Mevrouw Van Nijnatten - Doffeimies dat de beste jachtopzieners vroeger
Lente
serenade
Is het waar
Wij brachten een bezoek aan:
stroper zijn geweest?
In Amersfoort stond wieg van de man
die onze spelling ontwierp
Schrijfster van populaire
Veluwse romans
r
Kent U
ze wel?
't Is en blijft liefhebberij, want ze
is op de eerste plaats huisvrouw
„Henne" speelt tussen
Harderwijk en
Nijkerk
's Avonds bij een bakje koffie krijg
je rare dingen te horen
„Nou vader, je bent
toch zelf ook jong
geweest?"
Br. Kollewijn werd geboren in „Den Nieuwen Engel"
in de Lang est raat
Boys voor een
krachttoer
Zaterdag 20 Maart 1948
3
Hiermede vervolgen wij onze
serie artikelen over bekende en
onbekende personen uit ons aller
omgeving.
i I TlT_X.. il. UOah
Wanneer men vroeger 's avonds een of andere Veluwse boe
renwoning binnenging, dan kon men daar ,,rond de
heerd". tussen het boerenvolk een eenvoudige vrouw aantreffen,
bezig met aardappelenschillen of boontjes afhalen. Men zag direct
dat het geen ..inboorlinge" maar iemand van buiten" was. Die
iemand van ..buiten" was mevr. Nynatten. Uren kon ze daar zo
met de boeren en arbeiders keuvelen over koetjes en kalfjes en al
pratende leerde ze de zeden en gewoonten van dit landvolk ken
nen, hoorde ze allerlei verhalen, die van geslacht op geslacht wer
den overgedragen. Die stof verwerkte ze later in haar romaris,
die zo oprecht en eenvoudig geschreven zijn, dat ze vooral door
de doorsnee-lezer ..verslonden" worden. Bij deze schrijfster
brachten we toen ze nog in Nunspeet woonde een bezoek.
ZEER amicaal ontving ze
ons. Haar man werd op
een nette manier het huis uit
gestuurd en we konden, in de
gezellige woning, temidden
van de Veluwse natuur onge
stoord over haar leven en haar
werk praten. We deden dat
onder het heerlijk genot van
een kop koffie, terwijl de ro-
mancère gezellig bezig was
met aardappelschillen, want
mevr. Nynatten is in de eerste
plaats huisvrouw. Het schrij
ven doet ze uit liefhebberij. En
dan lanceerden we or:e eerste
vraag.
Hoe kwam u tot schrijven?
Ja, hoe kwam ik tot schrijven?
't Kwam zo vanzelf. Op de lagere
school in Deventer kon ik aardig
opstellen schrijven. Ik' vond het
leuk. Later op de meisjes HBS was
dit mijn lievelingsvak. Ja, op die
leeftijd schrijf je wel meer. En dan
dicht je soms ook. Zelf vond ik
mijn poëzie natuurlijk erg interes
sant- en goed. Maar een cynicus
van een leraar, wiens mening over
mijn werk werd gevraagd, dacht
er anders over. „Als er wat in je
zit. komt he* er vanzelf later wel
uit", was zijn Salomo-oordeel,
daarmee mijn jongemei?jc-:llusies
de grond inborend. Wanneer ik
thans het werk uit die tijd nog
eens doorlas, dan was het voor de
leraar ook niet mogelijk iets an
ders te zeggen. Het' werk miste alle
eisen, waaraan litteratuur moet
voldoen. Zeventien jaar woonde ik
in Diepenveen bij'Deventer waar
mijn vader burgemeester was.
Eerst ging ik naar Indonesië, daar
na naar Den Haag en daar leerde
ik mijn man kennen. De woon
plaats van een officier is niet erg
standvastig* en zo verhuisde ik nog
al eens. In Tilburg begon ik te
schrijven, ik was toen ongeveer 30
jaar. een verhaal over het boeren
leven in r> buurt van Deventer.
Als titel van dit verhaal koos ik
„Grond".
„Grond"
Omdat „Grond" in de buurt
van Deventer speelde, zocht ik
in dezelfde stad een uitgever.
En ik had geluk Hjj nam het
verhaal als feuilleton in zijn
krant en later gaf hij het als
premieboek uit. Ik zal u maar
niet vertellen wat voor schijn
tje mij dit verhaal opbracht.
Daar lach ik nu om. Maar toen
was ik zo trots als een pauw,
dat kunt U begrijpen!"
„Grond" is mij zeer dierbaar
cn daarom vind ik het zó fijn
dat van dit boek een herdruk
zal verschijnen.
En uw tweede boek
Ja, dat is een interessante ge
schiedenis. Mijn man had opdracht
gekregen, sportwedstrijden in Til
burg te organiseren. Was het maar
bij de wedstrijden zelf gebleven;
maar ook de organisatie van het
feestterrein kwam op de schouders
van mijn echtgenoot neer. Hier had
hij helemaal niet op gerekend. Het
kostte hem zenuwen, want hij had
zo'ii gevalletje nog nooit onder
handen gehad. Óm -kort te zijn:
Een dansband werd geëngageerd.
Ik had voldoende gelegenheid om
met de artisten kennis te maken.
Ik leerde hun leven „achter de
schermen", kennen; hun wel en
wee, hun soms diep-tragische le
vensloop. Zo ontstond „Wladimir
Roesky's Merry Musical Ladies
Roman".
Het boek werd uitgegeven bij
Van Dishoeck uit Bussum, die ook
al mijn latere romans het daglicht
liet zien. De roman „Grond" kocht
hij over.
En nu soms het belachelijke van
de critiëk. Over dit boek van de
dansband schreef een recensent,
dat de schrijfster onherroepelijk
zelf in de band gezeten moet heb
ben. want dat ze van het gewone
burgerleven geen snars verstand
had.
Van Ontaarde Zoon"
naar de boerenromans
Van het „muzikale intermezzo"
stappen we naar „Ontaarde zoon",
de psychologische roman van een
jongeman, die zich ter wille van
een schone vrouw „Belle Anna"
die tussen twee haakjes niets om
hem geeft, op het verkeerde pad
begeeft, zijn broer uit verdrongen
jaloersheid bewusteloos slaat en
tenslotte toch nog goed terecht
komt.
„Ontaarde Zoon", is een van mijn
lievelingsboeken, waaraan ik altijd
met plezier terugdenk." Een. heel
andere richting gaan de latere ro
mans uit. Hierin wordt meer het
boerenleven uit de Achterhoek en
de Betuwe beschreven. We noemen
de „Nijmershof", „Het Huis van
licht en schaduw" en het vervolg
daarop „Moeder Geerte" en de
paardenroman „Tolhuis Het Zwar
te Paard" dat in Limburg speelt.
En dan is er nog de onlangs ver
schenen roman „Henne", het stoere
verhaal van het boerenleven op de
„Kudelkamp", een grote boerderij
tussen Harderwijk c Nijkerk,
langs de IJsselmeerkust, en spe
ciaal over het leven van een der
bewoonsters „Henne", die zich niet
aan de trotse familietradities stoort
en uit liefde trouwt met de ruwe,
maar toch innerlijk-goede dagloner
Gart-Jan.
„Lees U dit een. en vol vuur
gooit mevr. Nynatten ons een paar
boeken voor de neus. Het blijken
de vertalingen in het Deens van
„Het huis van licht en schaduw"
en van „Moeder Geerte" te zijn.
We lezen de titels:: „Lysets og
Skyggernes Hus" en „Den Band
Lyste Gaard", dan leggen we de
boekwerken maar weer ter zijde,
omdat we nu eenmaal geen Deens
kennen. De boeken worden ook in
het Zweeds en het Noors vertaald,
vult de schrijfster v,ol trots aan.
Vindt u schrijven een
interessant werk?
Bij deze vraag glimlacht
mevr. Nynatten even. „Och U
kunt dat", voegt ze ons toe.
„Het schrijven van een boek
is, gedachtig de leus van Edi
son, 1 procent inspiratie en 99
procent transpiratie. De op
bouw van het boek staat mij
geheel voor de geest, het neer
schrijven van de gedachten
kost men soms inspanning. Eerst
schrijf ik alles in schriften, in
een handschrift, dat niemand,
behalve ikzelf, kan lezen.
Wanneer het boek helemaal is
neergeschreven, typ ik het
zelf velletje voor velletje over.
Ziet U, dat is de 99 pet. trans
piratie."
U schrijft zeker 's avonds?
„Nee juist niet. Het liefst schrijf
ik 's morgens. Wanneer ik eenmaal
met een boek bezig ben, moet het
af ook. Elke morgen, het liefst tus
sen 9 en 12, schrijf ik er dan een
uur of drie aan. Het bezwaarlijkste
is, tussen beslommeringen, die een
huisvrouw nu c.nmaal heeft, de
tijd voor schrijven vrij te maken.
Mijn boeken zijn haast allemaal
fantasieproducten. De figuren be
staan in werkelijkheid niet."
Ook „Henne" niet?
Nee „Henne" ook niet. Henne is
een fantasie-figuur. Ze leeft wel
voor mij. Wanneer i\ haar op
straat tegen zou komen, dan zou ik
kunnen zeggen: Dat is Henne.
„Eigenaardig", merken we op, „we
dachten juist, dat uw figuren naar
de werkelijkheid geschapen wa
ren". „Integendeel". zegt de
schrijfster. „Wel leerde ik de ge
bruiken en de gewoonten van de
boeren kennen, maar een beschrij
ving van de werkelijkheid vind ik
vervelend werk. Daar zou ik hele
maal niet van houden.
En „Het geheime dorp" dan?
Ja met „Het geheime dorp", een
bij de fa. Callenbach te Nijkerk
uitgegeven roman, over het „Soe-
relse onderduikerskamp" te Nun
speet staat het enigszins anders.
Dit boek werd in opdracht door
mij geschreven". Dc figuren uit
dit boek hebben werkelijk be
staan, al geeft dc schrijfster ze an
dere namen. Het leven in dit kamp
is naar waarheid geschreven. Voor
al het tweede gedeelte is zeer span
nend en laat ons intens meeleven
met de spanning en de doodsnood
waarin deze onderduikers vaak
leefden. Daardoor heen geweven
Meur. Van Nijnatten
zijn de daden van de verzetsgroe
pen uit Nunspeet en Elburg. De
schrijfster zelf illegaal werkster,
voelde de sfeer van deze groepen
goed aan en gaf er een bijna na
tuurgetrouwe beschrijving van in
,.Het geheime dorp", dat vooral
voor de omgeving van Nunspeet
van grote documentaire waarde is.
Een Kerstverhaal en nog
een roman
Bij Ploegsma in Haarlem
verscheen in December van het
vorig jaar het kustvermaal
„Harm de leugenaar" een
spannende geschiedenis over
een dromer uit de Gelderse
Achterhoek, een „rare" „een
leugenaar", die echter na de
„redding" van enige kinderen
een wonderdoener werd.
,,'t Hemeltje", is een boek, over
een kleine landbouwer, die in de
ontginningsmaatschappijen werkte
en dat nog verschijnen gaat.
,,'1 Hemeltje", is een dialectische
naam voor krekel.
Mevr. Nynatten heeft dus niet
stilgezeten. Ze is 'n ijverig schrijf
ster en een populair schrijfster.
Tot deze conclusie komen we op
nieuw wanneer we thuisgekomen
„Henne" nog eens uit de boeken
kast nemen en zien dat het 380
bladzijden fijne druk telt. Hoe was
het ook al weer? Eén pet. inspira
tie en 99 pet. transpiratie. Maar
inspiratie en transpiratie vormden
een boekwerk, dat waard is door
iedere Veluwenaar gelezen te wor
den; een boekwerk waarover we in
een volgend artikel iets meer ho
pen te vertellen.
Hulshorst, Maart 1948.
H. v. d. DUIM.
C TROPERS is allemaal slecht volk," zegt Roel, dp oude jacht-
opziener, die mjj deze koude avond in zyn warme hulskamer heeft
genood. „Zy doen het louter uit weelderigheid, om een beetje mooi weer
te kunnen spelen
„Nou, nou, vader, maak je het niet wat. erg!" vraagt zyn vrouw.
En ze schenkt de koffiekoppen nog eens vol.
Een jonge jager, die ook aan de tafel zit, slurpt zyn koffie en kflkt
over de kop lachend naar de oude schut. Hy schijnt hem „op de kast"
te willen jagen.
„Het zyn toch altjjd de slechtsten niet, de stropers," zegt hy.
„Man, schei uit," meent Roel. „Het is volk van de kouwe kant.
Hagen en nachten zit ik er achter an."
LJ IJ is er fel op." zegt
jjll vrouw, die sneden snij
ziin
snijkoek
presenteert. „In de oorlog liet hii
ze lopen. Als ze dan gesnapt wer
den, gingen ze naar Duitsland en
daar werkte vader niet aan mee.
Maar de laatste tijd heeft hii er
weer verscheidene te pakken ge
had."
„Ja, kijk eens, in de oórlog was
het wat anders." vindt Roel. „Toen
stroopte iedereen, die er de kans
voor had. En toen zag ik niks. Na
tuurlijk niet. Toen deden de moes
ten het om een hap eten in de pan
te hebben. Maar ie kan me best
geloven, dat er toen ook wel waren
die het alleen uit weelderigheid de
den. Maar ia. ie liet ze toch lopen.
Het wild werd anders toch wel
door dc mof mee gepikt."
„Hoe gaat dat stropen met de
lichtbak eigenlijk?", vraag ik. „Ze
hebben me verteld, dat het hier op
de Veluwe nog al veel wordt ge
daan."
Veel te veel
„Veel te veel, man." meent Roel.
„Veel te veel. Kijk, dat moet ie niet
doen bij windstil weer. Dan heeft
het wild ie te gauw in de gaten.
Je moet tegen de wind op lichten
en dan hoek voor hoek afwerken.
Eén met de lichtbak en één met
het geweer. En meestal is er dan
nog een ..achterloper" bij om op
te letten of er geen jachtopziener
aankomt."
„Als een schut het licht ziet, is
de stroper er zeker bij!"
„Dat zou ie denken," roept Roel
die meer en meer op zijn praat
stoel komt. „Een paar weken ge
leden hadden we er twee met ziin
vieren ingesloten We kropen dich-
terbii, maar ze kregen ons in de
gaten en het licht ging uit. Het was
een stikdonkere nacht. We zagen
niks meer en we hoorden niks
meer. Maar ik dacht: dat is héb
ben! Die ontlopen me niet meer!
Ze kunnen nergens heen! We
wachtten tot het dag begon te wor
den. maar we vonden alleen me
kaar. Ik was doornat van het krui
pen door de hei. Hoe ze hem ge
smeerd zijn, begrijp ik nog niet. Ik
geloof al z'n leven, dat ze over de
spoorbaan gekomen zijn en toen
aan de loop zijn gegaan. Ik moet
zeggen: 't was knap werk. Maar ik
had toch de smoor in."
„Nou vader, je bent toch zelf^eok
jong geweest!" klinkt de vrouwe-
stcm.
Niet zo'n beste
„Ach ia." zegt Roel. „Wat
waar is. is waar. In mijn ionge
jaren was ik ook niet zo'n bes
te."
Zijn ogen beginnen te glin
steren. „D'r was er geen een
in de buurt, die brutaler met
de lichtbak was dan ik. Ik heb
de schut wat te grazen gehad
in die dagen. Jongen, als ik
daar nog aan denk! Die ouwe
kon me wel levend opvreten
,,U?" vroeg ik verbaasd. „Wat
is dat nou weer?'
De oude baas bloost. Hij hakkelt
even. Maar dan zegt hy ferm: „Ja,
iaat ik het maar eerlijk zeggen. De
beste stroper van de Veluwe kan bij
mij nog in dc leer gaan. Ik ben vroe
ger heel wat nachten met de licht
bak er op uit geweest. En ik heb
by mekaar wel honderd dagen voor
het stropen in de kast gezeten Als
jongen van veertien jaar zat ik al
m het cachot van Harderwijk. Daar
hadden ze me heen gebracht. Myn
vader vertikte het de boete voor
me te betalen. Die ouwe van me
was een kwaje in die dingen. Niet.
dat-ie het erg vond. Zelf stroopte
hy ook. Maar hij liep nooit tegen
de lamp. Als ze mij wél bij de klad
den kregen, moest ik zelf de ge
volgen maar dragen Mnar ja, daar
praten we nou wel over. Ik heb
er geen schaamte van, dat nou niet
hoor. Maar het is al zo veel ïaren
geleden. Toen zat u nog in de rooie
kool."
De jeugdige jager knipoogt me
olijk toe. Nu begrijp ik waar het
hem zo juist om te doen geweest is.
„Zie je nou wel, Roel", zegt hij)
„dat de stropers nog niet altijd de
slechtsten zijn?"
„Nou ja.' moppert Roel, „ik heb
daarnet wel een beetje overdreven.
Ik weet niet, of vele stadgenoten wel eens vanaf het trottoir
voor Concordia (tegenwoordig dansschool en vroeger een
bekende sociëteit) hebben gekeken naar de oude gevelstenen in
de nieuwe pui van de ijzerwinkel van dc Firma Nierop, achter in
de Langestraat. De gevelsteen van het meest linkse deel van de
winkel (dus vlak naast kapper Hopman) draagt de beeltenis van
een staande engel en het onderschrift „Den Nieuwen Engel
In dat huis werd op 30 Maart 1857 de begaafde en later zo
bekende spellinghervormer en onderwijsman Dr R. A. Kollewijn
geboren als zoon van de Amersfoortse instituteur A. W. Kolle
wijn Nzn.
VADER KOLLEWIJN had jaren tevoren van een lid van dc leraren-
familie Hamelberg bij diens vertrek naar Hoorn een particulier
onderwijsinstituut overgenomen. Het „Instituut-Kollewijn" was in die
jaren bekend in de wijde omtrek en de enige onderwijsinstelling in
Oost-Utrecht, welke opleidde voor het toelatingsexamen voor adelborst
en kadet cn voor dc polytechnische school (de latere Technische Hoge
school) te Delft.
aan het einde van zijn leven wist
Kollewijn zich nog alle finesses er
van voor de geest te halen: Er was
plaats voor zes kinderen tegelijk op
dat W.C.'tje. In de plank waren
naast elkaar zes ronde gaten ge
zaagd van verschillende grootte.
Het zeventienjarige hulpje juffrouw
Antje taxeerde dan welk gat by je
paste cn... ze had naar het scheen
een aangeboren gevoel voor maat
en een scherp oog voor verhoudin
gen.
De „tandebaas"
In de .jeugdjaren van dr. Kolle
wijn was het dubbel ellendig om
erge kiespijn te hebben. Onze stad
herbergde omstreeks 1870 nóg géén
tandarts. Tot in de tachtiger ïaren
waren de Amersfoorters nog aange
wezen op hulp van buiten en kwam
b.v. Pinkhof, dentiste in Arnhem,
elke Woensdag naar Amersfoort en
was dan in hotel Muller te consul
teren o.a. voor kunsttanden en zuig-
gebittcn. In Kollewyns tijd kwam
Het was geen wonder, dat vele
ouders hun jongens naar dc „school
van Kollewijn" stuurden, ook al om
dat er kostschool werd gehouden,
waarbij leiding werd gegeven aan
leerlingen, van de Amersfoortse
Latijnse school die plan hadden
aan een Universiteit te gaan stude
ren.
De werkkracht van Vader
Kollewijn beperkte zich niet tot
de school alleen. Talrijk moeten
dc instellingen zyn. in Amers
foort. die aan hem hun ont
staan te danken hebben: o.a. de
zwemschool uit de zestiger ja
ren en de badinrichting van
Schoterman. een kiesvereni
ging. een orkest (met als diri
gent de heer Schweinsberg. tus
sen 1860 cn 1890 een in Amers
foort zeer bekend muziekpae-
dagoog) en een begrafenisver
eniging.
Nog klein cn stil
Amersfoort was in 1857 nog een
klein, stil, in zielenaantal soms
achteruitgaand stadje. Er was geen
gas en geen waterleiding, geen bad
en zweminrichting en van een be
hoorlijke riolering zoals thans had
de bevolking nog geen weet. Het
tonnenstelsel vierde nog hoogtij.
Een trein liep er nog niet en wie op
reis wilde gaan. moest by de Ver
gulde Zwaan een diligence oj>
Utrecht nemen, of bij stalhouder
Schimmel een rijtuig, dat hem langs
het mulle zand der Leusder- en
Doornsc weg naar Maarn, ofwel
langs de niet heel veel betere Arn
hemse weg naar het station Maars-
bergen bracht.
In de straten van onze stad was
nog geen druk verkeer gelyk nu het
geval is In de Langestraat (men
sprak toen nog van Langstraat)
patrouilleerden overdag veelal enige
tomen Barnevelders of een paar
koppels ganzen rustig over de hob
belige kinderhoofdjes, hoogstens
een paar malen per dag weg ge
jaagd door het gedj^kker der voor-
bijhobbelende Rijdende Artillerie.
Op 8 Februari 1942 ontfermde zich de dood over
één van Amersfoorts grote zonen. dr. R. AKolle
wijn. die tot in de laatste ogenblikken van zijn
aards bestaan zo onuitsprekelijk hevig kon terug
verlangen naar zijn geboortestad „naar het
huis in de Langstraat en de tuin, waarin ik soms
nu nog, in mijn dromen, als jongen speel of er in
mijn eentje sta en naar de wolken kijk
Onze Vroede Vrderen hadden in liet
jaar van Roeland Anthonie Kolle-
wijn z'n geboorte nog niet de 162
bunders van het prachtigste bos-
terrein op de Amersfoortse Berg
in onverklaarbare kortzichtigheid
verkocht om van de ontvangen
f 34.600 dc straten van Amersfoort
op te knappen en van een nieuw
plaveisel te voorzien f
Op het „kippcnschooltje
Het eerste onderwijs, dat aan
de ionge Roeland Kollewijn
deelachtig werd, was dat van
de bewaarschool van juffrouw
Van Zeist. De korte, enigszins
gebogen juffrouw Van Zeist
hield dit „kippenschooltjc" in
een tuinkamer achter in een
huis aan de Langestraat. In het
voorhuis was een slijterij, waar
in meestal enige heel-grote va
ten met brandewijn lagen. Ze
ventig jaren na datum herin
nerde dr. Kollewijn zich nog
uitstekend, dat zijn vyfjaj-ig
broertje eens in het voorbij
gaan de kraan van zo'n vat had
opengedraaid, waardoor vrij
veel van het toen ook al kost
bare vocht verloren ging.
Heel achter in de donkere en nau
we gang van het huis bevond zich
de "VV.C. van de bewaarschool. Nog
een ïaar of tachtig geleden eens in
de maand een tandarts uit Utrecht,
die handig trok (vullingen beston
den in die tijd nog niet voor dc
Keientrekkers) Wanneer nu in
Kollewijns Instituut een bangelijke
jongen een kies moest worden uit-
gcmarteld, legde „de tandebaas",
zoals hij werd genoemd, een blin
kende gulden op tafel cn zei: „Kijk
nou es goed; ik trek zónder pijn en
die gulden is voor jou, als je iets
van het trekken voelt." Gerustge
steld opende dan fyet slachtoffer
zijn mond; «Ie vervaarlijke tang
kwam te voorschijn en de kies werd
met meestal hevige pynen eruit ge
haald. Als dan de gepijnigde de
mooie gulden in de wacht wilde sle
pen. griste de tandarts deze haastig
van tafel en borg hem weer voor
een volgende patiënt in zijn beurs.
Grote verandering
In 1871 kwam er voor de
Kollewyns een grote verande
ring. Het Instituut-Kollewijn
werd overbodig door de oprich
ting in dit iaar van de Amers
foortse H.B.S.. met als direc
teur dr. Menalda van Schou
wenburg. Roelands Vader werd
er leraar in de geschiedenis en
aardrijkskunde. Van diens hand
zijn later omtrent 1881
door Slothouwer in de Lange
straat nog een viertal leerboe
ken voor geschiedenis uitgege
ven
Roeland-zelf kwam in de 2e klas
se van de school: oud en der dagen
zat geworden, klaagde hy zestig
jaar later nog het overdreven vele
huiswerk aan, dat hem in 1871 werd
meegegeven.
In April 1872 werd ook in Amers
foort de 300-jarige herdenking van
de inneming van Den Briel gevierd.
Onder leiding van de leraren hield
de ionge H B.S. een historische op
tocht. waarbij ook zeer vele volwas
sen stadgenoten (o.a. wevers en an
dere handwerkslieden) hun mede
werking verleenden. De pakken der
Geuzen waren „Natuurgetrouw"
ontworpen en gemaakt naar platen
uit Hofdijks „Ons Voorgeslacht" en
de geharnaste, gehflmdc en gede-
gendc géuzenkapiteins zagen er
werkelijk krijgshaftig uit. Op zyn
oude dag heeft Kollewijn meerma
len de herinneringen opgehaald,
welke voor hem aan deze 1 April-
optocht waren verbonden:
De verhoudingen in Amersfoort
lagen in 1872 anders dan nu. en zo
kon het gebeuren dat de H.B.S-.'ers
hoorden, dat de Roomsen vooral
die van Bloemendal aanstoot had
den genomen aan de Geuzenoptocht.
Naar werd beweerd, zouden z\i de
geuzenaanvoerders voorgesteld
door H.B Scholieren) wel eens le
lijk afdrogen, wanneer zij ze te pak
ken kregen. „Maar de mannen uit
de protestantse buurt Het Haagje
(bekend als dc Hagetieters) beloof
den dat we vast op hun hulp kon
den rekenen. Of het nu daardoor
kwam of dat de Roomsen het niet
zo boos bedoeld hadden, zeker is
het. dat nóch Lnmey nóch een van
de anderen werd gemolesteerd."
Weg uit Amersfoort
Kollewijn, wie het leven op de
Amersfoortse H.B.S. maar matigjes
beviel, heeft hier niet alle klassen
doorlopen: op 17-jarige leeftyd zei
hij deze school vaarwel en ging c?n
iaar later naar de LTniversiteit van
Groningen. Nog drie jaar later
werd hij als student ingeschreven
op de Hogeschool van Leipzig, waar
hii in 1880 cum laude zijn studies
beëindigde In hetzelfde iaar pro
moveerde Kollewijn cum laude tot
doctor in de filosofie op zijn bii
Slothouwer te Amersfoort uitgege
ven dissertatie over de invloed
van Vondel op de Duitse dichter
Andreas Grvnhius, een proefschrift,
waarvan de keuze van het onder
werp van een behoorlijke dosis per
soonlijke moed getuigt: in 1880 was
het in Duitsland al Pruisisch wat
dc klok sloeg en voor het protse
rige Pöuisen'dom was de gedachte
als zou een „Hollander" invlopd
hebben gehad op „LTnsere Dichter",
al heiligschennis.
De Amersfoortse tijd van Kolle
wijn was hiermede afgesloten. Als
zovelen trok ook hii weg uit de stad
zijner geboorte. Hij maakte grote
naam als leraar, schrijver en spel
linghervormer. Zijn vereenvoudigde
spelling, de snellin.g-Kollewiin, is op
enkele uitzonderingen na. thans tot
officiële spelling van het Neder
lands verklaard.. Zeer belangrijk,
baanbrekend werk. heeft deze
Amersfoorter verricht.
Sinds 1916 door een slepende
ziekte aan bed stoel en invalide-
wagentie gekluisterd, sedert 1921
in Helmond wonende, waar zijn
zoon Koos een dokterspraktijk had
overgenomen, wachtte dr. Kollewijn
de laatste jaren van ziin leven ge
duldig op het einde
P. S. TEELING
Dc, R. A. Kollewijn
Nu in enkele klassen de voetbal
competitie ten einde is en ln andere
klassen clubs zyn uitgespeeld, Is het
programma vanzelfsprekend klei
ner dan gewoonlijk. Toch is er voor
de voetballiefhebber nog keus *rc-
noeg en ^oral enkele wedstrijden
zjjn zeer belangrijk.
Interessant voor de onderste
plaats in de derde klasse F is de
ontmoeting tussen DWSV en RUG.
De verliezer zal tegen HMS een
beslissingswedstrijd moeten spelen.
Eindigt de wedslryd met een pun
tenverdeling dan moet HMS degra
datiewedstrijden spelen.
Voor de vierde klasse J Is nog
een compleet programma af te wer
ken. De beide kanshebbers voor de
titel spelen een uitwedstrijd. Amers-
fQortse Boys staat voor de kracht
proef lil. tegen Saestum. Dc blauw-
witten zullen hun taak uiterst se
rieus moeten opvatten cn zich ten
volle moeten geven, want Saestum
is op eigen terrein een lastige te
genstander en er moet gewonnen
worden om de fraaie kans te be
houden. Verwacht mag worden dat
De Zebra's hun laatste wedstrijd, in
dit geval tegen LVV uit. zullen win
nen. Wint ook Amersfoortse Bovs
dan kunnen onze stadgenoten gelyk
met de Hilversummers eindigen als
zij tenminste de laatste thuiswed
strijd tegen Quick tot winst weten
te brengen. Al met al is de kans
nog groot dat Amersfoort ook dit
seizoen een kampioen krijgt. Quick
ontvangt de Stichtse Boys. De
Utrechters zitten danig in het nauw
en zullen daarom hun uiterste best
doen om te winnen. Het kon aan
de Rubensstraat daarom wel eens
hevig spannen. Olvmpia heeft in de
uitwedstrijd tegen ADE niet veel
aa "uaaajaqjoA aj ajjisod uliz sub>i
wedstrijd RKBVV tegen Victoria is
niet meer van belang voor het ver
loop van de competitie Wij onthou
den ons daarom van een voorspel
ling.
Maar nóu moet ik op ze letten.
Vergeet dat niet! En nou heb ik
last genoeg van ze."
Trekken thuis
De oude vrouw lacht. „Je krijgt
ie trekken thuis, vader." zegt ze.
„Vroeger heeft dc schut last genoeg
van jou gehad. Tot in het begin
van ons trouwen. Maar toen was 't
uit! Ik wou er niks mee van doon
hebben, met die stroperjl,"
„Zo zie je maar weer," zegt de
jager, „dat do beste jachtopzieners
vroeger stroper zijn geweest."
„Dat moet ie nou ook weer niet
zeggen," meent Roel, „Dat is niet
helemaal waar. Maar een beetje
toch wel. Het is tegenwoordig wel
wat veranderd, maar vroeger na
men ze wel graag iemand voor
jachtopziener, die zelf stroper was.
Het moest natuurlijk verder een
nette kerel en een flinke vent we
zen, maar als 1c goed stropen kon,
had je al gauw een streepje voor.
Dan waren zc meteen een stroper
kwijt en ze hadden gelijk iemand,
die het klappen van dc zweep ken
de. En ik moet zeggen: Als ik zelf
vroeger niet gestroopt had, dan zou
ik nooit zo'n duivelse schut gewor
den zyn. die ze nou allemaal vinden
dat ik ben."
kort verhaal
door
c de boorder
ZE hebben van de week onze
Mies een serenade gebracht.
Onze Mies, dat is een grote, rooie
pees en ze, dat zijn de katten van
de naaste buren. Het was een hart
verscheurend duet, waarschijnlijk
al gecomponeerd door wijlen de
Gelaarsde Kat; nu uitgevoerd in
een lentenacht bij wassende maan
door Felix van de slager en Timmy
van de buurvrouw boven. Midden
in de tuin zongen ze hun liefdes
lied voor onze Mies, die achter de
op een kier staande keukendeur
te luisteren zat.
Eigenlijk is onze Mies helemaal
niet „van ons". Mies is van de hos
pita, die het dikke beest verwent
met de lekkerste hapjes van het da
gelijks menu. Mies is de oogappel
van de altijd vriendelijke, helaas
kinderloze kostjuffrouw. Wij, de
pensiongasten, dragen het zwaar
lijvige beest een hartgrondige haat
toe. De altijd hongerige tekenaar,
dit de tuinkamer bewoont, kan 't
stomme dier wel wurgen, als het
met roodbehaarde pluimpootjes
over zijn nog niet gedroogde pen
tekeningen kuiert.
De tekenaar was het, die de be-
wuste nacht, in zijn maandenlang
opgekropte woede tegen onze Mies,
de stoffige clivia van tafel nam en
het verdorde ding .met een driftige
worp het raam uitslingerde.
Als een bom ontplofte de bloem-
pot op het smalle tegelpad. De uit
haar keuken gelokte Mies moet
door een rondvliegende scherf zijn
geraakt want wij hoorden haar in
de verte klaaglijk miauwen. Die
nacht bleef het rustig en konden
wij ongestoord verder slapen. Maar
Mies keerde niet op haar basis te
rug en de tekenaar werd tegen het
einde van de maand de huur op
gezegd.
Sinds die dag bereikte de pen-
sion-„atmosfeer" een abnormaal
laag peil. Als we des namiddags
moe van de dagtaak naar huis
kwamen, was er geen thee gezet,
noch voor de tekenaar, noch voor
de overige huisgenoten. Het avond
eten kwam dan een uur te laat op
tafel en wèt er werd opgediend
was of te flauw of te zout of
aangebrand. De brave hospita was
volkomen uit haar doen. Ze bleef
ontroostbaar over het verlies van
haar Miesje. Bij elk van de schaar
se woorden die ze sprak klonk er
een traan in haar stem. Het leven
in ons kosthuis werd ondraaglijk.
Tot ik gisteren goedgemutst bij
de fietsenbaas binnen stapte om
mijn oude karretje met de pasge-
kochte banden op te halen. Terwijl
ik stond te wachten tot de stalling
baas mijn fiets uit het rek zou
halen, hoorde ik plotseling het be
kende, zo gehate, vehijnige geblaas
van onze Mies, die zich boven
op een stelling in een kinderwagen
had geïnstalleerd.
„Kssst! Ga je weg!", riep de
fietsenbaas.
Ik aarzelde. Zou ik zwijgen en
Mies waarschijnlijk voor altijd uit
ons huis verbannen? Ik zag de ver
drietige ogen van mijn grijze hos
pita voor me en dacht aan de af
schuwelijke sfeer thuis.
Vijf minuten later opende ik
zachtjes de voordeur om Miesje uit
mijn actentas in de haar vertrouw
de gang te laten wippen. Toen
sprong ik opgelucht in het zadel
en liet mijn splinternieuwe bande^
snorren over het asfalt.
's Avonds stond er thee klaar
mèt een koekje. De radio speelde
en m'n hospita glimlachte stralend.
„Onze Mies" lag weer als een don
zen bal onder de tafel.
Over een poosje zullen we jonge
katjes hebben; nog meer gekrijs in
huis. Het zij zo. Lente brengt nu
eenmaal nieuw geluid.
Tussen haakjes: de tekenaar mag
blijven!
Gratis-abonnement voor
teruggekeerde militairen
Met ingang van 22 Maart zullen
aan gerepatrieerde militairen gra-
tis abonnementen worden ver
strekt, die gedurende de eerste
maand na de terugkeer geldig zul
len zijn op alle spoor- en buslij
nen N.V.TO. en op de boten van
de veerdienst StaverenEnkhui-
n.
Een waarborgsom van zeven
gulden wordt bij inlevering der
abonnementen teruggestort.