HET „BLAUWE KRUIS
.CHRISTUSKOP
J
MET DE
Amersfoort kende omstreeks 1670
een bloeiende tabakscultuur
Cj
JO KRUYDER
Begaafd Amersfoorts schilderes
De bedrieger
bedrogen
Zaterdag 8 November 1947
3
Aan het eind van het Kerkdijk je te Doornspijk, een plaatsje
tussen Nunspeet en Elburg, dicht bij het IJselmeer, stond tot
in October van het jaar 1825 een kerk en bij die kerk stond
bijna anderhalve eeuw lang een kruis wet de uitbeelding van
de Christuskop. Wat er wet dit kruis gebeurde en welke ge
beurtenissen zich verder op deze plek afspeelden, vertelt het
volgende relaas, dat gebaseerd is op historische feiten, waar
waarin de verbeelding ook een rol speelt.
De Doornspijkers wees het de weg
naar de hemel, maar voor de
„Blauwe Duivel" uit Elburg werd
het de plaats waar hij de vuurdood
stierf. En achter hem stond zijn satel
liet, de Barnevelder woesteling
Nuijen.
Bijna anderhalve eeuw
stond het Blauwe Kruis op een
hoogte langs de Doornspijkse kust.
Een kruis met de beeltenis van den
Christus. Het was daar geplaatst als
grensscheiding.
Vroeger in de heidense tijd had er
een grenssteen gestaan, maar later
toen het Christendom ook in deze
streken was ingevoerd, had men die
grenssteen vervangen door een kruis
Een kruis was een heilig teken Een
kruis was het krachtigste middel om
een grens te beveiligen en niemand
waagde het, een door kruisen afge
perkt gebied, te schenden.
De eenvoudige bevolking had er
een heilig ontzag en een grote angst
voor, vooral als op dat kruis de kop
van den Christus was afgebeeld.
Maar.... die kruisen waren er niet
alleen om ontzag en vrees in te
boezemen, o neen. ze dienden ook
om het godsdienstig gevoel van de
voorbijganger op te wekken en
iedereen, die aan een dcrgeli)k teken
voorbij ging. knielde uit heilige eer
bied voor den Christus, bij het kruis
neer. ontblootte het hoofd, sloeg het
heilige kruis of bad enige gebeden.
In 1438 was het kruis daar door
een bijzondere vergunning van den
hertog Arnold neergezet, als af-
afscheiding van het Elburgse gebied
en de Wessinger Kerkdijk, daar
waar de kaart thans nog de plek
„Oudekerk" aanduidt. Nu had het
anderhalve eeuw weer en wind ge
trotseerd. had het de zeewinden over
zich heen voelen waaien of had
neergekeken op de van kou blinken
de Hanzestad Elburg. Het had de
Doornspijkse bewoners langs zich
heen zien trekken, eerbiedig en god
vruchtig, het had gezien hoe steeds
weer de stenen kerk. die in de buurt
stond, iedere Zondag volstroomde en
hoe de kerkgangers daar in ootmoe
dig gebed neerzonken en de pries
ters de heilige mis bedienden.
Die stenen kerk stond daar nog
niet zo lang. Heel vroeger, toen het
kruis nog geen kruis was. maar een
grote steenklomp, in de tijdeh dat de
Christenpredikers door ons land
trokken, was daar op de hoogte in
het begin van het jaar 800. door
toedoen van de zendeling Lebuinus,
de apostel van Overijsel. een een
voudig godshuis gebouwd.
Het was opgetrokken van hout en
riet. Er zat slechts één venster in.
Door dat venster straalde een
schaars daglicht naar binnen. Don
ker was het dus in dit godshuis,
donker en somber. Geen fraaie meu
belstukken en sieraden vrolijkten
dit huis op, maar op een tweetal
altaren lagen elke Zondag het brood
en de wijn. om dit in verbondenheid
met de Christus iedere Sabathdag
rond te dienen.
Q OMBER EN EENVOUDIG de
bewoners uit die tijd verlangden
niet meer. Er was maar één wens
en dat was: Hun God te dienen. En
in de donkerte van het gebouw
knielden de eenvoudigen neer. ter
wijl de Zegen van den Priester op
hen neerdaalde.
Zo- nu en dan werd het gebouw
wat vernieuwd, werd het wat uit
gebouwd, veel eisen stelde men niet,
immershet einde van de
wereld was nabij. Zo dacht men in
het laatst van de tiende eeuw. Een
geweldige angst en vertwijfeling
maakte zich van het landvolk mees
ter. Men vergat het aardse en zweef
de weg naar het hogere.
Alles lag verlamd en iedereen
wachtte op de dag, dat Gods toorn
de arme mensen zou wegvagen.
„Daar het einde der wereld op
handen is", heette het. De predikers
wakkerden de panische schrik aan,
tot de termijn van de ondergangs
voorspellingen verstreek en de mens
heid zichtbaar herademde.
Toen het „Oordeel Gods" geheel
uitbleef en de bewoners uit die lijd
als het ware uit hun godsdienstige
zelfbespiegeling ontwaakten, bouw
den ze als dank voor God nieuwe
en mooiere tempels, sieraden en
kleinodiën zetten het alles meer
luister bij en iedereen sloofde zich
uit het Godshuis rijk en voornaam
te maken.
Maar de tempel op de Doornspijk
se hoogte bleef eenvoudig en som
ber, tot tenslotte ook hierin veran
dering kwam.
Drie rijke zusters bouwden elk
een stenen kerk. De drie kerken
waren precies gelijk van vorm cn
aanzien. Een verrees op de Doorn
spijkse hoogte, één in Oosteru olde
(bij Elburg) en één in Kamperveen
De kerken lagen in een rechte lijn
en op gelijke afstand van elkaar
Door Sint Nicolaas. de schuts
patroon der handeldrijvende kust
bewoners, werden de bedehuizen
gewijd.
Bij deze kerk stond het „Blauwe
Kruis". Het kruis wist, dat binnen
in het gebouw gouden sieraden en
volle offerschalen lagen. Het wist.
dat de altaren grote rijkdommen be
vatten, maar het wist ook.... dat
geen der nijvre kustbewoners ooit
begerige blikken naar al dit goud en
zilver sloeg, en dat de eerlijke
Doornspijkers deze heilige voorwer
pen nooit zouden aanraken, laat
staan wegnemen. Want in het ge
bouw hing het beeld van de Chris
tus, het alziende oog. Christus, die
alles wist en alles zag. En buiten
stond het „Blauwe Kruis" met de
Christuskop
Anderhalve eeuw stond het daar
nu al. Mos en natuurelementen had
den het aangevreten Maar het stond
daar nog fier en recht
t-jet JAAR 1573 was uitgeluid
Een woelig jaar van oorlogsge
weld en vrijheidsstrijd.
In dat jaar gebeurde er iets ont
zettends met het „Blauwe Kruis".
Op een morgen verscheen er een
groot schip op de Doornspijkse kust.
En dat schip droeg 36 woeste zee
rovers.
De eenvoudige bewoners vluchtten
M;eg. bij de komst van de barbaren,
^egentien woestelingen gingèn aan
ae wal. Een ruige, sterk gespierde
Kerel, met grote baard en woeste
iange haren, voerde de rovers aan.
Het ging recht op de kerk aan.
Want in de kerk was goud en
zilver
Steeds dichter naderden de woest-
aards het Godshuis. Het .Blauwe
kjuis zag alles gebeuren. Het zag
"el goed want de mannen
kerk te bereiken. 85 '°Pen °m de
In woeste draf ging het voorwaarts
Moordwerktuigen werden mee ge
dragen. „Op naar de kerk!" „Op
naar de kerk!"
Ineens bleven de voorsten staan.
Ze zagen het „Blauwe Kruis", ze
zagen de Christuskop. Het was of
de Heiland hen vermanend aankeek,
alsof hij hen met Zijn ogen wilde
dwingen: Doe dat niet! Doe dat niet!
't Was of de kop plotseling begon
te leven, of de mond begon te
spreken en hen toeriep: Keert terug.
Het Godshuis is Mijn huis. Daar
inoogt gij niet binnen gaan. Keert
terug en bekeert U!" Dè voorste
rovers wierpen zich neer voor het
Kruis, zoals anderhalve eeuw lang
iedere voorbijganger was neerge
knield, ootmoedig en vroom. Ze
lagen daar in heilige aanbidding
voor het levend geworden Kruis.
Maar anderen stormden toe. De
man. de woeste man met de baard
en het lange haar, greep de knielen
den met zijn gespierde vuisten beet
en smeet ze bij het Kruis vandaan.
Als een woest gebrul van een on
dier klonk zijn stem: „Lafaards!
Christenkinderen!!"
JOHAN GERRITS UIT ELBURG.
bijgenaamd de „Blauwe Duivel"
deed zijn naam eer aan. En achter
hem stond zijn satelliet, de Barne
velder woesteling Nuijen.
Als duivels stonden ze daar, groot
en krachtig temidden van de terug
wijkende kameraden. Toen nam de
„Blauwe Duivel" het Kruis. Zijn
grote handen omklemden de Chris
tuskop. Hij beukte op en scheurde
aan het Kruis, eindelijk wrikte hij
't los. hief het hoog boven het hoofd
en slingerde onder woest gebrul het
gevaarte in de sloot. Hoog spatte het
water op, het siste en borrelde en
het sloot zich in steeds kleiner wor
dende kringen boven het zinkende
Kruis.
Toen het water weer rustig ge
worden was. toen geen Christusogen
meer in de harten der rovers priem
den. forceerden de woestelingen de
kerkdeuren, drongen het gebouw
binnen en namen mee wat van hun
gading was.
Daarna trokken ze weg.... de
„Blauwe Duivel" van Elburg voor
op....
De kustbewoners keerden terug en
vonden het Kruis niet meer op de
plaats. Ze zochten en zochten en
vonden het tenslotte in de sloot.
De Christuskop was gebroken,
maar de verwijtende ogen waren
nog duidelijk te zien En in die ogen
blonken waterdruppels, alsof Hij
weende
Zeven maanden later werden zij
gevangen genomen. Jan Nuijen uit
Barncveld en de ..Blauwe Duivel"
uit Elburg. Zij werden voor de bur
gemeester van Elburg, Johan tho
Boccop. geleid. Een volledige be
kentenis volgde. Bovendien hadden
ze nog 103 diefstallen gepleegd.
En daar waar het „Blauwe Kruis"
anderhalve eeuw als 'n heilig teken
gestaan had, waar de kustbewoners
hun hoofd schudden over zoveel ver
nieling en slechtheid, verrezen nude
paal en de houtmijt.
„Ten enen post gcstelt om mitten
vuere van den leve ter dood ge
bracht te worden", luidde het von
nis. En zo geschiedde.
Het landvolk trok naar de plaats
der terechtstelling. De vlammen
weerspiegelden in de ruiten van de
Kerk. Alzo werd recht gedaan in
oude tijd.
EN DE KERK? In 1584 werd zij
op last van de landraad tc El
burg afgebroken. De vijand mocht er
zich eens in verschansen! De toren
bleef staan! De klokken werden om-
gegoten tot kanonnen, de stenen ten
voordele van de armen verkocht! In
1592 werd de kerk echter weer op
gebouwd door de Hervormers Maar
in 1825 tastte een watervloed het
gebouw aan, de consistorie werd
geheel vernield: het kerkhof door
de stormvloed omgewoeld. En wat
het water niet geheel vernielde, deed
het hemelvuur. In October van het
zelfde jaar, op een voormiddag om
half twaalf, sloeg de bliksem in de
toren. Eerst om twee uur bemerkte
men de brand. De toren, de kerk, de
kosterij, de schuur, alles ging in de
vlammen op.
De kerk is niet op dezelfde plaats
herbouwd. In 1831 verrees een
nieuw Godshuis aan de Zuiderzeese
straatweg. Op Sint-Nicolaasdag
werd het ingewijd. Zo is er niets
van het „Blauwe Kruis" en omge
ving overgebleven. Alleen de plaats
aanduiding „Oudekerk" en 't Kerk-
dijkje herinneren er ons aan. dat
eens op een hoogte aan de Doorn
spijkse kust, indertijd ongeveer twee
of drie uur gaans van de zee ver
wijderd. een kerk stond. En naast
die kerk stond het „Blauwe Kruis",
met de Christuskop.
Voor de vrome Doornspijkse kust
bewoners was het een wegwijzer
naar de Hemel, maar voor de „Blau
we Duivel" werd het de plaats, waar
hij de weg vond naar de hel.
H. v.d. DUIM.
Hulshorst, Oct 1947.
Pij peilbakker ij voerde een
kwijnend bestaan
Bij de houtzagerij van Ruitenberg aan de Hooglandse
weg te Amersfoort zijn dezer dagen de koppen van een
paar zeer oude stenen tabakspijpen gevonden. Op zich
zelf is dit natuurlijk niets bijzonders. Overal in ons
land is ook in vroeger eeuwen toen immers de ta
bak nog bonloos tc verkrijgen was flink „toeback
gesoghen" en het is begrijpelijk, dat men zo nu cn dan
de stenen resten van deze liefhebberij in de aardbodem
aantreft. Ook in Amersfoort is dat het geval geweest.
Veertig jaren geleden vond een grondwerker tijdens de
bouw in 1907 van het nieuwe St. Pieters- en Bloklands-
gasthuis in de tuin van dit gesticht enige oude pijpe-
koppen, welke de heer Croockewit als 18e eeuwse meen
de te kunnen rubriceren en die in de kleine tabaks
pijpenverzameling van ons museum Flehite een plaats
je hebben gevonden. In die vondst zit ook alweer niets
merkwaardigs, omdat het nu eenmaal zó is, dat waar
gerookt wordt kans is op een kapotte pijp. En er wérd
in vroeger dagen flink pijpjes gesmoord bii de ouwe
mannen in de stille tuin achter het Sint Pieters- en
Bloklandsgasthuis.
Wat nu de pas gevonden pijpekoppen op het terrein
van de firma Ruitenberg merkwaardig maakt is, dat
deze geen alleenstaand geval vormen. Een jaar of acht
geleden werd daar nabij de oude Eem een waterafvoer
gegraven, waarbij een grote hoeveelheid resten van eeu
wenoude stenen tabakspijpen te
voorschijn werd gebracht. Het be
trof toen zelfs naar mij door een
ooggetuige werd verzekerd een
halve kruiwagen vol met brokstuk-
jes.
Begrijpelijkerwijze worden aller
lei veronderstellingen geuit over de
herkomst van deze aarden tabaks
pijpjes. De onbevestigde overleve
ring wil, dat tussen de Hooglandse
weg en de oude Eem, de Bloemcn-
dalse Buitenpoort en de Koppelpoort,
in 1813 een kampement zou hebben
gestaan van de Kozakkentroepen, die
ons in dat jaar van de Franse over
heersers hebben bevrijd. Deze ruwe
Russen zouden verwoede tabaksro
kers en wodkakauwers zijn geweest,
die dan tijdens de duur van het
buiten bloemendal:
Poort ir* x>e. 18-cruv
Dcfc opregte Amcrsfoordcr Gcfpontico
TA B A K, word gemaakt tot
Amersfoort, eo is ie bekomco by
COHENS, ic bevragen by Ifack
de Jonge Mcjtrsz.
Amilcrdao.
Origineel tabakszakje zoals dit
in de 18e eeuw gebruikt werd
ow de Awersfoortse tabak te
verpakken (welwillend ter re
productie afgestaan door het
wuseum Flehite.)
kamp honderden (naar de gemelde
halve krunvagen-vol te rekenen, wel
duizenden) aarden tabakspijpen
moeten hebben kapotgebeten. Deze
onderstelling steunt o.m. op het cij-
fertype, dat voor het reliefwerk op
de gevonden pijpekopjes is gebruikt
en dat enige overeenkomst heeft met
oud-Russische cijfers
Een andere lezing van het geval
is, dat de pijpen afkomstig zijn van
een der tabakspijpenbakkerijen, wel
ke Amersfoort in de loop der 17o en
lb'e eeuw rijk is geweest. De gevon
den resten vertonen immers geen
enkel spoor van gebruikt te zijn ge
weest en zeer opmerkenswaard is.
dat een der ietwat gehavende exem
plaren! gevonden bij de houtopslag
plaats aan de Oude Eem, als een
druppel water gelijkt op de pijp,
welke is opgedoken uit de tuin van
het Gasthuis achter het Davidshof.
zo als wij dezer dagen door ver
gelijking met het exemplaar in de
vitrines van Flehite konden vast
stellen.
Tabaksstad
Amersfoort was in vroeger jaren
algemeen bekend om haar intensief
be- oefende tabakscultuur. Hoewel de
geschiedschrijver Van Bemmel het
begin dezer cultuur dateert met het
jaartal 1615, gewagen pas in 1636 de
Stadsresolutieboeken voor het eerst
van dc tabaksbouw in cn om onze
stad. Een jaar of vijftien geleden
heeft de heer Beüer een studie ge
schreven over de Amersfoortse
tabak, waarbij hij als zijn mening
gaf. dat de tabakscultuur door
vreemdelingen (Engelsen en Belgen)
naar Amersfoort is gebracht.
Eenzelfde verschijnsel dus als twee
eeuwen later gebeurde met de gloei
lampenindustrie te Eindhoven, de
textielindustrie in Twente en de
scheepsbouw m Rotterdam. Waren
het in Brabant de Philipsen uit de
Betuwe, in Overijssel de katoenfa
brikant Ainsworth uit Engeland en
Als we de geschiedenis van
de tabaksteelt en dec pijpen-
bakkerij te Amersfoort over
zien en de eerste vondst van
een grote hoeveelheid resten
van oude stenen pijpen langs
de spoorweg naar Zwolle
kort bij de Oude Eem aan de
kant van de houtzagerij van
Ruitenberg in aanmerking
nemen, dan is de onderstel
ling gewettigd, dat de beide
oude pijpekoppen, dezer da
gen gevonden, afkomstig zijn
uit een Awersfoortse pijpen-
bakkerij van omstreeks 1700
op Feijenoord de ijzerkoning Cocke-
rill uit Luik, te Amersfoort wer
den de promotors de tussen 1611 en
1615 in het Burgerboek ingeschreven
Schot Jacob Morray (voorvader van
de burgemeester van dezelfde naam.
over wie ik de vorige maand i.v.m.
de opstand van 1703 schreef) en de
Belgen Jan Karreman uit Clabeeck,
Elias Conert uit Gent, Jacob Wil-
lcms uit Mechelen. Henrick Gerrit
sen en Gabriel Dêrcx uit de Kempen
In 1650 kende men al tabaks-
land binnen en buiten de stads
wallen. Men ga maar 'eens de
oude plattegronden van onze
stad uit de 17e cn 18e eeuw be
kijken. welke Fléhite in zo ruime
mate bezit. De goede opmerker
zal dan bespeuren, dat ook bin
nen de grachtèn op verscheidene
plaatsen die typische tabaksvak
ken staan afgebeeld.
Notaris van Bemmel. die in 1760
zijn boek over Amersfoort schreef,
dat nog steeds als het standaardwerk
Kent U
ze wel?
Hiermede vervolgen ^vij onze
serie artikelen over beken
de en onbekende personen uit
ons nller omgeving
Romantisch-exotische beelden uit
oerwoud en dierenleven
Aan de Borgerlaan, die op de lichte glooiing
van de Amersfoortse berg ligt, staat een vrien
delijk huis. Uiterlijk is er geen verschil met de
omringende huizen. Rode geraniums sieren de
vensters en in de tuin verkleuren ae bladeren
der heesters in zachte pasteltinten of in een diep
wijnrood.
Niet voor de eerste maal vat mijn hand dc
deurbel van deze woning. Als de klanken van
de klepelende bel zijn verstorven, verschijnt in
de deuropening een rijzige vrouw. Om haar
schouders valt in sierlijke vouwen een wonder
lijk gebloemde paarse omslagdoek. De doek
harmonieert volkomen met het stemmig zwart
van de japon. Het is Jo Kruyder-Bouman, die
voor mij staat, een beeldend kunstenares, die
al jaren in Amersfoort woont. Wat moeilijk be
klimt zij de trap die naar haar atelier voert.
Als ik. haar volgend, opnieuw met bewonde
ring langs de knappe schilderijen van haar
overleden man. Herman Kruyder, naar het
atelier ga, ruik ik reeds de verf.
Op ccn schildersezel staat een
half-voltooid groot doek. Langs de
wanden rijen zich doeken die nog
nauwelijks droog zijn. Altijd treft
mij het typisch vrouwelijke in deze
kunstenares. Er is die prettige hui
selijke sfeer: hier een kleedje, daar
een exotisch gekleurde doek cn als
mijn hand een fraai besneden doosje
raakt, dansen er eensklaps zilveren
sprankelende klanken uit. Ik voel
me gefopt, doch neem gretig de
vriendelijk aangeboden sigaret, die
in de speeldoos ligt.
Zie, zo is nu Jo Kruyder-Bouman.
Een vrouw, wier belangstelling niet
beperkt blijft tot haar kunst. Zij
schept ook sfeer en weet haar gas
ten te ontvangen. Stil cn weinig
woorden verspillend wordt zij daar
bij terzijde gestaan door haar zus
ter. die in huis de scepter zwaait.
In haar kamers heerst «nog de
stemming van Bennebroek, dc plaats
waar zij met Herman de liefste cn
mooiste jaren beleefde. Op haar
atelier staat nog dat grappig be
schilderde kastje, opgetast met re-
liquieën. Doeken van Herman, van
Permeke en andere kunstenaars, die
zij tot haar vrienden mag rekenen,
sieren de wanden. Op een tafel lig
gen artistieke poppen van Lies
Spit. Een lappen-been van een kos
telijke clown bungelt argeloos over
de rand.
Kleur cn klank
Het is alles een bëetje romantisch.
Zo is ook haar werk. Een onbe
grensd gevoel voor kleur cn compo
sitie bezit deze vrouw. Zou zij deze
eigenschappen danken aan haar op-
fen suggestief winterdoek van Jo Kruyder. liet achteruit van haar
woning aan de Borgerlaan in de w.inter van 1941.
over onze stadshistorie geldt, ver
telt ons dat in 1636 reeds meer dan
50 tabaksplanters cn omstreeks het
jaar 1670 zelfs 120 planters rondom
Amersfoort te vinden waren.
Eerste tabakspijp
Het is in deze tijd, dat de eerste
Amersfoortse tabakspijp ter sprake
komt. In de Stadsresolutieboeken,
welke aan de hoede van de steeds
behulpzame gemeente-archivaris
Boogerman zijn toevertrouwd, vond
ik over 't jaar 1653 een mededeling,
dat aan Rebecca Thonis. tabaexs-
pijpenmaakster, een crediet van 30
gulden uit dc opbrengst der conven
ten werd verstrekt, opdat zij haar
handwerk (dat ongetwijfeld kwijnen
de was) kon gaande houden Ook
deze voor die tijd grote som van
dertig gulden heeft onze Rebecca
niet kunnen redden van de onder
gang, want op 4 December 1654 vin
den we haar octrooi in andere han
den cn wel in die van Wouter Jansz
van Eek. Deze Van Eek (die zich la
ter Wouter Jansen noemde), toe-
bacxpypemaeckcr. verkreeg met uit
sluiting van anderen het recht, deze
nuttige gebruiksvoorwerpen voor de
Amersfoorters te vervaardigen. Hij
hield het uit tot 1667 en zojeer wa
ren de Vroede Vaderen er op gesteld,
dit handwerk voor onze stad te be
houden. dat zij bij besluit van 30 De
cember van dat jaar bekend maak
ten, „dat yder vry was. het maecken
van toebacx^ypen binnen dese stad
te exerceren".
Toch duurt het tot 1700, vóór
we weer een Amersfoortse pij-
penbakker tegenkomen. Aan
deze, Lambert Willcmsz Weidra
ger, werd op 17 Juni toegestaan,
tabakspijpen te maken, en om
hem te vrijwaren voor buiten
en binnenstedelijke concurrentie,
bepaalde de Magistraat, dat nie
mand anders dit handwerk
mocht uitoefenen en dat de ta
bakspijpen van buitenstedelijke
herkomst zouden worden belast
met een voor die tijd hoog in
voerrecht, welk accijns aan de
portier van de Coppelpoorten
moest worden betaald.
Achteruitgang
Hoe lang in dè 18e eeuw deze
plaatselijke nijverheid het uitge
houden heeft, is in de archieven
niet te vinden Wel weten we. dat
van een Amersfoortse pijpenbakke-
rij al in 1755 geen sprake meer is.
In de bekende belastingblaffert van
dit jaar welke werd bijgehou
den tot omstreeks de Franse revo
lutie is geen spoor over van het
bestaan van een "pijpenbakker in onze
stad. De tabaksteelt waaraan in
de 18e eeuw de namen van Cohen en
Herschel onverbrekelijk werden ver
bonden ging omstreeks dezelfde
tijd trouwens ook al zienderogen
achteruit. Zo heet het in een docu
ment uit het jaar 1752, „dat dien
Hertaeder van 't Borgelijk bestaen"
aan het verflauwen is en dat maatre
gelen bij de Raad „in serieuze con
sideratie" werden genomen, om de
„soo seer gedrukte Tabacqs Planta-
gie" voor verder verval tc behoeden.
In 1806 is deze achteruitgang van de
tabaksteelt al spreekwoordelijk ge
worden en in een officiële opgave
uit het jaar 1810 vond ik zelfs geen
enkele tabaksplanter of tabakspij
penbakker meer vermeld
P. S. TEELING.
Voor de Zondag
Wellicht herinnert ge u die
vreemde geschiedenis uit Rich-
teren 17, waarover we verleden
week spraken. Ditmaal de af
loop: Micha heeft z'n „heilig
dom" nog gecompleteerd met
een heuse priester, die hij voor
goed geld zich heeft aange
schaft. Maar hij krijgt gasten,
die hij vol trots z'n aanwinst
laat zienStraks kowen ze terug
met meerdere vrienden, en doen
de kostbare beelden dn de pries
ter (die de meest biedende be
reid is te volgen) verdwijnen.
Micha snelt hen achterna en
klaagt, dat hij nu alles kwijt is.
Maar ze adviseren hem, snel
terug te keren, want dat hij er
anders z'n hachje wel eens bij
verspelen kon. En Micha be
grijpt, dat hij ditmaal in de min
derheid is en verdwijnt derhalve
snel. En passant lezen we er van
de overval op een weerloze
stam. En de dieven verheugen
zich in het bezit van afgod en
priester.
Wat is het leven toch bijster
ingewikkeld. De dief Micha
wordt door diefstal verlost van
z'n afgod. En de dieven en
moordenaars worden nu op hun
beurt gebonden door de afgode
rij. En hoofdstuk achttien be
sluit met de simpele medede
ling, dat al die tijd hef heilig
dom van de ware God in Silo
was! Het enige, wat werkelijk
geheel en al onbegrijpelijk is, en
dan ook diepe eerbied afdwingt
en berouw, is de liefde en het
geduld van God, wiens heilig
dom te midden van de mensen
is, en die ondanks het bederf
voor de afgod Mammon niei
toeslaat, maar wacht. Of vindt
u, dat dat geduld Gods er niet
moest zijn? Maar dan bent U
dus vrij van afgoderij? Denk om
de moeder van Micha, die de
dief vervloekte enzichzelf
pijnlijk trof.
Ds. C. M. VAN ENDT.
Jo Kruyder bij een van haar
jongste schilderijen. Op de
stoel de kostelijke clown van
Lies Spit(Archlfoto)
leiding aan de Rijks-academie voor
Beeldende kunsten onder Prof. van
der Waay. of aan haar voortgezetta
en voltooide studie aan dc kunst
nijverheidsschool te Haarlem? Voor
een deel zeker, maar beslister weet
ik nu, dat in het ouderlijk huis van
Jo Kruyder tc Amsterdam het sterk
gevoel voor kleur cn compositie bij
haar is gewekt. Haar vader, wis
kundeleraar. was een groot minnaar
van goede muziek Jo glimlacht, als
zij vertelt van de huisconcerten.
Heerlijke uren waren dat, als de
besten der toonkunstenaars zich in
dc hoge kamer van haar ouderlijk
huis verzamelden, cn concerteerden.
Zong moeder niet samen met Rog
mans?
Liggen kleur en klank ver uiteen?
Heeft ook dc wiskundeleraar niet
een sterk vermogen tot componeren?
Stellig geloof ik, dat dc kunstenares
veel van haar aanleg heeft meege
kregen van haar ouders.
Als zij vier jaar les heeft gege
ven aan de kunstnijverheidsschool
te Haarlem komt Herman in haar le
ven. Samen werken zij hard. samen
exposeren zij. Onvergetelijk zijn die
jaren in Haarlem. Heemstede, Ben
nebroek en Blaricum. Critieken ver
schenen in de bladen. Groot waren
de teleurstellingen, maar sterker het
geloof in eigen scheppingskracht
Spottend is men vroeger langs het
werk van Herman gegaan, schou
derophalend langs de romantische
schilderijen en wandkleden van Jo.
Harde werkster
Toch is zij een groot kunstenares,
die met haar gedachten in de ro
mantische exotische sfeer van het
oerwoud leeft. Uitbundig en soms
sterk ingetogen van kleur zijn haar
schilderijen. De dieren, die zij in
ArtlS of in de vrije natuur obser
veerde. zij vinden een plaats in de
zo juist aangevoelde stemming van
oerwoud of berglandschap Plotse
ling treedt zij dan uit haar droom
wereld en schildert eenvoudige bloe
men. stemmingsbeelden van Amers
foort of wrocht met pastel treffend
sterke portretten Soms bergt zij
paletmes cn kwasten weg, pakt pen
en papier cn schrijft kinderverhaal
tjes. Dagenlang tekent zij dan die
ren; vogeltjes of ander grappig goed
bij haar teksten. Zal zij voor dit
werk een uitgever vinden?
Kent U deze schilderes? Misschien
ontmoette U haar eens op een expo
sitie van haar werk in Sierkunst"
of elders in het land Of wellicht
zag U werk van haar in een exposi
tie van het A.K.G.
Straks zal zij ongetwijfeld weer
exposeren. Zij ontplooit een grote
activiteit. Of deze expositie in
Amersfoort een plaats zal vinden?
Er zijn steden in ons land, die meer
belangstelling voor deze vrouw en
haar oeuvre tonen dan Amersfoort!
ned. herv. kerk
Beroepen te Ellewoutsdvjk, H. A.
Laurentius, cand. te Leiden;
Nieuwkoop, toez. J. de Bruyn to
Gemert (N.B Oudemirdum, toez.
M. Hanemaaijer te Warrum (Fr.).
Bedankt voor: Barneveld, A. den
Hartogh te Harderwijk.
Weer eens een voorbeeld van
de beproefde combinatie:
Schotse taf zijden ruit met zwart
fluweel, dat hier ook nog in
rok is verwerkt als een brede
baan. Het ouderwetse reticuul-
tje is eveneens van fluweel, be
zaaid met gouden lovertjes. Het
naitw aangesloten jasje heeft
een Medici-kraag.