En Sinterklaas sprak...
Vroolijk
Sint Nicolaas kwam
zelf ook
WlöDhd
Aartsbisschop
van Myra
Zes voeten...
Zwarte Piet is
niet tevreden
De Sint spreekt
Die Zwarte Pieten
Geen vragen
Knarve, knarre, knars*e
onder getuige
2
Woensdag 4 December 1946
(Speciale reportage)
DE redactie was in opschudding: journalisten holden heen
en weer; telefoons rinkelden. De groote der grooten, Sint
Nicolaas W3s in de stad gekomen en had den wensch teMcennen
gegeven een persconferentie te willen beleggen. De hoofdredactie
draafde naar de verslaggeverij: Zend vlug twee verslaggevers
naar het Sinten-hoofdkwartier elk met twee blocnotes en een
batterij scherp geslepen potlooden. De deur van de verslaggeverij
sloeg dicht en even later ijlden twee journalisten via de trap
leuning omlaag naar de vestibule, waar een Zwarte Piet stond,
om de krantenmannen naar het hoofdkwartier te geleiden.
Onderweg ontwikkelde zich
een geanimeerd gesprek. We in
formeerden vormelijk naar den
welstand van den ouden Sint en
toen de Moriaan ons geruststel
de met de verklaring, dat Sint
Nicolaas er weliswaar ouder uit
zag, doch een ongebroken geest
kracht nog steeds bezat, gooiden
we het gesprek over een ande
ren boeg. We informeerden eerst
of Zwarte Piet rmportcigaretten
bij zich had en toen we zwaar
dampend aan een State-Express
naast den snelvoetigen Moorkop
voorttrippeldcn vroegen we naar
de situatie in Spanje. Piet schud
de bedenkelijk doch resoluut het
hoofd, waarbij ecnige roetschil-
fers achter hem neerdwarrelden.
„Het is nog steeds mis, mijne
heeren. Alles gaat er nog steeds
franco, zelfs de monsters met
waarde, maar het ware te wen-
schen. dat in New York stappen
genomen worden om
„Niet over politiek praten,
Piet," spraken wij haastig, om
dat we het terrein onder ons
glibberig voelden worden en wij
alle aandacht noodig hadden om
naast dezen sncl-beweeglijken
Piot op de been te blijven. „Ver
tel liever iets over je laatste
schoorsteenbczoeken".
„Ook dat is droevig," zeide do
dakhaas, „wat je dóór dien
schoorsteen hoort, mijne hee
ren, dat ig ten hemel schreieild.
Kinderen van veertien jaar, zin
gen van Louise, die op haar na
gels zit te bijten en Heidi, Heidi,
Heidi Ho, nota bene klanken uit
mijn stamland, maar zoo valsch,
zulk een venijnig surrogaat, dat
de griezels je over de botten
kruipen. Op een enkele plaats
hoorde ik nog een ouderwetsch
Sinterklaasversje. Och mijne
heeren. de Nederlandsche kinde
ren hebben de Romantiek verlo
ren, ze zijn verswingd."
ZWIJGEND stapten we voort,
we durfden den Sinten
knecht niets meer te vragen, om
geen ellende meer te ontmante
len en ook de Moriaan hield zijn
parels op elkaar. Het werd al
lengs donker en de voorbijgan
gers begonnen on§ na te staren,
omdat ze twee rnenschen met
zes voeten hoorden voortbewe
gen. We hadden geen tijd voor
uitleg en sukkelden op den tast
naast elkaar verder. Piet sloeg
rechts af en drong ons een hoek
om.
„Mijne heeren, jullie hebben
zeker veel van de bezetting ge
leden" vroeg de zwarte, ergens
in het duister zijn gesprek voort
zettend.
„Ja" bekenden wij. blij om
daarmee een excuus te hebben
gevonden voor het slechte ge
drag van onze kinderen.
„Dan hadden jullie wel eens
wat eendrachtiger aan den op
bouw mogen gaan" vonniste Pie
terbaas en pats, daar lag onze
moraal weer in het slijk. „Ik heb
zelden zulke bekvechters ont
moet, als hier bij mijn korte om
zwervingen in Nederland."
„Toch"? spraken wij men
moet toch wat zeggen, om van
intellect blijk te geven
„Ja," zei Piet, „maar misschien
worden ze hier nog eens wijs, ik
ontneem U alle hoop niet. Hier
heen mJjne heeren" en Piet duw
de ons een bordes op, waarvoor
we plotseling nog twee zwarte
schimmen ontwaarden.
We gingen de trap op naar bo
ven, achter den zwarten wervel
wind aan. die met een breed ge
baar klopte op een pompeuze
deur. Deze zwaaide terstond
open en temidden van een stel
zwarten en andere collega's von
den we onzen weg naar de stoe
len.
Direct daarop verhieven allen
zich van hun zetel ter begroe
ting van Sint Nicolaas, die frun-
nekend aan zijn mijter de kamer
binnenschreed. Toen d© Sint
was gezeten, onder zijn voeten
een poef \va.s geschoven het
leek ons dat de heilige iets wa6
gekrompen begon de confe
rentie.
De Sint sprak: „Welkom per-
gianen, van welke krant of wel-
ken kant ge ook zijt, welkom in
mijn hoofdkwartier. Wat willen
de heeren drinken? Ik heb wa
ter, koffie en chocolade.
Bijna allen kozen chocolade,
zijnde de minst gedistribueerde
Ironkenschap. Een zestal Pieten
vloog heen en keerde met dam
pende koppen terug. Op schotel
tjes lagen banketstaven, waar
van we elk een part kregen toe
gewezen. „Boterletters, heeren,
van margarineMaar het is
eetbaar, ondanks de witte boo-
ncn-vulling".
De Sint zelf was solidair en
nam ook een stuk. uit beschei
denheid echter niet het grootste.
En toen sprak hij weer
DAT ik U bij mij heb ontbo
den, pershecren, is niet,
omdat ik wil meedoen aan de
mode van persconferenties, maar
het is, omdat ik U in vertrouwen
enkele problemen aan de orde
wil stellen, die U in Uw bladen
kunt publiceeren. Ik heb me na
melijk vol goeden moed naar
Holland begeven, nadat ik eenige
dcviezen-velclslagen heb moeten
leveren, maar ben zeer teleurge
steld over den gang van zaken
in dit modderland". Allereerst
was daar het feit, dat voor mij
geen schimmel beschikbaar was,
omdat deze fraaie beesten wa
ren uitgeleend aan het leger en
het circus. Ik heb dus jiiet ge
schimmeld.
Ik heb U geroepen, om U mijn
beklag te doen over enkele situa
ties. In de eerste plaats moet U
weten, dat ik bij mijn aankomy.
ben ontvangen door een deputa
tie van d© vakgroep detailhan
del winkelbedrijven en dat ik
van deze langgerokte lieden een
aanmaning kreeg om mijn per
soneel te doen aansluiten bij den
Vakgroep Ongewone Versprei
dingsgoederen, onderafdecling
Sinten, Zwarte Pieten, Kerst
mannen, Paaschhazen en Pink
sterblommen. Daar zou ik dan
voor elk lid van mijn staf een
Verspreidingsvergunning moeten
invullen, die dan en nu komt
het voorzien van certificaten
van zuiverheid naar den Minis
ter voor Sociale zaken moeten
worden opgezonden.
Mijne heeren, dat gaat te ver.
Een dergelijke papieren romp
slomp is mij te bar. Ik heb veel
in te pakken en ik heb al pa
fier genoeg. Bovendien, en nu
het vertrouwelijke in de zaak,
heb ik te kampen met interne
moeilijkheden. Van den bond van
Sinterklazen. 6ectie Mijterdra
gers heb ik namelijk een brief
ontvangen, dat bet ledental is
achteruitgegaan. Een aantal Sin
terklazen heeft met de bezetting
doorgewerkt, is eerelid geworden
van Winterhulp: wij helpen im
mers altijd in den winter
maar is nu door den Hoogen
Raad voor onzuiver verklaard.
Dat 'zou niet zoo erg zijn, mijne
heeren, als ik .niet andere rnen
schen verloren had. Een aantal
-Sinten is namelijk weggeronseld
door den bond van Sneeuwvrije
Kerstmannen, een aantal is ge
mobiliseerd; anderen zijn veron
gelukt door te wild rijden met
jeeps. weer anderen zijn gepen-
sionneerd. Jk kan die onzuiveren
niet missen, zij moeten in eere
hersteld worden en dat kan best,
mijne heeren. dat lijkt me voor
Uw land geen bezwaar. Schrijft
U nu eens een pittig stukje te
gen die vakgroep."
TIPN verder moet ik opkomen
voor mijn zwarte knech
ten, die door een bijnaam aan
de slechtercn onder Uw volk, in
kwade reuk zijn geplaatst. Er
gerlijk, heeren, om zoo een goe
den naam in het slijk.te gooien.
Onze potlooden ruftten: dat
kan je niet in de krant zetten,
zelfs al wordt het door een Me-
thusalem verteld.
„Dit jaar wordt er zonder pe
pernoten opgetreden," vervolgde
Sint, „er is geen peper en er zijn
geen noten, alleen muzieknoten.
We zullen nu slechts het strooi-
gebaar maken, het effect blijft
hetzelfde, alleen U moet schrij
ven, dat de kinderen net doen
of ze gaan grabbelen. U ziet,
ook als regisseur heb ik talen
ten. Een aardige bijzonderheid is
overigens, dat ook de garden, „mi
misch" worden uitgedeeld, daar
het Rijksbureau voor Borstel-,
waren onze partij in beslag ge
nomen heeft. Doorgestoken kaart,
heeren.
Maar daarover nu niet."
DE Sint zweeg en dronk cacao,
daarbij een vel inhaleerend.
Wij voelden het, de persconferen
tie liep ten einde. We durfden
niets te vragen, ter vermijding
van onaangename woorden. We
keken dus rond cn ontmoetten de
koele blikken van het corps Moo-
ren.
„En dat is voor zoover ik me
herinneren kan, alles, wat ik wou
zeggen. U kunt nu gaan. Ik sta U
geen vragen toe. omdat ik weet.
dat krantenmannen veeleischend
zijn, en dit mag niet in dezen
tijd."
Haastig stapten we op. De Sint
rees mede overeind en stapte van
de poef af. „In de gang staat mijn
perschef: van hem krijgt. U nog
een lijstje met liedjes, die ik dit
Jaar graag wil hooren zingen. An
ders stoppen ze me weer „die
stoomboot" en ..die maan door de
hoornen" in de maag. Op die lijst
staan ook liedjes, die ik in ieder
geval niet wil hooren, die ik dus
op den index heb gezet zooals
Ouwe Taaie en Don 't fence me
in."
We schudden dezen volks
vriend de hand en stapten op. In
de vestibule doken we weer in on
ze jassen, in welker buitenzak we
een briefje ontdekten: Goed voor
een cadaeu ter waarde van tien
gulden, in 1948 te koopen.
TZ~ NARRE, knarrc, tien maat knarre,
Sinterklaas zijn karre komt
Voor de deure nu terstond.
Knarre, knarre, tien maal knarre,
jongens houdt Uw klompe klaar:
Sinterklaas zijn karre is daar.
Knarre, knarre, tien maai knarre,
Meisjes maakt Uw rokjes wijd:
Sinterklaas zijn karre rijdt.
18-de eeuwsch kinderliedje, o verge,
nomen uit „Dc zdlc van SmterlUnas
van Johanna Veeken-Bakker)
EEN 10-tal jonge rnenschen had af.
gesproken de verjaring van den
Spaanschen heilige gezamenlijk te
vieren. Daartoe zou men bij een hun
ner, des avonds om half acht bijeen
komen, met medeneming van lekker
nijen en goed humeur. Om half acht
waren er vier aanwezig, die zich be
zorgd afvroegen, of de overigen do
afspraak goed hadden begrepen.
Plotseling ging de bel, lang gerekt
en aanhoudend. Nadat de deur was
opengetrokken werd er een Sint Ni
colaas zichtbaar „en grand gala",
terzijde gestaan, door een zwarten
knecht muzikaal omlijst door ket
gehinnik van 'n \ermeenden zcriim-
mel.
„Komt U boven Sint Nicolaas, U
is vroeg, eigenlijk te vroeg, want
g niet allen zijn aanwezig,ver
welkomde de gastheer zijn heiligen
gast. De Sint ging naar boven en on
derwijl trachtte de gastheer uit te
vorschen, wie zich \an den vrien
denkring achter het Sintenmaskcr
verborg, doch de opmaak was zoo
voortreffelijk, dat hij niet ondekte,
hoe deze Sint in het dagélijlcöche le
ven heette.
In de gang ontdeed de Sint zich
van zjjn gabardinen regenjas terwijl
Piet zich hier en daar bij-zwartte. In
de kamer zette een mager koor een
Sint Nicolaashymne in en de Span
jaard schreed minzaam buigend
binnen. Na de begroeting zakte hij
neer op 'n inmiddels aangevoelden
fauteuil. De gastheer nam 't woord:
„Goede Sint, voordat U met de voor.
stelling begint, zou ik U willen aan-,
raden te wachten op de rest van ons
gezelschap Ondertusschen kunt U
wat op ailcin komen van de reis.
Wenscht U thee?"
„Is er geen borrel?" informeerde
de Sint.
i „Zeker, maar zou U niet kunnen
wachten tot het demasqué?"
„Ben je stapel, onparlementari-
seerdc de heilige: „Ik. heb lievei den
héélen avond 'n lekkeren sm-iak in
mijn mond. Mijn baard ruikt name
lijk naar motballen".
Sint kreeg zijn gewenschten dromt
en juist had hij een teug genomen,
of er werd weer gebeld nog drin
gender dan den eersten keer.
..Daar zul je ze hebben sprak de
gastheer, terwijl hij het traptouw be
diende. Door de geopende deur pers.
te zich een toga met mijter.
„Ben ik hier terecht", sprak de
Sint- „Dat hangt
er van af", sprak
de touwtrekker.
„Er is reeds...."
„Dan kom ik bo
ven", en Sint steeg
op, achter hem zijn
zwarte knecht.
Na ontmanteling
schreed hij binnen.
Iedereen zon^
weer, zelfs Sint I.
„Zoo collega",
sprak de nieuw
aangekomene, „bij
U te ontmoeten,
hebt U Uw wijk ai
gedaan?"
Zeker. landge
noot", riposteerde
Sint I. „ik dacht,-
ik tan hier wel
eens even aanloo-
pen, niet wetend,
dtt U bier nog zou
komen.
Sint II mompelde
iets achter zijn
baard, het had niet
veel weg van
Spaansch. Hij
daalde neer in 'n
minder riantcn fauteuil; zijn zwaite
dienaar nestelde zich aan zijn voe
ten. Ook hij kreeg 'n borrel, ot der
wille van de gelijkheid.
De gastheer sprak: „Heeren Sin
ten U zult nog even geduld moeten
hebben, we wachten vermoedelijk
nog op twee man."
Weer ging de bel, cn het leek als
of de nieuw aangekomene tegen de
bel een steuntje had gevonden.
Haastig werd de deur opengetrok.
ken. Beneden stond een Sint Nico
laas.
„Dat is aardig van U, Sint Nico
laas. dat U ons komt opzoeken.
Komt U boven", sprak de gastheer*.
En de Sint beklom de trap, terwijl
de deur achter hem door een zwar
te werd dicktgesmakt.
„U komt net op tijd, Sint. Ieder
een is aanwezig."
„Dat treFt zei dé Sint. ik dacht
al te laat te zijn. Zeg Piet ben je
uitgepotlood?"
Sint III plooide zijn gezicht in
^ninzame voegen en schreed waar
dig binnen, doch nauwelijks had hij
de situatie overzien of hij lanceerde
een ongebruikelijk modewoord De
twee andere Sinten vielen hem bij.
De gastheer zeulde een laatste
meubelstuk binnen. „Ik hoop dat
de Sinten-invasie ophoudt, want ik
ben uitverkocht in fauteuils".
„Dat is nou niks, lui", gooide
Sint III in het midden, „Hier schort
iets aan de onderlinge werkverdee-
ling. Op die manier wordt elk initia
tief in den vervolge gedood. Er
moet meer overlegd worden. Geef
mij ook een borrel, dan kan ik mijn
teleurstelling blusschen".
En de Sinten slorpten zwijgend,
terwijl de baardfranjes over de
glaasjes kwispelden. De vier bur
gerlijken keken verholen lachend
toe.
„Wat lokt U allen naar ous",
sprak de gastheer „Het is hier geen
sociëteit en een dergelijke over
dreven belangstelling is abten
maar verdacht."
„Dat zal ik U zeggen." sprak
Sint. UT. „Op gevaar van faillisse
ment af, heb ik een uniform ge-,
huurd om dezen avond wat fleur
bij te zetten maar ja, wie
denkt er nu aan zooiets" En min
achtend bekeek hij zijn collega's.
„Ja, en het gekste is," zei Sint
II, dat ik waarschijnlijk cadeautjes
heb mee gebracht voor mijn colle
ga's. Dat gaat niet mannen, dat
stuit met alle tradities. Ik ga me
verkleedeu." En hij stapte op.
„Als jij dat nu ook doet," wierp
Sint I zijn overgebleven col'ega
toe, .,dan, zal ik de voorstelling
voortzetten. Geef mij jullie pakjes,
want ik heh niets kunnen krijgen,
dan lijkt her echt. Ten slotte was
ik de eerste."
Ook Sint II verdween, met zijn
zwarte Piet.
„Nu zal ik even Wachten," zei
Sint I. terwijl hij op de tafel een
zakje shag Mn beslag nam om daar
van een cigaretje te rollen'. En
dan gaan we beginnen. Piet wees
op je hoede."
JJit der gang klonk gesteun- een
paar Sinterklazen ontdeden zich
\an hun ambtsgewaad en nauwe,
lijks vvareq ze daarmee klaar of ho
ven hun teleurgesteld gemompel
klonk de bel. De adem stokte en
met ecnige aarzeling trok de gast
heer de deur open. Beneden stond
een Sint.
„We zijn al voorzien," barstte de
gastheer los. „U bent. vast ver
keerd, gaat U maar." In de gang
was men een bezwijming nabij.
„Maar ik ben gehuurd," sprak
de vierde heilige onder uit bet
trapgat. „Ik krijg 25 piek."
„Nou hier dan," riep ae gastheer
cn liet een briefje omlaag fladde
ren, ..maar verdwijn man. Zoo kun
nen we nooit werken."
En terwijl hij de bel met. een sjaal
omwikkelde, klapte de deur met
een slag toe.
MIDDEN in een groot bos woon
de heel eenzaam een oude
hoüthakker. Hij had een lange grijze
baard en leek daarom veel op Sint
NicolaasMaar dat wisf hij niet, om
dat hij in zijn houten hutje geen spie.
gel had.
Eens. 6 December was het toeval
lig, ontdekte hij daf hij geen eten
meer in huis had. Dat was jaren lang
niet gebeurd, omdat de houthakker'
zeli tarwe verbouwde en daarom al
tijd zijn eigen brood had kunnen bak
ken. De oogst was echter dat jaar
heel slecht geweest en daarom was
zijn meelton nu helemaal leeg. Geld
had hij ook niet. „maar", dacht hij.
,,de mensen in het dorp aan de rand
van het bos zullen mij toch niet laten
verhongeren" en dus ging hij op weg.
Hij moest urenlang door weer en
wind lopen, voordat hij eindelijk het
dorp bereikte.
Nauwelijks liep hij de dorpstraat
in of een klein meisje stormde hem
tegemoet en riep: „Dag. lieve Sinter
klaas. wat hop ik blij dat U gekomen
bent", en voordat de verbaasde oude
houthakker antwoord kon geven nam
ze hem bij de hand cn trok hem mee.
Gerda schreef een briefje aan
St. Nicolaas
T NTUSSEN was Sinterklaas zelf ook
op weg naar het dorp. want hij
had van het kleine meisje een brief
ontvangen, waarin ze had geschreven:
„Lieve Sinf Nicolaas. U bent toch op
6 December jarig? Ik wil U dan eens
een mooi cadeautje geven. Kom^ U
dan ook bij ons eten? Gerda van den
banketbakker".
Sint Nicolaas was blij verrast ge
weest! Wie van de menden had er
ooit over nagedacht hem nu eens een
cadeautje te geven?" Op mijn ver
jaardag ziin de meeste mensen mij al
vergeten. Wel zuigen zij 'nog aan sui
kerharten en knabbelen aan choco
lade-beesten. die ik ze op strooiavond
gegeven heb. maar nog nooit hebben
ze de vlag op mijn verjaardag uitge
stoken. nog nooit hebben ze mij een
caudeautje gestuurd. En nu komt die
kleine Gerda en wil me eens verras-
ren. Ik ga er vast heen".
En ondanks dat Piet heel donker
keek omdat hij nog een dag l&nger
in dat natte, koude Nederland moest
blijven, ondanks het gemopper van
den stoomboot-kapitein, die heel erg
naar zijn geliefde sinaasappelvla ver
langde. die zijn vrouw altijd klaar
maakte als hij uit Nederland terug
kwam, was Sint Nicolaas op 6 De
cember niet vertrokken en 's avonds
reed hij. door regen en wind, naar
Gerda's huisje.
St. Nicolaas vindt de deur
gesloten
LT ER LIJK gezegd, hij was wel een
beetje teleurgesteld toen hij bij
de banketbakkerij door geen vrolijk
kinderstemmetje Werd begroe» en dat
de winkel al donker was. Alleen in
de huiskamer brandde licht De oude
heilige steeg van zijn paard en liep
naar het raam. Duidelijk hoorde hij.
hoe binnen een paai kinderen de
mooiste Sinterklaasversjes zongen,
die zij piaar kenden
Door een spleet van het gordijn
„Ik heb een voorstel'', zei Sint
dar/ vanavond hier vieren, zooals O
en Moeder het goed vinden blijft
Nicolaas, ,.ik ga toch mijn verjaar,
er da gevraagd heeft, en als Vader
Aart ook".
Feuilleton
cloor Anthony Berkely 34
TV/TIJN beste, dacht mijnheer Chit-
terwick.'Uw man is een door
de wol geverfde schurk en hoe
spoediger U dit beseft, hoe beter.
„Ik begrijp, dat U volkomen eer
lijk was. toen U bij de confrontatie
mijn echtgenoot aanwees als den
man. die met juffrouw Sinclair in het
Piccadilly Hotel zat
Heel vriendelijk, dacht mijnheer
Chitterwick zonder dankbaarheid.
maar U moet mij gclooven.
op een of andere wijze vergiste U
zich. Ik tracht niet U 'te beïnvloeden,
of U tot een daad legen Uw geweten
aan te zetten, maar werkelijk U moet
rekening houden met de mogelijk
heid. dat U een fatale vergissing heeft,
begaan en stappen ondernemen om
alles goed te maken voor het te laat
is".
Was mevrouw Sinclair meer aan
doenlijk^ dan zelfverzekerd, meer
meel ij kwekkend dan angstaanjagend
geweest, misschien, dat mijnheer
Chitterwick zou hebben beseft, dat
zij, hoe verwerpelijk haar methode
wellicht mocht zijn. voor haar man
vocht en dat zulks Op zijn minst al
reden genoeg was om haar eenigszin?
te ontzien. Maar zij was beslist niet
aandoenlijk of meelijwekkend en
mijnheer Chitterwick voelde dat zij
hem, Ambrose Chitterwick. niet
slechts als epn worm, maar als een
idiote worm. een bijna imbeciele
worm beschouwde en het is een
moeilijke taak een gee-teskranken
worm tot redelijk denken te bewe
gen dat wil zeggen, de waarheid
was. dat mijnheer Chitterwick op dat
oogenblik aan een minderwaardig
heidsgevoel leed en dat maakte hem
ongemakkelijk, wantrouwend en ge
melijk.
„Ik ben bang, dat het geen nut
heeft dif gesprek voor* te zetten",
merke mijnheer Chitterwick. strak ln
de richting van den uitgang kijkend,
op
Mevrouw Sinclair zuchtte, niet te
leurgesteld. maar ongeduldig. Klaar
blijkelijk was het niet gemakkelijk
een idioten worm begrippen van een
voudige rechtvaardigheid bij fe bren
gen. „Wij maken allen fouten", pro
beerde zij mijnheer Chitterwick te
overtuigen en voegde daaraan nog
vele argumenten toe. alle vervat in
termen, die ook voor een kinderlijkep
geest begrijpelijk moesten zijn.
Mijnheer Chitterwick liet den
woordenctroom over zich heen gaan
en spande zich in er niets, van te hoo
ren. Luisteren diende tot niets, het
zou slechts kwaad kunnen stichten.
Indien deze 'vrouw dacht, dat zij hem
van zijn plicht zou kunnen terughou
den en hem zoozeer aan het wanke
len kon brengen, dat hij een moorde
naar zou laten ontsnappen wel,
dan had z.ij den verkeerden man voor.
„Er moet natuurlijk een gelijkenis
zijn tusschen mijn echtgenoot en dien
anderen man, want ik weet, dat °°k
anderen hem herkend hebben, maar
ten slotte berurt de heele aanklacht
op Uw verklaring, dat U den moor
denaar het vergif zag toedienen. Nu,
ik zie. dat U een bril diaagt en U
zult moeten toegeven, da; op een af
stand van een meter of fien een ver
gissing niet uitgesloten is
Mijnheer Chitterwick had er nu
genoeg van cn stond op. „Ik vrees,
dar ik niet langer naar U kan luiste
ren". zei 'hij, voor zijn doen uiterst
krachtig, „het is onmogelijk. Zullen
we teruggaan''"
Mevrouw Sinclair volgde hem. zij
het wat tegenstribbelend. „Nu. mijn
heer Chitterwick, ik hoop. dat U mij
in elk geval dat plezier zult willen
doen?"
„Het me", antwoordde mijn
heer Chitterwick. ..maar ik ben fcang,
dat ik niets voor U 2al kunnen doen".
De weg terug werd verder in vol
komen stilzwijgen afgelegd en mijn
heer Chitterwick voelde zijn onrust
weer toenemen. Om een of andere
onverklaarbare reden was de zwij
gende Judith Sinclair veel angstwek
kender dan de pratende en hoewel
mijnheer Chitterwick geenszins
nieuwsgierig naar de overige leden
van het complot was. luchtte het hem
toch op. zijn gezellin in het huis te
kunnen volgen.
(Wordt vervolgd
keek Sint Nicolaas naar binnen en
tot zijn grote verbazing zag hij daar
aan tafel een ouden man. die spre
kend op hem leek. Met gulzige hap
pen at de man van een dampend bord
zuurkool met worst. De kinderen
stonden ln een kring om hem heen
en zongen, zongen dat het een
lust had. Vader en F moeder keken
heel verbaasd t°c. want dat Sint Ni
colaas zo'n ontzaggelijke honger kon
hebben leek ze toch wel wat vreemd.
En wat zag hij er arm uit!
..Ken jij dien man", vroeg Sint Ni
colaas aan Piet Die keek door de
spleet en grinnikte zachtje<-; „Ja. zei
hij. „het is oude Aart. de houthakker.
Hij schijnt honger te hebben."
„Ja." zei Sint Nicolaas. „wat moet
ik nu doen? Moet je eens kijken, er
staat ook een grote verjaardagstaart
op tafel Wat een lieverdjes toch. die
Gerda en haar broertje en zusje, cn
haar vader en moeder. Ik ga toch
naar binnen!"
En toen kwam St. Nico
laas zelf
ZO gezegd, zo gedaan Met zijn ge
heime sleutel, die op alle sloten
past, maakte Sint Nicolaas de winkel
deur open en liep zachtjes, gevolgd
door Piet en het paard, naar binnen.
Met oen ruk opende hij de kamer
deur en daar stonden ze. dan. Sint
Nicolaas en Pietermanknecht, midden
in de kamer. Het paardje gluuwïle
nieuwsgierig om de hoek.
Oude Aart sprong op cn werd
spierwit, de kinderen begonnen te
huilen, vader pakte gauw een grote
stoel en liet Sint Nicolaas zitten.
„Sinterklaas." riep Aart, „ik kan
het heus niet helpen. Ik had zo'n
honger en Gerda vroeg of ik mee
£ing eten."
..En ik dacht," huilde Gerda, „dat
hij Sinterklaas was, want hij is ook
zo oud en heeft net zo'n mooie witte
baard".
Sint Nicolaas wuifde met zijn hand
en zei: „Kinders. ik ben helemaal niet
boos. Integendeel, ik heb nu eens ge
zien wat een lieve kinderen en welke
goede mensen hier wonen. En jij
Aart. als ik honger had gehad zou ik
misschien hetzelfde hebben gedaan.
Ik heb een voorstel: ik ga toch mijn
verjaardag vanavond hier vieren,
zoals Gerda gevraagd heeft en als
vader en moeder het goedvinden
blijft Aart pok!"
Nu, daartegen had niemand be
zwaar De reuzentaart. waarop 900
kaarsjes stonden te branden, want
Sint Nicolaas werd die dag 900 jaar.
kwam oP tafel en oh. wat hebben ze
allemaal gesmuld, maar oude Aart
het meest. En de feestvreugde steeg
ten top toen vader aan Sint Nicolaas
een kistje met vijftig sigaren gaf,
waarvan deze de« helft aan oude Aart
gaf „Want",, zei hij. „we lijken zo op
elkaar daj we wel broers konden
zijn". En Gerda kreeg alle vijftig si
garenbandjes.
J. VAN STRATEN
Weldadigheid gaf hem
roep van heiligheid
Nicolaas werd op het einde van
de derde eeuw geboren als zoon in
een rijk gezin. Hij was van zacht
karakter, leerde graag en een oom
van moeders zijde, die aartsbisschop
van Myra was, rgde er voor. dat
de knaap werd opgeleid tot geeste
lijke.
Zijn weldadigheid gepaard aan
zeer sobere levenswijze bracht hem
in een roep van heiligheid en zijn
benoeming tot aartsbisschop van
Myra, als opvolger van zijn oom,
werd met vreugde begroet.
Op 6 December 352 overleed deze
aartsbisschop en zijn stoffelijk over
schot werd by gezet in de kerk* te
Myra, waar het bleef rusten tot
1089. De legende had echter haar
faam verspreid en in dat jaar reis
den eenige rijke Venetianen naar
Myra om het stoffelijk overschot
van den goeden heilige naar Italië
over te brengen. Want I'yra was in
103G door de Turken veroverd en de
stad verwoest.
In Bari aan de'Adriatische Zee
werd terstond een basiliek gebouwd
en onder een altaartombe, versierd
met een zilveren beeld van den hei
lige in bisschoppelijk ornaat, werd
Sint Nicolaas opnieuw ter aarde be
steld.
Van dat oogenblik af verbreidde
de vereering voor dezen goeden hei
lige zich over Eurcpa, Tal van ker
ken zijn hem gewijd en de stad Am
sterdam koos hem tot patroon.
„Als je nou erg zoet bent, en
eiken morgen je tanden poetst,
en je havermout opeet, en er
komt geen inflatie, en het ex
portprogramma wordt uitge
voerd krijg je er misschien
een van Sinterklaas in 1957."
(Daily Express