POGROM WEKTE FELLE VERONTWAARDIGING Einde van den winter f nog niet in zicht?? Lïm Gebed van een revolmtionnair Amsterdamsche arbeiders gooiden 't werk neer Radio-programma j JAN HENDRIKS Verrassingen niet uitgesloten W' DJ Bc 2 Dinsdag 25 Februari 1947 Groenen hebben de heele Jodenbuurt afge sloten. In de Weesperstraat, de Jodenbreestraat, het Waterloo- plcin en de Houttuinen pikken ze alle Joden onder de 35 jaar op en voeren ze weg." Met razcnrle snelheid vloog dit verbijsterende nieuws op Zater dag '22 Februari 1941 door do Am sterdamsche straten. Het klonk door tot in de smalste stegen van do Jordaan, het deinde voort tot de verste buurten van het oude „Mokura", tot in do Staatslie den- en Spaarndammerbuurt. het echoode over de Eilanden, door do Indische buurt en „Betondorp", het sloeg de bewoners van de nieuwe Jodenbuurt in Oost met doodelijken schrik. Reeds dagen van te voren had men gevoeld; do Moffen voeren iets in hun schild, maar dat zij het aandurfden in het hartje van het vrijheidslieven de Amsterdam een program te be ginnen, niemand, had dat kunnen denken. Woelig AL enkele weken was het woe lig in de hoofdstad geweest. De W.A trad overal provoceerend op, trachtte de Amsterdammers te irnponeeren mot „manmoedige" cnarschen door centrum en bui tenwijken. Maar haar spel werd pas „leuk" toen zij de oude Joden buurt tot het doel van haar ope raties maakte. Deze dappere N.S.B.-crs, vol „heiligen" dring de wereld geluk kig te slaan, waren al één keer in de Jodenbreestraat geweest. Zeker om te toonen dat zij Jehova tart ten verschenen zij op Zaterdag, zongen hun van ..sti ijdlust" lal lende liederen, trapten deuren in. draafden trappen op, gooiden ra diotoestellen te pletter en ransel den Joden af, die tegenstribbel den, Joodscho meisjes moesten hun vuilbekkerij verduren. Groot was de verontwaardiging in alle stadsdeelen. Maar de W.A. mannen waren niet bang, het arische bloed schuimde in hun aderen en drong tot „grootsche" daden. Dies kondigden zij aan dat zij de Jodenbuurt vaker zouden bezoeken. De mannelijke Joodsche jeugd organiseerde een wacht dienst, die dra versterkt werd door groepen pezige bootwerkers, metaalbewerkers en andere stoere vechtbekwarae knapen uit Jor daan, Kinkerbuurt. Eilanden en andere wijken. De leus klonk: „Wie aan de Amsterdamsche Jo den komt, komt ian ons." Over Blauwbrug INDERDAAD waagden het op Dnsdagavond 11 Februari '39 W.A.-mannen, misschien 'momen teel grootendeels „lichte geval len", de Blauwbrug te overschrij den en luid zingend trokken zij het Waterlooplein op. Maar zij kwamen niet ver. Uit Zwanen burgstraat. Amstelstraat en Jonis Daniel Meyerplein trokken de verdedigers op, gewapend met ijzeren staven, stokken, boksbeu gels en andere primitieve wapens. Ken woeste vechtpartij volgde, de W.A. werd de Jodenbuurt uitge- ranseld en de beursch-geslagen Ton Koot bleef op het „slagveld" achter. De W.A. had haar mir telaar in den strijd tegen het ^wereld-Jodendom". Deze „knokpartij" was een nieuwe ervaring voor de Duit schers. Ze waren „verwend": tot nu toe hadden zij schier overal in Europa de Joden mateloos kun nen martelen, zonder dat iemand een vinger ter verdediging uit stak. Zeker de Joden zelf niet. De Amsterdammers, Joden en niet Joden, bleken van harder hout gesneden. Hier stieten de Groenen op de schoonste tradities van ons volk: vrijheidszin en verdraag zaamheid. Hier werd hun don handschoen toegeworpen en zij namen hem op. zeker van do macht hunner mitrailleurs. Wapens inleveren DE leden van den Joodschen Raad. nog nauw gevormd, moesten op het matje komen. Z:J kregen de boodschap: „Alle Joden moeten hun schiet-, steek-, slag- of andere wapens inleveren. Ge beurde dat niet. dan volgden an dere maatregelen." Honderden Joden, saamgepropt in de Dia mantbeurs op liet Weesperplein. hoorden zwijgend dezen eisch aan en dachten: „Nooit, we willen niet heelemaal machteloos zijn. Hamers en stoelpooten zijn des noods ook beste wapens" Geen wapen werd ingeleverd. Dc Joodsche Raad. die onraad voelde, drong aan. Ach, toch men wist, diep in zijn hart. dat al zou men wat „wapens" zenden, de Duitschers wel een anderen stok zouden vinden om „den ver- dammten Jiidischon Hund" te slaan. Op Sabbath ZOO naderde Zaterdag 22 Fe bruari. Sabbath. Joodsche rustdag. De „Grünen" verstoorden deze rust op de gruwelijkste ma nier. Jonge mannen werden van hun radclnoze vrouwen gerukt, verloofden weggesleurd van hun mishandelde meisjes, zij, die zich verborgen hielden, de huizen uit getrapt. als beesten bijeen gedre ven op Watcrloo: en Jonas Daniël- Meyerplein. in vrachtauto's ge pakt en weggevoerd naar een kamp bij Schoorl en vandaar „De Grünendreven de jon ge Joden, die zij in Weesper straat, JodenbreestraatHouttui nen en Waterlooplein opgepikt hadden, op het Jonas Danit'l- plein bijeen. „gedistribueerd" over diverse Duitsche concentratie-kampen. Op Zondagmorgen herhaalden zich deze gruwelijke tafercelen. Dc nieuwe Jodenbuurt in Oost stroomde leeg, jonge Joodsche mannen zochten een goed heen komen bij hun vChristcn"-vricn- den in andere stadsdeelen. Het simpele verschijnen van een Duit sche militaire auto in de Retief- straat was voldoende om de hcelc buurt in uiterste opwinding te brengen. Verbijstering TT ET woelde in Amsterdam. A A Eerst was de verbijstering te groot om in daden omgezet te worden. Maandag gistte cn bruis te het in alle buurten. Men. sprak van staking, van „we verdom men het langer". Dinsdag 25 Februari brak aan. Dc vluchtheuvels bij de tramhal ten stonden vol nrgeloozo kan toorklerken, winkelmeisjes cn an der trammend publiek. Nergens een wagen te zien. Vreemd stil lagen de lange straten nu het be kende klingelhellctjc niet klonk, nu geen snerpend gieren door bochten dc kornet van lijn zooveel aankondigde. Ongesproken eerst t—ilde een woord van buurt tot huurt, van bedrijf tot bedrijf, later klonk het fier door Mokums stra ten: „Wie aan de Joden komt, komt aan ons. Wij staken, deze bestiale aanranding van al wat ons lief is nemen wij niet." De trammannen gingen voor, de wer ven langs het I J volgden, later de gvoote rnctaalfabriekcn, de ate liers, de andere gemeentebedrij ven. De straat op w\ NKELIERS zetten de vcr- duistcringsluiken voor dc ra men, hot personeel stroomde de straten op. Om elf uur droop alleen no? drabbig water uit de kranen, liet gas was afgesloten, electrische 6troom uitgeschakeld. Amsterdam staakte, Amsterdam verdedigde Neêrlands eeuwen oude trotsche tradities, Amster dam toonde Nederland op zijn best. Vandaag zes jaar geleden riep Amsterdam den Duitschers toe: ..Ruk onze kameraden uit ons midden, sla ons, martel ons, dood ons, nooit zullen wij uw laaghar tige ideeën aanhangen, uw wrede aaden goedkeuren". Zoo werd Amsterdam dc bron van fel verzet! J. VéES. WOENSDAG HILVERSUM I 301.5 m.: 8.15 Tomancrchor. 9.00 Zieken bezoek; 9.30 Zangrecital; 10.00 Symphonieorkest; 12.00 Orgelcon cert; 13.15 Stafmuziekkorps van de Amsterdamsche Politic; 14.00 Hobo recital; 14.50 Luchero-Trio: 15.20 Het B.B.C. Schotsch Orkest; 1550 Non-stop programma; 16.45 Voor jongens en meisjes; 17.35 The Sym phony of Strings; 17.45 Meester werken voor klavier; 19.15 Land en Tuinbouw; 20.30 Uit de Victoria Hall te Genève; 21.20 Lijdensmedi tatie (1); 21.35 Uit de Victoria Hall te Genève (vervolg); 23.1523.57 Gewijde muziek. HILVERSUM II 415.5 m.: 8.15 Orgelspel: 9.50 Sonate no. 3 in a kl. t.; 1000 Morgenwijding; 10.35 Atie Letter, alt, Jean Antonietti, piano; 12.00 „Attentia"; 12.35 Me- tropole-orkest; 13.20 „The Ram blers"; 14.15 Cesare Trio 15.00 Voor de jeugd; 17.15 Jan Vogel en zjjn accordeon-orkest; 18.20 Lichte instrumentale soli; 18.30 „Dichter en Volk" door Bernard Verhoeven; 19.00 Nederlandschc componisten der lichte muze op de zwarte sch\jf 20.05 „De Barbier van Sevilla"; 21.50 „Vorstenschool": 23.15 Op vleug'len van muziek. Krijgt Amerika suiker uit Indonesië? De suikertoewjjzing van de Inter national Emergency Food Council aan Amerika voor 1947, welke 6,8 millioen ton bedraagt, vergeleken met 5,4 millioen in 1946, bestaat voor 200.000 ton uit suiker, welke zal worden betrokken uit „nog niet aangewezen gebieden", wat voor de Vereenigde Staten beteekent, dat zy moeten trachten een vergunning te krijgen voor den import van deze hoeveelheid uit Java, dat, naar men verwacht het grootste gedeelte van deze toewijzing zal leveren. De I.E F.C. deelde mede, dat dc Philippijnen, die voor den oorlog groote hoeveelheden suiker lever den, voor het komende jaar niet in staat zullen zijn te exporteeren, doch zelfs 30.000 ton moeten invoe ren. TU1NK A LENDER DINSDAG 25 FEBR. Ten gevolge van dc strenge vorst zullen er on getwijfeld wel bepaalde tuingewas sen zijn doodgevroren. Sommige vaste planten en jonge aardbei- planten kunnen het slachtoffer zijn geworden. De takken van sommige tecre soorten rozen kunnen diep zijn ingevroren. Men moet dergelijke en andere planten echter niet al te gauw voor doodgevroren verklaren. De schade, welke door de strenge vorst aan de tuingewassen is te weeggebracht, is pas na den wint er t in het voorjaar te constateeren. Men waehtc dus tot in dc lenteMeestal valt het dan nog mee. S. L. WEERKUNDIGE KRONIEK I door VANEVERDINGEN j F)E winter 1947 schjjnt eindelijk af te trekken sinds twee dagen zit de wind in het Westen en met de transportkou uit Rusland, waar het trouwens ook milder werd is het voorloopig gedaan, wat niet uisluit. dat we nog heel wat kou verrassingen kunnen krijgen, nu heel W. Europa onder de sneeuw ligt. Dat werd in den nacht van Zondag op Maandag gedemon streerd, toen als het schot van den vluchtenden Parth Gronin gen bij windstilte en helderheid in de bovenlucht 17 graden C. vorst meldde terwijl het Zondag hier en daar al aan dooi toe was. De laagste temperatuur tot dusver van dezen winter bij het scheiden van de markt? Karaktercijfer Wanneer we voorloopig de reke ning opmaken tot den 25 Februari (definitief sluiten we oen „ijswin- ter" eerst af na drie dagen behoor lijken dooi) dan is het karaktercij fer nu gegroeid tot ongeveer 204. Zonder eenigen twijfel moet naar alle systemen nu deze winter tot de strenge winters worden gerekend. In de laatste 100 jaar is hjj alleen overtroffen door 1855 (236). 1891 (258), 1910 (287) en 1942 (tegen de 300). Dat is volgens onze klassifl- catie alleen voor de Bilt, voor an dere methoden ontbreken ons nog de gegevens. Dc Bilt meldde dezer dagen in het weerpraatje dat op een enkele dag na. die sedert al een paar da gen gepasseerd is, de reeks van da gen met maximum onder 0 (dus den geheelen dag vorst „ysdagen") met een aantal over de 40 overtroffen zou zijn. Is dit geen vergissing ge weest? Volgons het officieele wccr- kaartje hadden 2 en 3 Februari resp. +0.5 en -4-0.2 zoodat de onaf gebroken reeks nu eerst 20 dagen telt. Practisch is overigens een der gelijke dooi van geen bcteekenis, 't was dus erg genoeg! Geen record Ook het voorkomen van felle kou zoo laat in den winter is geen re cord. In den winter van 1855 zou den de rivieren volgens aanhalingen bij Easton 6 weken dicht gelegen hebben na 19 Februari, hoewel de „ijswinter" duurde van 14 Janu ari tot 28 Februari. Dat herinnert ons aan den winter 1881, waarover een inzender in deze courant van 13 Februari een en ander mede deelde. Wij vermoeden dat hij zich daarbij in twee opzichten vergiste. Dc laagste temperatuur in Utrecht was toen 18.5 C. dat is ruim 28 Fahrenheit, zoodat de 29 gr. die de inzender noemde vermoedelijk Fah renheit waren. De „ijswinter" duur de toen van 26 November tot 18. elders 23 Januari Dat de inzender 31 Maart noemde zal wel daarop berusten, dat het later nog lang bleef kwakkelen en het iis maar niet wilde verdwijnen. Persoonlijk herinner ik mij dat mijn oudste broeder op 14 Maart van Leiden naar Den Haag schaatsen reed over dc Schenk! Den Haart, door Easton aangehaald, zegt dan ook dat' de winter eigenlijk pas 1 April ein digde. Mogen wrjj thans voor zulk een nasleep gespaard blijven! In ieder geval zullen de lisbrekers nu wel zorgen, dat de rivieren eerder bevrijd zijn. Wij kunnen hier niet nagaan of de temperatuur 17 gr. C. zoo laat in den winter voor Groningen een record is. Voor de geheele maand Februari is het niet zoo: in Februari 1940 kwam daar dc laag ste temperatuur 19 voor, elders 24 en Winterswijk had in '42 zelfs 27 gr. C. in Januari, maar dat was omstreeks den 12den. Voor De Bilt was dat 20gr. op 12 Febr. 1920, heelemaal niet in een stren gen winter, zelfs geen ijswinter, maar na een zwaren sneeuwval in den nacht, gevolgd door helderheid cn volkomen windbtilvic. Dat is het gevaar van de nog altijd toenemen de sneeuvvbedekking. vooral nu de zee door de voortdurende Oosten winden tot den bodem op het vries punt van zeewater 2 gr. is afge koeld, en alleen flinke regenbuien de sneeuw kunnen opruimen. Nog één opmerking over dc ab normale koude: deze schijnt niet tot het Noorderhalfrond beperkt te zijn want Admiraal Byrd moet zijn ne derzetting Klein Amerika in de Zuidpoolstreken plotseling afbre ken, omdat hij nu reeds in den herfst van het Zuidelijk halfrond, dreigt in te vriezen. Dat wijst op oorzaken buiten de aarde. DELFTSCH BLAUW geniet nog steeds een wereldvermaardheid. De eenige pottenbakkerij die thans nog liet „blauw" maakt, dateert van 1665. Het beschilderen der voorwerpen geschiedt nog steeds met de hand Qchep pende krach- j ten. - Tragedie j van een broek. - Be vrij- ding. - Het gebed van jj I een Rus. - Tranen van Lenin. WIJ staren min of meer ver bluft naar do lcgcroefening aan den zoorn van do stad Sara- jewo, de Rus Iwan. de Pool Wla- deck en ik. ,,'t Is net „echt"! zeg ik. „Ge vecht van man tegen man!" Scho ten knallen. Volgens soldaten noemt -men dit „flodders", bedoeld als losse patronen. Iwan cn Wladeck zijn er stil van, zij zien verder en mijn „re portage-neus" is nog niet ontwik keld. \Vij gaan verder. Plotseling hooren we snelle stappen. „Halt!" schreeuwt er iemand, verbaasd blijven wij staan. Twee officieren en drie soldaten staan om ons heen. In een oogenblik zijn onze handen rnct touwen op den rug gebonden. Dc officioren hebben roode kop pen, hun uniform glanst van gou den tressen. Z:j spreken Duitsch met een duidelijk merkbaar Bcr- lijnscli accent. Wij begrijpen daar niet veel van. Duiteche militairen in dienst van oen vreemd land? Maar waar hebben zij zich niet binnenge drongen? Later zal ik dat beter begrijpen. In de „hoogerc poli tiek" ben ik nog groen. Zij ruiken spionnage. Onze nassen worden ons afge nomen. In het bijzonder onder gaat de pas Nan Iwan een nauw keurig onderzoek. Niet omdat hij valscli is, want is voor een leek niet te conslatecren. Maar hun wantrouwen wordt opgewekt door zijn uiterlijk. Wat doe je ook met een Zwitsersche pas als je pekzwart haar hebt cn er uitziet als eep holbewoner, met een rui- gen baard van eenige weken? Wij koken van woede. Behalve Iwan, die is zoo ongelooflijk mak als of 't een uitstapje is. Wat willen die gelakte kerels van ons? De touwen zijn door de soldaten maar losjes om onze polsen gewikkeld en ik zie best kans deze los te krijgen. Wladeck heeft het ook opgemerkt. Ik weeg de kansen. Als ik dien ecnen \ent met dat verwaande gezicht „schep" AAR misschien weet ge niet wat dat voor een experiment is. Ik heb eens een Amsterdammer uit de Jordaan een politieagent zien „scheppen". Met een bijna eleganten zwaai vloog deze gezagsdrager over het hoofd van zijn aanvaller. Hij kwam zeer onzacht op do keien terecht. De politie droeg in mijn tijd helmen. In het hoofddeksel van den „geschepte" zat een vervaar lijke deuk, behalve de overige be schadigingen die hij had opge daan en die ge u zonder veel fan tasie zelf kunt voorstellen. 't Was geen gezicht. T K zei dus, als ik dit „of- 1 fensicf' toepaste op een \?.n de twee officieren, zou ik hem bij de becnen kunnen pakken om er den andere mee omver te slaan. De drie stupide soldaten zou Wladeck wei voor zijn reke ning nemen. Iwan zou het, geloof ik. wel alleen kunnen opknappen. Hij heeft krachten alt: een Kar- pathenbeer. Het is echter te laat o.n mijn „strategie" ten uitvoer te brengen. We staan reeds in een donkere steeg. Het ruikt er muf. Een magere hond, een half naakt kind, e<jn stinkende vuilnis hoop. We worden een vervelooze deu~ binnengeschopt. OM de een of andere on naspeurlijke reden wor den Wladeck en ik losgelaten, vergezeld van vloeken cn bedrei gingen, te maken dat wij het land uitkwamen Iwan wordt vastgehouden en met de kolf van een geweer wordt hij in een don- ke" kot gesmeten. /^.RIMMIG staan we bui- V-T ten, Wladeck en ik. „Saubande, verfluchtes!" sist hij tusschen de tanden. „Iwan moe ten we bevrijden! Kost wat het ko6t!" zeg ik. „Hij zit achter in M-; FEUILLETON PCCftCftA.iG PHJCE 5) „Waar is het lijk?" zei de dik kerd. Pollv Walker huiverde even en wees naar het huis. De dikzak knik te, ging naar de twee wachtenden en ging hen voor naar het huis. De man met het grijze haar zei: „En wie bent U?" Polly Walker, ik heb de politie opgebeld. Ik heb haar gevonden". Ze sprak afgemeten en kalm, maar ze was bleek om haar neus. De inspecteur schreef het op, keek rond en zei: „Zijn dat haar kinderen?" „Wij wonen hiernaast", zei Dinah met ijskoude waardigheid. De dikke man met het roode gezicht kwam haastig uit het huis en zei: „De dame is inderdaad dood. Doodge schoten" „Mrs. Sanfor-d had me op de thee gevraagd", zei Polly Walker, „toen ik hier kwam belde ik aan, maar er deed niemand open. Toen ben ik zoo naar binnengegaan en heb haar ge vonden. Daarna heb ik de politie ge waarschu wd „De dienstbode is uit, inspec teur", zei dc dikzak. „Er is nie mand thuis. Het zouden zwervers geweest kunnen zijn". „Dat is mogelijk", zei zijn chef. Uit zijn toon \hcl op te maken, dat hij niet dacht, dat het zoo was. „Jij waarschuwt den politicdok ter., O'Harc! En probeer dan uit te zoeken, waar haar man is". „O Kay", zei O'Hare en ging het huis in. „Nou, Miss Walker", zei de in specteur. terwijl hij haar bedacht zaam aankeek en haar een sigaret en vuur aanbood, „ik weet, dat dit een schok voor U geweest is. Het spijt me, dat ik U juist nu met vra gen moet lastig vallen, maar Hij glimlachte en zijn gezicht kreeg een uitdrukking van ontwapenende vriendelijkheid. „Ik moest me liever eerst eens voorstellen. Ik ben in specteur Smith van het Bureau voor Moordzakon". Dinah onderbrak hem met een hijgend geluid. „Oh! Hoe is Uw voornaam?" Hij keek haar geërgerd aan: „Bill". Voor hü zich weer tot Polly Wal ker kon wenden had Dinah weer, en nu harder, „Oh!" geroepen. „Hoe zoo?" vroeg hij, „wat zou dat?" „Oh, wat is dat toevallig!" zei Dinah cn er trilde opwinding in haar stem. „Dat ik Smith heet? Er zijn mil- lioenen menschen, die Smith heeten". „Ja", zei Dinah, „maar Bill Smith". „O, cr zijn ook millioenen men schen, die Bill Smith heeten. Wat is daar voor toevalligs aan?" Dinah voerde ccn completen rondedans uit. „U bent een detec tive! Eén van moeders perso nenze hield op, „och nee, het doet er ook niet toe". Hij keek haar nijdig aan. „Luister eens kind, ik heb hier werk tc doen en ik heb geen tijd om naar wartaal tc luisteren. Pak je biezen nou maar. Ingerukt!" „Neem me niet kwalijk", zei Di nah berouwvol, ,ik wilde U niet las tig vallen. Mr. Smith, bent U ge trouwd?" „Nee", snauwde hij. Hij deed zijn mond een keer of drie open en dicht zonder dat er geluid uitkwam. „Luister eens. Ga naar huis. Smeer hem. Schiet op. Loop naar de Ruk uit!!" Niet één van de kleine Carstairs ging een handbreed opzij. Brigadier O'Hare kwam weer terug. „Sxen- son heeft den politiedokter al ge waarschuwd". zei hij, „en Mr. San- ford is een tijdje geleden van kan toor vertokken; hy kan zoo hier zy'n." Hij keek van zijn chef naar de drie kleine Carstairs en zei: „Maak je niet kwaad. Dat zal ik wel even opknappen. Ik heb negen stuks van dat grut voor mezelf groot- ge bracht." Hij kwam dichterbij en nam een dreigende houding aan. „Wat den ken jullie, dat je hier doet?" bul derde hij. „Wees nou niet grof", zei April yzig. Ze rekte zich uit tot een goeie vijf voet lengte en keek hom vier kant in zijn gezicht. „Wij zijn hier gekomen," zei ze met een pracht van een waardigheid, „omdat we de schoten hoorden". Inspecteur Smith en brigadier O'Hare keken elkaar lang aan. Toen zei dc inspecteur heel vriendelijk: „Ben je er zeker van, dat het scho ten waren en niet het geluid van een knalpot?" April snoof alleen maar. (Wordt vervolgd) Wij tuimelen omlaag, boven op Wladeck! de stoeg in het arrestantenlo- kial!" Wladeck neemt „Poolsch" hoogte, maar we moeten wachten tot de nacht invalt. We voelen geen honger en geen dorst meer, hoewel de gloeiend» Balkan-zon den geheelen dag ge blakerd heeft. Wij verbergen ons in een vervallen schuu" tot het donker is. J E nacht is donker cn 1 dreigend. Voorzichtig sluipen wij de ver laten steeg in naar het arrestan tenlokaal. Ik klim op Wladeck's schouders en kijk door het getraliede ven ster. De duisternis belet mii iets te zien. „Iwan!" fluister ik. Ik zie z'n ruigen kop opduiken. Hij is blij als hij mijn stem her kent. uAls de ratten 'me niet opgevre ten hebben, kom ik cr morgen weer uit. De cipier heeft 't me gezegd!" „Wees geen kalf. Iwan, geloof er maar niets van!" fluister ik terug. „Ik zal eens kijken of de tralies sterk zijn!" Als het kon, zou ik ze voor hem doorbijten. „Schnelj machen! Iwan he- raus!" hijgt Wladeck. De spijkers van mijn onooglijke schoenen drukken zijn schouders bont en blauw. Maar hij zou zich liever laten doodranselen, dan te Wijken voor de pijn. Ik heb een tralie losgewroet. Iwan een paar ande re. Mijn handen zijn bebloed van de scherpe, afschilferende ijzer- staven. Hij probeert zich door de ope ning te wringen. Doch hij is zoo j Mijn vriend Iwan j door breed geschouderd, dat hij er niet doorheen kan. „Op z'n kant. Iwan!" zeg ik. „Dan gaat 't wel!" De achterkant \an zijn broek blijft haken aan een scherpe punt van een tralie. De bodem is er finaal uit. De maan breekt door en be schijnt z'n billen. Ik moet plotseling onbedaarlijk, lachen. Wij tuimelen omlaag, boven op Wladeck „Verrek!" gromt hij en wrijft z'n hoofd. Achter ons hooren we stem men. Het licht van een lucifer valt op ona. Voor ons staan de twee officie ren van voorheen. Een derde hangt tusschen hen in. Zij zijn dronken van de pruirnenjenever. De een heeft een breed buldog- gcngezicht, de andere het wrecde uiterlijk van een getergden tijger. Het zijn geen menschen die men macht in handen moet geven. „De spion!" hakkelt er een met dikke tong. „Immer feste drauf- lonsschlagen!" „Ucbung fur 6patere Zeiten!" grinnikte de tweede. De derde wordt plotseling nuchter. „Gleich tot6chlagon!" grijnst hij. Maa-r wij zijn hen voor. Wla deck heeft er al een bij de keel gegrepen. Iwan een andere den arm uit het lid gerukt. Hij is daar erg handig in. Ik voel me van achter beetgepakt. Bliksem snel laat ik mij vallen, mijn te genstander struikelt over mij heen. Hijgend hóuden wij elkaar vast. Ik ruik z'n walgelijke adem, i.\ voel, dat het heest in hem is losgebroken, geef hem een trap en spring op. Hij is niet minder vlug. Ik schep hem en hij smakte tegen don muur. Het bloed loopt me in den mond. Iwan cn Wladeck staan naast mij. Onze aanvallers rossen el kaar af. Zij zijn zoo dronken, dat zo niet merken elkaar de hersens in te slaan, verward in hun lange sabels. r Mijn tegenstander wentelt zich in de modder. Ik zal hem wel een rib kapot getrapt hebben. „Schadt nix!" zegt Wladeck, „Nix Gewissensbisse. Hebben gis teren gesleept vrouw over grond, aan haren!" Verachtelijk schopt hij hem nog een eind vorder in de modder van de stinkende goot. E rennen weg. De offi cierskroeg in de nabij heid heeft alarm geslagen. Seho ten worden ons achterna gezon den. Ademloos bereiken wij den landweg cn verdwijnen in een bosch. Maar we zijn geen roeke- loozc „stritegen". Een bosch kan omsingeld worden, we moeten de open vlakte in. Op een stuk wei land vinden we een hooiberg. Wladeck zijn scheldwoorden zijn nog niet uitgeput. „Pan lajdack, schurken ver- dammtcr' Offizier elendiges!" gromt hij. Iwan is stil. Hij neinst, hij heeft een vergevensgezinde natuur. Als hij kon zou hi| veel goeds willen doen. Hij gelóóft erin. Wladeck is sarcastisch. Hij ver geeft ook zijn vijanden Wis en warempel! Maar niet eerder voor dat ze aan een boom bungelen. En iets „goeds" wil hij ook gaarne volbrengen. Uitroeien, wat uitgeroeid moet worden E nachten zijn koud in het Oosten. Wladeck boort zich als een schroef in het hooi. wij liggen dicht op elkaar. Iwan doet zijn jasje uit en legt het over mij heen. Ik protesteer. „Neem maar! Jp hoest zoo. ik heb 't niet koud!" Wij probeeren te slapen. Wla deck snurkt spoedig. Ik hoor Iwan mompelen. Hij bidt. Dat vergeet hij nooit. Dikwijls doen we het samen. Maar na deze beleving durf ik de woorden: gelijk ook wij vergeven!, niet uitspreken. Iwan hielt in het Russisch, ik versta er maar Weinig van. Maar dat is ook niet noodig. EGRIJPT ge het gebed niet van een „revolu- tionnair", die treinovervallen or ganiseert en er niet voor terug zal moeten deinzen, wanneer dit met menschcnlevns gepaord gaat? Dat is héél jamm( Hebben velen van v_js ook in bezettingstijd niet gebeden voot bet welslagen van onze pjannen, die dikwijls met wapengeweld moesten gebeuren? Iramanuel Kant heeft ergens gezegd: Gott ist Weltschöpper, nicht Weltlcnker. E kunt hij schokkende gebeurtenissen in de wereld, bn het ondergaan en aan schouwen van tergend en schreeu wend onrecht, bij het ineenstor ten van uw illusies, zelfmoord plegen, Dr. Zamenhoff, de samensteller van de wereldtaal Esperanto, maakte een eind aan zijn leven, toen de eerste wereldoorlog uit brak en daarmee zijn ideaal, de menschheid nader tot elkaar te brengen, ineenstortte. Ge kunt uw geestkracht in werking zetten om den strijd aan te binden tegen het satanisch kwaad, dat over ons wordt uitge stort. Maar ge kunt ook u dee moedig wenden tot Hem, die u deze kracht verleenen kan. de wereld te stuwen naar een theo cratie die besloten ligt in Chris tus' Bergrede. T ENIN heeft eens gpzegd. dat hem hij het hooren van de Negende Symphonic van Beethoven de tranen over de wan. gen liepen Maar dat hi| nu, de tijd van de omwenteling in Rus- land, geen muziek zou willen hcoren, want dat de tijd nange- troken was om schedels tc kloven. Mogelijk denkt ge. dat ik f-'ii parallel wil trekken en ge lijke waardecring wil betui gen voor het gebed van Iwan cn de namen van Lenin. Misschien! Zoo ongeveer be grijpt ge?

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1947 | | pagina 2