalen aan den vuurhaard,
knapperende vlammen honti
lichtstralen op de grove vloerplanket
dorpen, Moeder Hanneke en het muis
dat hare groote, onschuldige kinder
•gen op het knetterend vuur gericht
eld, waarboven in een ijzeren ketel
epje dapper borrelde.
Welke gedachten doorkruisten op dit
igenblik dat zwarte kopje met dat fij-
neusje? Maria Regina zelve was ei
zich niet klaar bewust van. Slechts eet
grenzeloos medelijden een medelij
den, welke gevoel haar zachtzinnig kin
derhartje smartelijk ineen deed krim
pen telkens als zij opblikle naar het.ver-
stoorde gelaat der oude vrouw, be
woog hare ziel en spiegelde zich af op
het schoone gezichtje van het onschul
dige kind.
Gok nu weder, gelijk zoo dikwijls te
.oren, moest zij, aan het haardvuur ge
zeten terwijl zij de vluchtige dampsvolk-
es van onder het deksel naar boven zag
cronkelen, aan de vrouw denken, die,
het zich herinneren kon,
moeder geweest was en,
tegenstaande al hare hardheid, in dat
ruwe wezen, dat van de vroegste jeugd
af onder den invloed was geweest van
het noordsche vaderland en van de dor-
oestc omgeving, toch een goedig
hart verborg voor hare naastbestaander
Moeder Hanneke! zacht e
vleiend kwam het van de lippen der klei
maar blijkbaar wilde de oude vrou\
indaag niet hooren, want Kerstmis
..as daar, en omtrent dezen tijd wat
Hendrik Maaten, moeder Hanneke:
eenige zoon, met zijn schuit op de hoo-
ge zee verongelukt, Hendrik,
schoone, krachtvolle jongeling,
wiens blauwe oogen de trouwhartigheid
u tegenblonk. Maria Regina kon Item
i weinig vergeten als de oude,
...„•ngedoken aan het vuur zat en
bovenlijf op maat bewegend, haar lied
neuriede:
op een stormachtigen Octo-
bernacht voor ongeveer twintig jaren,
bijna even zoovele als Maria Region le
vensjaren telde, dal Moeder Hanneke
uil haar sluimerslaap plotseling wakker
door den doffen falm van een ka
nonschot uit de verte. Nog voor dat zij
het hoofd uit het kussen kon opheffen,
had haar inatt lantaarn en touwen ge
grepen en was hij naar buiten gesneld
in de duisternis van sterreloozen nacht,
welke zijn ondoordringbare!! sluier had
geworpen om een hoopje arme schip
breukelingen, en waarin, zooals zelden
te voren, de woede der elementen ont-
kluistcrd was.
en uur ging voorhij, een lange, ban-
stond. Aldoor woedde de storm,
slechts nu en dan kwam een akelige
stilte. Eindelijk, daar droeg de wind de
telkens onderbroken toonen aan van het
vergelegen kloosterklokje, dat in dit uur
van middernacht tot hidden opriep, en
zware mannenstappen naderden de een
zame. visscherslnit.
- Hanneke! De krachtvolle stent
van visscher Klaas, haren man, drong
door tot de vrouw, die alleen in de luit
was achtergebleven en in het bed over
eind zittend den rozenkrans bad. De
geroepene sprong op, wierp een klec-
dingstuk om en ijlde naar de huisdeur.
God beware me!
Maar doe dan toch open! Verdui
veld wat een zwaar weer is dal! dien
hoorbare ademhaling begeleidde deze
laatste woorden terwijl visscher Klaas,
binnen komend, het bovenste ge
deelte van een vrouwenlichaam, om
'•Iks middel hij zijn"armen geslagen
had, een weinig omhoog hief.
Meerdere mannen, wier kleederen
door en door nat waren, volgden Item.
Maar, mijn God, wat heb je daar
Degene, tot wien deze vraag ge
werd, een schoenmaker van am
iincht, die daarbij het cereambt va
dorpskoster waarnam, legde op de ai
men van vrouw Hanneke een bundeltji
waaruit zoo juist de goede visscher:
had het pakje van schrik bijna
laten vallen - een fijn stemmetje klonk.
Vrouw Hanneke sloeg den doek weg:
- Ach, wat een ar tnbloedje! Uil den
nslag blikten in den schijn van de Inn
am welke de eerzame koster omhoog
hield, een paar groote, droomenge
.logen, die bij afwisseling van het eene
naar het andere gezicht gewend wcr-
grnven onder hel zand der duinen, niet
ver van den brave, die haar en haar
kind aan de golven ontrukt had.
De kleine door vrouw Manneke opge
nomen, was een bevallig meisje gewor
den, in alles het evenbeeld harer moe
der. En hij, met wien zij hare kinderja
ren in kinderlijke vertrouwelijkheid had
doorgebracht, aan wien zij haar hart
met al zijne gevoeligheid had aangeslo
ten. was nu een flinke opgegroeide
krachtvolle jongeling, die in de trouwe
anhankelijkheid van zijn speelgenoote
en rijke vergoeding vond voor de zeld-
amer wordende liefkozingen zijner
moeder, welke, sedert den dood van ha-
chtgennot, van dag tot dag steeds
afgctrokkciicr werd.
Maria Regina, zoo had men de klei
ne genoemd op verlangen van den pas
toor, was nu zestien jaren oud gewor
den, maar nog had deze reine ziel iu
de verste verte geen vermoeden dat hel
een ander gevoelen was als dat van zus
terlijke liefde, hetwelk haar verbond
met Hendrik, den zoon van haren le
vensredder. Eenzaam als een alpenroos
op steile hoogten was zij opgegroeid,
geheel haar wensclten, voelen en den
ken was begrensd in de enge ruimte
door de zwart herookle muren omslo-
oolang als zij hel zich herinneren
kon,
Slechts dan als Hendrik in de vis
hersschuit met zijne gezellen op ze
was uitgevaren, en moeder Hanneke Ita
re hulp ontberen kon, ijlde zij naar bui
ten. naar den kleinen grafheuvel, waai
onder, zoonis men haar gezegd had, ha
re moeder rustte.
In die oogcnblikken was de kitidoi
liefde tot degene die haar het leven gt
schonken had zeer sterk, en de tocht
des harten welke iu haren boezem slui
merde deed zich krachtig voelen, tol dat
^e iinneiivlocd ontsproten aan hare
schoone oogen, in welke trouwhartig
heid Ie lezen was, gestild werd in een
hartroerend gebed.
Zoo ging dag op dag voorbij iu ge
lijkvormige eentonigheid, loi i als een
vonk van den bliksem uil ecu helderen
hemel, de schrikwekkende tij tuig In de
tnzame visscherslnit kwa
was, op den oever vastmaakte, vouwde
de handen en zag naar den hemel waar
de engelen nu jubelend den troon der
eeuwige Liefde omzweefden.
Gelijk alle avonden zoo scheen ook
nu weder de vriendelijke lichtglans uit
het venster van de eenzame visschers
lnit. Daarbinnen zat bij het knapperend
vuur moeder Hanneke en niet ver van
haar Maria Regina, hezig met een hand
werk. Moeder Hanneke was vandaag
stilzwijgondcr dan ooit; slechts nu en
dan, als er van buiten conig gcruisch
gehoord werd, schrikte zij op. maar
terstond zag zij weder met starren blik
liet vlammenspel der brandende blok
ken. Of haar geteisterde geest nog eeni
ge herinnering uit vroegere tijden be-
.vaard had?
I ang duurde deze stille niet, want wel
dra galmden weder de tonen
klokje uil de verte door de lucht. Nu
kon Maria Regina zich niet langer be
dwingen. Zij hier het hoofd omhoog
van haar handwerk en zacht maar won
derbaar zuiver en vol geloovigo Innig-
I klonk van hare lippen dat oude.
indrukwekkende lied, dal Hendrik zoo
seltoott zingen kon:
- Stille nacht! Heilige nacht!
- Regina!
Moeder!
01 Hendrik soms komt? Zeg Re-
na. komt ie?
Hot meisje zag ontsteld op naar het
•Idzaam rustige gelaat van de oude
eek de
drik i
I zijn schuit op dc I
.joltiki
oge
gezel-
t storm lernauwernood om
had de verpletterende bood-
•gebracht, en op hetzelfde
ogenblik
•»>r den indruk van hel vreeselijke In
dal haar getroffen had ineenzonk, ver
zij hel weinige verstand dal zij, se
•li dood van haren man hclioude
had.
O, spreek mij niet van Helgoland
Ontneem mij niet den moed!
Ik weet, ik weet, mijn Hendrik komt.
Want God, ja God is goed.
En lang nog nadat de nacht zijn ster-'
rcnlxiog over de sluimerende aarde had
gespannen en de lielglauzeiide beeldtc-
nis van milliocnen lichtende hemellicha
men op de golven der zee op en neer
werden bewogen, weerklonk liet in de
ziel van bet bevallige kind niet als een
uiting van waanzin, maar als een slem
van vurig verlangen, van een nooit ge
stild verlangen:
Wat, die oogen zijn maar wat
prachtig hé, moedor? zei de koster en
wreef zich geducht de ijskoude handen.
- Nu, laat dat nu maar zoo. onder
brak visscher Klaas met zijn rauwe stem
het ingevallen stilzwijgen.
Intusschcn had men de doornatte
vrouw op moeder Hannckes bed gelegd.
Zwijgend stonden de visschers danrom-
en, totdat een hunner op gedempten
on met hccsche slem zcide:
Die vrouw is dood.
Weder hccrschte er eene stille, e
stilte waarin dc majesteit des doods
ie ruimte doorzweefde. Hoe schoon
dat biocko gelaat op dat witte kus-
De zwarte haren lagen in langt
strengen over schouders en rug. Deze
reine trekken had zelfs de
vormd.
Nu volgde er een tooncol indrukwek
kend om de eenvoudige vroomheid die
in uitblonk.
Die geharde mannen knielden neder
,or het bed. De ruwe handen werden
saamgevouwen en, terwijl daar builen
de elementen hun strijd volstrcdcn,
klonk van de lippen der weinigen, d
dit kamertje omsloot, innig en volgelt»
vig vertrouwen het gebed voor zielerusl
der schoone doode en van allen die op!
ecu kleinen afstand, in de eenvoudige
graven van het kerkhof, rusten in den
slaap des doods. Eu toen hij het eerste
morgengrauwen die mannen zich een
voor een verwijderd hadden, trail vis
iter Klaas toe op zijn vrouw, zag haar
et een langgerekten blik zijner goe
dige oogen in liet gelaat en haren blik
opvangend, sloot hij haar iu zijne ar
men. Dat brave hart bad niet te ver
geefs gebeden voor dat onschuldig we
zen daar op liet lied
Eenige jaren waren voorbij gegaan
De schoone doode lag reeds lang be
llaren In
hevig kloppen onder den rooden
slagdoek. - Hendrik de naam
hoorbaar van hare lippen gekomen
ardige toon klonk er uit, dat
lakle
iet gekend had
i Mari
wdc
Regi-
i haar
ii schon
i zij
haar weevol hoofd tegen dc:
kleine woonvertrek deed rusten,
laar iets anders deed haar opscluik-
uit haar smartgevoel, en met bijna
nog groolere ontzetting zag zij op naar
Hanneke, die zinneloos roud-
iiel vreemde, heesche stem hel
voor zich heen neuriede, dal
i het immer terugkeerende slot-
.'Titelijke «luiste:
de
hare leve
inisluieri
spreek mij niet van Helgoland
Ontneem mij niet den moed!
weel, ik weet, mijn Hendrik kot:
God. ja God is goed.
-- Weet ge wat moedor, Ik si
kaarsen aan van den kerstboom,
oude knikte toestemmend en begon we
der liet bovengedeelte van haar lichaam
on en weer te bewegen.
Reeds wilde Maria Regina de kamer
uitgaan om linar voornemen ten uitvoer
te brengen toen een kanonschot uit de
nabijheid weerklonk en haur deed stil-
ii op ile pdaats waar ze was.
Wat heteekenl dal? Daarbuiten
toch groote windstilte!
Hendrik! Zoo doordringend,
vol hartelijkheid klonk deze naam
de lippen der oude vrouw als het
meisje nog nooit gehoord had. Voordat
a Regina hel beletten kon was de
reeds met de lantaarn in de hand
buiten geijld, en toen zij
stond zag zij hoe moeder H,
i de verte met gerekte schreden
haastig over de duinen stapte. Zooals
z ijitaar heenging had hare magere ge
stalte, in den schijn der lantaarn tegen
'en zwarten achtergrond, iets spook-
chtigs.
Ook van liet dorp kwamen lieden aan-
gcloopcn, iels dergelijks toch was vol
gens liet zeggen der oudste dorpelhlgct
nog niet voorgekomen.
Daar ginder, niet ver van 't strand,
verhief zich een geweldig groot schip
uit de duistere golven omhoog. Een ra
ket vloog sissend in een wijden hoog
o'lor de lucht en verlichtte voor eet:
oogcnblik liet gevaarte dat zicli lang
zaam voortbewoog.
Hoorde zij goed? Maria Regina, die
naast moeder Hanneke op een voor
sprong van de duinen stond, meende
hel plassen van riemslagen te hooren.
die m regelmaat dc golven doorklief
den. Nog een paar mimiten stonden zij
daar bijna geen adem halend, en zie!
een boot kwam naderbij en hield aan
jttisl op de plaats waar de beide vrou-
tloor den lichtschijn uit de lantaarn
omgeven werden, in afwachting van
gebeuren zal.
omhelsden den hals van den terugge
keerden zoon, en warme tranen vielen
d» oogen van vrouw Hanneke op
zijne wangen over; dat onverhoopte wc
derzicn had aan de arme vrouw het ver
stand teruggegeven.
Hendrik verhaalde zijne lotgevallen,
alle schrikkclijkheden en ontberingen
welke hij had moeten doorstaan sedert
den ongeluksdag. Dagen lang had de
irin Item op zee rond doen drijven,
toon eindelijk een vreemde kotter
Iding bracht, vond de medelijdende
bemanning slechts een tot den dood toe
uitgeputte, die door een hevige koorts
illen werd zoodra hij aan boord
•n weken lang tusschen leven en
dood zweefde.
Toen de zieke weder voor de eerste
maal op het dek kwam, spande de In
dische hemel zich over hem heen, en hij
kwam tot dc overtuiging dat het nog
lang, zeer lang zou duren voordat hij
den bodem van het geliefde noordsche
vaderland weer betreden zou.
En nu was hij weder te huis en zat
naast zijne moeder onder den schitte
renden kerstboom, en tegenover Item
zat zij, die hem nimmer had kunnen ver
geten en wier zwarte, goedige oogen
hem, in den glans der vreugde over het
onverwacht wederzien tegenstraalden.
Daar stak hij haar zijn breede rech
terhand tOt «11 lachend in haar geluk
legde zij vertrouwelijk de hare daar in.
die hij hartelijk drukkend omvatte,
ts 't zoo goed moeder?
Als antwoord legde de oude vrouw
hare magere handen op de hoofden der
twee gelukkigen, bevend wel is waar en
terwijl haar lippen zich in een gebed
bewogen. En te midden van deze hei
lige stilte, van deze sprakelnoze uiting
van drie harten in het leed gelouterd,
klonken feestelijk de klokkentoncn die
tol de Nachtmis uitnoodigden.
Eere zij God in den hoogcl
zetde moeder Hanneke, hare handen na-
dekend samenvouwend, en Maria Regi
na fluisterde met innige aandoening:
vrede den menschen op aarde,
die van gouden wil zijn!
R. B.
Ecnnc week na dezen schrikkelijk"
avond was moeder Hanneke met Maria
Regina naar de duinen gegaan om, ge
lijk zoo dikwijls te voren, in hel avond-
e zien naar een schip dal den
terug zou brengen uit een on
bekend oord. Helder en klaar, vol rus-
lige majesteit spande de hemel zijn ster-
renboog over tie wijde zee, die geitel-
mcnisvnl ruischend ouder den iiulrul
een van liet naderend Kerstfeest. Ei
begon in ile verte het klokje Ie lui
.i, welluidend, feestelijk schoon, lie
was alsof die metalen slem, op tien
d van den grooten feestdag,
e lied: Stille NaclttI Heilig
Nacht! - over land en zee wilde doei
weergalmen, zoo klonk het iu dezei
stillen avondstond; en de oude vlsschei
die zijn schuitje, waarin hij eenzaam li
de duisternis over de golven gedreven
sprei
Ontnecr
k mij niet van Helgoland
i mij niet den moed,
vertier kon zij niet, de oude. Ee
ontsnapte aan hare lippen en
Hendrik! - klonk het wederom na ee
igenblik zwijgens. Ja, hij was het. de
doodgewaande; hij had tie gestalte zij-
moeder I.erkend, hoe zou het ook
anders?
Moeder!
Hendrik!
En twee harten, zoo lang gescheiden,
io lang om elkander in bange angsten,
sloegen nu tegen elkander,
O Kerstnacht! Kerstnacht! klonk
het eindelijk van de lippen des zoons,
en de visschers. die een kring vormden
om deze groep, ontblootten hunne
hoofden, lerwijl Maria Regina, die met
kloppend hart en volzallg van vreugde
zwijgend er hij stond, zacht begon te
fluisteren:
Ik weet, ik weet, mijn Hendrik komt,
Want God, ja God is goed!
Mijn arme jongen! Moederarmen
Kerstmis onder het
Schrikbewind.
Naar het Fransch
EDm. BEPEYRE.
Hel kasteel G. ligt niet ver van de
betooverende oevers der Garonne
Het werd gebouwd in dc elfde eeuw.
Hoewel de toren grootcndccls verwoest
werd gedurende liet ongelukkig tijdsver
loop der omwenteling, behecrscht het
nog, op heclnc grondslagen gevestigd,
eene vruchtbare vlakte, welke zich daar
uitstrekt als een groote tuin waar het
oog hier en daar met welgevallen rust
op sierlijke groepen houtgewas.
Aan den voet van zijn walmurcn, uit
gehouwen in dc rots over eene lengte
van ongeveer vijfhonderd meters, slin
gert zich een breede band van groen
welke in zijne kronkelingen eene kapel
bedekt, de ondcraardsche huiskapel van
de heerlijkheid, lot welke men toegang
heeft langs eene ondcrgrondsche trap
verborgen achter een geheime deur.
Daar is het dat menig held een rust
plaats vond na een kerstnacht, die met
zijn stralen dc gruw len van den bur
gerkrijg bescheen, een Kerstnacht
roemrijk om het bloed der martelaren,
gestort op «lit kleine stukje echt Pran-
sclien grond. De tamme kastanjeboo-
i, welke met hunne takken liet kas-
omgeven, overwulvcn suizend In de
winterlucht immer nog een Godvreezcnd
geslacht,
Het is ccn patriarchaal verblijf dat
ecuwen trois«'cidc en onder zijn dak het
edelste bloed van Frankrijk beschut.
Sinds onheugelijke tijden was het niet
meer nondlg geweest ter wille van rust
verstoorders de grachten over te trek
ken, de ophaalbruggen op te hpschcn
en deelgenoot te worden met de kleine
luiden in hunne nooden en in hun lij
den. met de geringeren, dicht om den
ouden burcht geschaard, om verspreid
in de vlakte wonende doch alle langs
den breeden weg der menschel!]ke mee
warigheden.
II.
Me» schrikbewind was in volle wt
king. De moordende brandstichters v