De €embo<te Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstreken CONKLIN VULPENHOUDER llf, arcrocket ,ee: 29.75 A. H. Nieuwkerk Koopt ow Scbiijfnachini Bij Pijn Hh Abonnementen kunnen elke week ingaan, doch m M-AAA IA AM >A Advertentiën 26 cent per regel. BUUjke tarieven opzegging van abonnement moet geschieden M m m #m VYI lm V m «oor ftaruW en nijverheid bg geregeld adver- voor den aanvang van een nieuw kwartaal. Prgs WS III I IA 11 U MA teeren. AdverientUn moeten Dinsdag en Vrijdag per 3 maanden f J,00. Buiten Amersfoort f 1.10 W W. W WL II II WL vóór uur in den morgen zjjn bezorgd. Kantoor an Drokkerll Langegraeht 21 to Amaraloorl - Tetafoon SM Vanchlint alken Olnadag- an Orlldagmlddag Poal-glro no. 442S4 Vier en veertigste Jaargang mPft Vrijdag 20 Maart 1931 - No. 102 Het beste en eenvoudigste aller boete- werken Is, zooals het spreekwoord zegt van den nood een deugd maken, d.w.z. het algemeen menschenlot, het onver mijdelijke leed des levens aannemen in den geest van boetvaardigheid. Epistel en Evangelie. Passie-Zondag, Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Hebreën; IX, II15. Broeders 1 Christus, opgetreden zijn de als Hoogepriester der toekomstige goederen, is door den grooteren en meer volmaakten tabernakel, die niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping is, en niet doorbloed van bokken ot kalveren, maar door zijn eigen bloed éénmaal in het heiligdom binnengegaan, na eeuwige verlossing verworven te hebben. Want indien het bloed van bokken en stieren en de besprenkeling met de asch eener jonge koe de besmetten heiligt tot reiniging des vleesches, hoeveel meer zal het bloed van Christus, die door den Hei ligen Geest Zich zeiven onbevlekt aan God heeft opgeofferd, ons geweten zuiveren van doode werken, om den levenden God te dienen? En daarom is Hij Middelaar van een nieuw Ver bond; opdat, terwijl een dood tus- schenbeide kwam tot verzoening van de overtredingen onder het vorig Ver bond, zij, die geroepen zijn, de belofte ontvangen mogen der eeuwige erfenis, in Christus Jezus onzen Heer. EVANGELIE volgens den H. loannesVIII, 46—59. In dien tijd sprak Jezus tot de scharen der Joden: Wie van u zal Mij van zonde overtuigen Indien Ik u de waar heid zeg, waarom gelooft ge Mij niet? Wie uit God is, hoort Gods woorden daarom hoort gij ze niet, omdat gij niet uit God zijt. De Joden antwoord den dan en zeiden Hem: Zeggen wij niet te recht, dat Gij een Samaritaan zijt en eenen duivel in hebt? Jezus antwoordde: lk heb geenen duivel; maar Ik vereer mijnen Vader, en gij hebt Mij onteerd. Echter zoek ik mijne eer niet; er is iemand, die ze zoekt en die oordeelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg uindien iemand mijn woord bewaart, hij zal den dood niet zien in eeuwigheid. De Joden zeiden dannu erkennen wij, dat Gij eenen duivel in hebt I Abraham is gestorven en de Profeten; en Gij zegt: indien iemand mijn woord bewaart, hij zal den dood niet smaken in eeuwigheid. Zij Gij grooter dan onze vader Abraham, die gestorven is Ook de Profeten zijn ge storven. Wien maakt Gij U zelvenj? Jezus antwoorddeIndien Ik Mij zeiven verheerlijk, is mijne verheerlijking niets. Het is mijn Vader, die Mij verheerlijkt, van wien gij zegt dat Hij uw God is. Maar gij kent Hem nietIk echter ken Hem; en, zoo Ik zeide dat Ik Hem niet ken, zou lk aan u gelijk zijn, een leu genaar. Maar lk ken Hem en bewaar zijn woord. Abraham, uw vader, heeft zich zeer verheugd dat hij mijnen dag zou zienhij heeft dien gezien en zich verblijd. De Joden zeiden dan tot Hem: Nog geen vijftig jaren zijt Gij oud, en Gij hebt Abraham gezien I Jezus sprak tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ueer Abraham werd, ben Ik. Zij na men dan steenen op om op Hem te werpen; doch Jezus verborg Zich en ging uit den tempel. JOH. DE HEER Piano- en Orgelhandel Evangelie verklaring. Passie-Zondag. KANTOORBOEKHANDEL gF. éi. TULP UngMtr. 65 to. Kremm»ttr. TEL »26 ENDURA Onbeperkte en voortdurende garantie dus grooter dan hij, en „hij heeft hem gezien" n.l. in een profetischen geest den toekomstigen Verlosser aanschou wend. De Pharizeëen verstonden deze woorden echter in letterlijken zin en riepen uit„Gij zijt nog geen 50 jaar oud en hoe hebt Gij en Abraham el kander dan kunnen aanschouwen", waarop de Zaligmaker duidelijk Zijn Godheid te kennen gaf in deze woor den „Eer Abraham werd ben Ik". Toen namen ze steenen op om Hem te steenigen, maar dewijl Zijn uur nog niet gekomen was ging Hij onzichtbaar uit hun midden. De goede menschen! (Vrij naar Pierre l'Hermite) Heb je 't al gehoord?De stem zakte beneden fluistertoon en in de luisterende kop kwam spanning. Nee, hij had er nog niets van hoord I Je zou toch zeggen, 't leek op 't oog toch wel een nette man en hij scheen zich wel in te spannen ook. Maar needat wist ie toch niet. Zoo, zoo, en dan dat groote gezin? Enfin, dan moet je maar op je tellen Heden op Passie-Zondag worden de kruisen en beelden met een paarsen doek bedekt. Dit is een overblijfsel van het vroeger gebruik gedurende dezen tijd het geheele koor door een gordijn af te sluiten van het schip dergeloo- vigen. Dit gordijn moest de geloovigen er aan herinneren dat zij om hunne zonden onwaardig waren voor bet aan gezicht van God te verschijnen en het recht op den hemel verloren hadden; het was een aansporing tot versterving en boetvaardigheid. In den Passieiijd herinnert ons de H. Kerk bijzonder aan het lijden en sterven des Heeren. In het Evangelie van dezen Zondag zien we hoe de woede van Jezus' vijanden voortdurend aangroeit (ze namen steenen op om ze op Hem te werpen), weldra zullen ze hun goddeloos plan volvoeren en Jezus ter dood brengen. De gebeurtenis uit dit Evangelie had plaats omstreeks zes maanden vóór zijn lijden toen Jezus op het Lofhutten- feest het volk te Jerusalem in den tempel onderwees en naar gewoonte van de Farizeeërs veel tegenspraak en c uan raoci bittere lastering over Zijn leer en zjjnIpassen. Eigen schuld! gedrag ondervond, „indien gij op mijn' gedrag of persoon niets weet aan te merken en Mij op geene wijze van zonden kunt overtuigen, waarom neemt ge Mijn leer dan niet aan? Waarom gelooft ge Mij niet, indien Ik u de waarheid zeg? Doch wilt ge dat Ik u de reden van uwe ongeloovigheid ontdekt? Welnu gij veracht daarom mijn woord en ge looft niet aan mijn leer omdat gij niet uit God zijt." Laat ons, Christenen, deze woorden wèl ter harte nemen „die uit God is, hoort Gods woorden" en onder zoeken we of we zelf uit God zijn en gaarne naar Gods' woorden hooren. Helaas de Pharlzeën worden nog hard nekkiger en spraken tegen Jezus de gruwelijkste lasterwoorden„Zeggen wij niet terecht dat Gij een Samaritaan zijt d.i. een niet oprecht Israëliet en dat Gij een duivel in hebt?" Wat kan de haat en nijd en afgunst toch den mensch verblinden in zijn beoordeeling van zijn evenmenschDe edelste hande lingen en edelste bedoelingen worden dan neergehaald als duivelsch en slecht en toegeschreven aan zucht naar eer en glorie, evenals Jezus zich verdedi gen moest: „Ik zoek mijn eer niet.' Laten ook wij dan evenals Hij onze zaak ter beoordeeling over aan God „Één is er die- oordeelt," en rustig onzen gang gaanl op 't feest van onnoozele kinderen. De moraal van deze geschiedenis. Niemand stelle zich aan tot rechter 'er anderen. leder hale de splinter uit eigen oog, dan zal hij zien dat zijn broeder er ook hij zichzelf mee bezig is. Want zoolang we In dit tranendal zijn, zijn en blijven we maar stakkers, die dagelijks in de oude fouten terug vallen. Wij zijn Gods beeld maar wij jn beschadigde beelden door de erf zonde alleen zijn we niet allemaal op dezelfde plek beschadigd. O. L. Heer zegt: Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar ben ik jn hun midden. i 't komt misschien juist door onze kortzichtigheid dat we met z'n tweeën of z'n drieën samen zijnde, Juist ver geten oin te vergaderen in Zijn Naam. Want dan zouden we elkander in Zijn bijzijn slechts durven wijzen op Jezus, die onze groote Meester en ook onze goede Broeder is. Zóó spraken de goede menschen. Ja, ze waren echt goed, bepaald godsdienstig op het vrome af. Wie zou hen te na komen? Zaten ze niet op een dure plaats in de kerk? Waren ze soms geen trouwe leden van de congregatie? Zag je ze niet altijd in het Lof en deden ze den Kruisweg soms niei devoot Die andere man zag je alleen maar in een stille mis. Soms was ie heelemaal niet in de kerk, den heelen Zondag niet. Daar zou wel wat anders achter zitten Liturgische Kalender. Week van 22—28 Maart. Passieweek. Dagelijks Prefatie van het H. Kruis. Zondag 22. Passie-Zondag, Mis Ju- dica, zonder Gloria, 2e geb. voor Kerk of Paus, Pref. H. Kruis. Maandag 23. Mis van den dag, 2e geb. als Zondag. Dinsdag 24. Mis van den dag, 2e geb. en laatste Evang. H. Gabriël. Woensdag 25. Maria-Boodschap, 2e geb. en laatste Evang. v. d. dag, Credo, Pref. H. Maagd. Donderdag 26. Mis v. d. dag, 2e geb. H. Ludgerus. Vrijdag 27. Zeven Smarten v. Maria, 2e geb. H. Joannes Damascenus, 3e Seb. en laatste Evang. van Vrijdag in eze week, Credo, Pref. H. Maagd. Zaterdag 28. Mis v. d. dag, 2e geb H. Joannes Capistrano. Zeer opmerkenswaardig is het dat e Zaligmaker op aen tijd zelfs dat Hij door zijn vijanden gehoond en ge lasterd werd hun nog de eeuwige zalig heid beloofde indien zij zijne woorden geloofden en zijn leer opvolgden „Voorwaar ik zeg uzoo iémand mijn woord onderhoudt hij zal in eeuwig heid den dood niet zien." Doch de Pharizeëen vatten deze woorden op alsof Hij van den licha- melijken dood sprak. Ze beschuldigen Hem daarom van leugen en pralerij „Hoe Gij geeft voor dat zij, die uwe leer volgen, in eeuwigheid niet zullen sterven? Zijn dan niet alle menschen aan den dood onderworpen Moesten niet zelfs Abraham en de Profeten sterven Zijt Gij meer dan onzen Vader Abraham en de Profeten, dat Gij uw leerlingen de onsterfelijkheid belooft?" Zoo worden de menschen verblind als zij haat en afgunst in hun hart voeden tegen zekere personen, dat zij hun woorden ten onrechte uitleggen en dik wijls een beteekenis daaraan geven waaraan deze nooit gedacht hebben 1 Op de vraag: „Wien maakt Gij U zeiven 2 Zijt gij dan grooter dan onzen Vader Abraham", antwoordde Jezus „Voorwaar Ik zeg u, dat Abraham uw Vader zich zeer verblijd heeft dat hij mijnen dag zou zien", m.a.w. Ik ben Meubelfabriek Beekstr. Ocb laat ons toch denken aan die bovenste beste Farizeeër en dien ver dorven tolgaarder in den Tempel bet oude Jeruzalem. De gemeenschap der Heiligen is onder ons. moet onder ons zijn, zoo strekt de Kerk zich uit van de aarde tot in den hemel en het is ons grootste nadeel om niet tot die gemeenschaps band te behooren. Want als we er buiten staan is het door eigen schuld omdat wij niet mee werkten met Gods genade. De toelichting bij deze geschiedenis. Zij slaat niet op bepaalde kwaad sprekers en niet op een besproken map jn het drama speelt zich ook niet af op een bepaalde plaats. Maar, als dit stukje in alle talen zou worden overgezet en aan alle volkeren zou worden afgekondigd zou iedereen zeggen dat het voor zijn buurman bedoeld is. En dit is niet zoo, het is ook voor buurmans buurman. Het is een fout, zoo oud als de wereld. Op den Sinaï beitelde God de Heer het reeds in de tweede der steenen tafelen die Moises kapot smeet. Het is het 8e gebod. En wij weten, wie één der geboden overtreedt heeft alle geboden overtreden. JOS MINEUR. Er zét ook wat anders achter, maar dèt wisten de goede van eigen braaf heid overtuigde menschen niet. Ze wisten niet dat hun gif hem niet deerde en dat hij diep met hen be wogen was. Ze wisten niet dat hij al een halven nacht van studie en inspanning achter den rug had als zij zich nog eens omkeerden. Ze wisten niet dat de man een dubbel leven leidde. Als vechter voor zijn beginsel en voor zijn gezin. Ze wisten niet dat ze dat niet wisten. En ze wisten ook niet, de goede menschen, met hun achterdocht en hun kleine armetierige zieltjes dat het hem niet deerde om hemzelf maar wel om hunnentwil. De achterdocht kleefde wel 'n tijdje als een slijmerige slak op 's mans naam, maar sterk door strijd deerde het hem geen zier en in stilte bad hijHeer geef ons wijsheid Want de bekladde en bezwadderde, die naar zich liet raden en hetpeute- rigburgsche geklets trotseerde, bad niet voor hen maar voor zichzelf en de anderen, omdat hij weet dat alle men schen, hij ook, geen heiligen zijn. holle rug en gestoken fl A 7 F met moquette bekleed 34.50 Ja, maar waar zat ie dan toch? Een christenmensch hoort toch 's Zondags in de Heilige Mis! Kinderen des tljds door&Ant. v. d. Amstel. Met groote feestpartijen, vermaak en pleizier, hebben wij in de laatste dagen voor Aschwoensdag afscheid genomen van de vreugde, om den tijd van boete doening in te gaan. Hiermede wil ik natuurlijk niet zeggen dat er van die boete-doening zooveel te merken is, want er zijn er nog maar ai te veel, die doorleven in deze tijd alsof er geen vasten bestaat, alhoewel zij wel aan de vastenavond-pret hebben deelge nomen. Maar ik wil het niet hebben dezen keer over de excessen van dezen ik zou hier eens iets willen zeggen over en tot die personen, waarvan wij zoo weinig merken en waarover en tot wie wij zoo weinig zeggen, dat zijn onze lijdende en zieke mede-menschen. De gezonde menschen zullen in dezen tijd zich verschillende dingen moeten opleggen en ontzeggen, om goed te maken wat zij in den vreugde-tijd hebben mis gedaan of om eèn pareltje voor hun kroon bij te verdienen. Dat zijn natuurlijk zaken die men zelfstandig moet doen, dus ook kan nalaten, daden die moeite kosten. Laten we eens een voorbeeld noemen. Een man, die zich eenige versterving wil opleggen, zal bijv. in de H. Vasten niet rooken of iets anders nalaten, de doch- teren van Eva zullen bijv. het snoepen nalaten. Maar zooiets kost moeite, veel moeiteen het mag geen verwondering baren, zoo de een of ander eens een keer niet gebeurd, behoeft dit nog geen gewetensbezwaren te geven. Het is niet zoo heel erg, maar er blijkt in tegendeel ten duidelijkste uit, dat het stellen van zoo'n daad moeite kost. Hoe bevoorrecht zijn niet onze zieken en lijdenden. Als ik mij mijn zaligheid zou willen verzekeren, dan zou ik wenschen geheel mijn leven ziek te zijn, omdat het lijden een gave Gods is. Het is zoo gemakkelijk, men draagt alle pijnen en smarten aan God op en geheel dat lijden wordt een reeks van verdiensten. Daarom moeten allen die lijden zich beschouwen als bijzonder bevoorrechte zielen, die door God op meer dan bijzondere wijze worden bemind, daar Deze hen op zoo zicht bare wijze een buitengewone gelegen heid geeft om het hemelrijk te ver werven. Ook de Heiligen waren hiervan over tuigd. De kletne Theresia riep, toen zij door smarten werd gekweld, om eer lijden. Er is dan ook geen enkele Heilige aan te wijzen, die om herstel van ge zondheid heeft gevraagd, opdat deze gezond zijnde, beter aan zijn zaligheid zou kunnen werken. Door hun bijzon dere omgang met God, waren zij over tuigd en wisten zij, dat niets voor hen de hemelpoorten zoo gemakkelijk zou openen, dan het lijden groot of klein te aanvaarden, met onderwerping te dragen en aan God aan te bieden. Lijden met geduld en onderwerping dragen is de grootste bron van ver dienste. We kunnen dit leeren uit het leven van Christus zelf. In de H. Schrift staat, drt Christus weldoende rond ging. Christus zonderde Zich af om te bidden en te vasten. Christus bezocht ziekenen troostte de bedroefden. Dus allemaal werken, welke wij hier op aarde ook kunnen beoefenen. En als wij dit alles zouden doen, zouden wij zeker als halve heiligen beschouwd worden. En toch waaruit zijn de groot ste verdiensten geput? Dat is geweest uit het lijden van Christus, dat bij met geduld en onderwerping heeft gedra gen en Zijn Hemelsche Vader heeft aangeboden. Vooral met en door het lijden heeft Christus voor ons de hemel geopend. Daarom, gij zieken, weest dankbaar dat God u lijden overzendt en vraagt niet om gezondheid, tenminste dan niet, indien gij denkt, dat gij gezond zijnde, beter aan uw zaligheid zoudt kunnen werken. Want, wanneer gij ziek zijnde, om gezondheid vraagt, alleen om beter voor uw zaligheid te kunnen werken, zijt gij onrechtvaardig tegen- ovei God en ondankbaar, terwijl gij u zelf de gelegenheid wilt ontzeggen om met schoenen en kousen in den hemel te komen. Daarom, weest blijde dat §ij moogt lijden en draagt dit met ge- uld en onderwerping aan God met een blij hart op. of neemt een abonnement voor onder lid van uw schrijfmachine bij H. ELZETMAR KANTOORBOEKHANDEL Q LANGESTRAAT 84 TEL. 528 kt was een goede troef, die zat, daar kwam je met geen speld tusschen. Ver van huis zijn óók kerken en daaraan hadden de goede menschen nu toch heeleméél niet gedacht. En als ze 't niet bij toeval eens ver nomen hadden zouden ze er nooit achter gekomen zijn of 't moestjzljn van velerlei aard en ziek door gevatte koude, lullen een van de hieronder genoemde Mljnhardt'a Poeders U spoedig helpen: Mijnhardt's Qrleppoeders. Hooldpijnpoeders. Verkoudheldspoeders. Klespqnpoedera. Hoestpoeders. Maag poeders. Rheumatiekpoeders. Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt. Let bij het koopen hierop 1 Prijs per poeder 8 ct. en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist Het beleg van het Huls ter Eem door T. PLUIM. Toen de machtige Keizer Karei V in 1515 heer van de meeste Neder- landsche gewesten was geworden, sloeg hij weldra ook een begeerig oog op het uitgestrekte Bisdom Utrecht, waar toe ook Overijsel, Drente en een deel van Groningen behoorde. De omstan- Air.\,aAan nm rtnlr rtit ffphiM nnrtpr Tiin digheden om ook dit gebied onder zijn macht te brengen, werden hem gun stig, want het Sticht was, als zoo dik wijls, niet lang daarna weer jammerlijk in twee partijen verdeeldéén voor en ook als wereldlijk vorst; de tegenpartij wilde hem daarin niet gehandhaafd zien, wel wilde zij hem als Bisschop of Kerkvorst natuurlijk blijven erken nen. Karei V nu liet niets onbeproefd om de genoemde partij, die tevens Hollandsch gezind was, te steunen. Men schrijft 1527. De binnenland- sche onlusten in het Sticht zijn tot een ongekende stormvloed gestegen. De Bisschop, Hendrik van Beieren, heeft de oude stad Utrecht ternauwernood kunnen ontvluchten om voor zijn tegen partij in zijn kasteel te Wijk bij Duur stede een veilige schuilplaats te vinden. Het schijnt, of alles den rampspoe- digen Kerkvorst tegenloopt, want zelfs Amersfoort, dat in de regel op de hand der Bisschoppen was, spant ditmaal met de oproerige hoofdstad Utrecht samen. Slechts weinig edelen blijven den wettigen Landsheer, wiens gezondheid door al die tegenspoeden geknakt is, in zijn ballingschap houw en trouw. Daaronder behoort met eere genoemd te worden de fiere heer Jacob v. Zuylen van Nyevelt, die 's Bisschops zijde niet verlaten wil. De ongelukkige Kerkvorst stelt hem aan tot kastelein (bewaarder, slotheer) van het Huis ter Eem, met de opdracht om 's Bisschops vijanden zooveel mogelijk afbreuk te doen, in zonderheid de burgers van het opstan dige Amersfoort. Dit Huis ter Eem stond halverwege Amersfoort en de Zuiderzee, op de rechteroever der Eem, vlak bij de Eembrug. Met vurige ijver voldoet de nieuwe slotheer aan die opdracht; hij houdt in alle dorpen waar Amersfoortsche burgers wonen, een ware drijfjacht op henhij overvalt ze en berooft ze van hun goederen. Nu zendt de Amersfoortsche stads- regeering, die zich achter haar sterke muren veilig weet, aan heer Jacob een dreigbrief met de eisch, dat hij zjjn jacht zal staken. Doch hooghartig geeft Van Zuylen ten antwoord, dat hij krach tens zijn eed aan den Bisschop daar toe verplicht is. En als om te toonen, dat het hem ernst is, laat hij kort daarna zelfs heel in Woudenberg een Amersfoortsch burger 's nachts van het bed oplichten en naar 't Huis ter Eem brengen, met verbeurdverklaring van al zijn have en goed. De burgers van Amersfoort verzoch ten nu aan heer Jacob om den burger tegen borgtocht los te laten, maar de slotheer weigert hooghartig. In arrenmoede vraagt nu de stads- regeering van Amersfoort een plechtig gehoor bij den Bisschop (op't kasteel Duurstede) aan, natuurlijk om zich over den slotheer te beklagen. Dit gehoor wordt hun toegestaan en Amersfoort zendt vier Raadsleden, n.l. Jacob van Dolder (oud-Burgemeester), Johan Soest, Gerard Soest en Nicolaas Gerritsz. Corts; natuurlijk krijgen zij van den Bisschop vrijgeleide, een schriftelijk bewijs, dat zij ongestoord heen en weer mogen reizen. (Wordt vervolgd.) Ik gebruik de spelling Minister- Terpstra; dus geen buiglngs-n meer, dan alleen bij manlijke personen of één tegen den Bisschop. Deze regeerde1 dierennamenbijv.men velt d toen over het bovengenoemde gebied, in de tuin van den dokter.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1931 | | pagina 1