ADAM BELA
WÊm
Euripides' Iphigenia in Taurië
Hongaars leraar
schermers
van Amersfoortse
De achtergrond van de
tweede wereldoorlog
3
Nederland houdt te veel vast aan
de oude methode
Sinterklaas in Amersfoort
door dr. B. Keulen, rector van het
Amersfoorts Gymnasium
Zaterdag 2 November 1947
Kent U
ze wel?
De helder verlichte oefenzaal van de Amersfoortse Scherm-
vereniging aan de Nijverheidsstraat ziet er gezellig uit. Door de
ruiten van de deur, die toegang verschaft tot de schermzaal, zien
we op een rek aan de rechterwand een collectie degens en flo
retten staan en aan de linkerwand hangt de trots van iedere
vereniging: de raedaillekast.
Er is niemand binnen en aarzelend kijken we naar de deur
links, waar Dames-kleedkamer" op staat. We schrikken er
voor terug daar binnen te gaan, want je kunt nooit weten
Maar dan klinken er stemmen en plotseling staat de man, die
u al of niet kent, voor ons: Adam Bèla, een vermaard Hongaars
schermleraar.
Bèla heeft een vriendelijk gezicht met donker, golvend haar.
Hij is een minzaam gastheer en dadelijk tot onze dienst.
Geen verwachtingen
H termed ftvervolgen wij ome
serie artikelen over beken
de en onbekende personen uit
ons aller omgeving
van Olympiade
„Er komt heel wat kijken, wil
je een behoorlijk schermer wor
den", zo begint Bèla ons gesprek.
„Mij heeft het verscheidene jaren
gekost. Maar ik bewaar aan die
tijd vele mooie herinneringen,
vooral £an de sportscho^' in Bu
dapest, waai- ik zes jaar lang zo
goed als alle sporten heb be
oefend."
„Zeei zwaar", mompelt Bèla in
gepeins verzonken.
We geloven graag, dat het moei
lijk en zwaar was, als we weten,
dat er zes uur per dag gewerkt
moest worden en dat zes jaar lang
zestien sporten op hem wachtten.
Daar kwam dan 's avonds nog the
orie bij, zodat we kunnen aanne
men, dat Adam Bèla stevig heeft
moeten werken voor zijn diplo
ma's. Dat hij - ze verdiende blijkt
wel uit het feit, dat hij nóg twee
laar op deze school bleef, doch.
als leraar.
„Toch is zo'n opleiding je
ware", vertelt Bèla. „Hier in
Nederland is het Hfeel anders.
Voor een verdienstelijk scher
mer is het zelfs mogelijk bin
nen korte tijd leraar te wor
den. In Hongarije gaat het niet
zo snel en daar is een scherm
leraar eigenlijk tegelijkertijd
een paedagoog."
Als we Bèla's opleiding kennen,
Je dag-indeling weten, dan moeten
we het wel erkennen. Over de
schermsport in ons land is Bèla
trouwens in het geheel niet tevre
den. Volgens hem ligt de kracht
van de sport, dus ook van de
schermsport, bij de jeugd en mo
menteel, na vijf jaar gedwongen
stilstand, is er een te grote leemte
ontstaan tussen wat Nederland aan
geoefende schermers bezit en de
ieugd.
Jeugd
Er komt een jongeman binnen en
Bèla klopt hem vriendschappelijk
op de schouder. „Jeugd", zegt hij.
„Bovendien houdt men in Neder
land te veel vast aan de oude me
thode", legt de Hongaar ons verder
uit. „In Hongarije trachtten we
nieuwe" methoden te vinden en we
werkten ze uit. Dat neemt jaren
in beslag, maar uiteindelijk pluk je
er de vruchten van."
„Van elke sport isc de stijl beter
geworden," voegt hij er veelbete
kenend aan toe.
Op onze vraag, of onze scher
mers op de Olympische Spelen
in Londen iets kunnen berei
ken, schudt Bèla vastberaden
het hoofd. Over de Hagenaar
Eddy Kuipers, die onder trai
ning staat van Bèla, is hij te
vreden, maar hij verwacht niet
zo heel veel van hem in het
internationale gezelschap.
Dan noemt hij Hongaarse na
men, die wij niet na kunnen schrij
ven. Een krantenknipsel moet ons
te hulp komen en Bèla leest: „Flo
ret: Palocz, Dunay
Zijn landgenoten, de Hongaren,
zullen in Londen op de „Olympi
ade" de boventoon voeren. Als we
bij het nummer sabel komen, dan
glijdt er een tevreden glimlach
over zijn gelaat.
„De oude vos Rajcjanya", lacht
hij. Deze Rajcjanya moet een be
wonderenswaardige kerel zijn in
de groep nog jeugdige Hongaren.
Toch lijkt Bèla geen chauvinist en
houdt hij het niet op Hongarije,
omdat het zijn geboorteland is. De
Hongaarse schermers blijken in
derdaad superieur.
„Het nummer sabel- is zonder
meer voor de Hongaarse équipe",
zegt Bèla. Op de floret zal de strijd
gaan tussen Hongarije, Frankrijk
en Italië en alleen op de degen
geeft Bèla de Fransen "de meeste
kans.
„Maar", vervolgt hij, „wat doen
de Russen en de Amerikanen?"
Want het blijft niet alleen een
groot vraagteken, of de Russen in
Londen van de partij zullen zijn,
maar ook, van welk formaat hun
schermploeg en die van Amerika
is. Aan een voorspelling durft Bèla
zich niet wagen.
In 1952 beter
„In 1952 zal het voor Neder
land wel beter gaan", zegt hij
Rustig pareert Bfla de aanvallen
van zijn leerlingenOnstuimig
vallen de jonge mensen aan. maar
nooit wordt het hem te bar.
Voor de Zondag
Er nets van maken
Het is toch al weer mogelijk, er
iets van te maken, zegt een enthou-
siastc huismoeder met het oog op
de komende feestdagen. Gelukkig
een gezin met zo'n moeder, die niet
alleen weet te lamenteren over de
zorgen en de dure tijd. maar die er
wat van weet te maken. Het komt
immers nu net niet op de grote
dingen aan. en het is zo belangrijk,
dat de kinderen, die straks ook wel
hun portie van zorg en leed te
dragen krijgen, al vroeg hebben in
gezien. dat je jflie op twee manie
ren dragen kunt. en dat het de enig
juiste manier is, er nog wat van te
maken.
Maar er is ook een deel. dat wij
niet in de hand hebbenBij de
feestdagen, die komen, noch in de
gewone gang van het leven. Want
hoe zouden wc vrede kunnen ver
spreiden. als er onvrede leeft in
ons hart? Hoe zouden we er iets
van maken, wanneer wijzelf niet
groeid zijn tot de blijdschap? Dan
zijn er straks -chocolade-letters en
later kerstboomluister en nog later
oliebollen, maar het wil niet echt
in ons leven opgenomen zijn. Het
blijft er langs gaan. En wc kijken
er naar als naar de verlichte etala
ge-ramen: koud. hard glas zit er
tussenen wij staan buiten!
Toch is het mogelijk, 'cc dit jaar
„iets van te maken", ook van bin
nen. Deze week is het de eerste
advents-wcck. Die maand ons tpt
besef, dat wij er „niets van ge
maakt hebben". De wereld hebben
we schier onbewoonbaar gemaakt
en ons huis misschien tot een hotel,
waar niemand echt thuis isOns
leven hebben we volgestopt met
allerlei gewichtigheden en ontspan
ningen. boordevol. Maar we heb
ben van dat leven niets gemaakt.
Het is niet verder uitgegroeid. De
huismoeder die het niet meer aan
kan. gaat de rommel niet meer op
ruimen. doch wegstoppen, onder
een kast en een divan, zodat de
schijn der ordelijkheid nog een
ogenblik wordt gered. Zo hebben
we van allerlei in ons leven weg
gestopt. dat we niet aan konden,
en het is er rommelig. Nu wordt
het weer advent: de komst van den
Koning wordt ons aangekondigd.
Ook in ons leven wil Hij zijn in
tocht houdenDaar gaat het niet
meer aan. de schijn te bewaren,
daar is radicale vernieuwing nodig.
Ergens moeten we beginnen. De
bede uit psalm SO klinkt hier door:
O God, breng ons weder en laat
Uw aanschijn lichten, zo zullen
wij verlost worden. Hier moeten
we beginnen. Om straks te ont
dekken: zo zal Hij alles maken, dat
z'u verwonderen moet.
Ds. C. M. VAN ENDT.
ADAM BÈLA
.Er komt heel wat kijken
en de jonge schermer, die on
der zijn leiding in even vier
maanden hard is opgeschoten,
voegt er lachend aan toe:
„Als ik er bij ben.
U zult zich ongetwijfeld' afge
vraagd hebben, lezer, hoe deze
Hongaar in Amersfoort is terecht
gekomen. Welnu, onze stadgenoot,
de heer Driebergen, die eveneens
in Engeland tijdens de Olympiade
zal trachten onze driekleur hoog te
houden, heeft hem met goedvinden
van de Schermbond geëngageerd,
om het tekort aan schermleraren
in Nederland aan te vullen. Wij
hebben namelijk gedurende de
oorlog enkele van onze beste
schermleraren verloren, waardoor
er een grote behoefte aan kundige
instructeurs is ontstaan. Bèla, die
zelf drie jaar in de oorlog is ge
weest, Wilde graag naar Nederland
komen. In Maart 1947 deed hij zijn
intrede in de Amersfoortse scherm-
wereld en in October begon hij in
Utrecht, waar thans het grootste
gedeelte van zijn werkterrein ligt.
Er wordt intussen geregeld ge
beld en het zaaltje vult zich met
schermers en schermsters. We ra
ken uitgebabbeld en mogen nog
wat blijven kijken. Bèla begint
zijn training. „A garde!" Er moet
gewerkt worden.
Rustig pareert Bèla de aanvallen
van zijn leerlingen. „Over doen,"
zegt hij en de beweging wordt
herhaald. Onstuimig vallen de
jonge mensen aan, maar nooit
wordt het Bèla te bar. Rustig pa
reert hij de aanvallen van zijn
leerlingen. Nu en dan drijft hij de
ander naar het eind van de zaal,
om dan om te draaien en langzaam
terug te gaan. Het gekletter van
degen op degen, floret op floret en
de uitroepen van Bèla vullen het
vertrek. Het zijn Hongaarse en
Duitse aanwijzingen, maar zijn
leerlingen begrijpen ze best.
Belangrijk boekje van
Prof. Mennicke
PRECIES honderd kleine blad
zijden telt Prof. Dr. C. A.
Mennicke's boekje „De achtergrond
van de twqede wereldoorlog" (Uit
geverij „Vrij Nederland") maar u
moet niet denken, dat u het gauw
even leest in een verloren uurtje.
Daarvoor staat er te veel in, wor
den er te talloze en veel omvatten
de onderwerpen ter sprake ge
bracht en worden er te hoge eisen
gesteld aan ons denk- en herinne
ringsvermogen. Dat wil ook niet
zeggen, 'dat het boekje „geleerd"
is of te moeilijk voor het doorsnee-
publiek. Dat is zeker niet het ge
val. Maar men moet het geschre
vene volledig op zich laten inwer
ken, men moet het rustig overden
ken en overwegen en dan zal men
al is men het niet altijd met de
schrijver eens van de genomen
moeite geen spijt hebben. De be
schouwingen van prof. Mennicke
kunnen ons inzicht in de grote pro
blemen van deze tijd, vooral in het
grootste probleem: dat van oorlog
of vrede, verhelderen en verdiepen
en misschien kunnen ze daardoor
mede richting geven aan ons den
ken en handelen in de toekomst.
De oorzaken van de oorlog, die
prof. Mennicke opspoort in zijn
eerste hoofdstuk, zijn z.i. zowel van
economische, militaire, politieke,
populatieve (bevolkingsdichtheid)
als psychische aard. Geen enkele
factor, aldus redeneert hij, is op
zichzelf de enige, die tot oorlog zal
leiden. Maar, zo stelt hij vast, alle
oorzaken, die men kan aanvoeren,
houden verband met psychische
voorwaarden, welke zich in de loop
der historiSche ontwikkeling heb
ben gevormd. Prof. Mennicke is
vóór alles psycholoog en alleen al
daardoor moet hij tot deze conclu
sie komen. Maar zijn constatering
is juist, omdat tenslotte alle mense
lijke gedachten en gedragingen in
de menselijke psyche hun uitgangs
punt vinden. Indien wij voor ons
persoonlijk van mening zijn, dat
PROF. DR. C. A. MENNICKE
iedere oorlog in laatste instantie
wordt veroorzaakt door de heb
zucht, althans door het menselijke
egoïsme in welke vorm ook
dan kan men tenslotte ook dit weer
tot psychische factoren herleiden,
in ieder geval er niet los van den
ken.
PRQF. Mennicke, zelf van oor
sprong Duitser, ziet in de
Duitse psyche het oorlogsgevaar in
hoge mate aanwezig. Hij verklaart
dit uit de historische ontwikkeling,
die het Duitse volk heeft doorge
maakt. De wijze van vrijmaking uit
het feodalisme (boeren werden tot
verproletariseerde stedelingen) is
een van de oorzaken, maar vooral
ook de in Duitsland zeer bijzonde
re ontwikkeling van de Christelijke
cultuur. Luther, die brak met Ro
me, verklaarde de landsvorst tot
„summus episcopus" en bracht
daardoor „de ongelukkige gebon
denheid" tussen staat en kerk tot
stand. In Frankrijk b.v. bleef de
kerk door haar gebondenheid aan
de Paus vrij tegenover de staat,
werd het anti-clericalisme een bur
gerlijk-democratische beweging,
die positief stond ten opzichte van
de staat. In Duitsland echter ont
wikkelde de ontkerstening zich in
nauw verband met de oppositie te
gen de (aan de kerk gebonden)
staat, zodat met leen anti-religieuze
houding een staatsvijandige hou
ding (o.a. het marxisme) gepaard
ging. De theorie van Luther, dat
de mens (in zonde geboren) niet op
grond van verstandelijke overwe
gingen tot belangrijke mqj-ele in
zichten kan komen voor het maat
schappelijk leven, heeft eveneens
fnuikend gewerkt, daar in verband
daarmee het in Duitsland lange
tijd niet tot een enigermate doel
treffende bemoeiing met het sociale
leven is gekomen. Tenslotte ont
wikkelde zich een sterk „naar bin
nen gericht" volk, in welks ziel
echter de drang naar expansie en
de zucht naar machtsvertoon leeft.
Deze psychische verscheurdheid
heeft de wereld een reeks van oor
logen bezorgd.
Wij willen hierbij aantekenen,
dat prof. Mennicke de psycholo-
gisch-historische ontwikkeling
waarschijnlijk juist ziet, maar toch
te weinig internationale politiek-
economische factoren in zijn betoog
betrekt. Indien wij het er over eens
zijn, dat in de Duitse psyche een
durend oorlogsgevaar broeide (en
dus: broeit) dan kan men zich toch
afvragen of er niet factoren buiten
Duitsland zijn, die het uitbreken
van een oorlog zo niet bevorderen
dan toch ook niet (deAk aan Mün-
chen) tijdig onmogelijk maken.
IN zijn poging om „het onbegrij
pelijke in deze oorlog" (de
wreedheden) te benaderen komt de
schrijver tot conclusies, die o.i. ook
nauw verband houden met de zucht
naar oorlog zelf. De oorzaak is vol
gens prof. Mennicke het verval van
het overgeleverde norm- en waar
debesef, dat gich overal kenbaar
maakt, maar in Duitsland (weer
door de geschetste historische ont
wikkeling) schrikbarende vormen
had (heeft) aangenomen. Slechts
indien dit norm- en waardebesef
Door dc oude Koppelpoort
Kwam de Sint in Amersfoort,
Alle mensen waren blij
En ze stonden, rij na rij,
Langs de straat hem toe te juichen.
En de Sint die zet te buigen
En te wuiven naar 't publiek,
Wilskrachtzorgde voor muziek.
's Nachts rijdt hij nu op de daken,
Niemand zal hij wakker maken.
t Paardje stapt behoedzaam voort
Over slapend Amersfoort.
Heel voorzichtig, onder st rijden,
Laat hij dan zijn pakjes glijden
Door de schoorsteen naar beneden
En dan glimlacht hij tevreden.
Lieve, goede, beste Sint,
Kom dit jaar bij ieder kind.
Wil toch niemand overslaan,
Blijf bij elk huis even staan.
Doe zo'n peuter geen verdriet,
Dat mag voor zijn hartje niet.
Want een kind, dat wordt vergeten,
%al 't als grijsaard scherp nog weten.
Iks
(ook buiten Duitsland) wordt her
steld, kunneh nieuwe wereldram
pen worden voorkomen.
In dit verband wijdt de schrijver
zijn laatste (en o.i. belangrijkste)
hoofdstuk aan de „opbouw als taak
in het heden". Deze beschouwing
is zo belangrijk, dat wij er graag
hele stukken uit zouden willen ci
teren. Het gaat hier om het pro
bleem der democratie, door Men
nicke met Bonger gedefinieerd als
Ter voorbereiding tot de opvoering von Euripides'
tragedie in de vertaling van Dr Cnr. Deknatel op
10 en 18 Dec. a.s. door leerlingen van het Johan
van Oldenbarnevelt Gymnasium.
Wanneer Agamemnon, heerser
van het machtige Mycene 1200
v. Chr.), geholpen door alle Griek
se vorsten een vloot van meer dan
duizend schepen verzameld heeft
tegen Troje en windstilte en te
genwinden het uitvaren uit de
haven van Aulis beletten, wordt
hem bij monde van de ziener Cal-
chas deze schrikkelijke godsspraak
aangezegd: „Het is de toorn van
Artemis, die u het uitvaren belet.
Haar heilige hinde, hebt gij op
jacht gedood, en niets zal haar
kunnen verzoenen dan het bloed
van uw dochter Iphigenia". Onder
voorspiegeling van een huwelijk
met de jonge held Achilles wordt
de moeder Clytaemnestra overreed
haar dochter naar Aulis te laten
gaan. Maar als de hand van de
priester bij het altaar reeds wordt
opgeheven, hult Artemis het offer
in een wolk en voert haar door dc
lucht naar Taurië. (Krim), om
daar in een heiligdom der jacht
godin als priesteres te dienen. En
een hinde, door Artemis in haar
plaats op het altaar gelegd, neemt
thans als zoenoffer de ban van de
vloot weg. Tien jaren later keert
A.gamemnon zegevierend terug.
Zijn gemalin Clytaemnestra is hem
ontrouw geworden en doodt hem
verraderlijk bij zijn thuiskömst. De
nog jeugdige zoon Orestes wordt
door zijn oudere zuster Electra uit
het ouderhuis van ontrouw en
moord naar Strophius de koning
van Phocis gezonden, en zodra hij
volwassen is keert hij met zijn
boezemvriend Pylades, de zoon van
zijn weldoener, naar Mycene terug
en wreekt de dood van zijn vader
op bloedige wijze. Door de moe
dermoord krankzinnig geworden
en door de Erinyen (wraakgodin
nen) vervolgd, doolt hij als een
opgejaagde overal rond en einde
lijk raad vragend aan het Dephisch
orakel van Apollo, verneemt hij,
dat er alleen uitkomst voor hem
bestaat, indien hij het beeld van
Artemis, dat in haar heiligdom in
Taurië bewaard wordt, naar Athe
ne overbrengt. Met zijri vriend
Pylades onderneemt hij de verre
tocht door de Bosporus over de
Pontos Euheinos (Zwarte Zee).
Hun komst en gevangenneming
aldaar, de herkenning tussen Ores
tes en zijn doodgewaande zuster,
de priesteres, en hun gemeenschap
pelijke vlucht met het begeerde
beeld van Artemis, ziedaar de dra
matische stof door Euripides be
werkt tot een van zijn beste tra-
gedies.
De vraag ligt voor de hand.
V/aar is het tragische in deze tra
gedie? Het stuk heeft een blij slot;
van een tragische ondergang is
geen sprake.
Het volgende kan wellicht ant
woord geven op deze vraag. Onze
spreektaal, die het met nauwkeu
rige begripsbepaling nu niet zo
heel nauw neemt maakt een kwis
tig gebruikt van het woord tra
gisch in een zin, die niets te maken'
heeft met de idee van de Griekse
trqgedie. Het bestek van dit korte
artikel laat niet toe over de oor
sprong en het wezen van de Griek
se tragedie uit te weiden, maar de
tragische idee laat zich toch wel
in deze woorden van Pascal sa
menvatten: grandeur en misère.
De menselijke grandeur, de verhe
ven, gelukkige mens, stort van zijn
hoogte neer in de ellende, hetzij
door de grillige verwikkelingen
4van een onberekenbaar noodlot,
waaraan zélfs der goden macht
onderworpen was, en door eigen
verblinding (Orestes) hetzij door
een conflict met een hemelse macht
(Prometheus) of aardse macht
(Antigone). Het tragische wil
het tragisch zijn in de antieke zin
van het woord wekt eerbied
door zijn verhevenheid en ver
wijst naar een hoger bestel, waar
voor de mens ontzag koestert. Maar
de antieke tragedie blijft niet
staan bij de ondergang. Want ge
lijk de tragedie in oorsprong is een
lied ter ere van de stervende ve
getatie-god Dionysus, wiens ver
rijzenis men telken male in de na
tuur ervaart, zo brengt ook de
tragedie een nieuwe morgen met
een heilsverschiet, dat uitkomst en
verlossing brengt aan hem, die
onderging.
Het drama van koning Oedipus
eindigt met zijn val. maar het
wordt gevolgd door de Oedipus in
Colonos, waar de rampzalige ko
ning (roi dépossédé) in zijn licha
melijke blindheid ziende wordt
naar de geest en gelouterd opge
nomen wordt in de sfeer der go
den. In zijn studie „Het Tragische",
wijst Dr. J. D. Bierens de Haan er
terecht op, dat ook de moderne
tragedie in haar schoonste voor
beelden een bevrijding nalaat, als
of na de stormnacht een heilsmor-
gen daagt. „Bij Hamlet's dood" al
dus Dr. B. de H. op blz. 175 vlg.,
gevoelt de toeschouwer een ver
lichting, alsof het noodlot is uitge
woed en rust daalt over de ge
plaagde mens Als bij Ibsen
Rosmer met Rebekka West de weg
gaat, die Beate ging, is deze weg
een weg tot vrijheid, die bevrij
ding is van alle schuld. Nu is de
tragische situatie opgehesen, het
karakter is gelouterd en het lot
voorbij.
Zo vindt de vloek der Atriden,
die op Orestes rust, verzoening in
Orestes' lijden en gehoorzaamheid
aan Apollo en daagt aan het einde
van ons drama de dageraad van
verlossing en rust
Euripides wordt genoemd de
wijsgeer van het toneel. Levend
midden in de fel bewogen 5e eeuw
voor Christus worstelt hij meer
dan zijn illustre voorgangers met
de problemen van zijn tijd en
beeldt ons de menselijke ziel met
haar twijfel en haar hartstochten.
Zijn romantische gaven, die in het
bijzónder in ons drma aan het
licht komen, zijn streven om door
het onverwachte en door intrigue
de affecten der toeschouwers te
wekken, de psychologische diepte
van de overleggingen zijner hel
den, dat alles maakt zijn drama
aantrekkelijk ook voor de heden
daagse toeschouwer. Geen wonder
dat zijn tragedies door ljet nage
slacht het meest gelezen werden
en dat er van de 90 stukken al
thans nog 19 bewaard zijn geble
ven. Dichters, redenaars en wijs
geren en ook de kerkvaders halen
zjjn sententies aan, waarvan ver
scheidene een diepe waarheid be
vatten; op vazen en sarcophagen
vindt men scènes uit zijn drama's;
onder de wandschilderijen in Pom-
peji treffen ons een tweetal, aan
de sage van Iphigenia ontleend:
op een daarvan zien wij Orestes
en Pylades staande voor koning
Thoas; Orestes met omkranst hoofd
ais ten dode gewijd; op de achter
grond staat Iphigenia met het Ar-
temisbeeldje. „II n'y a rien de plus
célèbre dans les poètes que la
sacrifice d'Iphigénie", verklaart
Racine in de inleiding op zijn
Scène uit „Iphigenia in Tauris".
zoals dit door het beroepstoneel
wordt opgevoerd, niet Ank van
der Moer in de hoofdrol.
Iphigénie cn Aulide" en inder
daad heeft het Franse drama, uit
geen bron zo aanhoudend geput
als uit Euripides.
Tot besluit nog een enkel woord
over het koor. Oorspronkelijk, toen
de tragedie niet anders was dan
een dionysische koorzang, vervul
de het koor een albeheersende rol.
Geleidelijk is er meer handeling
gekomen door het toetreden van
afzonderlijk spelende personen en
geraakte het koor op de. achter
grond. Zowel door deze ontwikke
ling der dingen als door de gerin
gere lyrische begaafdheid van
F.uripides hebben de lyrische par
tijen in zijn drama's niet de bete
kenis als nog bij Sophocles, maar
dienen zij om de stemming weer
te geven, die door de gebeurtenis
sen is gewekt en hoopvolle ver
wachtingen te wekken. Slechts af
en toe neemt het nog aan de han
deling deel. v
De vertolking van een Griekse
tragedie op het toneel behoort tot
de hoogste prestaties van het klas
sieke gymnasium.
De leerlingen van het Amers
foorts gymnasium, dat in zijn ge
schiedenis reeds meer dergelijke
prestaties kan aanwijzen, zullen
ook nu weer onder de bekwame
regie van een hunner docenten,
Dr. F. H. Parigger, kunnen bewij
zen, dat met de studie van het
Grieks en inzonderheid van het
Griekse drama een cultureel be
lang van hoge orde wordt gediend.
Dr. B. KEULEN,
Rector Gymnasium
„gecontroleerd vertrouwen". Prof.
Mennicke's ideaal, in ons blad al
eerder besproken, is „de realisering
der vrijheid". Een samenleving in
vrijheid is een samenleving, die
door alle leden dier samenleving
innerlijk wordt aanvaard. Het komt
er op aan „een gemeenschappelijk
waardebesef te doen herleven en in
verband daarmee een verantwoor
delijkheidsbesef te doen ontstaan,-
dat in allen leeft en allen er toe
brengt aan het vormingsproces der
maatschappij positief deel te ne
men". In dit opzicht verwacht Men
nicke veel van kernvorming (dat is
iets anders dan „kadervorming");
„het bijeenkomen en bijeen bren
gen van diegenen, die weten waar
het om gaat en die bereid en in
staat zijn de gestelde problemen
gemeenschappelijk te doordenken
en de richtlijnen uit te stippelen
voor het nemen van maatregelen".
Van deze kernen moeten dan ad
viezen, waarschuwingen uitgaan,
zowel ter vorming van de publieke
opinie als ter voorlichting van de
practische politicus, die al te zeer
geneigd is zich van mens en maat
schappij een sterk vereenvoudigd
beeld te vormen.
EEN slotopmerking is voor Men
nicke's visie nog van belang.
Hij constateert, dat de Christelijke
prediking de mensen niet meer
pakt en dat alle pogingen, daarin
verbetering te brengen, tot nog toe
vruchteloos zijn gebleven. „Men
kan", zegt hij, „voorlopig niet anders
doen dan er op wachten en er aan
werken, dat in verband met de
reële maatschappelijke vorming
een nieuwe taal van symbolen ont
staat, die de diepte van het leven
doet aanvoelen".
Vooral deze laatste opmerking,
zoals meer in dit boekje, wat vaag
gehouden, kan tot veel critiek aan
leiding geven. Uitgaande van het
standpunt, dat alles wat Mennicke
als zijn ideaal ziet, in wezen berust
op de Christelijk-humanistische
wereldbeschouwing, zullen velen
zich afvragen of het dan geen zaak
is juist te beginnen deze wereldbe
schouwing weer levend te doen
worden in de harten der mensen.
Tenslotte kan men zich geen we
reldbeschouwing of „een nieuwe
taal van symbolen" aanmeten naar
een geïdealiseerd maatschappij
beeld, maar kan men eed ideale
maatschappij slechts trachten op te
bouwen op een a priori aanwezige
en rotsvast verankerde wereldbe
schouwing.
Dit kleine boekje zou tot veel
meer opmerkingen aanleiding kun
nen geven. Wij hebben er enkele
genoemd en wij hebben in grote
trekken de voornaamste inhoud
weergegeven. Maar gaat u nu het
boekje zelf lezen. Het is de moeite
waard, dat u het doet. Voor u zelf
■en voor ons allen.
Tj. d. B.
Het orgel van de Munsterkerk
tc Roermond heeft bii de beschie
ting van deze stad in de winter
1944/45, waarbij de kerk herhaalde
lijk werd getroffen, zware schade
opgelopen. Thans is het instrument
bij het herstel, onder advies van
dr Oec. Hugens O.F.M. te Utrecht,
belangrijk uitgebreid. Het is een
drie klavier-sleepladen-orgel ge
worden met electrische tractuur.
Het totale pijpental bedraagt bijna
2950.