DE EEMBODE VRIJDAG 29 AUGUSTUS 1941 VAN SCHAFFELAAR Romantisch verhaal uit de vijftiende eeuw DE SCHAFFELAAR. AN de uiterste grenzen van het Sticht, en gedeelte- teUJlc op den Gel- derschen bodem, lag de Schaffelaar. of de Schalfelaer, zooals het landvolk dit huis noemde, dat aan den brui degom van Maria toebehoordede schraalheid van den grond mag wellicht de oorzaak geweest zijn dat men eertijds deze plek, en bijgevolg ook het getimmerte zelf. dien naam gegeven had. De zorg echter, die de bezitters dezer streek, welke nu uit bouwland, boschakkers en helde bestond aan de verbetering van den grond be steed hadden, had het laatste zooveel mogelijk verminderd: slechts langs het boekje Ao Vainwiu-he Bereen afkwam, loor, vond men eenlge kampen vrij goed welland. Het was een eigen leen, van ouder tot ouder aan de heeren Schaf felaar tocbehoorende, dat door hen onmiddellijk aan de bisschoppen van j gedeeltelijk in het hertog dom Gelder lag. Een uitgestrekt stuk i wildernis op de Veluwe. daft vader van den tegenwoordlgen bezitter der goederen van den Bisschop van Utrecht ter leen hield, diende om de schapen op te laten loopen en tot jachtvermaak van den heer. De Schaffelaar was geen sterke burcht met dikke muren en rondeelen, en geenszins te vergelijken met andere adellijke hulzen van het Sticht, maar evenwel ook niet geheel zonder tegen weer. ZIJ lag op een eenlgszlns hoogen grond aan het beekje, waarvan wij zoo tamelijk groot vier kant stuk land was omringd door een vrij diepe en breedc greppel, en op den post aan de binnenzijde was een doorn heg geplant, waarachter stormpalen stonden, die zeer goed onderhouden waren. Een valbrug gaf den toegang tot dezen grond over de greppel, die des zomers meestal droog, doch in het voor- en najaar, als de beek zwol, van water voorzien was. Omtrent een manslengte van de stormpalen stonden ln het vier kant schuren en hooibergen, stallen voor paarden en vee, en een woning voor knechts cn arbeiders, ln één woord, al watm en tot gerljf van landbouw en schapenfokkerij noodlg had: deze ge bouwen waren van '..out samengesteld en van rieten of strooien daken voor zien. Midden op deze werf stond de Stecncn-kamer van den heer; het was een langwerpig vierkant gebouw, van' groote steenen opgemetseld, dat mede door een breede gracht omgeven was. Omstreeks den middag naderde Frank door Ralph vergezeld, de Schaffelaar. Toen zij uit 'net hakhout kwamen, dat zich aan die zijde bijna tot aan het huls uitstrekte, stonden zij belden stil cn Frank vroeg aan den ouden man, terwijl hU hem de hand reikte: ..Wan neer en waar zie ik u weder, vader?" „Ja Jongen!" antwoordde de herder, de hand van den ruiter ln de zijne drukkende, „dat weet lk niet; mogelijk spoedig, maar ik weet niet wanneer; gij kunt niet gr.an, waar gij wilt, daarom moet lk wel by u komen." „Helaas! het ls zoo", hernam deze, „en lk vreees dat gij u te veel vermoeid hebt door mU te vergezellen." „01" zelde Ralph lachende. ,geen af stand. hoe groot ook, zal mij afschrik ken c i goeden raad t gij belooft vriend, aan zooveel verplichting hebt, te overhandi gen hetgeen men u voor ham gaf?" „Ik beloof het, vader!" zelde Frank neerslachtig; „en toch ls het voor hem zoo weinig, en voor mij zoo veel!" „Hot ls eens anders goed, knaap!" zei de herder bestraffende, waarna hij echter vriendelijk vervolgde: „Maar ik heb uw belofte, dat ls genoeg. Goeden dag, mUn Jongen!" „Vaarwel, Ralph!" zelde Frank, „God zij met u", en terwijl de schaapherder langs dcnzelfden weg terugkeerde, trad de Jongeling naar de Schaffelaar. Dc valbrug was neergelaten, en spoedig hoorde hij. dat men op de werf sprak: ook zag hij, toen hij over de brug stapte Van Schaffelaar, die met eon man, welke slechts één arm had, ln gesprek was, terwijl Henrl, behalve zijn eigen paardje ook Moor by den teugel had. „Hél waar komt gil vandaan?' vroeg Van Schaffelaar, die zich omkeerde, toen hU de voetstappen op de brug hoorde, cn verwonderd scheen, Frank voor zich te zien. „Van de stad", antwoordde deze, die zijn vriend naderde, hem de hand gaf en vroeg: „Maar zeg my eens hoe het komt, dat gU u op dit oogenblik hier .De juiste reden kan lk er u niet van zeggen. Frank!" hernam Van Schaffe laar, „misschien weet zyn Eerwaarde die alleen; maar wel weet lk, dat hy mU nog voor den avond by zich verwacht." „Wat zou er nu weder aan de hand zyn?" vroeg Frank. „Ik hoop lets goeds!" zelde zyn vriend; „het was een boodschap die my koel op het iyr viel; lk zat Juist met den meester over hem en zyn hulsgezin te spreken, toen de ongeluksbode kwam; het was zoo omstreeks een uur, nadat gij vertrokken waart. Toen moest ik nog voor nüjn ruiters en voor de ge vangenen zorgen; want mynheer Sala- za en zyn mannen zyn dapper, maar. helaas, wat ruw. Het was nog nacht, toen lk vertrok, en ik nam de vrijheid om hier eens te gaan zien. hoe de zaken stonden: de Bisschop zal mU op den bepaalden tyd zien. en ik heb mijne nachtrust opgeofferd om myne belangen hier ook een weinig te behartigen. Maar hoe gaat het ln „de Vergulde Helm"? gy hebt my nog niets gezegd," eindigde hy met drift. „Vrouw Martha en Maria zyn wel en laten u groeten," zelde Frank en trad een weinig met Van Schaffelaar ter zydc. Hy verhaalde hem, ln welken angst de vrouwen verkeerd hadden, en antwoordde op al de vragen, die Van Schaffelaar hem deed. „wy waren al een weinig ongerust, de meester en tk. toen Ry nog niet terug waart en ik vertrekken moest; maar lk heb hem reeds gezegd, dat zyn vrouw u misschien by zich zou trachten te houden," zelde Van Schaffelaar. „O Ja! ik kan my zeer goed begrijpen, welk een droefheid er ln Amersfoort moet heerschen; ^het ls een ongelukkige oor- „En hoe vaart de meester vroeg deze. zyn hand ln zyn wambuis ste kende. ..O! vrij wel, Frank Maar zeg n»« hoe zyt gy te weten gekomen ri lk hte it in c- bekend!" i dat vroeg Van

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1941 | | pagina 3