Een roofvogel is geen rover PfloADJ P.A. o. A.D.J: i Een van de zeven Amersf oortse radio zendamateurs DE BARON Maf een nieuwe wekker Honderden nuttige dieren werden slachtoffer van wadndenkbeeld Onwetende mens! „Maria van Oranje" Zijn werk is tevens de hobby van de heer Derksen .J üen verhaal van het Veluwse land Zaterdag 22 November 1947 jb_ NovemberRoerloos staan de sparrebomen in de morgenkilte. Van boom tot boom zyn zilveren herfstdraden gespannen, Over de roodbruine Jiajaarstinten en het donkergroene mos schijnt het eerste licht van de pieuwe dag. Mooi kan November nog zijn. r Met de zon ontwaken de vogels. In de bomen breekt het lieve leven los. De zanglijster schalt zijn morgenlied en wordt plechtig begeleidt door de merels. Grote woudduiven met parelmoeren hals lopen statig over het met dauw bedekte mos. Onophoudelijk roffelt het winter koninkje zijn vlugge liedje. In de verte horen we het hameren van een specht. Een Vlaamse gaai vliegt angstig weg. als onder onze voeten wat takken kraken en strijkt verder weer in een boomkruin neer, om nieuws gierig naar dié twee rustverstoorders te kijken. .T V Weggedoken in de hoge kragen Van onze regenjassen lopen we ge tweeën bijna onhoorbaar voort over de dikke laagv dennenaalden en Zwijgend luisteren wij naar het wat Weemoedig vogelgezang. Het is niet het lustige lied, dat vertelt van het naderend voorjaar, maar een groet aan de voorbije zomer „Een buizerd", wyst mijn vriend, als we uit het schemerige bos op een heideveld komen. Ingespannen turen we naar boven, Waar de vo gel, in wijde kringen vliegend. Bteeds dichterbij komt, speurend naar een aangeschoten haas, een muis of andere prooi. Om de rover van nabij te kunnen bekijken, knie len we neer in de natte hei. De geelwitte onderkant van zijn lijf glinstert in het zonlicht. De poten Dc auteur Wigman schrijft in zijn boek „Vogelleven In Ne derland": Wellicht geen enkele naam 111 de zoölogische systematiek heeft zoveel onheil aangpricht als het woord „roofvogel". De onverstandige gewoonte der mensen om de maatstaf der eigene op menselijke verh.ou- dingen aangewezen moraal ook zijn medeschepselen aan te leg gen, heeft met de lettergreep „roof" een waar Kaïns teken op het voorhoofd van millioe- nen gezet, wier gehate misdaad daarin bestaat, dat zij een leven leidden, hetwelk zich aan hun natuurlijke bestemming aan past. met de scherpe klauwen zijn nau welijks te zien. We hebben weinig geluk vandaag. Juist als het dier in onze richting draait krijgt hy ons in de gaten en maakt snel rechtsom- keert. Torenvalken Onder het voortgaan vertelt mijn netgezel over de roofvogels, die op fle Veluwe voorkomen. Op de heide Vindt men nog vaak torenvalken. Een opvallende vogel is het, die op prachtige wijze, klapperend met de vleugels in de lucht staat, zoekend haar muizen en hagedissen en ge heel onverwacht op zijn buit neer- duikt. 't Is een fraaie vogel, steen rood met driehoekige zwarte vlek ken aan de -bovenzijde, licht geel rood met grauwgrijze vlekken en Btrepen aan de onderzijde. Het is «en snelle vlieger, die bij voorkeur fn oude kraaiennesten broedt. Man netje en vrouwtje broeden om beur ten op de vijf of zes roodbruine eieren. Wat hebben ze het druk als de jongen eenmaal in hét nest lig gen. Ontelbare muizen moeten worden gevangen om zo'n stel torenvalkjes volwassen te krij gen. Nuttig voor land- en tuin bouw zijn deze vogels dus ze ker. Wanneer de jongen begin- nen te vliegen, worden ze door de ouders in de vlucht gevoerd, iyi „Kyk", zegt dan de onweten- de jager, „de rover kan zelfs I niet nalaten zijn prooi in de I lucht aan te vallen". Vaak 1 klinkt dan een dodelijk schot. B Arme vogel," onwetende mens! Dc havik I Terwijl wij voortwandelen over de verlaten, doodse heide korpt het gesprek op de havik, die, zjj het sporadisch, ook nog op de Veluwe voorkomt. Een havikenpaar bouwt «iin nesc van wel een meter door snee horst geheten in een meestal moeilijk te beklimmen boom, een achttal meters van de Boekbespreking De historische roman „Maria van Oranje" van Marie C. van Zeggelen, die Meulenhof te Am- K sterdam op keurig verzorgde wijze heeft uitgegeven, behandelt het le- M ven van een dier vrouwen uit on- ze historie, wier persoonlijk lot weinig algemene bekendheid ver- B wierf. Maria van Oranje was de oudste dochter van Willem de Zwijger (en diens eerste echtge- B rote Anna van Egmond) en het is B dan ook alsof de persoonlijkheid van deze grote Oranje op de ach- B tergrond staat van al het gebeuren in dit boek. Het leven van Maria, B uitgebeeld in allerlei fijne trekjes, staat echter in het middelpunt en daar om heen verrijzen de gestal ten van haar vader, haar broers en van de vrouwen, met wie Willem van Oranje achtereenvolgens was gehuwd. Het leven van Maria, dat ons grotendeels op het slot de Dillenburg wordt gpschilderd, was een leven van wachten, gedurig wachten op haar vader, op de man met wie ze zal trouwen en ook op haar broer, Philips Willem, die in Spanje vertoeft. Marie C. van Zeggelen heeft dit innerlijk zo be wogen vrouwenleven op een zeer boeiende wijze beschreven. Men zou zo nu en dan bezwaar kunnen maken tegen het vrij willekeurig inlassen van zeventiende-eeuwse woorden of uitdrukkingen, die vaak helpen de juiste sfeer te tref fer. maar soms ook onlogisch aan doen. Behalve in een interessant vrouwenleven geeft dit boek een goede blik op een der meest bewo gen tijdperken onzer geschiedenis, zoals die zich afspiegelt in het overeenkomstig Stuk historie van het Huis van Oranje-Nassau. grond. Het wijfje legt hierin een vijftal witblauwe eieren, ter groot te van een kippenei, doch iets stom per. Na enkele dagen is het pasge boren jong reeds een forse vogel en na een maand is het volwassen. Het is dan de moeite waard de jonge haviken, die inmiddels hun grijze dons voor een bruingestreept verenpak hebben verwisseld, in hun horst te bespieden. Eekhoorns en houtduiven, die te oud worden, val len ten prooi aan de ouders, die er hun jongen mee voeden. Ook ge beurt het wel, dat oen op een ver moeiende lange tocht uitgeputte duif, door hen wordt gegrepen. Een kleinere soortgenoot van de havik, de sperwer, komtjveel op dc Velu we voor. Deze vogel met zijn grijze borst en zijn leiblauwe lange, spitse vleugels, die bij voorkeur niet al te hoog boven de grond in een z.g. mik nestelt, is een jager bij uitnemend heid. Blijft er van een vlucht spreeuwen, lijsters of koperwieken een achter, dan is deze bijna altijd ten dodo opgeschreven. De sperwer stoot zelden misHij vervolgt zijp prooi tot aan woningen toe. Toch is de sperwer een nuttig dier, want zijn prooi bestaat nieestal uit zwakko dieren. Slechtvalken Slechtvalken zijn er veel minder op de Veluwe. Het dier bouwt z\jn nest op een plaats, die voor de mens nagenoeg on- bereik baar is, meestal in een hoge beuk, die aan de onder kant geen takken draagt. Zo als by de meeste roofvogels is het wijfje aanmerkelijk groter dan het mannetje.' De jonge slechtvalken z\jn evenals de ouders licht bruingrijs ge streept. Er komen nog meer roofvogel- soorten op de Veluwe voor, de ring- pootbuizerd en de bruine kieken dief, doch dit zjjn geen typische Ve- luwebewoncrs. De bruine kieken dief bijvoorbeeld is er alleen op doortrek. De broed vindt plaats in do rietlanden van Friesland, Dren the en vooral in de „kraggen" bij Giethoorn. Daar voelen ze zich vei lig: In de verte ontwaren we de om trekken van een flinke roofvogel, die met forse vleugelslag naderbij komt. Eensklaps schiet de vogel naar s beneden, een geweerschot knalt, het dier wordt in* zijn duik vlucht gestuit. Even nog stijgt hjj weer loodrecht als een steigerend paard en valt dan als een brok steen op de grond. Een jachthond snelt er op af, we zien hoe de jager toekijkt. En plotseling moet ik den ken aan de scène, die mijn metge zel enige jaren geleden maakte, toen „zijn" haviknest was uitge haald. Vaak heeft hjj zich afge- vraagt, wat er van de vogels is ge worden. Zyn ze dood of zitten ze misschien achter de tralies in een of ander dierenpark? Wij weten het niet. Maar wèl weten we, dat 'de vogels, waarover wp spraken, door de Nederlandse wet worden beschermd. Zwarte lijst Alleen de sperwer staat op de zwarte lijst. Maar hoe vaak gebeurt het niet, dat een to renvalk voor een sperwer wordt aangezien. De tijd ligt nog niet ver achter ons, dat jagers en jachtopzieners in iedere vogel met scherpe klau wen en een haakbek een scha delijk dier zagen. Honderden nuttige vogels zijn jaar in, jaar uit het slachtoffer van dit waandenkbeeld geworden en menige streek is op deze wijze stelselmatig beroofd van deze, niet alleen uit economisch doch ook uit aesthctisch oogpunt be zien, waardevolle vogels. Myn vriend heeft zijn leven lang in de bossen en op de heidevelden van de Veluwe verkeerd. En vaak heeft hij me verteld dat er naar z^n overtuiging géén schadelijke vogels bestaan; géén roofvogels in de eigenlijke betekenis van het woord. H. van DUIM Hulshorst, 23 October 1947. Voor de Zondag Gods uitgestrekte hand TJ oe gaarne zouden we de Hand Gods zien in "bet vele, dat rond om ons heen gebeurt. Maar het is alles zo verward, en eerder in staat, ons het geloof in God te benemen dan dat te versterken. Misschien, dat dc tweede helft van Jesaia 9 ons enig licht verschaft. Het is een profetie degen Israël. Daar komen dc rampen. Ze dragen die kloek. Brutaal zeggen ze: .Als de gebouwen van baksteen er aan gaan. dan zetten u-c zc van na~ tuurstcen neer. als er geen gewoon timmerhout meer is. dan maar cederhout. Maar. zo gaat de profeet ver der: nieuwe gericht en zijn op komst. Want dit volk keert zich met to? Dien, Die het slaat! In korte trekken .wordt dan vertelt van al dc jammer, die komende is. Met telkens als refrein: Om dit al les keert Zijn toorn zich niet. af. maar Zijn hand is nog niet uitgc- strekt. Ze willen bouwen... zonder God. Ze drijven politiek.... zonder God. Ze voeren oorlog.... zonder God. En in al deze dingen halen zij zelf het gericht over zich. Dc hei lige en almachtige God heeft niets te maken met die „lieve Heer", die natuurlijk dient te doen, wat wtj van Hem verwachten, op gevaar af. dat Hij anders de klandizie vêr- licst. Buiten God is 't nergens vei lig! Welnu dan, wie dit niet wil geloven, die zal het ervaren. Gods erbarmen is grootMaar juist om dit erbarmen kan Hj nooit zege nen. wqt van Hem afvoert. Hoe gaarne zouden wc dc Hand Gods zien in dc geschiedenis en in ons eigen Jfvcn. Welnu, zegt Je saia 9. hier hebt ge dc kans! Wie 'zich buigt en zich gewonnen geeft, gaat in hef gericht dc barmhartig heid Gods ontdekken. Ds. C. M. i ENDT. i' nf TT Hiermede vervolgen wij oma D serie artikelen over beken- 7p wpI^ en onbekende personen uit Lc Wel* 0fjH Qtngevjnq ..Hallo P.A.O. R.O.B., ik ga eindigen, want er stapt net bezoek binnen." De heer A. Derksen. een van dc zeven Amcrsfoortse zend-amateurs, neemt de koptele foon af. zet de handmicrofoon op een tafeltje en heet ons hartelijk we^om in zijn „radio-station" aan 4c Woestijgerweg. Het kamertje is klein maar de inhoud is kostbaar. Langs de rechterwand staan de grijsge schilderde instrumenten, tezamen een zend- en ont- vanginstallatie, die er wezen mag. De linkerwand -is geheel bedekt met kleine kaarten, alle bevestigingen van tot stand gekomen verbindingen. Leusden, Deventer, New Zealand, United States, Japan, lezen wij Grootste installatie van Amersfoort V.. Boekbespreking Twee meisjesboeken 't Begon met een Erfenis (Uitg. „De Sleutel") van Rona Lentinck, is een echt gezellig vlot geschre ven meisjesboek. De schrijfster vertelt ons over de moeilijkheden die Elske (een jonge lerares) moet overwinnen, als ze tot haar grote ontsteltenis een poffertjeskraam erft. Ze wil er eerst afstand van doen, maar gaat hem tenslotte ex ploiteren. En met succes. Allerlei situaties, waar Elske in verzeilt, weet de schrijfster ons zo boeiend te vertellen, dat de meeste lezeres sen het boek in één ruk uit zullen lezen. Bij dezelfde uitgever verscheen „Meisje Miek" van Hans Duyker. De schrijver brengt ons in een zui vere sfeer van kameraadschappe lijke omgang tussen studerende en werkende jongens en meisjes. Er zijn geen grote gebeurtenissen in dit boek maar de kleine belevenis sen worden met grote warmte be schreven. Miek kan als ze eind examen heeft gedaan tot haar gro te teleurstelling niet gaan stude ren. Ze vindt een betrekking als huishoudster en vindt zich daarin gelukkig. Er zijn nog wel heel veel moeilijkheden te overwinnen maar Miek zet door en vindt tenslotte haér grote geluk. .Een romantisch einde van eep gezellig meisjesboek. „.Op het ogenblik zijn we nog met z'n zevenen in Amersfoort", vertelt dc heer Dcrksdn, „maar binnenkort is de achtste zend-amatcur in onze stad te Verwachten. Hij heeft zo juist met goed gevolg uxamen ge daan en is momenteel druk bezig met het bouwen van zijn appara tuur." Zijn blikken glijden vergenoegd over de hoge stalen gevaarten, waar op rode lampjes gloeien, naalden over witte schijven nerveus heen en weer1 trillen en een kartonnen kaar tje met vervaarlijke lettcts de be zoekers waarschuwt toch vooral het koperdraad niet aan te raken" Hoog spanning, 1000 volt". Zelf gebouwd „Zelf gebouwd", vertelt de heer Derksen, „en ik mag wel zeggen, ge loof ik. dat het de grootste installa tie is in Amersfoort. Ik denk dat er ongeveer 600 amateurs in Nederland Vergenoegd glijden de blikken van dc heer Derksen over de hoge stalen gevaarten, waar op rode lampjes gloeien kaans weet U wel. Dat noem ik geen experimenteren nteer. Ja, het is telkens weer een sensatie verbinding te hebben met iemand, die daar op /.ün kamer tje. misschien honderden of dui zenden kilometers ver weg. zit te zoeken naar een Hollander, een Jap of een Brit, die in de lucht is. Belangrijk werk „Ja. en als je dan zo aan je, toch betrekkelijk moderne toestellen zit te werken denk je nauwelijks aa§ „de pioniers. En toch hebben die eerste zond-amateurs ontzaglijk veel en belangrijk werk voor het radio verkeer gedaan. Weet U wel dat het eerste radio-contact over NETHERLANDS EXPERIMENTAL RADIO STATION. QRA: WOESTIJGERWEG 141 i AMERSFOORT input Watts. To RADIO Confirming Fone/CW QSO on19.. afGMT RSTonMC. QSBQRMQRNMOD Remarks Vy 73 es DX .rsfc, vla Postbox 400 Rotterdam A. DERKSEN Opr. QSL „Geef mij bevestiging van ontvangst". Dit is dc kaaU* welke dc heer Darksen 'hiervoob gebruikt. zijn. Ons doel is experimenteren op radio-gebied, een liefhebberij, die zoveel kennis en doorzettingsvermo gen vereist, dat men wel hartstoch telijk radio-enthousiast rrvoct zijn, wil men bevredigende resultaten be reiken. Alleen het bouwen van een installatie vereist al. behalve een flinke dosis kennis, enorm veel ge duld en wilskracht. De yankees doen dat anders. Die kopen vaak de installatie compleet, zo echt op z'n amen de Atlantische Oceaan door een Amerikaans amateur is gelegd? Dat was in 1920. Hij kwam toen in ver binding met een Frans amateur. Wat zijn wij nu al een heel stuk verdc;r' De Veron Vereniging voor experimenteel radio-onderzoek in Nederland waarvan alle amateurs in ons land deel uitmaken werd in Qctober '45 opgericht Vóór de Duit sers ons het werken onmogelijk maakten waren ze verenigd in de Nederlandse Vereniging voor Irter- nationaal Radio-amateurisme Ik zelf zend eerst sinds Maart van dit jaar, hoewel ik al veel langer, eigen lijk van mijn jeugd af, in alles wat met radio te maken heeft, mijn Jje eerste Novembersnceuw is ge- ^-^vallen en daarmee is de tijd weer aangebroken nu en dan eens 'n avond Ae gaan „gézelsen" op de Ve- luwse hcerd In het Lage Veld, waar een halve eeuw geleden slechts en kele hutten lagen, herinnert nog maar weinig aan de oude tijd en het is alleen Evert Vonk, die we tot de laatste der Mohikanen kunnen reke nen. Hij weet uit die dagen nog me nige geschiedenis te vertellen en daarom lopen we op een boesterige avond graag eens bij hem aan. .Tja," zegt Evert en hij glim lacht eens stil voor zich heen, „mit de pollitiek bemeuj ik m'n eigen niet. Dat zulle de here in D'n Haag wel kloar make; die hè 'n meer ver staand dan ik Ik hep wark gcnög op mien boerderietje en zo 's a^eS, as we 't vijfures op hè 'n. kruup ik hier stilletjes in mien hoekje bie d n heerd en dan denk ik nog wel es grèg terug ai\ vrögger dage. toen 'k nog jong was en d'r hier en doar in 't Vel& niks te viende was dan een enkele hut D'r is hier wat yeraanderd! Zo n vijftig joar geleeje zag je hier zowat niks aanders as hei en struuke: de „Driesingel" was d'r nog niet en al die nijc huuze langs d n weg ne- tuurlük ók niet. Winkels al even min: veur boodschappe slofte je s Zoaterdags naar 't daarp of je koch ze an de winkelkar van Wout Hoef. Woar nou Marten de bakker zit. lag een breeje schaapsdrift en doarover begós te wörre, was 't warkvolk doar op d'n Schaffcloar present, went vrögger waren ze niet zo kleinzerig en maakte een arrebeier hele dagen! Affijn. we warkten ók niet altoos even hard, als was 't doar bie 't kas teel wel een bietje uutkieke of de beron soms ók in de buurt was. Je kon d'r op rekene. dat-ie elke mar- rege c.i soms 's middags ók nog een keer 't warkvolk langs ging. En toen op een goeie marrege. toe we nog niet al veiil zin had- de um te beginne en we doar zo mit een koppeltje van een man of zes bic mekoar zo'n bietje rond stinge te hange, zeit 'r een: „Jonges, züw- we 's doen. wie 't vêerste kan sprin ge?'" Goed, dat zouë we doen en d'n een na d'n aander nam een lange me vanmarregd hardst"~':e dood in 't hok! En 't was nog wel zo'n barre beste! Mer ja, niks an te doen: hij is d'r geweest, meneer!" „Wat? zei de beron. Wat veur een ho?n? Wat hét een hoan. een dooje hoan mit joe natte beks te make? Dat zou ik wel es wille' wete. Dat geet vierkant boven mien pet!" „Ja. meneer de beron. dat zit zó. 'k Zal 't je uutlcgge. Ik bin al joare gewend 's marreges op te stoan nut 't eerste kreije van d'n hoan. Dat doej ik al joare zo en as ik dan de koffie op hep en 'k stap goed deur, nou-dan bin ik krèk op tied, hier op de Schaffeloar. Dat hêt nog nooit gemiSt. Zie je. meneer de beron. we hebbe gien klok thuus cn ók gien wekker Doarveur gebruukte ik dan door JAC. GAZENBEEK trokke de boere uut Meulunteren en 't Overwoud mit de schaap d'n Barg op.... In die dage woonde d'r hier in een van de hutten een arrebeier. die bie d'n ouwe bórregemeister van Barre- veld op de Schaffeloar warkte. Gijs Meerveld heette die en nou wou ik ie es vertelle. hoe die op een keer gevoaren is. D'r is in die dage heel wat um gelache en ik kan me nog best herinneren, dat 't gebeurde, wentik was d'r zelf bie TJie Gijs ging elke marrege al heel vróg van huus en dan liep die langs d'n Hessenweg naar Barre- veld, naar 't wark. As 't goed licht anleup en sprong over d'n gracht, die doar achter um 't kaseel heen loopt. Werachtig. 't was krèk een stel schooljongens, zoas we doar an d'n gang wazze; de een had nog al meen schik dan d'n aander. Mer 't grootste plezier hadde ze allemoal toe Gijs an de beurt was. Net bie 't ofzette gleej die uut en klets hij sprong midde in de gracht! Nou d'r sting een héél stük woater in en hij zakte d'r tot over 't middel in weg Netuurlük was die strondnat en wij bpscheurden ons van 't lache En toe. ineens, riep <fr een: „Jonges pas op' De b e r o n!"" We hadde allemoal nog pet tied 'em te smere en toe de börregcmeister effe loater es op 't wark rondkeek, was d'r gien kou an de lucht. ]\/Tir ja toe kwam de beron bie ■LVAJij? en hij moakte doar een proatie over 't grondwark, woarmee we an de gang ware cn over 't weer en zo. En toe, ineens, ziet-ie, dat Gijs een natte boks an hét en hij zei: „Mer kerel, 't woater loopt je de bokspiepe uut. Wat is d'r mit je ge beurd?" Gijs wou natuurlük niet Vertelle. daw-we doar as een koppel schooljonges an 't slootjespringp ge weest wazze en nog wel in d'n tied' van de beron. En doarum verzon die in de gauwigheid mer een heel ver- hoal. Doar was die toch nogal stark in! „Ja. kiek es. meneer de beron". zei Gijs, dat zak je noe es vertelle: dat kompt deur d'n hoan! Die lag d'n hoan! Mer nou wier ik vanmarre- ge wakker en meteen zag ik al an 't licht, da 'k veuls te loat was. En ik ^kwoad op d'n hoan! Die had vast niet op tied gekreijd! Affijn, ik liep es effe naar 't kiepehók en loat me nou die' mooie hoan van me hard- stike dood in 't nachthok ligge! Nou' en toe heb ik gelope, wat ik lope kor, um toch nog op tied op 't wark te weze, went ik weet, dat meneer de beron doar merakel op gest ld is. En umdat ik de kortste weg wou r.emcn, bin ik niet de loan deurgelope naar 't achterhek, mer dwars deur de gracht. En noe bin ik van ondere wel een bietje nat gewórre, zoas meneer ók al gezien hêt De beron schudde van 't lachen en zei" „Nou. je hêt in elk geval gedoan wat je doen kon. Zo mag ik 't wél en zorg nou mer, dat je een bietje in de zon blieft, dan dreug je wel weer op!" En weg stapte die mit z'n hoge kapleerzen en z'n grote witte snor. De arbeiders, die een poosje loater dat moo'e verhoal ók te heure krege. hadde 't grootste plezier, dat snap jè En na de middagschoft kompt de tuinboas- op 't wark en die zeit: „Gijs! De beron hét gezeit, dat je vanavend um zes uur, eer je naar huus goat, effe op 't kasteel mót komme. Toen 't tegen zessen liep en Gijs op pad ging, stinge we mit z'n allen bie mekoar, nieuwschierig, wat-ie op 't kasteel te heure zou kriege. ,,'k Weet niet", zei d'r een, „mer 'k heb net zo'n gevuül dat ie jOns uut de vcérte hêt zien springe. *En as dat zo is, nou-dan zal die Gijs uutmeste, mer 'dan heure wij d'r ók nog wel wat van „Kletsproat", zei een ander, „dan had ie dat dalük wel gedoan. t Is wel een lastige mieter de beron. mer hij is reeht-deur-zee. Ik hou 't er veur. dat ie GijS|«en gulden in de haand stopt. Of &eschien wel een* riksdoalder!" „Of een wekker!" zei Hent Ja- cobse. „Let es op mien Woorden! As de^beron lacht zo-as die vanmarrège lachte, nou-dan is die in een goeie bui. Wedde, dat Gijs gien uutbraan- d kricgt? Wedde, dat ie een fijn klokje meebrengt? Zo'n fijn nikkele Wekkertje? Hoeft die niet meer te wachte. tot de hoan 'em 's marreges wakker krei.it.. We schote alle moal in d'n lach, toe we weer an 't mooie verhoal van dien. dooien hoan dachte. „Kiek, gunter kompt die al weer an!" riep cl'r een. „En hij hêt 'n kistje of 'n deus of zoiets onder d'n arm! Nou zuile we 't gauw genóg wete!" Nieuwschierig dronge we effe Jpater um Gijs heen en die sting mit een doodernstig gezicht de andere an te kieke. En een vierkante deus droeg die onder d'n rechterarm. „En?" vroege we zowat allemoal tegeliek, „wat zei die?" ,Ja-wat zei die! Hij vroeg of ik al wat opgedreugd was en hoe 't mar rege vróg móst, nou ik gien hoan meer' had, die me zou kunnen roepe en ók gien wekker, die me d'r uut zou kunnen bellen. Nou. en toe' zei ik, dat ik'es in 't darp zou kun ne heune. wat een wekker kost... „Gijs", zei de beron toe', ,.jie hêt altoos goed je best gedoan en umdat ik grêg hep. dat 't warkvolk op tied is, geef ik je deze deus. Mót je straks thuus mit moeder de, vrouw mer es kieke. wat 'r in zit. En nou, wèl thuus". Ja, dat zei die. „Wedde dat 't een wekker is?" zei Hent Jacobse. die 't doar al eerder over had gehad, „ik heur 'em dude- lük tikke! Jie boft mer. Gijs' „Doe 't deksel es een bietje umhoog". zei een ander, ik bin zo merakels nieuwschierig". Woarop Gijs zei: „Doar lieg je in elk geval niet um: de nieuwschierigheid schient je de ogen uut, merik wil zelfs toch ók wel es weten, wat ze me op 't kasteel in de hand gestopt hebbe" Toe' zette die de deus op de grond en allemoal ginge we d'r op de hur ken um heen zitte. Giis peuterde 't touw los, dat kruusling's um de deus heen zat. beurde heel veur- zichtig 't deksel op en toen ineens bulderden we allemoal van de lach, >vcnt Gijs had nog mer ternauwer nood gelegenheid urn 't deksel naar boneeje te douwe en te veurkomme. dat er meer naar buute kw^un dan een kop mit een grote, rooie kam en ee- poar vinnige ogen. „Een hoan!" schreeuwden, we in koor en weer stinge we krom van 't lachen. „Een nieuwe wekker; Ik heur 'em dudelük tikke', deej d'r e Hent Jacobse na en dan sloege wo mökoar over en weer op 't schoer, tuümelden zowat onderste boven over ohze eigen benen en hielden d'n buuk vast van 't lachen, Vciffal toe' d'r één krek begon te kreijen as eeó hoan TTn "Gijs? Die knupte doodbedoard -1—'t touwtje weer um dc deus en grinnktt zachtjes veur zich heen: „Heb ik effe geboft! Nou hep ik twee hoans, die me 's marreges wakker kunne kreije! Mer an welke mót ik me nou houën....? An de ouwe of an de ni.ie tied.. 9 Dat wordt nog een lastige geschiedenis marrege vróg, jonges!" Nou-en toe* ginge we dan mer zachtjesan op huus an, -Gijs mit z'n nieuwe hoan onder „d'n arm. Je ge- leuft zeker wel, dat we zo onder mekoar nog heel wat hebbe ofge- lache um dat slootjespringc. Ja, zókke dinge gebeurden d'r vrógger Zacht gonst het kleine hout vuur en daarboven neuriet de wa terketel een dromerig wijsje; in het vertrek hangt een weldadige warm te en buiten, in de duistere avond, doet de wind nu en dan de venster luiken rammelen op de Hengsels. De oude Evert zit stil voor zich uit te staren, terwijl z'n bruin verweerde hand langzaam de kop streelt van de takshond, die bij hem op schoot te dommelen ligt JAC. GAZENBEEK neus heb gestoken. Ik ben trouwens radio-technicus bij de P.C.J.-zender in Huizen. U ziet, mijn werk is te vens m'n hobby. 80 meter-baad „Kijk", zó vervolgt hij, ik ga nu werken op de 80 meterband. Ama teurs gebruiken verder nog de 20 meterband voor Europees- cn de 10 meterband voor wereldverkeer. Wat op hot toestel in Uw huiskamer hoogstens een centimeter lang is, is hier wel Uvcc decimeter, ziet U wel. Inderdaad, we zien het. Maar het geluid, dat zulk een gedifferen tieerde band produceert, is even erg, zo niet erger, als het gekraak, gebrul cn geloei in de huiskamer. De heer Derksen controleert de toe stellen. draait aan een paar knop pen en onderzoekt of de antenne hem niet in de steek laat. De rode lampen flikkeren als geheimzinnige, dreigende ogen. Uit de luidspreker van het ontvangtoestel voor het raam dreunen de stemmen van twee Amcrsfoortse amateurs, die samen een praatje maken alsof ze'gezellig in dc huiskamer een kopje thee zaten tc drinken.cn daar kwam me een regenbui zeg. Ik maakte dat ik binnenkwam Onze gastheer zoekt verder. Een Engelsman met een Zwitser: I really do hope we sail meet again....". Engels voertaal „Engels Is de voertaal in de lucht", lacht de heer Derksen.' En dus moest ik het ook leren. Alles wat ik er van weet, heb ik van de zender opgestoken. Tjonge, wat is cr«een Q.R.M. van avond. Sorry, dat begrijpt U niet. In de radiowereld gebruiken we naturlijk veel codes: Q.R.O. bete kent bijvoorbeeld: „Hoe ontvangt U mij"j£ Q.S.L. is :,,Geef mij beves tiging van ontvangst". Dat verzoek heb ik zelf ook al honderden keren gedaan. Daar aan de muur ziet U het resultaat Maar we zullen het eens gaan proberen. „De zender wordt ingeschakeld: „Algemene oproep, algemene op roep. hier de zender P.A.O A D.J. te Amersfoort, met een speciale uit zending voor de pers". Minutenlang slingert de „omroeper" zijn bood schap door de lucht Naar Lcusdcn. naar Deventer, België, Engeland, Zwitserland en Amerika. Over bijna de ganse wereld klinkt op dit ogen blik dez.e stem uit Holland, hier duidelijk en ginds misschien nau welijks verstaanbaar. Dan wordt van zender naar ont vanger overgeschakeld Zou iemand zich melden9 Weer braakt het toe stel brokstukken van gesprekken: gelach. Hello old boy. Daar komen ze met de thee binnen, dus neem ik voorlopig afscheid van je, I went to Birmingham, ik heb me een aap ge lachen, I do not know Contact Plotseling herkennen we sa men ^de bezoeker met een kreet van verrassing vanwege het onbekende en de „operator" met het gezicht van de man met ervaring Engelse zinnen, ge sproken met een Duits accent. dwars door een geraas en een1* gedonder, dat je door merg en been gaat. Onverstaanbaar zijn ze haast. maar. telkens keert er in terug: A.D.JAD.J Verder komen we helaas niet en- voor vanavond moeten we de man' een Zwitser fluistert dc heer Derksen me toe laten schieten. Maar de band wordt verder afge zocht en daar meldt zich, veel dui delijker, een Nederlander, een De- ventenaar. P A.O.O.C.M.. die vertelt wat malheur te hebben met zijn spullen Over en wper worden rap porten uitgebracht cn dan wordt de vraag gesteld, wat dat is met die uit* zending voor dc pers. De heer Derk sen legt hem uit dat „Het Dagblad voor Amersfoort" hem interviewt over het zend-amateurisitie. P.A.O. O.C.PJ. weet er ook heel wat van te zeggen en al heeft onze Amersfoor- tcr dat -Mes al verteld, we laten hem praten Want juist door zulk enthousiasme wordt deze kostbare, maar nuttige liefhebberij, gedragen. Prachtidee! Charles Korvin, een Amerikaan die onlangs van een Europese reis is teruggekeerd, cn <jcn nog al pessi mistisch idee van dc internationale toestand heeft gekregen, heeft een origineel denkbeeld aan dc hand gedaan voor het handhaven van de vrede. Laat ons", zo zegt hij, „alle man nen beneden de 45 jaar vrijstellen van de militaire dienst en inplaats van hen alle mannen boven de 45 jaar een uniform aantrekken, on geacht hun positie in de politiek of de industrie. Êr mogen geen uitzon deringen worden gemaakt. Als de Wisjinsky's en sommige anderen soldaat moeten worden, zullen onze oorlogen niet erg lang duren.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1947 | | pagina 3