HET „BLAUWE KRUIS .CHRISTUSKOP J MET DE Amersfoort kende omstreeks 1670 een bloeiende tabakscultuur Cj JO KRUYDER Begaafd Amersfoorts schilderes De bedrieger bedrogen Zaterdag 8 November 1947 3 Aan het eind van het Kerkdijk je te Doornspijk, een plaatsje tussen Nunspeet en Elburg, dicht bij het IJselmeer, stond tot in October van het jaar 1825 een kerk en bij die kerk stond bijna anderhalve eeuw lang een kruis wet de uitbeelding van de Christuskop. Wat er wet dit kruis gebeurde en welke ge beurtenissen zich verder op deze plek afspeelden, vertelt het volgende relaas, dat gebaseerd is op historische feiten, waar waarin de verbeelding ook een rol speelt. De Doornspijkers wees het de weg naar de hemel, maar voor de „Blauwe Duivel" uit Elburg werd het de plaats waar hij de vuurdood stierf. En achter hem stond zijn satel liet, de Barnevelder woesteling Nuijen. Bijna anderhalve eeuw stond het Blauwe Kruis op een hoogte langs de Doornspijkse kust. Een kruis met de beeltenis van den Christus. Het was daar geplaatst als grensscheiding. Vroeger in de heidense tijd had er een grenssteen gestaan, maar later toen het Christendom ook in deze streken was ingevoerd, had men die grenssteen vervangen door een kruis Een kruis was een heilig teken Een kruis was het krachtigste middel om een grens te beveiligen en niemand waagde het, een door kruisen afge perkt gebied, te schenden. De eenvoudige bevolking had er een heilig ontzag en een grote angst voor, vooral als op dat kruis de kop van den Christus was afgebeeld. Maar.... die kruisen waren er niet alleen om ontzag en vrees in te boezemen, o neen. ze dienden ook om het godsdienstig gevoel van de voorbijganger op te wekken en iedereen, die aan een dcrgeli)k teken voorbij ging. knielde uit heilige eer bied voor den Christus, bij het kruis neer. ontblootte het hoofd, sloeg het heilige kruis of bad enige gebeden. In 1438 was het kruis daar door een bijzondere vergunning van den hertog Arnold neergezet, als af- afscheiding van het Elburgse gebied en de Wessinger Kerkdijk, daar waar de kaart thans nog de plek „Oudekerk" aanduidt. Nu had het anderhalve eeuw weer en wind ge trotseerd. had het de zeewinden over zich heen voelen waaien of had neergekeken op de van kou blinken de Hanzestad Elburg. Het had de Doornspijkse bewoners langs zich heen zien trekken, eerbiedig en god vruchtig, het had gezien hoe steeds weer de stenen kerk. die in de buurt stond, iedere Zondag volstroomde en hoe de kerkgangers daar in ootmoe dig gebed neerzonken en de pries ters de heilige mis bedienden. Die stenen kerk stond daar nog niet zo lang. Heel vroeger, toen het kruis nog geen kruis was. maar een grote steenklomp, in de tijdeh dat de Christenpredikers door ons land trokken, was daar op de hoogte in het begin van het jaar 800. door toedoen van de zendeling Lebuinus, de apostel van Overijsel. een een voudig godshuis gebouwd. Het was opgetrokken van hout en riet. Er zat slechts één venster in. Door dat venster straalde een schaars daglicht naar binnen. Don ker was het dus in dit godshuis, donker en somber. Geen fraaie meu belstukken en sieraden vrolijkten dit huis op, maar op een tweetal altaren lagen elke Zondag het brood en de wijn. om dit in verbondenheid met de Christus iedere Sabathdag rond te dienen. Q OMBER EN EENVOUDIG de bewoners uit die tijd verlangden niet meer. Er was maar één wens en dat was: Hun God te dienen. En in de donkerte van het gebouw knielden de eenvoudigen neer. ter wijl de Zegen van den Priester op hen neerdaalde. Zo- nu en dan werd het gebouw wat vernieuwd, werd het wat uit gebouwd, veel eisen stelde men niet, immershet einde van de wereld was nabij. Zo dacht men in het laatst van de tiende eeuw. Een geweldige angst en vertwijfeling maakte zich van het landvolk mees ter. Men vergat het aardse en zweef de weg naar het hogere. Alles lag verlamd en iedereen wachtte op de dag, dat Gods toorn de arme mensen zou wegvagen. „Daar het einde der wereld op handen is", heette het. De predikers wakkerden de panische schrik aan, tot de termijn van de ondergangs voorspellingen verstreek en de mens heid zichtbaar herademde. Toen het „Oordeel Gods" geheel uitbleef en de bewoners uit die lijd als het ware uit hun godsdienstige zelfbespiegeling ontwaakten, bouw den ze als dank voor God nieuwe en mooiere tempels, sieraden en kleinodiën zetten het alles meer luister bij en iedereen sloofde zich uit het Godshuis rijk en voornaam te maken. Maar de tempel op de Doornspijk se hoogte bleef eenvoudig en som ber, tot tenslotte ook hierin veran dering kwam. Drie rijke zusters bouwden elk een stenen kerk. De drie kerken waren precies gelijk van vorm cn aanzien. Een verrees op de Doorn spijkse hoogte, één in Oosteru olde (bij Elburg) en één in Kamperveen De kerken lagen in een rechte lijn en op gelijke afstand van elkaar Door Sint Nicolaas. de schuts patroon der handeldrijvende kust bewoners, werden de bedehuizen gewijd. Bij deze kerk stond het „Blauwe Kruis". Het kruis wist, dat binnen in het gebouw gouden sieraden en volle offerschalen lagen. Het wist. dat de altaren grote rijkdommen be vatten, maar het wist ook.... dat geen der nijvre kustbewoners ooit begerige blikken naar al dit goud en zilver sloeg, en dat de eerlijke Doornspijkers deze heilige voorwer pen nooit zouden aanraken, laat staan wegnemen. Want in het ge bouw hing het beeld van de Chris tus, het alziende oog. Christus, die alles wist en alles zag. En buiten stond het „Blauwe Kruis" met de Christuskop Anderhalve eeuw stond het daar nu al. Mos en natuurelementen had den het aangevreten Maar het stond daar nog fier en recht t-jet JAAR 1573 was uitgeluid Een woelig jaar van oorlogsge weld en vrijheidsstrijd. In dat jaar gebeurde er iets ont zettends met het „Blauwe Kruis". Op een morgen verscheen er een groot schip op de Doornspijkse kust. En dat schip droeg 36 woeste zee rovers. De eenvoudige bewoners vluchtten M;eg. bij de komst van de barbaren, ^egentien woestelingen gingèn aan ae wal. Een ruige, sterk gespierde Kerel, met grote baard en woeste iange haren, voerde de rovers aan. Het ging recht op de kerk aan. Want in de kerk was goud en zilver Steeds dichter naderden de woest- aards het Godshuis. Het .Blauwe kjuis zag alles gebeuren. Het zag "el goed want de mannen kerk te bereiken. 85 '°Pen °m de In woeste draf ging het voorwaarts Moordwerktuigen werden mee ge dragen. „Op naar de kerk!" „Op naar de kerk!" Ineens bleven de voorsten staan. Ze zagen het „Blauwe Kruis", ze zagen de Christuskop. Het was of de Heiland hen vermanend aankeek, alsof hij hen met Zijn ogen wilde dwingen: Doe dat niet! Doe dat niet! 't Was of de kop plotseling begon te leven, of de mond begon te spreken en hen toeriep: Keert terug. Het Godshuis is Mijn huis. Daar inoogt gij niet binnen gaan. Keert terug en bekeert U!" Dè voorste rovers wierpen zich neer voor het Kruis, zoals anderhalve eeuw lang iedere voorbijganger was neerge knield, ootmoedig en vroom. Ze lagen daar in heilige aanbidding voor het levend geworden Kruis. Maar anderen stormden toe. De man. de woeste man met de baard en het lange haar, greep de knielen den met zijn gespierde vuisten beet en smeet ze bij het Kruis vandaan. Als een woest gebrul van een on dier klonk zijn stem: „Lafaards! Christenkinderen!!" JOHAN GERRITS UIT ELBURG. bijgenaamd de „Blauwe Duivel" deed zijn naam eer aan. En achter hem stond zijn satelliet, de Barne velder woesteling Nuijen. Als duivels stonden ze daar, groot en krachtig temidden van de terug wijkende kameraden. Toen nam de „Blauwe Duivel" het Kruis. Zijn grote handen omklemden de Chris tuskop. Hij beukte op en scheurde aan het Kruis, eindelijk wrikte hij 't los. hief het hoog boven het hoofd en slingerde onder woest gebrul het gevaarte in de sloot. Hoog spatte het water op, het siste en borrelde en het sloot zich in steeds kleiner wor dende kringen boven het zinkende Kruis. Toen het water weer rustig ge worden was. toen geen Christusogen meer in de harten der rovers priem den. forceerden de woestelingen de kerkdeuren, drongen het gebouw binnen en namen mee wat van hun gading was. Daarna trokken ze weg.... de „Blauwe Duivel" van Elburg voor op.... De kustbewoners keerden terug en vonden het Kruis niet meer op de plaats. Ze zochten en zochten en vonden het tenslotte in de sloot. De Christuskop was gebroken, maar de verwijtende ogen waren nog duidelijk te zien En in die ogen blonken waterdruppels, alsof Hij weende Zeven maanden later werden zij gevangen genomen. Jan Nuijen uit Barncveld en de ..Blauwe Duivel" uit Elburg. Zij werden voor de bur gemeester van Elburg, Johan tho Boccop. geleid. Een volledige be kentenis volgde. Bovendien hadden ze nog 103 diefstallen gepleegd. En daar waar het „Blauwe Kruis" anderhalve eeuw als 'n heilig teken gestaan had, waar de kustbewoners hun hoofd schudden over zoveel ver nieling en slechtheid, verrezen nude paal en de houtmijt. „Ten enen post gcstelt om mitten vuere van den leve ter dood ge bracht te worden", luidde het von nis. En zo geschiedde. Het landvolk trok naar de plaats der terechtstelling. De vlammen weerspiegelden in de ruiten van de Kerk. Alzo werd recht gedaan in oude tijd. EN DE KERK? In 1584 werd zij op last van de landraad tc El burg afgebroken. De vijand mocht er zich eens in verschansen! De toren bleef staan! De klokken werden om- gegoten tot kanonnen, de stenen ten voordele van de armen verkocht! In 1592 werd de kerk echter weer op gebouwd door de Hervormers Maar in 1825 tastte een watervloed het gebouw aan, de consistorie werd geheel vernield: het kerkhof door de stormvloed omgewoeld. En wat het water niet geheel vernielde, deed het hemelvuur. In October van het zelfde jaar, op een voormiddag om half twaalf, sloeg de bliksem in de toren. Eerst om twee uur bemerkte men de brand. De toren, de kerk, de kosterij, de schuur, alles ging in de vlammen op. De kerk is niet op dezelfde plaats herbouwd. In 1831 verrees een nieuw Godshuis aan de Zuiderzeese straatweg. Op Sint-Nicolaasdag werd het ingewijd. Zo is er niets van het „Blauwe Kruis" en omge ving overgebleven. Alleen de plaats aanduiding „Oudekerk" en 't Kerk- dijkje herinneren er ons aan. dat eens op een hoogte aan de Doorn spijkse kust, indertijd ongeveer twee of drie uur gaans van de zee ver wijderd. een kerk stond. En naast die kerk stond het „Blauwe Kruis", met de Christuskop. Voor de vrome Doornspijkse kust bewoners was het een wegwijzer naar de Hemel, maar voor de „Blau we Duivel" werd het de plaats, waar hij de weg vond naar de hel. H. v.d. DUIM. Hulshorst, Oct 1947. Pij peilbakker ij voerde een kwijnend bestaan Bij de houtzagerij van Ruitenberg aan de Hooglandse weg te Amersfoort zijn dezer dagen de koppen van een paar zeer oude stenen tabakspijpen gevonden. Op zich zelf is dit natuurlijk niets bijzonders. Overal in ons land is ook in vroeger eeuwen toen immers de ta bak nog bonloos tc verkrijgen was flink „toeback gesoghen" en het is begrijpelijk, dat men zo nu cn dan de stenen resten van deze liefhebberij in de aardbodem aantreft. Ook in Amersfoort is dat het geval geweest. Veertig jaren geleden vond een grondwerker tijdens de bouw in 1907 van het nieuwe St. Pieters- en Bloklands- gasthuis in de tuin van dit gesticht enige oude pijpe- koppen, welke de heer Croockewit als 18e eeuwse meen de te kunnen rubriceren en die in de kleine tabaks pijpenverzameling van ons museum Flehite een plaats je hebben gevonden. In die vondst zit ook alweer niets merkwaardigs, omdat het nu eenmaal zó is, dat waar gerookt wordt kans is op een kapotte pijp. En er wérd in vroeger dagen flink pijpjes gesmoord bii de ouwe mannen in de stille tuin achter het Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis. Wat nu de pas gevonden pijpekoppen op het terrein van de firma Ruitenberg merkwaardig maakt is, dat deze geen alleenstaand geval vormen. Een jaar of acht geleden werd daar nabij de oude Eem een waterafvoer gegraven, waarbij een grote hoeveelheid resten van eeu wenoude stenen tabakspijpen te voorschijn werd gebracht. Het be trof toen zelfs naar mij door een ooggetuige werd verzekerd een halve kruiwagen vol met brokstuk- jes. Begrijpelijkerwijze worden aller lei veronderstellingen geuit over de herkomst van deze aarden tabaks pijpjes. De onbevestigde overleve ring wil, dat tussen de Hooglandse weg en de oude Eem, de Bloemcn- dalse Buitenpoort en de Koppelpoort, in 1813 een kampement zou hebben gestaan van de Kozakkentroepen, die ons in dat jaar van de Franse over heersers hebben bevrijd. Deze ruwe Russen zouden verwoede tabaksro kers en wodkakauwers zijn geweest, die dan tijdens de duur van het buiten bloemendal: Poort ir* x>e. 18-cruv Dcfc opregte Amcrsfoordcr Gcfpontico TA B A K, word gemaakt tot Amersfoort, eo is ie bekomco by COHENS, ic bevragen by Ifack de Jonge Mcjtrsz. Amilcrdao. Origineel tabakszakje zoals dit in de 18e eeuw gebruikt werd ow de Awersfoortse tabak te verpakken (welwillend ter re productie afgestaan door het wuseum Flehite.) kamp honderden (naar de gemelde halve krunvagen-vol te rekenen, wel duizenden) aarden tabakspijpen moeten hebben kapotgebeten. Deze onderstelling steunt o.m. op het cij- fertype, dat voor het reliefwerk op de gevonden pijpekopjes is gebruikt en dat enige overeenkomst heeft met oud-Russische cijfers Een andere lezing van het geval is, dat de pijpen afkomstig zijn van een der tabakspijpenbakkerijen, wel ke Amersfoort in de loop der 17o en lb'e eeuw rijk is geweest. De gevon den resten vertonen immers geen enkel spoor van gebruikt te zijn ge weest en zeer opmerkenswaard is. dat een der ietwat gehavende exem plaren! gevonden bij de houtopslag plaats aan de Oude Eem, als een druppel water gelijkt op de pijp, welke is opgedoken uit de tuin van het Gasthuis achter het Davidshof. zo als wij dezer dagen door ver gelijking met het exemplaar in de vitrines van Flehite konden vast stellen. Tabaksstad Amersfoort was in vroeger jaren algemeen bekend om haar intensief be- oefende tabakscultuur. Hoewel de geschiedschrijver Van Bemmel het begin dezer cultuur dateert met het jaartal 1615, gewagen pas in 1636 de Stadsresolutieboeken voor het eerst van dc tabaksbouw in cn om onze stad. Een jaar of vijftien geleden heeft de heer Beüer een studie ge schreven over de Amersfoortse tabak, waarbij hij als zijn mening gaf. dat de tabakscultuur door vreemdelingen (Engelsen en Belgen) naar Amersfoort is gebracht. Eenzelfde verschijnsel dus als twee eeuwen later gebeurde met de gloei lampenindustrie te Eindhoven, de textielindustrie in Twente en de scheepsbouw m Rotterdam. Waren het in Brabant de Philipsen uit de Betuwe, in Overijssel de katoenfa brikant Ainsworth uit Engeland en Als we de geschiedenis van de tabaksteelt en dec pijpen- bakkerij te Amersfoort over zien en de eerste vondst van een grote hoeveelheid resten van oude stenen pijpen langs de spoorweg naar Zwolle kort bij de Oude Eem aan de kant van de houtzagerij van Ruitenberg in aanmerking nemen, dan is de onderstel ling gewettigd, dat de beide oude pijpekoppen, dezer da gen gevonden, afkomstig zijn uit een Awersfoortse pijpen- bakkerij van omstreeks 1700 op Feijenoord de ijzerkoning Cocke- rill uit Luik, te Amersfoort wer den de promotors de tussen 1611 en 1615 in het Burgerboek ingeschreven Schot Jacob Morray (voorvader van de burgemeester van dezelfde naam. over wie ik de vorige maand i.v.m. de opstand van 1703 schreef) en de Belgen Jan Karreman uit Clabeeck, Elias Conert uit Gent, Jacob Wil- lcms uit Mechelen. Henrick Gerrit sen en Gabriel Dêrcx uit de Kempen In 1650 kende men al tabaks- land binnen en buiten de stads wallen. Men ga maar 'eens de oude plattegronden van onze stad uit de 17e cn 18e eeuw be kijken. welke Fléhite in zo ruime mate bezit. De goede opmerker zal dan bespeuren, dat ook bin nen de grachtèn op verscheidene plaatsen die typische tabaksvak ken staan afgebeeld. Notaris van Bemmel. die in 1760 zijn boek over Amersfoort schreef, dat nog steeds als het standaardwerk Kent U ze wel? Hiermede vervolgen ^vij onze serie artikelen over beken de en onbekende personen uit ons nller omgeving Romantisch-exotische beelden uit oerwoud en dierenleven Aan de Borgerlaan, die op de lichte glooiing van de Amersfoortse berg ligt, staat een vrien delijk huis. Uiterlijk is er geen verschil met de omringende huizen. Rode geraniums sieren de vensters en in de tuin verkleuren ae bladeren der heesters in zachte pasteltinten of in een diep wijnrood. Niet voor de eerste maal vat mijn hand dc deurbel van deze woning. Als de klanken van de klepelende bel zijn verstorven, verschijnt in de deuropening een rijzige vrouw. Om haar schouders valt in sierlijke vouwen een wonder lijk gebloemde paarse omslagdoek. De doek harmonieert volkomen met het stemmig zwart van de japon. Het is Jo Kruyder-Bouman, die voor mij staat, een beeldend kunstenares, die al jaren in Amersfoort woont. Wat moeilijk be klimt zij de trap die naar haar atelier voert. Als ik. haar volgend, opnieuw met bewonde ring langs de knappe schilderijen van haar overleden man. Herman Kruyder, naar het atelier ga, ruik ik reeds de verf. Op ccn schildersezel staat een half-voltooid groot doek. Langs de wanden rijen zich doeken die nog nauwelijks droog zijn. Altijd treft mij het typisch vrouwelijke in deze kunstenares. Er is die prettige hui selijke sfeer: hier een kleedje, daar een exotisch gekleurde doek cn als mijn hand een fraai besneden doosje raakt, dansen er eensklaps zilveren sprankelende klanken uit. Ik voel me gefopt, doch neem gretig de vriendelijk aangeboden sigaret, die in de speeldoos ligt. Zie, zo is nu Jo Kruyder-Bouman. Een vrouw, wier belangstelling niet beperkt blijft tot haar kunst. Zij schept ook sfeer en weet haar gas ten te ontvangen. Stil cn weinig woorden verspillend wordt zij daar bij terzijde gestaan door haar zus ter. die in huis de scepter zwaait. In haar kamers heerst «nog de stemming van Bennebroek, dc plaats waar zij met Herman de liefste cn mooiste jaren beleefde. Op haar atelier staat nog dat grappig be schilderde kastje, opgetast met re- liquieën. Doeken van Herman, van Permeke en andere kunstenaars, die zij tot haar vrienden mag rekenen, sieren de wanden. Op een tafel lig gen artistieke poppen van Lies Spit. Een lappen-been van een kos telijke clown bungelt argeloos over de rand. Kleur cn klank Het is alles een bëetje romantisch. Zo is ook haar werk. Een onbe grensd gevoel voor kleur cn compo sitie bezit deze vrouw. Zou zij deze eigenschappen danken aan haar op- fen suggestief winterdoek van Jo Kruyder. liet achteruit van haar woning aan de Borgerlaan in de w.inter van 1941. over onze stadshistorie geldt, ver telt ons dat in 1636 reeds meer dan 50 tabaksplanters cn omstreeks het jaar 1670 zelfs 120 planters rondom Amersfoort te vinden waren. Eerste tabakspijp Het is in deze tijd, dat de eerste Amersfoortse tabakspijp ter sprake komt. In de Stadsresolutieboeken, welke aan de hoede van de steeds behulpzame gemeente-archivaris Boogerman zijn toevertrouwd, vond ik over 't jaar 1653 een mededeling, dat aan Rebecca Thonis. tabaexs- pijpenmaakster, een crediet van 30 gulden uit dc opbrengst der conven ten werd verstrekt, opdat zij haar handwerk (dat ongetwijfeld kwijnen de was) kon gaande houden Ook deze voor die tijd grote som van dertig gulden heeft onze Rebecca niet kunnen redden van de onder gang, want op 4 December 1654 vin den we haar octrooi in andere han den cn wel in die van Wouter Jansz van Eek. Deze Van Eek (die zich la ter Wouter Jansen noemde), toe- bacxpypemaeckcr. verkreeg met uit sluiting van anderen het recht, deze nuttige gebruiksvoorwerpen voor de Amersfoorters te vervaardigen. Hij hield het uit tot 1667 en zojeer wa ren de Vroede Vaderen er op gesteld, dit handwerk voor onze stad te be houden. dat zij bij besluit van 30 De cember van dat jaar bekend maak ten, „dat yder vry was. het maecken van toebacx^ypen binnen dese stad te exerceren". Toch duurt het tot 1700, vóór we weer een Amersfoortse pij- penbakker tegenkomen. Aan deze, Lambert Willcmsz Weidra ger, werd op 17 Juni toegestaan, tabakspijpen te maken, en om hem te vrijwaren voor buiten en binnenstedelijke concurrentie, bepaalde de Magistraat, dat nie mand anders dit handwerk mocht uitoefenen en dat de ta bakspijpen van buitenstedelijke herkomst zouden worden belast met een voor die tijd hoog in voerrecht, welk accijns aan de portier van de Coppelpoorten moest worden betaald. Achteruitgang Hoe lang in dè 18e eeuw deze plaatselijke nijverheid het uitge houden heeft, is in de archieven niet te vinden Wel weten we. dat van een Amersfoortse pijpenbakke- rij al in 1755 geen sprake meer is. In de bekende belastingblaffert van dit jaar welke werd bijgehou den tot omstreeks de Franse revo lutie is geen spoor over van het bestaan van een "pijpenbakker in onze stad. De tabaksteelt waaraan in de 18e eeuw de namen van Cohen en Herschel onverbrekelijk werden ver bonden ging omstreeks dezelfde tijd trouwens ook al zienderogen achteruit. Zo heet het in een docu ment uit het jaar 1752, „dat dien Hertaeder van 't Borgelijk bestaen" aan het verflauwen is en dat maatre gelen bij de Raad „in serieuze con sideratie" werden genomen, om de „soo seer gedrukte Tabacqs Planta- gie" voor verder verval tc behoeden. In 1806 is deze achteruitgang van de tabaksteelt al spreekwoordelijk ge worden en in een officiële opgave uit het jaar 1810 vond ik zelfs geen enkele tabaksplanter of tabakspij penbakker meer vermeld P. S. TEELING. Voor de Zondag Wellicht herinnert ge u die vreemde geschiedenis uit Rich- teren 17, waarover we verleden week spraken. Ditmaal de af loop: Micha heeft z'n „heilig dom" nog gecompleteerd met een heuse priester, die hij voor goed geld zich heeft aange schaft. Maar hij krijgt gasten, die hij vol trots z'n aanwinst laat zienStraks kowen ze terug met meerdere vrienden, en doen de kostbare beelden dn de pries ter (die de meest biedende be reid is te volgen) verdwijnen. Micha snelt hen achterna en klaagt, dat hij nu alles kwijt is. Maar ze adviseren hem, snel terug te keren, want dat hij er anders z'n hachje wel eens bij verspelen kon. En Micha be grijpt, dat hij ditmaal in de min derheid is en verdwijnt derhalve snel. En passant lezen we er van de overval op een weerloze stam. En de dieven verheugen zich in het bezit van afgod en priester. Wat is het leven toch bijster ingewikkeld. De dief Micha wordt door diefstal verlost van z'n afgod. En de dieven en moordenaars worden nu op hun beurt gebonden door de afgode rij. En hoofdstuk achttien be sluit met de simpele medede ling, dat al die tijd hef heilig dom van de ware God in Silo was! Het enige, wat werkelijk geheel en al onbegrijpelijk is, en dan ook diepe eerbied afdwingt en berouw, is de liefde en het geduld van God, wiens heilig dom te midden van de mensen is, en die ondanks het bederf voor de afgod Mammon niei toeslaat, maar wacht. Of vindt u, dat dat geduld Gods er niet moest zijn? Maar dan bent U dus vrij van afgoderij? Denk om de moeder van Micha, die de dief vervloekte enzichzelf pijnlijk trof. Ds. C. M. VAN ENDT. Jo Kruyder bij een van haar jongste schilderijen. Op de stoel de kostelijke clown van Lies Spit(Archlfoto) leiding aan de Rijks-academie voor Beeldende kunsten onder Prof. van der Waay. of aan haar voortgezetta en voltooide studie aan dc kunst nijverheidsschool te Haarlem? Voor een deel zeker, maar beslister weet ik nu, dat in het ouderlijk huis van Jo Kruyder tc Amsterdam het sterk gevoel voor kleur cn compositie bij haar is gewekt. Haar vader, wis kundeleraar. was een groot minnaar van goede muziek Jo glimlacht, als zij vertelt van de huisconcerten. Heerlijke uren waren dat, als de besten der toonkunstenaars zich in dc hoge kamer van haar ouderlijk huis verzamelden, cn concerteerden. Zong moeder niet samen met Rog mans? Liggen kleur en klank ver uiteen? Heeft ook dc wiskundeleraar niet een sterk vermogen tot componeren? Stellig geloof ik, dat dc kunstenares veel van haar aanleg heeft meege kregen van haar ouders. Als zij vier jaar les heeft gege ven aan de kunstnijverheidsschool te Haarlem komt Herman in haar le ven. Samen werken zij hard. samen exposeren zij. Onvergetelijk zijn die jaren in Haarlem. Heemstede, Ben nebroek en Blaricum. Critieken ver schenen in de bladen. Groot waren de teleurstellingen, maar sterker het geloof in eigen scheppingskracht Spottend is men vroeger langs het werk van Herman gegaan, schou derophalend langs de romantische schilderijen en wandkleden van Jo. Harde werkster Toch is zij een groot kunstenares, die met haar gedachten in de ro mantische exotische sfeer van het oerwoud leeft. Uitbundig en soms sterk ingetogen van kleur zijn haar schilderijen. De dieren, die zij in ArtlS of in de vrije natuur obser veerde. zij vinden een plaats in de zo juist aangevoelde stemming van oerwoud of berglandschap Plotse ling treedt zij dan uit haar droom wereld en schildert eenvoudige bloe men. stemmingsbeelden van Amers foort of wrocht met pastel treffend sterke portretten Soms bergt zij paletmes cn kwasten weg, pakt pen en papier cn schrijft kinderverhaal tjes. Dagenlang tekent zij dan die ren; vogeltjes of ander grappig goed bij haar teksten. Zal zij voor dit werk een uitgever vinden? Kent U deze schilderes? Misschien ontmoette U haar eens op een expo sitie van haar werk in Sierkunst" of elders in het land Of wellicht zag U werk van haar in een exposi tie van het A.K.G. Straks zal zij ongetwijfeld weer exposeren. Zij ontplooit een grote activiteit. Of deze expositie in Amersfoort een plaats zal vinden? Er zijn steden in ons land, die meer belangstelling voor deze vrouw en haar oeuvre tonen dan Amersfoort! ned. herv. kerk Beroepen te Ellewoutsdvjk, H. A. Laurentius, cand. te Leiden; Nieuwkoop, toez. J. de Bruyn to Gemert (N.B Oudemirdum, toez. M. Hanemaaijer te Warrum (Fr.). Bedankt voor: Barneveld, A. den Hartogh te Harderwijk. Weer eens een voorbeeld van de beproefde combinatie: Schotse taf zijden ruit met zwart fluweel, dat hier ook nog in rok is verwerkt als een brede baan. Het ouderwetse reticuul- tje is eveneens van fluweel, be zaaid met gouden lovertjes. Het naitw aangesloten jasje heeft een Medici-kraag.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1947 | | pagina 3