En Sinterklaas sprak... Vroolijk Sint Nicolaas kwam zelf ook WlöDhd Aartsbisschop van Myra Zes voeten... Zwarte Piet is niet tevreden De Sint spreekt Die Zwarte Pieten Geen vragen Knarve, knarre, knars*e onder getuige 2 Woensdag 4 December 1946 (Speciale reportage) DE redactie was in opschudding: journalisten holden heen en weer; telefoons rinkelden. De groote der grooten, Sint Nicolaas W3s in de stad gekomen en had den wensch teMcennen gegeven een persconferentie te willen beleggen. De hoofdredactie draafde naar de verslaggeverij: Zend vlug twee verslaggevers naar het Sinten-hoofdkwartier elk met twee blocnotes en een batterij scherp geslepen potlooden. De deur van de verslaggeverij sloeg dicht en even later ijlden twee journalisten via de trap leuning omlaag naar de vestibule, waar een Zwarte Piet stond, om de krantenmannen naar het hoofdkwartier te geleiden. Onderweg ontwikkelde zich een geanimeerd gesprek. We in formeerden vormelijk naar den welstand van den ouden Sint en toen de Moriaan ons geruststel de met de verklaring, dat Sint Nicolaas er weliswaar ouder uit zag, doch een ongebroken geest kracht nog steeds bezat, gooiden we het gesprek over een ande ren boeg. We informeerden eerst of Zwarte Piet rmportcigaretten bij zich had en toen we zwaar dampend aan een State-Express naast den snelvoetigen Moorkop voorttrippeldcn vroegen we naar de situatie in Spanje. Piet schud de bedenkelijk doch resoluut het hoofd, waarbij ecnige roetschil- fers achter hem neerdwarrelden. „Het is nog steeds mis, mijne heeren. Alles gaat er nog steeds franco, zelfs de monsters met waarde, maar het ware te wen- schen. dat in New York stappen genomen worden om „Niet over politiek praten, Piet," spraken wij haastig, om dat we het terrein onder ons glibberig voelden worden en wij alle aandacht noodig hadden om naast dezen sncl-beweeglijken Piot op de been te blijven. „Ver tel liever iets over je laatste schoorsteenbczoeken". „Ook dat is droevig," zeide do dakhaas, „wat je dóór dien schoorsteen hoort, mijne hee ren, dat ig ten hemel schreieild. Kinderen van veertien jaar, zin gen van Louise, die op haar na gels zit te bijten en Heidi, Heidi, Heidi Ho, nota bene klanken uit mijn stamland, maar zoo valsch, zulk een venijnig surrogaat, dat de griezels je over de botten kruipen. Op een enkele plaats hoorde ik nog een ouderwetsch Sinterklaasversje. Och mijne heeren. de Nederlandsche kinde ren hebben de Romantiek verlo ren, ze zijn verswingd." ZWIJGEND stapten we voort, we durfden den Sinten knecht niets meer te vragen, om geen ellende meer te ontmante len en ook de Moriaan hield zijn parels op elkaar. Het werd al lengs donker en de voorbijgan gers begonnen on§ na te staren, omdat ze twee rnenschen met zes voeten hoorden voortbewe gen. We hadden geen tijd voor uitleg en sukkelden op den tast naast elkaar verder. Piet sloeg rechts af en drong ons een hoek om. „Mijne heeren, jullie hebben zeker veel van de bezetting ge leden" vroeg de zwarte, ergens in het duister zijn gesprek voort zettend. „Ja" bekenden wij. blij om daarmee een excuus te hebben gevonden voor het slechte ge drag van onze kinderen. „Dan hadden jullie wel eens wat eendrachtiger aan den op bouw mogen gaan" vonniste Pie terbaas en pats, daar lag onze moraal weer in het slijk. „Ik heb zelden zulke bekvechters ont moet, als hier bij mijn korte om zwervingen in Nederland." „Toch"? spraken wij men moet toch wat zeggen, om van intellect blijk te geven „Ja," zei Piet, „maar misschien worden ze hier nog eens wijs, ik ontneem U alle hoop niet. Hier heen mJjne heeren" en Piet duw de ons een bordes op, waarvoor we plotseling nog twee zwarte schimmen ontwaarden. We gingen de trap op naar bo ven, achter den zwarten wervel wind aan. die met een breed ge baar klopte op een pompeuze deur. Deze zwaaide terstond open en temidden van een stel zwarten en andere collega's von den we onzen weg naar de stoe len. Direct daarop verhieven allen zich van hun zetel ter begroe ting van Sint Nicolaas, die frun- nekend aan zijn mijter de kamer binnenschreed. Toen d© Sint was gezeten, onder zijn voeten een poef \va.s geschoven het leek ons dat de heilige iets wa6 gekrompen begon de confe rentie. De Sint sprak: „Welkom per- gianen, van welke krant of wel- ken kant ge ook zijt, welkom in mijn hoofdkwartier. Wat willen de heeren drinken? Ik heb wa ter, koffie en chocolade. Bijna allen kozen chocolade, zijnde de minst gedistribueerde Ironkenschap. Een zestal Pieten vloog heen en keerde met dam pende koppen terug. Op schotel tjes lagen banketstaven, waar van we elk een part kregen toe gewezen. „Boterletters, heeren, van margarineMaar het is eetbaar, ondanks de witte boo- ncn-vulling". De Sint zelf was solidair en nam ook een stuk. uit beschei denheid echter niet het grootste. En toen sprak hij weer DAT ik U bij mij heb ontbo den, pershecren, is niet, omdat ik wil meedoen aan de mode van persconferenties, maar het is, omdat ik U in vertrouwen enkele problemen aan de orde wil stellen, die U in Uw bladen kunt publiceeren. Ik heb me na melijk vol goeden moed naar Holland begeven, nadat ik eenige dcviezen-velclslagen heb moeten leveren, maar ben zeer teleurge steld over den gang van zaken in dit modderland". Allereerst was daar het feit, dat voor mij geen schimmel beschikbaar was, omdat deze fraaie beesten wa ren uitgeleend aan het leger en het circus. Ik heb dus jiiet ge schimmeld. Ik heb U geroepen, om U mijn beklag te doen over enkele situa ties. In de eerste plaats moet U weten, dat ik bij mijn aankomy. ben ontvangen door een deputa tie van d© vakgroep detailhan del winkelbedrijven en dat ik van deze langgerokte lieden een aanmaning kreeg om mijn per soneel te doen aansluiten bij den Vakgroep Ongewone Versprei dingsgoederen, onderafdecling Sinten, Zwarte Pieten, Kerst mannen, Paaschhazen en Pink sterblommen. Daar zou ik dan voor elk lid van mijn staf een Verspreidingsvergunning moeten invullen, die dan en nu komt het voorzien van certificaten van zuiverheid naar den Minis ter voor Sociale zaken moeten worden opgezonden. Mijne heeren, dat gaat te ver. Een dergelijke papieren romp slomp is mij te bar. Ik heb veel in te pakken en ik heb al pa fier genoeg. Bovendien, en nu het vertrouwelijke in de zaak, heb ik te kampen met interne moeilijkheden. Van den bond van Sinterklazen. 6ectie Mijterdra gers heb ik namelijk een brief ontvangen, dat bet ledental is achteruitgegaan. Een aantal Sin terklazen heeft met de bezetting doorgewerkt, is eerelid geworden van Winterhulp: wij helpen im mers altijd in den winter maar is nu door den Hoogen Raad voor onzuiver verklaard. Dat 'zou niet zoo erg zijn, mijne heeren, als ik .niet andere rnen schen verloren had. Een aantal -Sinten is namelijk weggeronseld door den bond van Sneeuwvrije Kerstmannen, een aantal is ge mobiliseerd; anderen zijn veron gelukt door te wild rijden met jeeps. weer anderen zijn gepen- sionneerd. Jk kan die onzuiveren niet missen, zij moeten in eere hersteld worden en dat kan best, mijne heeren. dat lijkt me voor Uw land geen bezwaar. Schrijft U nu eens een pittig stukje te gen die vakgroep." TIPN verder moet ik opkomen voor mijn zwarte knech ten, die door een bijnaam aan de slechtercn onder Uw volk, in kwade reuk zijn geplaatst. Er gerlijk, heeren, om zoo een goe den naam in het slijk.te gooien. Onze potlooden ruftten: dat kan je niet in de krant zetten, zelfs al wordt het door een Me- thusalem verteld. „Dit jaar wordt er zonder pe pernoten opgetreden," vervolgde Sint, „er is geen peper en er zijn geen noten, alleen muzieknoten. We zullen nu slechts het strooi- gebaar maken, het effect blijft hetzelfde, alleen U moet schrij ven, dat de kinderen net doen of ze gaan grabbelen. U ziet, ook als regisseur heb ik talen ten. Een aardige bijzonderheid is overigens, dat ook de garden, „mi misch" worden uitgedeeld, daar het Rijksbureau voor Borstel-, waren onze partij in beslag ge nomen heeft. Doorgestoken kaart, heeren. Maar daarover nu niet." DE Sint zweeg en dronk cacao, daarbij een vel inhaleerend. Wij voelden het, de persconferen tie liep ten einde. We durfden niets te vragen, ter vermijding van onaangename woorden. We keken dus rond cn ontmoetten de koele blikken van het corps Moo- ren. „En dat is voor zoover ik me herinneren kan, alles, wat ik wou zeggen. U kunt nu gaan. Ik sta U geen vragen toe. omdat ik weet. dat krantenmannen veeleischend zijn, en dit mag niet in dezen tijd." Haastig stapten we op. De Sint rees mede overeind en stapte van de poef af. „In de gang staat mijn perschef: van hem krijgt. U nog een lijstje met liedjes, die ik dit Jaar graag wil hooren zingen. An ders stoppen ze me weer „die stoomboot" en ..die maan door de hoornen" in de maag. Op die lijst staan ook liedjes, die ik in ieder geval niet wil hooren, die ik dus op den index heb gezet zooals Ouwe Taaie en Don 't fence me in." We schudden dezen volks vriend de hand en stapten op. In de vestibule doken we weer in on ze jassen, in welker buitenzak we een briefje ontdekten: Goed voor een cadaeu ter waarde van tien gulden, in 1948 te koopen. TZ~ NARRE, knarrc, tien maat knarre, Sinterklaas zijn karre komt Voor de deure nu terstond. Knarre, knarre, tien maal knarre, jongens houdt Uw klompe klaar: Sinterklaas zijn karre is daar. Knarre, knarre, tien maai knarre, Meisjes maakt Uw rokjes wijd: Sinterklaas zijn karre rijdt. 18-de eeuwsch kinderliedje, o verge, nomen uit „Dc zdlc van SmterlUnas van Johanna Veeken-Bakker) EEN 10-tal jonge rnenschen had af. gesproken de verjaring van den Spaanschen heilige gezamenlijk te vieren. Daartoe zou men bij een hun ner, des avonds om half acht bijeen komen, met medeneming van lekker nijen en goed humeur. Om half acht waren er vier aanwezig, die zich be zorgd afvroegen, of de overigen do afspraak goed hadden begrepen. Plotseling ging de bel, lang gerekt en aanhoudend. Nadat de deur was opengetrokken werd er een Sint Ni colaas zichtbaar „en grand gala", terzijde gestaan, door een zwarten knecht muzikaal omlijst door ket gehinnik van 'n \ermeenden zcriim- mel. „Komt U boven Sint Nicolaas, U is vroeg, eigenlijk te vroeg, want g niet allen zijn aanwezig,ver welkomde de gastheer zijn heiligen gast. De Sint ging naar boven en on derwijl trachtte de gastheer uit te vorschen, wie zich \an den vrien denkring achter het Sintenmaskcr verborg, doch de opmaak was zoo voortreffelijk, dat hij niet ondekte, hoe deze Sint in het dagélijlcöche le ven heette. In de gang ontdeed de Sint zich van zjjn gabardinen regenjas terwijl Piet zich hier en daar bij-zwartte. In de kamer zette een mager koor een Sint Nicolaashymne in en de Span jaard schreed minzaam buigend binnen. Na de begroeting zakte hij neer op 'n inmiddels aangevoelden fauteuil. De gastheer nam 't woord: „Goede Sint, voordat U met de voor. stelling begint, zou ik U willen aan-, raden te wachten op de rest van ons gezelschap Ondertusschen kunt U wat op ailcin komen van de reis. Wenscht U thee?" „Is er geen borrel?" informeerde de Sint. i „Zeker, maar zou U niet kunnen wachten tot het demasqué?" „Ben je stapel, onparlementari- seerdc de heilige: „Ik. heb lievei den héélen avond 'n lekkeren sm-iak in mijn mond. Mijn baard ruikt name lijk naar motballen". Sint kreeg zijn gewenschten dromt en juist had hij een teug genomen, of er werd weer gebeld nog drin gender dan den eersten keer. ..Daar zul je ze hebben sprak de gastheer, terwijl hij het traptouw be diende. Door de geopende deur pers. te zich een toga met mijter. „Ben ik hier terecht", sprak de Sint- „Dat hangt er van af", sprak de touwtrekker. „Er is reeds...." „Dan kom ik bo ven", en Sint steeg op, achter hem zijn zwarte knecht. Na ontmanteling schreed hij binnen. Iedereen zon^ weer, zelfs Sint I. „Zoo collega", sprak de nieuw aangekomene, „bij U te ontmoeten, hebt U Uw wijk ai gedaan?" Zeker. landge noot", riposteerde Sint I. „ik dacht,- ik tan hier wel eens even aanloo- pen, niet wetend, dtt U bier nog zou komen. Sint II mompelde iets achter zijn baard, het had niet veel weg van Spaansch. Hij daalde neer in 'n minder riantcn fauteuil; zijn zwaite dienaar nestelde zich aan zijn voe ten. Ook hij kreeg 'n borrel, ot der wille van de gelijkheid. De gastheer sprak: „Heeren Sin ten U zult nog even geduld moeten hebben, we wachten vermoedelijk nog op twee man." Weer ging de bel, cn het leek als of de nieuw aangekomene tegen de bel een steuntje had gevonden. Haastig werd de deur opengetrok. ken. Beneden stond een Sint Nico laas. „Dat is aardig van U, Sint Nico laas. dat U ons komt opzoeken. Komt U boven", sprak de gastheer*. En de Sint beklom de trap, terwijl de deur achter hem door een zwar te werd dicktgesmakt. „U komt net op tijd, Sint. Ieder een is aanwezig." „Dat treFt zei dé Sint. ik dacht al te laat te zijn. Zeg Piet ben je uitgepotlood?" Sint III plooide zijn gezicht in ^ninzame voegen en schreed waar dig binnen, doch nauwelijks had hij de situatie overzien of hij lanceerde een ongebruikelijk modewoord De twee andere Sinten vielen hem bij. De gastheer zeulde een laatste meubelstuk binnen. „Ik hoop dat de Sinten-invasie ophoudt, want ik ben uitverkocht in fauteuils". „Dat is nou niks, lui", gooide Sint III in het midden, „Hier schort iets aan de onderlinge werkverdee- ling. Op die manier wordt elk initia tief in den vervolge gedood. Er moet meer overlegd worden. Geef mij ook een borrel, dan kan ik mijn teleurstelling blusschen". En de Sinten slorpten zwijgend, terwijl de baardfranjes over de glaasjes kwispelden. De vier bur gerlijken keken verholen lachend toe. „Wat lokt U allen naar ous", sprak de gastheer „Het is hier geen sociëteit en een dergelijke over dreven belangstelling is abten maar verdacht." „Dat zal ik U zeggen." sprak Sint. UT. „Op gevaar van faillisse ment af, heb ik een uniform ge-, huurd om dezen avond wat fleur bij te zetten maar ja, wie denkt er nu aan zooiets" En min achtend bekeek hij zijn collega's. „Ja, en het gekste is," zei Sint II, dat ik waarschijnlijk cadeautjes heb mee gebracht voor mijn colle ga's. Dat gaat niet mannen, dat stuit met alle tradities. Ik ga me verkleedeu." En hij stapte op. „Als jij dat nu ook doet," wierp Sint I zijn overgebleven col'ega toe, .,dan, zal ik de voorstelling voortzetten. Geef mij jullie pakjes, want ik heh niets kunnen krijgen, dan lijkt her echt. Ten slotte was ik de eerste." Ook Sint II verdween, met zijn zwarte Piet. „Nu zal ik even Wachten," zei Sint I. terwijl hij op de tafel een zakje shag Mn beslag nam om daar van een cigaretje te rollen'. En dan gaan we beginnen. Piet wees op je hoede." JJit der gang klonk gesteun- een paar Sinterklazen ontdeden zich \an hun ambtsgewaad en nauwe, lijks vvareq ze daarmee klaar of ho ven hun teleurgesteld gemompel klonk de bel. De adem stokte en met ecnige aarzeling trok de gast heer de deur open. Beneden stond een Sint. „We zijn al voorzien," barstte de gastheer los. „U bent. vast ver keerd, gaat U maar." In de gang was men een bezwijming nabij. „Maar ik ben gehuurd," sprak de vierde heilige onder uit bet trapgat. „Ik krijg 25 piek." „Nou hier dan," riep ae gastheer cn liet een briefje omlaag fladde ren, ..maar verdwijn man. Zoo kun nen we nooit werken." En terwijl hij de bel met. een sjaal omwikkelde, klapte de deur met een slag toe. MIDDEN in een groot bos woon de heel eenzaam een oude hoüthakker. Hij had een lange grijze baard en leek daarom veel op Sint NicolaasMaar dat wisf hij niet, om dat hij in zijn houten hutje geen spie. gel had. Eens. 6 December was het toeval lig, ontdekte hij daf hij geen eten meer in huis had. Dat was jaren lang niet gebeurd, omdat de houthakker' zeli tarwe verbouwde en daarom al tijd zijn eigen brood had kunnen bak ken. De oogst was echter dat jaar heel slecht geweest en daarom was zijn meelton nu helemaal leeg. Geld had hij ook niet. „maar", dacht hij. ,,de mensen in het dorp aan de rand van het bos zullen mij toch niet laten verhongeren" en dus ging hij op weg. Hij moest urenlang door weer en wind lopen, voordat hij eindelijk het dorp bereikte. Nauwelijks liep hij de dorpstraat in of een klein meisje stormde hem tegemoet en riep: „Dag. lieve Sinter klaas. wat hop ik blij dat U gekomen bent", en voordat de verbaasde oude houthakker antwoord kon geven nam ze hem bij de hand cn trok hem mee. Gerda schreef een briefje aan St. Nicolaas T NTUSSEN was Sinterklaas zelf ook op weg naar het dorp. want hij had van het kleine meisje een brief ontvangen, waarin ze had geschreven: „Lieve Sinf Nicolaas. U bent toch op 6 December jarig? Ik wil U dan eens een mooi cadeautje geven. Kom^ U dan ook bij ons eten? Gerda van den banketbakker". Sint Nicolaas was blij verrast ge weest! Wie van de menden had er ooit over nagedacht hem nu eens een cadeautje te geven?" Op mijn ver jaardag ziin de meeste mensen mij al vergeten. Wel zuigen zij 'nog aan sui kerharten en knabbelen aan choco lade-beesten. die ik ze op strooiavond gegeven heb. maar nog nooit hebben ze de vlag op mijn verjaardag uitge stoken. nog nooit hebben ze mij een caudeautje gestuurd. En nu komt die kleine Gerda en wil me eens verras- ren. Ik ga er vast heen". En ondanks dat Piet heel donker keek omdat hij nog een dag l&nger in dat natte, koude Nederland moest blijven, ondanks het gemopper van den stoomboot-kapitein, die heel erg naar zijn geliefde sinaasappelvla ver langde. die zijn vrouw altijd klaar maakte als hij uit Nederland terug kwam, was Sint Nicolaas op 6 De cember niet vertrokken en 's avonds reed hij. door regen en wind, naar Gerda's huisje. St. Nicolaas vindt de deur gesloten LT ER LIJK gezegd, hij was wel een beetje teleurgesteld toen hij bij de banketbakkerij door geen vrolijk kinderstemmetje Werd begroe» en dat de winkel al donker was. Alleen in de huiskamer brandde licht De oude heilige steeg van zijn paard en liep naar het raam. Duidelijk hoorde hij. hoe binnen een paai kinderen de mooiste Sinterklaasversjes zongen, die zij piaar kenden Door een spleet van het gordijn „Ik heb een voorstel'', zei Sint dar/ vanavond hier vieren, zooals O en Moeder het goed vinden blijft Nicolaas, ,.ik ga toch mijn verjaar, er da gevraagd heeft, en als Vader Aart ook". Feuilleton cloor Anthony Berkely 34 TV/TIJN beste, dacht mijnheer Chit- terwick.'Uw man is een door de wol geverfde schurk en hoe spoediger U dit beseft, hoe beter. „Ik begrijp, dat U volkomen eer lijk was. toen U bij de confrontatie mijn echtgenoot aanwees als den man. die met juffrouw Sinclair in het Piccadilly Hotel zat Heel vriendelijk, dacht mijnheer Chitterwick zonder dankbaarheid. maar U moet mij gclooven. op een of andere wijze vergiste U zich. Ik tracht niet U 'te beïnvloeden, of U tot een daad legen Uw geweten aan te zetten, maar werkelijk U moet rekening houden met de mogelijk heid. dat U een fatale vergissing heeft, begaan en stappen ondernemen om alles goed te maken voor het te laat is". Was mevrouw Sinclair meer aan doenlijk^ dan zelfverzekerd, meer meel ij kwekkend dan angstaanjagend geweest, misschien, dat mijnheer Chitterwick zou hebben beseft, dat zij, hoe verwerpelijk haar methode wellicht mocht zijn. voor haar man vocht en dat zulks Op zijn minst al reden genoeg was om haar eenigszin? te ontzien. Maar zij was beslist niet aandoenlijk of meelijwekkend en mijnheer Chitterwick voelde dat zij hem, Ambrose Chitterwick. niet slechts als epn worm, maar als een idiote worm. een bijna imbeciele worm beschouwde en het is een moeilijke taak een gee-teskranken worm tot redelijk denken te bewe gen dat wil zeggen, de waarheid was. dat mijnheer Chitterwick op dat oogenblik aan een minderwaardig heidsgevoel leed en dat maakte hem ongemakkelijk, wantrouwend en ge melijk. „Ik ben bang, dat het geen nut heeft dif gesprek voor* te zetten", merke mijnheer Chitterwick. strak ln de richting van den uitgang kijkend, op Mevrouw Sinclair zuchtte, niet te leurgesteld. maar ongeduldig. Klaar blijkelijk was het niet gemakkelijk een idioten worm begrippen van een voudige rechtvaardigheid bij fe bren gen. „Wij maken allen fouten", pro beerde zij mijnheer Chitterwick te overtuigen en voegde daaraan nog vele argumenten toe. alle vervat in termen, die ook voor een kinderlijkep geest begrijpelijk moesten zijn. Mijnheer Chitterwick liet den woordenctroom over zich heen gaan en spande zich in er niets, van te hoo ren. Luisteren diende tot niets, het zou slechts kwaad kunnen stichten. Indien deze 'vrouw dacht, dat zij hem van zijn plicht zou kunnen terughou den en hem zoozeer aan het wanke len kon brengen, dat hij een moorde naar zou laten ontsnappen wel, dan had z.ij den verkeerden man voor. „Er moet natuurlijk een gelijkenis zijn tusschen mijn echtgenoot en dien anderen man, want ik weet, dat °°k anderen hem herkend hebben, maar ten slotte berurt de heele aanklacht op Uw verklaring, dat U den moor denaar het vergif zag toedienen. Nu, ik zie. dat U een bril diaagt en U zult moeten toegeven, da; op een af stand van een meter of fien een ver gissing niet uitgesloten is Mijnheer Chitterwick had er nu genoeg van cn stond op. „Ik vrees, dar ik niet langer naar U kan luiste ren". zei 'hij, voor zijn doen uiterst krachtig, „het is onmogelijk. Zullen we teruggaan''" Mevrouw Sinclair volgde hem. zij het wat tegenstribbelend. „Nu. mijn heer Chitterwick, ik hoop. dat U mij in elk geval dat plezier zult willen doen?" „Het me", antwoordde mijn heer Chitterwick. ..maar ik ben fcang, dat ik niets voor U 2al kunnen doen". De weg terug werd verder in vol komen stilzwijgen afgelegd en mijn heer Chitterwick voelde zijn onrust weer toenemen. Om een of andere onverklaarbare reden was de zwij gende Judith Sinclair veel angstwek kender dan de pratende en hoewel mijnheer Chitterwick geenszins nieuwsgierig naar de overige leden van het complot was. luchtte het hem toch op. zijn gezellin in het huis te kunnen volgen. (Wordt vervolgd keek Sint Nicolaas naar binnen en tot zijn grote verbazing zag hij daar aan tafel een ouden man. die spre kend op hem leek. Met gulzige hap pen at de man van een dampend bord zuurkool met worst. De kinderen stonden ln een kring om hem heen en zongen, zongen dat het een lust had. Vader en F moeder keken heel verbaasd t°c. want dat Sint Ni colaas zo'n ontzaggelijke honger kon hebben leek ze toch wel wat vreemd. En wat zag hij er arm uit! ..Ken jij dien man", vroeg Sint Ni colaas aan Piet Die keek door de spleet en grinnikte zachtje<-; „Ja. zei hij. „het is oude Aart. de houthakker. Hij schijnt honger te hebben." „Ja." zei Sint Nicolaas. „wat moet ik nu doen? Moet je eens kijken, er staat ook een grote verjaardagstaart op tafel Wat een lieverdjes toch. die Gerda en haar broertje en zusje, cn haar vader en moeder. Ik ga toch naar binnen!" En toen kwam St. Nico laas zelf ZO gezegd, zo gedaan Met zijn ge heime sleutel, die op alle sloten past, maakte Sint Nicolaas de winkel deur open en liep zachtjes, gevolgd door Piet en het paard, naar binnen. Met oen ruk opende hij de kamer deur en daar stonden ze. dan. Sint Nicolaas en Pietermanknecht, midden in de kamer. Het paardje gluuwïle nieuwsgierig om de hoek. Oude Aart sprong op cn werd spierwit, de kinderen begonnen te huilen, vader pakte gauw een grote stoel en liet Sint Nicolaas zitten. „Sinterklaas." riep Aart, „ik kan het heus niet helpen. Ik had zo'n honger en Gerda vroeg of ik mee £ing eten." ..En ik dacht," huilde Gerda, „dat hij Sinterklaas was, want hij is ook zo oud en heeft net zo'n mooie witte baard". Sint Nicolaas wuifde met zijn hand en zei: „Kinders. ik ben helemaal niet boos. Integendeel, ik heb nu eens ge zien wat een lieve kinderen en welke goede mensen hier wonen. En jij Aart. als ik honger had gehad zou ik misschien hetzelfde hebben gedaan. Ik heb een voorstel: ik ga toch mijn verjaardag vanavond hier vieren, zoals Gerda gevraagd heeft en als vader en moeder het goedvinden blijft Aart pok!" Nu, daartegen had niemand be zwaar De reuzentaart. waarop 900 kaarsjes stonden te branden, want Sint Nicolaas werd die dag 900 jaar. kwam oP tafel en oh. wat hebben ze allemaal gesmuld, maar oude Aart het meest. En de feestvreugde steeg ten top toen vader aan Sint Nicolaas een kistje met vijftig sigaren gaf, waarvan deze de« helft aan oude Aart gaf „Want",, zei hij. „we lijken zo op elkaar daj we wel broers konden zijn". En Gerda kreeg alle vijftig si garenbandjes. J. VAN STRATEN Weldadigheid gaf hem roep van heiligheid Nicolaas werd op het einde van de derde eeuw geboren als zoon in een rijk gezin. Hij was van zacht karakter, leerde graag en een oom van moeders zijde, die aartsbisschop van Myra was, rgde er voor. dat de knaap werd opgeleid tot geeste lijke. Zijn weldadigheid gepaard aan zeer sobere levenswijze bracht hem in een roep van heiligheid en zijn benoeming tot aartsbisschop van Myra, als opvolger van zijn oom, werd met vreugde begroet. Op 6 December 352 overleed deze aartsbisschop en zijn stoffelijk over schot werd by gezet in de kerk* te Myra, waar het bleef rusten tot 1089. De legende had echter haar faam verspreid en in dat jaar reis den eenige rijke Venetianen naar Myra om het stoffelijk overschot van den goeden heilige naar Italië over te brengen. Want I'yra was in 103G door de Turken veroverd en de stad verwoest. In Bari aan de'Adriatische Zee werd terstond een basiliek gebouwd en onder een altaartombe, versierd met een zilveren beeld van den hei lige in bisschoppelijk ornaat, werd Sint Nicolaas opnieuw ter aarde be steld. Van dat oogenblik af verbreidde de vereering voor dezen goeden hei lige zich over Eurcpa, Tal van ker ken zijn hem gewijd en de stad Am sterdam koos hem tot patroon. „Als je nou erg zoet bent, en eiken morgen je tanden poetst, en je havermout opeet, en er komt geen inflatie, en het ex portprogramma wordt uitge voerd krijg je er misschien een van Sinterklaas in 1957." (Daily Express

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1946 | | pagina 2