ADAM BELA WÊm Euripides' Iphigenia in Taurië Hongaars leraar schermers van Amersfoortse De achtergrond van de tweede wereldoorlog 3 Nederland houdt te veel vast aan de oude methode Sinterklaas in Amersfoort door dr. B. Keulen, rector van het Amersfoorts Gymnasium Zaterdag 2 November 1947 Kent U ze wel? De helder verlichte oefenzaal van de Amersfoortse Scherm- vereniging aan de Nijverheidsstraat ziet er gezellig uit. Door de ruiten van de deur, die toegang verschaft tot de schermzaal, zien we op een rek aan de rechterwand een collectie degens en flo retten staan en aan de linkerwand hangt de trots van iedere vereniging: de raedaillekast. Er is niemand binnen en aarzelend kijken we naar de deur links, waar Dames-kleedkamer" op staat. We schrikken er voor terug daar binnen te gaan, want je kunt nooit weten Maar dan klinken er stemmen en plotseling staat de man, die u al of niet kent, voor ons: Adam Bèla, een vermaard Hongaars schermleraar. Bèla heeft een vriendelijk gezicht met donker, golvend haar. Hij is een minzaam gastheer en dadelijk tot onze dienst. Geen verwachtingen H termed ftvervolgen wij ome serie artikelen over beken de en onbekende personen uit ons aller omgeving van Olympiade „Er komt heel wat kijken, wil je een behoorlijk schermer wor den", zo begint Bèla ons gesprek. „Mij heeft het verscheidene jaren gekost. Maar ik bewaar aan die tijd vele mooie herinneringen, vooral £an de sportscho^' in Bu dapest, waai- ik zes jaar lang zo goed als alle sporten heb be oefend." „Zeei zwaar", mompelt Bèla in gepeins verzonken. We geloven graag, dat het moei lijk en zwaar was, als we weten, dat er zes uur per dag gewerkt moest worden en dat zes jaar lang zestien sporten op hem wachtten. Daar kwam dan 's avonds nog the orie bij, zodat we kunnen aanne men, dat Adam Bèla stevig heeft moeten werken voor zijn diplo ma's. Dat hij - ze verdiende blijkt wel uit het feit, dat hij nóg twee laar op deze school bleef, doch. als leraar. „Toch is zo'n opleiding je ware", vertelt Bèla. „Hier in Nederland is het Hfeel anders. Voor een verdienstelijk scher mer is het zelfs mogelijk bin nen korte tijd leraar te wor den. In Hongarije gaat het niet zo snel en daar is een scherm leraar eigenlijk tegelijkertijd een paedagoog." Als we Bèla's opleiding kennen, Je dag-indeling weten, dan moeten we het wel erkennen. Over de schermsport in ons land is Bèla trouwens in het geheel niet tevre den. Volgens hem ligt de kracht van de sport, dus ook van de schermsport, bij de jeugd en mo menteel, na vijf jaar gedwongen stilstand, is er een te grote leemte ontstaan tussen wat Nederland aan geoefende schermers bezit en de ieugd. Jeugd Er komt een jongeman binnen en Bèla klopt hem vriendschappelijk op de schouder. „Jeugd", zegt hij. „Bovendien houdt men in Neder land te veel vast aan de oude me thode", legt de Hongaar ons verder uit. „In Hongarije trachtten we nieuwe" methoden te vinden en we werkten ze uit. Dat neemt jaren in beslag, maar uiteindelijk pluk je er de vruchten van." „Van elke sport isc de stijl beter geworden," voegt hij er veelbete kenend aan toe. Op onze vraag, of onze scher mers op de Olympische Spelen in Londen iets kunnen berei ken, schudt Bèla vastberaden het hoofd. Over de Hagenaar Eddy Kuipers, die onder trai ning staat van Bèla, is hij te vreden, maar hij verwacht niet zo heel veel van hem in het internationale gezelschap. Dan noemt hij Hongaarse na men, die wij niet na kunnen schrij ven. Een krantenknipsel moet ons te hulp komen en Bèla leest: „Flo ret: Palocz, Dunay Zijn landgenoten, de Hongaren, zullen in Londen op de „Olympi ade" de boventoon voeren. Als we bij het nummer sabel komen, dan glijdt er een tevreden glimlach over zijn gelaat. „De oude vos Rajcjanya", lacht hij. Deze Rajcjanya moet een be wonderenswaardige kerel zijn in de groep nog jeugdige Hongaren. Toch lijkt Bèla geen chauvinist en houdt hij het niet op Hongarije, omdat het zijn geboorteland is. De Hongaarse schermers blijken in derdaad superieur. „Het nummer sabel- is zonder meer voor de Hongaarse équipe", zegt Bèla. Op de floret zal de strijd gaan tussen Hongarije, Frankrijk en Italië en alleen op de degen geeft Bèla de Fransen "de meeste kans. „Maar", vervolgt hij, „wat doen de Russen en de Amerikanen?" Want het blijft niet alleen een groot vraagteken, of de Russen in Londen van de partij zullen zijn, maar ook, van welk formaat hun schermploeg en die van Amerika is. Aan een voorspelling durft Bèla zich niet wagen. In 1952 beter „In 1952 zal het voor Neder land wel beter gaan", zegt hij Rustig pareert Bfla de aanvallen van zijn leerlingenOnstuimig vallen de jonge mensen aan. maar nooit wordt het hem te bar. Voor de Zondag Er nets van maken Het is toch al weer mogelijk, er iets van te maken, zegt een enthou- siastc huismoeder met het oog op de komende feestdagen. Gelukkig een gezin met zo'n moeder, die niet alleen weet te lamenteren over de zorgen en de dure tijd. maar die er wat van weet te maken. Het komt immers nu net niet op de grote dingen aan. en het is zo belangrijk, dat de kinderen, die straks ook wel hun portie van zorg en leed te dragen krijgen, al vroeg hebben in gezien. dat je jflie op twee manie ren dragen kunt. en dat het de enig juiste manier is, er nog wat van te maken. Maar er is ook een deel. dat wij niet in de hand hebbenBij de feestdagen, die komen, noch in de gewone gang van het leven. Want hoe zouden wc vrede kunnen ver spreiden. als er onvrede leeft in ons hart? Hoe zouden we er iets van maken, wanneer wijzelf niet groeid zijn tot de blijdschap? Dan zijn er straks -chocolade-letters en later kerstboomluister en nog later oliebollen, maar het wil niet echt in ons leven opgenomen zijn. Het blijft er langs gaan. En wc kijken er naar als naar de verlichte etala ge-ramen: koud. hard glas zit er tussenen wij staan buiten! Toch is het mogelijk, 'cc dit jaar „iets van te maken", ook van bin nen. Deze week is het de eerste advents-wcck. Die maand ons tpt besef, dat wij er „niets van ge maakt hebben". De wereld hebben we schier onbewoonbaar gemaakt en ons huis misschien tot een hotel, waar niemand echt thuis isOns leven hebben we volgestopt met allerlei gewichtigheden en ontspan ningen. boordevol. Maar we heb ben van dat leven niets gemaakt. Het is niet verder uitgegroeid. De huismoeder die het niet meer aan kan. gaat de rommel niet meer op ruimen. doch wegstoppen, onder een kast en een divan, zodat de schijn der ordelijkheid nog een ogenblik wordt gered. Zo hebben we van allerlei in ons leven weg gestopt. dat we niet aan konden, en het is er rommelig. Nu wordt het weer advent: de komst van den Koning wordt ons aangekondigd. Ook in ons leven wil Hij zijn in tocht houdenDaar gaat het niet meer aan. de schijn te bewaren, daar is radicale vernieuwing nodig. Ergens moeten we beginnen. De bede uit psalm SO klinkt hier door: O God, breng ons weder en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. Hier moeten we beginnen. Om straks te ont dekken: zo zal Hij alles maken, dat z'u verwonderen moet. Ds. C. M. VAN ENDT. ADAM BÈLA .Er komt heel wat kijken en de jonge schermer, die on der zijn leiding in even vier maanden hard is opgeschoten, voegt er lachend aan toe: „Als ik er bij ben. U zult zich ongetwijfeld' afge vraagd hebben, lezer, hoe deze Hongaar in Amersfoort is terecht gekomen. Welnu, onze stadgenoot, de heer Driebergen, die eveneens in Engeland tijdens de Olympiade zal trachten onze driekleur hoog te houden, heeft hem met goedvinden van de Schermbond geëngageerd, om het tekort aan schermleraren in Nederland aan te vullen. Wij hebben namelijk gedurende de oorlog enkele van onze beste schermleraren verloren, waardoor er een grote behoefte aan kundige instructeurs is ontstaan. Bèla, die zelf drie jaar in de oorlog is ge weest, Wilde graag naar Nederland komen. In Maart 1947 deed hij zijn intrede in de Amersfoortse scherm- wereld en in October begon hij in Utrecht, waar thans het grootste gedeelte van zijn werkterrein ligt. Er wordt intussen geregeld ge beld en het zaaltje vult zich met schermers en schermsters. We ra ken uitgebabbeld en mogen nog wat blijven kijken. Bèla begint zijn training. „A garde!" Er moet gewerkt worden. Rustig pareert Bèla de aanvallen van zijn leerlingen. „Over doen," zegt hij en de beweging wordt herhaald. Onstuimig vallen de jonge mensen aan, maar nooit wordt het Bèla te bar. Rustig pa reert hij de aanvallen van zijn leerlingen. Nu en dan drijft hij de ander naar het eind van de zaal, om dan om te draaien en langzaam terug te gaan. Het gekletter van degen op degen, floret op floret en de uitroepen van Bèla vullen het vertrek. Het zijn Hongaarse en Duitse aanwijzingen, maar zijn leerlingen begrijpen ze best. Belangrijk boekje van Prof. Mennicke PRECIES honderd kleine blad zijden telt Prof. Dr. C. A. Mennicke's boekje „De achtergrond van de twqede wereldoorlog" (Uit geverij „Vrij Nederland") maar u moet niet denken, dat u het gauw even leest in een verloren uurtje. Daarvoor staat er te veel in, wor den er te talloze en veel omvatten de onderwerpen ter sprake ge bracht en worden er te hoge eisen gesteld aan ons denk- en herinne ringsvermogen. Dat wil ook niet zeggen, 'dat het boekje „geleerd" is of te moeilijk voor het doorsnee- publiek. Dat is zeker niet het ge val. Maar men moet het geschre vene volledig op zich laten inwer ken, men moet het rustig overden ken en overwegen en dan zal men al is men het niet altijd met de schrijver eens van de genomen moeite geen spijt hebben. De be schouwingen van prof. Mennicke kunnen ons inzicht in de grote pro blemen van deze tijd, vooral in het grootste probleem: dat van oorlog of vrede, verhelderen en verdiepen en misschien kunnen ze daardoor mede richting geven aan ons den ken en handelen in de toekomst. De oorzaken van de oorlog, die prof. Mennicke opspoort in zijn eerste hoofdstuk, zijn z.i. zowel van economische, militaire, politieke, populatieve (bevolkingsdichtheid) als psychische aard. Geen enkele factor, aldus redeneert hij, is op zichzelf de enige, die tot oorlog zal leiden. Maar, zo stelt hij vast, alle oorzaken, die men kan aanvoeren, houden verband met psychische voorwaarden, welke zich in de loop der historiSche ontwikkeling heb ben gevormd. Prof. Mennicke is vóór alles psycholoog en alleen al daardoor moet hij tot deze conclu sie komen. Maar zijn constatering is juist, omdat tenslotte alle mense lijke gedachten en gedragingen in de menselijke psyche hun uitgangs punt vinden. Indien wij voor ons persoonlijk van mening zijn, dat PROF. DR. C. A. MENNICKE iedere oorlog in laatste instantie wordt veroorzaakt door de heb zucht, althans door het menselijke egoïsme in welke vorm ook dan kan men tenslotte ook dit weer tot psychische factoren herleiden, in ieder geval er niet los van den ken. PRQF. Mennicke, zelf van oor sprong Duitser, ziet in de Duitse psyche het oorlogsgevaar in hoge mate aanwezig. Hij verklaart dit uit de historische ontwikkeling, die het Duitse volk heeft doorge maakt. De wijze van vrijmaking uit het feodalisme (boeren werden tot verproletariseerde stedelingen) is een van de oorzaken, maar vooral ook de in Duitsland zeer bijzonde re ontwikkeling van de Christelijke cultuur. Luther, die brak met Ro me, verklaarde de landsvorst tot „summus episcopus" en bracht daardoor „de ongelukkige gebon denheid" tussen staat en kerk tot stand. In Frankrijk b.v. bleef de kerk door haar gebondenheid aan de Paus vrij tegenover de staat, werd het anti-clericalisme een bur gerlijk-democratische beweging, die positief stond ten opzichte van de staat. In Duitsland echter ont wikkelde de ontkerstening zich in nauw verband met de oppositie te gen de (aan de kerk gebonden) staat, zodat met leen anti-religieuze houding een staatsvijandige hou ding (o.a. het marxisme) gepaard ging. De theorie van Luther, dat de mens (in zonde geboren) niet op grond van verstandelijke overwe gingen tot belangrijke mqj-ele in zichten kan komen voor het maat schappelijk leven, heeft eveneens fnuikend gewerkt, daar in verband daarmee het in Duitsland lange tijd niet tot een enigermate doel treffende bemoeiing met het sociale leven is gekomen. Tenslotte ont wikkelde zich een sterk „naar bin nen gericht" volk, in welks ziel echter de drang naar expansie en de zucht naar machtsvertoon leeft. Deze psychische verscheurdheid heeft de wereld een reeks van oor logen bezorgd. Wij willen hierbij aantekenen, dat prof. Mennicke de psycholo- gisch-historische ontwikkeling waarschijnlijk juist ziet, maar toch te weinig internationale politiek- economische factoren in zijn betoog betrekt. Indien wij het er over eens zijn, dat in de Duitse psyche een durend oorlogsgevaar broeide (en dus: broeit) dan kan men zich toch afvragen of er niet factoren buiten Duitsland zijn, die het uitbreken van een oorlog zo niet bevorderen dan toch ook niet (deAk aan Mün- chen) tijdig onmogelijk maken. IN zijn poging om „het onbegrij pelijke in deze oorlog" (de wreedheden) te benaderen komt de schrijver tot conclusies, die o.i. ook nauw verband houden met de zucht naar oorlog zelf. De oorzaak is vol gens prof. Mennicke het verval van het overgeleverde norm- en waar debesef, dat gich overal kenbaar maakt, maar in Duitsland (weer door de geschetste historische ont wikkeling) schrikbarende vormen had (heeft) aangenomen. Slechts indien dit norm- en waardebesef Door dc oude Koppelpoort Kwam de Sint in Amersfoort, Alle mensen waren blij En ze stonden, rij na rij, Langs de straat hem toe te juichen. En de Sint die zet te buigen En te wuiven naar 't publiek, Wilskrachtzorgde voor muziek. 's Nachts rijdt hij nu op de daken, Niemand zal hij wakker maken. t Paardje stapt behoedzaam voort Over slapend Amersfoort. Heel voorzichtig, onder st rijden, Laat hij dan zijn pakjes glijden Door de schoorsteen naar beneden En dan glimlacht hij tevreden. Lieve, goede, beste Sint, Kom dit jaar bij ieder kind. Wil toch niemand overslaan, Blijf bij elk huis even staan. Doe zo'n peuter geen verdriet, Dat mag voor zijn hartje niet. Want een kind, dat wordt vergeten, %al 't als grijsaard scherp nog weten. Iks (ook buiten Duitsland) wordt her steld, kunneh nieuwe wereldram pen worden voorkomen. In dit verband wijdt de schrijver zijn laatste (en o.i. belangrijkste) hoofdstuk aan de „opbouw als taak in het heden". Deze beschouwing is zo belangrijk, dat wij er graag hele stukken uit zouden willen ci teren. Het gaat hier om het pro bleem der democratie, door Men nicke met Bonger gedefinieerd als Ter voorbereiding tot de opvoering von Euripides' tragedie in de vertaling van Dr Cnr. Deknatel op 10 en 18 Dec. a.s. door leerlingen van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium. Wanneer Agamemnon, heerser van het machtige Mycene 1200 v. Chr.), geholpen door alle Griek se vorsten een vloot van meer dan duizend schepen verzameld heeft tegen Troje en windstilte en te genwinden het uitvaren uit de haven van Aulis beletten, wordt hem bij monde van de ziener Cal- chas deze schrikkelijke godsspraak aangezegd: „Het is de toorn van Artemis, die u het uitvaren belet. Haar heilige hinde, hebt gij op jacht gedood, en niets zal haar kunnen verzoenen dan het bloed van uw dochter Iphigenia". Onder voorspiegeling van een huwelijk met de jonge held Achilles wordt de moeder Clytaemnestra overreed haar dochter naar Aulis te laten gaan. Maar als de hand van de priester bij het altaar reeds wordt opgeheven, hult Artemis het offer in een wolk en voert haar door dc lucht naar Taurië. (Krim), om daar in een heiligdom der jacht godin als priesteres te dienen. En een hinde, door Artemis in haar plaats op het altaar gelegd, neemt thans als zoenoffer de ban van de vloot weg. Tien jaren later keert A.gamemnon zegevierend terug. Zijn gemalin Clytaemnestra is hem ontrouw geworden en doodt hem verraderlijk bij zijn thuiskömst. De nog jeugdige zoon Orestes wordt door zijn oudere zuster Electra uit het ouderhuis van ontrouw en moord naar Strophius de koning van Phocis gezonden, en zodra hij volwassen is keert hij met zijn boezemvriend Pylades, de zoon van zijn weldoener, naar Mycene terug en wreekt de dood van zijn vader op bloedige wijze. Door de moe dermoord krankzinnig geworden en door de Erinyen (wraakgodin nen) vervolgd, doolt hij als een opgejaagde overal rond en einde lijk raad vragend aan het Dephisch orakel van Apollo, verneemt hij, dat er alleen uitkomst voor hem bestaat, indien hij het beeld van Artemis, dat in haar heiligdom in Taurië bewaard wordt, naar Athe ne overbrengt. Met zijri vriend Pylades onderneemt hij de verre tocht door de Bosporus over de Pontos Euheinos (Zwarte Zee). Hun komst en gevangenneming aldaar, de herkenning tussen Ores tes en zijn doodgewaande zuster, de priesteres, en hun gemeenschap pelijke vlucht met het begeerde beeld van Artemis, ziedaar de dra matische stof door Euripides be werkt tot een van zijn beste tra- gedies. De vraag ligt voor de hand. V/aar is het tragische in deze tra gedie? Het stuk heeft een blij slot; van een tragische ondergang is geen sprake. Het volgende kan wellicht ant woord geven op deze vraag. Onze spreektaal, die het met nauwkeu rige begripsbepaling nu niet zo heel nauw neemt maakt een kwis tig gebruikt van het woord tra gisch in een zin, die niets te maken' heeft met de idee van de Griekse trqgedie. Het bestek van dit korte artikel laat niet toe over de oor sprong en het wezen van de Griek se tragedie uit te weiden, maar de tragische idee laat zich toch wel in deze woorden van Pascal sa menvatten: grandeur en misère. De menselijke grandeur, de verhe ven, gelukkige mens, stort van zijn hoogte neer in de ellende, hetzij door de grillige verwikkelingen 4van een onberekenbaar noodlot, waaraan zélfs der goden macht onderworpen was, en door eigen verblinding (Orestes) hetzij door een conflict met een hemelse macht (Prometheus) of aardse macht (Antigone). Het tragische wil het tragisch zijn in de antieke zin van het woord wekt eerbied door zijn verhevenheid en ver wijst naar een hoger bestel, waar voor de mens ontzag koestert. Maar de antieke tragedie blijft niet staan bij de ondergang. Want ge lijk de tragedie in oorsprong is een lied ter ere van de stervende ve getatie-god Dionysus, wiens ver rijzenis men telken male in de na tuur ervaart, zo brengt ook de tragedie een nieuwe morgen met een heilsverschiet, dat uitkomst en verlossing brengt aan hem, die onderging. Het drama van koning Oedipus eindigt met zijn val. maar het wordt gevolgd door de Oedipus in Colonos, waar de rampzalige ko ning (roi dépossédé) in zijn licha melijke blindheid ziende wordt naar de geest en gelouterd opge nomen wordt in de sfeer der go den. In zijn studie „Het Tragische", wijst Dr. J. D. Bierens de Haan er terecht op, dat ook de moderne tragedie in haar schoonste voor beelden een bevrijding nalaat, als of na de stormnacht een heilsmor- gen daagt. „Bij Hamlet's dood" al dus Dr. B. de H. op blz. 175 vlg., gevoelt de toeschouwer een ver lichting, alsof het noodlot is uitge woed en rust daalt over de ge plaagde mens Als bij Ibsen Rosmer met Rebekka West de weg gaat, die Beate ging, is deze weg een weg tot vrijheid, die bevrij ding is van alle schuld. Nu is de tragische situatie opgehesen, het karakter is gelouterd en het lot voorbij. Zo vindt de vloek der Atriden, die op Orestes rust, verzoening in Orestes' lijden en gehoorzaamheid aan Apollo en daagt aan het einde van ons drama de dageraad van verlossing en rust Euripides wordt genoemd de wijsgeer van het toneel. Levend midden in de fel bewogen 5e eeuw voor Christus worstelt hij meer dan zijn illustre voorgangers met de problemen van zijn tijd en beeldt ons de menselijke ziel met haar twijfel en haar hartstochten. Zijn romantische gaven, die in het bijzónder in ons drma aan het licht komen, zijn streven om door het onverwachte en door intrigue de affecten der toeschouwers te wekken, de psychologische diepte van de overleggingen zijner hel den, dat alles maakt zijn drama aantrekkelijk ook voor de heden daagse toeschouwer. Geen wonder dat zijn tragedies door ljet nage slacht het meest gelezen werden en dat er van de 90 stukken al thans nog 19 bewaard zijn geble ven. Dichters, redenaars en wijs geren en ook de kerkvaders halen zjjn sententies aan, waarvan ver scheidene een diepe waarheid be vatten; op vazen en sarcophagen vindt men scènes uit zijn drama's; onder de wandschilderijen in Pom- peji treffen ons een tweetal, aan de sage van Iphigenia ontleend: op een daarvan zien wij Orestes en Pylades staande voor koning Thoas; Orestes met omkranst hoofd ais ten dode gewijd; op de achter grond staat Iphigenia met het Ar- temisbeeldje. „II n'y a rien de plus célèbre dans les poètes que la sacrifice d'Iphigénie", verklaart Racine in de inleiding op zijn Scène uit „Iphigenia in Tauris". zoals dit door het beroepstoneel wordt opgevoerd, niet Ank van der Moer in de hoofdrol. Iphigénie cn Aulide" en inder daad heeft het Franse drama, uit geen bron zo aanhoudend geput als uit Euripides. Tot besluit nog een enkel woord over het koor. Oorspronkelijk, toen de tragedie niet anders was dan een dionysische koorzang, vervul de het koor een albeheersende rol. Geleidelijk is er meer handeling gekomen door het toetreden van afzonderlijk spelende personen en geraakte het koor op de. achter grond. Zowel door deze ontwikke ling der dingen als door de gerin gere lyrische begaafdheid van F.uripides hebben de lyrische par tijen in zijn drama's niet de bete kenis als nog bij Sophocles, maar dienen zij om de stemming weer te geven, die door de gebeurtenis sen is gewekt en hoopvolle ver wachtingen te wekken. Slechts af en toe neemt het nog aan de han deling deel. v De vertolking van een Griekse tragedie op het toneel behoort tot de hoogste prestaties van het klas sieke gymnasium. De leerlingen van het Amers foorts gymnasium, dat in zijn ge schiedenis reeds meer dergelijke prestaties kan aanwijzen, zullen ook nu weer onder de bekwame regie van een hunner docenten, Dr. F. H. Parigger, kunnen bewij zen, dat met de studie van het Grieks en inzonderheid van het Griekse drama een cultureel be lang van hoge orde wordt gediend. Dr. B. KEULEN, Rector Gymnasium „gecontroleerd vertrouwen". Prof. Mennicke's ideaal, in ons blad al eerder besproken, is „de realisering der vrijheid". Een samenleving in vrijheid is een samenleving, die door alle leden dier samenleving innerlijk wordt aanvaard. Het komt er op aan „een gemeenschappelijk waardebesef te doen herleven en in verband daarmee een verantwoor delijkheidsbesef te doen ontstaan,- dat in allen leeft en allen er toe brengt aan het vormingsproces der maatschappij positief deel te ne men". In dit opzicht verwacht Men nicke veel van kernvorming (dat is iets anders dan „kadervorming"); „het bijeenkomen en bijeen bren gen van diegenen, die weten waar het om gaat en die bereid en in staat zijn de gestelde problemen gemeenschappelijk te doordenken en de richtlijnen uit te stippelen voor het nemen van maatregelen". Van deze kernen moeten dan ad viezen, waarschuwingen uitgaan, zowel ter vorming van de publieke opinie als ter voorlichting van de practische politicus, die al te zeer geneigd is zich van mens en maat schappij een sterk vereenvoudigd beeld te vormen. EEN slotopmerking is voor Men nicke's visie nog van belang. Hij constateert, dat de Christelijke prediking de mensen niet meer pakt en dat alle pogingen, daarin verbetering te brengen, tot nog toe vruchteloos zijn gebleven. „Men kan", zegt hij, „voorlopig niet anders doen dan er op wachten en er aan werken, dat in verband met de reële maatschappelijke vorming een nieuwe taal van symbolen ont staat, die de diepte van het leven doet aanvoelen". Vooral deze laatste opmerking, zoals meer in dit boekje, wat vaag gehouden, kan tot veel critiek aan leiding geven. Uitgaande van het standpunt, dat alles wat Mennicke als zijn ideaal ziet, in wezen berust op de Christelijk-humanistische wereldbeschouwing, zullen velen zich afvragen of het dan geen zaak is juist te beginnen deze wereldbe schouwing weer levend te doen worden in de harten der mensen. Tenslotte kan men zich geen we reldbeschouwing of „een nieuwe taal van symbolen" aanmeten naar een geïdealiseerd maatschappij beeld, maar kan men eed ideale maatschappij slechts trachten op te bouwen op een a priori aanwezige en rotsvast verankerde wereldbe schouwing. Dit kleine boekje zou tot veel meer opmerkingen aanleiding kun nen geven. Wij hebben er enkele genoemd en wij hebben in grote trekken de voornaamste inhoud weergegeven. Maar gaat u nu het boekje zelf lezen. Het is de moeite waard, dat u het doet. Voor u zelf ■en voor ons allen. Tj. d. B. Het orgel van de Munsterkerk tc Roermond heeft bii de beschie ting van deze stad in de winter 1944/45, waarbij de kerk herhaalde lijk werd getroffen, zware schade opgelopen. Thans is het instrument bij het herstel, onder advies van dr Oec. Hugens O.F.M. te Utrecht, belangrijk uitgebreid. Het is een drie klavier-sleepladen-orgel ge worden met electrische tractuur. Het totale pijpental bedraagt bijna 2950.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1947 | | pagina 3