PERSOONLIJKHEID.
Wij leven In een democratischen tijd,
In een geëgaliseerde samenleving, wij
dragen dezelfde Weeding, wij wonen In
een gelijke soort van huizen, wij hebben
dezelfde gewoonten en manieren, zoe
ken eenzelfde soort ontspanning, wij
leven in een tijd van confectie en, als de
mode daaraan soms een weinig
dert. dan volgen wij ook deze we
slaafs na.
Ook de mode van den geest, wai
er al eens een andere strooming of be
weging. wij haasten ons daaraan met of
londer inzicht mede te doen,
voor ouderwetsch te worden i
cf niet als alle anderen te zijn.
Wij vreezen niets zoozeer ais uit het
gewone kader te springen en
toen we revolutionnalr en opstandig,
ook de zin voor revolutie en opstandig
heid lijkt een mode, een nieuwe gril,
waaraan wij wel mee moeten doen.
Wij sloffen en zeulen maar gedachten-
loos mee in de karavaan des levens, ge
laten met den bultzak onzer dagelijksche
gewoonten en gebruiken op den rug. Wij
zijn bang gek te doen als wij niet zijn als
alle anderen.
En toch 'is het merkwaardig: in geen
tijd kijkt men méér uit naar wie waarlijk
figuren cn gestalten zijn of beteekenen.
Maar is dat juist geen let
armoede, een bewijs, dat wij zoo weinig
persoonlijkheden rijk zijn, zoo weinig
figuren, karakters om ons heen
Ik heb eens bij Ralph Emerson het
volgende gelezen: „Moeder Natuur geeft
op de 50 meloenen, die waterig zijn, één I
geurige meloen cn schudt een boom vol
wormstekige appels voor u leeg om er
een dozijn aan te laten, die gij plukken
moogt voor uw dessert; zij brengt heele I
naties voort van naakte Indianen en
aangekleodc blanken, waaronder gi;
enkele goede koppen zult vinden. In j
honderd Jaren levert zij één groot man".
Er moge iets van waarheid schuilen in
deze Amerikaanschc paradox, om een i
persoonlijkheid te wezen behoeft men!
nog geen genie te zijn, ook zelfs nog
niet een knappe kop, maar alleen een
karakter, een mcnsch van eigen stijl en
leven.
Persoonlijkheid, moesten wij eigenlijk
niet allen een persoonlijkheid zijn? Niet
dat wij als een Saul fysiek een kop boven
anderen behoeven uit te steken, maar
dat. hoe klein en nietig wij ook van
lichamelijke postuur mogen zijn. ons
eigen weten te teekenen, ons wezen sty-
leeren, ons een karakter, een persoon
lijkheid tooncn.
Als Diogenes In onze dagen er nog eens
met zijn lantaarn op uit trok om naar
waarlijk, echte mcnschen te zoeken, hoe
geinige zou hij er vinden. En dat met al
onze bluf over ontwikkeling en be
schaving.
Men zegt terecht, zij zijn met een
lantaarntje te zoeken.
Och, menschen genoeg, zij staan op
straat in drommen bijeengeschaard, ze
vullen avond aan avond de vergader
zalen, zwetsers, kletsers, napraters. was-
hoofden. clichétypen, sehablonen. maar
hoe weinig menschen, die waarlijk men
schen zijn, waar men met respect en be
wondering naar op ziet. waar een sfeer,
een goede invloed van uit gaat.
Waarlijk meer dan ooit geldt het wijze
woord van den Imltatlo-schrijver: .hoe
weer ik onder de menschen verkeer, hoe
Pius XII en de liefde voor
het vaderland.
sluiten te verwezenlijken, die hel eongr
Pius XII spreekt over den
geest van Christus.
Niet alleen bij grootse!» bidwegen naar iederen dag moeien wij met groot fc
vertroawen onze toeviac'M blijven nemen tot 0. L. V. Sterre der Zee, de Koningin van den Vrede.
s
Wat leert de Kath. Kerk
over het huwelijk