Mevrouw Van Nijnatten - Doffeimies dat de beste jachtopzieners vroeger Lente serenade Is het waar Wij brachten een bezoek aan: stroper zijn geweest? In Amersfoort stond wieg van de man die onze spelling ontwierp Schrijfster van populaire Veluwse romans r Kent U ze wel? 't Is en blijft liefhebberij, want ze is op de eerste plaats huisvrouw „Henne" speelt tussen Harderwijk en Nijkerk 's Avonds bij een bakje koffie krijg je rare dingen te horen „Nou vader, je bent toch zelf ook jong geweest?" Br. Kollewijn werd geboren in „Den Nieuwen Engel" in de Lang est raat Boys voor een krachttoer Zaterdag 20 Maart 1948 3 Hiermede vervolgen wij onze serie artikelen over bekende en onbekende personen uit ons aller omgeving. i I TlT_X.. il. UOah Wanneer men vroeger 's avonds een of andere Veluwse boe renwoning binnenging, dan kon men daar ,,rond de heerd". tussen het boerenvolk een eenvoudige vrouw aantreffen, bezig met aardappelenschillen of boontjes afhalen. Men zag direct dat het geen ..inboorlinge" maar iemand van buiten" was. Die iemand van ..buiten" was mevr. Nynatten. Uren kon ze daar zo met de boeren en arbeiders keuvelen over koetjes en kalfjes en al pratende leerde ze de zeden en gewoonten van dit landvolk ken nen, hoorde ze allerlei verhalen, die van geslacht op geslacht wer den overgedragen. Die stof verwerkte ze later in haar romaris, die zo oprecht en eenvoudig geschreven zijn, dat ze vooral door de doorsnee-lezer ..verslonden" worden. Bij deze schrijfster brachten we toen ze nog in Nunspeet woonde een bezoek. ZEER amicaal ontving ze ons. Haar man werd op een nette manier het huis uit gestuurd en we konden, in de gezellige woning, temidden van de Veluwse natuur onge stoord over haar leven en haar werk praten. We deden dat onder het heerlijk genot van een kop koffie, terwijl de ro- mancère gezellig bezig was met aardappelschillen, want mevr. Nynatten is in de eerste plaats huisvrouw. Het schrij ven doet ze uit liefhebberij. En dan lanceerden we or:e eerste vraag. Hoe kwam u tot schrijven? Ja, hoe kwam ik tot schrijven? 't Kwam zo vanzelf. Op de lagere school in Deventer kon ik aardig opstellen schrijven. Ik' vond het leuk. Later op de meisjes HBS was dit mijn lievelingsvak. Ja, op die leeftijd schrijf je wel meer. En dan dicht je soms ook. Zelf vond ik mijn poëzie natuurlijk erg interes sant- en goed. Maar een cynicus van een leraar, wiens mening over mijn werk werd gevraagd, dacht er anders over. „Als er wat in je zit. komt he* er vanzelf later wel uit", was zijn Salomo-oordeel, daarmee mijn jongemei?jc-:llusies de grond inborend. Wanneer ik thans het werk uit die tijd nog eens doorlas, dan was het voor de leraar ook niet mogelijk iets an ders te zeggen. Het' werk miste alle eisen, waaraan litteratuur moet voldoen. Zeventien jaar woonde ik in Diepenveen bij'Deventer waar mijn vader burgemeester was. Eerst ging ik naar Indonesië, daar na naar Den Haag en daar leerde ik mijn man kennen. De woon plaats van een officier is niet erg standvastig* en zo verhuisde ik nog al eens. In Tilburg begon ik te schrijven, ik was toen ongeveer 30 jaar. een verhaal over het boeren leven in r> buurt van Deventer. Als titel van dit verhaal koos ik „Grond". „Grond" Omdat „Grond" in de buurt van Deventer speelde, zocht ik in dezelfde stad een uitgever. En ik had geluk Hjj nam het verhaal als feuilleton in zijn krant en later gaf hij het als premieboek uit. Ik zal u maar niet vertellen wat voor schijn tje mij dit verhaal opbracht. Daar lach ik nu om. Maar toen was ik zo trots als een pauw, dat kunt U begrijpen!" „Grond" is mij zeer dierbaar cn daarom vind ik het zó fijn dat van dit boek een herdruk zal verschijnen. En uw tweede boek Ja, dat is een interessante ge schiedenis. Mijn man had opdracht gekregen, sportwedstrijden in Til burg te organiseren. Was het maar bij de wedstrijden zelf gebleven; maar ook de organisatie van het feestterrein kwam op de schouders van mijn echtgenoot neer. Hier had hij helemaal niet op gerekend. Het kostte hem zenuwen, want hij had zo'ii gevalletje nog nooit onder handen gehad. Óm -kort te zijn: Een dansband werd geëngageerd. Ik had voldoende gelegenheid om met de artisten kennis te maken. Ik leerde hun leven „achter de schermen", kennen; hun wel en wee, hun soms diep-tragische le vensloop. Zo ontstond „Wladimir Roesky's Merry Musical Ladies Roman". Het boek werd uitgegeven bij Van Dishoeck uit Bussum, die ook al mijn latere romans het daglicht liet zien. De roman „Grond" kocht hij over. En nu soms het belachelijke van de critiëk. Over dit boek van de dansband schreef een recensent, dat de schrijfster onherroepelijk zelf in de band gezeten moet heb ben. want dat ze van het gewone burgerleven geen snars verstand had. Van Ontaarde Zoon" naar de boerenromans Van het „muzikale intermezzo" stappen we naar „Ontaarde zoon", de psychologische roman van een jongeman, die zich ter wille van een schone vrouw „Belle Anna" die tussen twee haakjes niets om hem geeft, op het verkeerde pad begeeft, zijn broer uit verdrongen jaloersheid bewusteloos slaat en tenslotte toch nog goed terecht komt. „Ontaarde Zoon", is een van mijn lievelingsboeken, waaraan ik altijd met plezier terugdenk." Een. heel andere richting gaan de latere ro mans uit. Hierin wordt meer het boerenleven uit de Achterhoek en de Betuwe beschreven. We noemen de „Nijmershof", „Het Huis van licht en schaduw" en het vervolg daarop „Moeder Geerte" en de paardenroman „Tolhuis Het Zwar te Paard" dat in Limburg speelt. En dan is er nog de onlangs ver schenen roman „Henne", het stoere verhaal van het boerenleven op de „Kudelkamp", een grote boerderij tussen Harderwijk c Nijkerk, langs de IJsselmeerkust, en spe ciaal over het leven van een der bewoonsters „Henne", die zich niet aan de trotse familietradities stoort en uit liefde trouwt met de ruwe, maar toch innerlijk-goede dagloner Gart-Jan. „Lees U dit een. en vol vuur gooit mevr. Nynatten ons een paar boeken voor de neus. Het blijken de vertalingen in het Deens van „Het huis van licht en schaduw" en van „Moeder Geerte" te zijn. We lezen de titels:: „Lysets og Skyggernes Hus" en „Den Band Lyste Gaard", dan leggen we de boekwerken maar weer ter zijde, omdat we nu eenmaal geen Deens kennen. De boeken worden ook in het Zweeds en het Noors vertaald, vult de schrijfster v,ol trots aan. Vindt u schrijven een interessant werk? Bij deze vraag glimlacht mevr. Nynatten even. „Och U kunt dat", voegt ze ons toe. „Het schrijven van een boek is, gedachtig de leus van Edi son, 1 procent inspiratie en 99 procent transpiratie. De op bouw van het boek staat mij geheel voor de geest, het neer schrijven van de gedachten kost men soms inspanning. Eerst schrijf ik alles in schriften, in een handschrift, dat niemand, behalve ikzelf, kan lezen. Wanneer het boek helemaal is neergeschreven, typ ik het zelf velletje voor velletje over. Ziet U, dat is de 99 pet. trans piratie." U schrijft zeker 's avonds? „Nee juist niet. Het liefst schrijf ik 's morgens. Wanneer ik eenmaal met een boek bezig ben, moet het af ook. Elke morgen, het liefst tus sen 9 en 12, schrijf ik er dan een uur of drie aan. Het bezwaarlijkste is, tussen beslommeringen, die een huisvrouw nu c.nmaal heeft, de tijd voor schrijven vrij te maken. Mijn boeken zijn haast allemaal fantasieproducten. De figuren be staan in werkelijkheid niet." Ook „Henne" niet? Nee „Henne" ook niet. Henne is een fantasie-figuur. Ze leeft wel voor mij. Wanneer i\ haar op straat tegen zou komen, dan zou ik kunnen zeggen: Dat is Henne. „Eigenaardig", merken we op, „we dachten juist, dat uw figuren naar de werkelijkheid geschapen wa ren". „Integendeel". zegt de schrijfster. „Wel leerde ik de ge bruiken en de gewoonten van de boeren kennen, maar een beschrij ving van de werkelijkheid vind ik vervelend werk. Daar zou ik hele maal niet van houden. En „Het geheime dorp" dan? Ja met „Het geheime dorp", een bij de fa. Callenbach te Nijkerk uitgegeven roman, over het „Soe- relse onderduikerskamp" te Nun speet staat het enigszins anders. Dit boek werd in opdracht door mij geschreven". Dc figuren uit dit boek hebben werkelijk be staan, al geeft dc schrijfster ze an dere namen. Het leven in dit kamp is naar waarheid geschreven. Voor al het tweede gedeelte is zeer span nend en laat ons intens meeleven met de spanning en de doodsnood waarin deze onderduikers vaak leefden. Daardoor heen geweven Meur. Van Nijnatten zijn de daden van de verzetsgroe pen uit Nunspeet en Elburg. De schrijfster zelf illegaal werkster, voelde de sfeer van deze groepen goed aan en gaf er een bijna na tuurgetrouwe beschrijving van in ,.Het geheime dorp", dat vooral voor de omgeving van Nunspeet van grote documentaire waarde is. Een Kerstverhaal en nog een roman Bij Ploegsma in Haarlem verscheen in December van het vorig jaar het kustvermaal „Harm de leugenaar" een spannende geschiedenis over een dromer uit de Gelderse Achterhoek, een „rare" „een leugenaar", die echter na de „redding" van enige kinderen een wonderdoener werd. ,,'t Hemeltje", is een boek, over een kleine landbouwer, die in de ontginningsmaatschappijen werkte en dat nog verschijnen gaat. ,,'1 Hemeltje", is een dialectische naam voor krekel. Mevr. Nynatten heeft dus niet stilgezeten. Ze is 'n ijverig schrijf ster en een populair schrijfster. Tot deze conclusie komen we op nieuw wanneer we thuisgekomen „Henne" nog eens uit de boeken kast nemen en zien dat het 380 bladzijden fijne druk telt. Hoe was het ook al weer? Eén pet. inspira tie en 99 pet. transpiratie. Maar inspiratie en transpiratie vormden een boekwerk, dat waard is door iedere Veluwenaar gelezen te wor den; een boekwerk waarover we in een volgend artikel iets meer ho pen te vertellen. Hulshorst, Maart 1948. H. v. d. DUIM. C TROPERS is allemaal slecht volk," zegt Roel, dp oude jacht- opziener, die mjj deze koude avond in zyn warme hulskamer heeft genood. „Zy doen het louter uit weelderigheid, om een beetje mooi weer te kunnen spelen „Nou, nou, vader, maak je het niet wat. erg!" vraagt zyn vrouw. En ze schenkt de koffiekoppen nog eens vol. Een jonge jager, die ook aan de tafel zit, slurpt zyn koffie en kflkt over de kop lachend naar de oude schut. Hy schijnt hem „op de kast" te willen jagen. „Het zyn toch altjjd de slechtsten niet, de stropers," zegt hy. „Man, schei uit," meent Roel. „Het is volk van de kouwe kant. Hagen en nachten zit ik er achter an." LJ IJ is er fel op." zegt jjll vrouw, die sneden snij ziin snijkoek presenteert. „In de oorlog liet hii ze lopen. Als ze dan gesnapt wer den, gingen ze naar Duitsland en daar werkte vader niet aan mee. Maar de laatste tijd heeft hii er weer verscheidene te pakken ge had." „Ja, kijk eens, in de oórlog was het wat anders." vindt Roel. „Toen stroopte iedereen, die er de kans voor had. En toen zag ik niks. Na tuurlijk niet. Toen deden de moes ten het om een hap eten in de pan te hebben. Maar ie kan me best geloven, dat er toen ook wel waren die het alleen uit weelderigheid de den. Maar ia. ie liet ze toch lopen. Het wild werd anders toch wel door dc mof mee gepikt." „Hoe gaat dat stropen met de lichtbak eigenlijk?", vraag ik. „Ze hebben me verteld, dat het hier op de Veluwe nog al veel wordt ge daan." Veel te veel „Veel te veel, man." meent Roel. „Veel te veel. Kijk, dat moet ie niet doen bij windstil weer. Dan heeft het wild ie te gauw in de gaten. Je moet tegen de wind op lichten en dan hoek voor hoek afwerken. Eén met de lichtbak en één met het geweer. En meestal is er dan nog een ..achterloper" bij om op te letten of er geen jachtopziener aankomt." „Als een schut het licht ziet, is de stroper er zeker bij!" „Dat zou ie denken," roept Roel die meer en meer op zijn praat stoel komt. „Een paar weken ge leden hadden we er twee met ziin vieren ingesloten We kropen dich- terbii, maar ze kregen ons in de gaten en het licht ging uit. Het was een stikdonkere nacht. We zagen niks meer en we hoorden niks meer. Maar ik dacht: dat is héb ben! Die ontlopen me niet meer! Ze kunnen nergens heen! We wachtten tot het dag begon te wor den. maar we vonden alleen me kaar. Ik was doornat van het krui pen door de hei. Hoe ze hem ge smeerd zijn, begrijp ik nog niet. Ik geloof al z'n leven, dat ze over de spoorbaan gekomen zijn en toen aan de loop zijn gegaan. Ik moet zeggen: 't was knap werk. Maar ik had toch de smoor in." „Nou vader, je bent toch zelf^eok jong geweest!" klinkt de vrouwe- stcm. Niet zo'n beste „Ach ia." zegt Roel. „Wat waar is. is waar. In mijn ionge jaren was ik ook niet zo'n bes te." Zijn ogen beginnen te glin steren. „D'r was er geen een in de buurt, die brutaler met de lichtbak was dan ik. Ik heb de schut wat te grazen gehad in die dagen. Jongen, als ik daar nog aan denk! Die ouwe kon me wel levend opvreten ,,U?" vroeg ik verbaasd. „Wat is dat nou weer?' De oude baas bloost. Hij hakkelt even. Maar dan zegt hy ferm: „Ja, iaat ik het maar eerlijk zeggen. De beste stroper van de Veluwe kan bij mij nog in dc leer gaan. Ik ben vroe ger heel wat nachten met de licht bak er op uit geweest. En ik heb by mekaar wel honderd dagen voor het stropen in de kast gezeten Als jongen van veertien jaar zat ik al m het cachot van Harderwijk. Daar hadden ze me heen gebracht. Myn vader vertikte het de boete voor me te betalen. Die ouwe van me was een kwaje in die dingen. Niet. dat-ie het erg vond. Zelf stroopte hy ook. Maar hij liep nooit tegen de lamp. Als ze mij wél bij de klad den kregen, moest ik zelf de ge volgen maar dragen Mnar ja, daar praten we nou wel over. Ik heb er geen schaamte van, dat nou niet hoor. Maar het is al zo veel ïaren geleden. Toen zat u nog in de rooie kool." De jeugdige jager knipoogt me olijk toe. Nu begrijp ik waar het hem zo juist om te doen geweest is. „Zie je nou wel, Roel", zegt hij) „dat de stropers nog niet altijd de slechtsten zijn?" „Nou ja.' moppert Roel, „ik heb daarnet wel een beetje overdreven. Ik weet niet, of vele stadgenoten wel eens vanaf het trottoir voor Concordia (tegenwoordig dansschool en vroeger een bekende sociëteit) hebben gekeken naar de oude gevelstenen in de nieuwe pui van de ijzerwinkel van dc Firma Nierop, achter in de Langestraat. De gevelsteen van het meest linkse deel van de winkel (dus vlak naast kapper Hopman) draagt de beeltenis van een staande engel en het onderschrift „Den Nieuwen Engel In dat huis werd op 30 Maart 1857 de begaafde en later zo bekende spellinghervormer en onderwijsman Dr R. A. Kollewijn geboren als zoon van de Amersfoortse instituteur A. W. Kolle wijn Nzn. VADER KOLLEWIJN had jaren tevoren van een lid van dc leraren- familie Hamelberg bij diens vertrek naar Hoorn een particulier onderwijsinstituut overgenomen. Het „Instituut-Kollewijn" was in die jaren bekend in de wijde omtrek en de enige onderwijsinstelling in Oost-Utrecht, welke opleidde voor het toelatingsexamen voor adelborst en kadet cn voor dc polytechnische school (de latere Technische Hoge school) te Delft. aan het einde van zijn leven wist Kollewijn zich nog alle finesses er van voor de geest te halen: Er was plaats voor zes kinderen tegelijk op dat W.C.'tje. In de plank waren naast elkaar zes ronde gaten ge zaagd van verschillende grootte. Het zeventienjarige hulpje juffrouw Antje taxeerde dan welk gat by je paste cn... ze had naar het scheen een aangeboren gevoel voor maat en een scherp oog voor verhoudin gen. De „tandebaas" In de .jeugdjaren van dr. Kolle wijn was het dubbel ellendig om erge kiespijn te hebben. Onze stad herbergde omstreeks 1870 nóg géén tandarts. Tot in de tachtiger ïaren waren de Amersfoorters nog aange wezen op hulp van buiten en kwam b.v. Pinkhof, dentiste in Arnhem, elke Woensdag naar Amersfoort en was dan in hotel Muller te consul teren o.a. voor kunsttanden en zuig- gebittcn. In Kollewyns tijd kwam Het was geen wonder, dat vele ouders hun jongens naar dc „school van Kollewijn" stuurden, ook al om dat er kostschool werd gehouden, waarbij leiding werd gegeven aan leerlingen, van de Amersfoortse Latijnse school die plan hadden aan een Universiteit te gaan stude ren. De werkkracht van Vader Kollewijn beperkte zich niet tot de school alleen. Talrijk moeten dc instellingen zyn. in Amers foort. die aan hem hun ont staan te danken hebben: o.a. de zwemschool uit de zestiger ja ren en de badinrichting van Schoterman. een kiesvereni ging. een orkest (met als diri gent de heer Schweinsberg. tus sen 1860 cn 1890 een in Amers foort zeer bekend muziekpae- dagoog) en een begrafenisver eniging. Nog klein cn stil Amersfoort was in 1857 nog een klein, stil, in zielenaantal soms achteruitgaand stadje. Er was geen gas en geen waterleiding, geen bad en zweminrichting en van een be hoorlijke riolering zoals thans had de bevolking nog geen weet. Het tonnenstelsel vierde nog hoogtij. Een trein liep er nog niet en wie op reis wilde gaan. moest by de Ver gulde Zwaan een diligence oj> Utrecht nemen, of bij stalhouder Schimmel een rijtuig, dat hem langs het mulle zand der Leusder- en Doornsc weg naar Maarn, ofwel langs de niet heel veel betere Arn hemse weg naar het station Maars- bergen bracht. In de straten van onze stad was nog geen druk verkeer gelyk nu het geval is In de Langestraat (men sprak toen nog van Langstraat) patrouilleerden overdag veelal enige tomen Barnevelders of een paar koppels ganzen rustig over de hob belige kinderhoofdjes, hoogstens een paar malen per dag weg ge jaagd door het gedj^kker der voor- bijhobbelende Rijdende Artillerie. Op 8 Februari 1942 ontfermde zich de dood over één van Amersfoorts grote zonen. dr. R. AKolle wijn. die tot in de laatste ogenblikken van zijn aards bestaan zo onuitsprekelijk hevig kon terug verlangen naar zijn geboortestad „naar het huis in de Langstraat en de tuin, waarin ik soms nu nog, in mijn dromen, als jongen speel of er in mijn eentje sta en naar de wolken kijk Onze Vroede Vrderen hadden in liet jaar van Roeland Anthonie Kolle- wijn z'n geboorte nog niet de 162 bunders van het prachtigste bos- terrein op de Amersfoortse Berg in onverklaarbare kortzichtigheid verkocht om van de ontvangen f 34.600 dc straten van Amersfoort op te knappen en van een nieuw plaveisel te voorzien f Op het „kippcnschooltje Het eerste onderwijs, dat aan de ionge Roeland Kollewijn deelachtig werd, was dat van de bewaarschool van juffrouw Van Zeist. De korte, enigszins gebogen juffrouw Van Zeist hield dit „kippenschooltjc" in een tuinkamer achter in een huis aan de Langestraat. In het voorhuis was een slijterij, waar in meestal enige heel-grote va ten met brandewijn lagen. Ze ventig jaren na datum herin nerde dr. Kollewijn zich nog uitstekend, dat zijn vyfjaj-ig broertje eens in het voorbij gaan de kraan van zo'n vat had opengedraaid, waardoor vrij veel van het toen ook al kost bare vocht verloren ging. Heel achter in de donkere en nau we gang van het huis bevond zich de "VV.C. van de bewaarschool. Nog een ïaar of tachtig geleden eens in de maand een tandarts uit Utrecht, die handig trok (vullingen beston den in die tijd nog niet voor dc Keientrekkers) Wanneer nu in Kollewijns Instituut een bangelijke jongen een kies moest worden uit- gcmarteld, legde „de tandebaas", zoals hij werd genoemd, een blin kende gulden op tafel cn zei: „Kijk nou es goed; ik trek zónder pijn en die gulden is voor jou, als je iets van het trekken voelt." Gerustge steld opende dan fyet slachtoffer zijn mond; «Ie vervaarlijke tang kwam te voorschijn en de kies werd met meestal hevige pynen eruit ge haald. Als dan de gepijnigde de mooie gulden in de wacht wilde sle pen. griste de tandarts deze haastig van tafel en borg hem weer voor een volgende patiënt in zijn beurs. Grote verandering In 1871 kwam er voor de Kollewyns een grote verande ring. Het Instituut-Kollewijn werd overbodig door de oprich ting in dit iaar van de Amers foortse H.B.S.. met als direc teur dr. Menalda van Schou wenburg. Roelands Vader werd er leraar in de geschiedenis en aardrijkskunde. Van diens hand zijn later omtrent 1881 door Slothouwer in de Lange straat nog een viertal leerboe ken voor geschiedenis uitgege ven Roeland-zelf kwam in de 2e klas se van de school: oud en der dagen zat geworden, klaagde hy zestig jaar later nog het overdreven vele huiswerk aan, dat hem in 1871 werd meegegeven. In April 1872 werd ook in Amers foort de 300-jarige herdenking van de inneming van Den Briel gevierd. Onder leiding van de leraren hield de ionge H B.S. een historische op tocht. waarbij ook zeer vele volwas sen stadgenoten (o.a. wevers en an dere handwerkslieden) hun mede werking verleenden. De pakken der Geuzen waren „Natuurgetrouw" ontworpen en gemaakt naar platen uit Hofdijks „Ons Voorgeslacht" en de geharnaste, gehflmdc en gede- gendc géuzenkapiteins zagen er werkelijk krijgshaftig uit. Op zyn oude dag heeft Kollewijn meerma len de herinneringen opgehaald, welke voor hem aan deze 1 April- optocht waren verbonden: De verhoudingen in Amersfoort lagen in 1872 anders dan nu. en zo kon het gebeuren dat de H.B.S-.'ers hoorden, dat de Roomsen vooral die van Bloemendal aanstoot had den genomen aan de Geuzenoptocht. Naar werd beweerd, zouden z\i de geuzenaanvoerders voorgesteld door H.B Scholieren) wel eens le lijk afdrogen, wanneer zij ze te pak ken kregen. „Maar de mannen uit de protestantse buurt Het Haagje (bekend als dc Hagetieters) beloof den dat we vast op hun hulp kon den rekenen. Of het nu daardoor kwam of dat de Roomsen het niet zo boos bedoeld hadden, zeker is het. dat nóch Lnmey nóch een van de anderen werd gemolesteerd." Weg uit Amersfoort Kollewijn, wie het leven op de Amersfoortse H.B.S. maar matigjes beviel, heeft hier niet alle klassen doorlopen: op 17-jarige leeftyd zei hij deze school vaarwel en ging c?n iaar later naar de LTniversiteit van Groningen. Nog drie jaar later werd hij als student ingeschreven op de Hogeschool van Leipzig, waar hii in 1880 cum laude zijn studies beëindigde In hetzelfde iaar pro moveerde Kollewijn cum laude tot doctor in de filosofie op zijn bii Slothouwer te Amersfoort uitgege ven dissertatie over de invloed van Vondel op de Duitse dichter Andreas Grvnhius, een proefschrift, waarvan de keuze van het onder werp van een behoorlijke dosis per soonlijke moed getuigt: in 1880 was het in Duitsland al Pruisisch wat dc klok sloeg en voor het protse rige Pöuisen'dom was de gedachte als zou een „Hollander" invlopd hebben gehad op „LTnsere Dichter", al heiligschennis. De Amersfoortse tijd van Kolle wijn was hiermede afgesloten. Als zovelen trok ook hii weg uit de stad zijner geboorte. Hij maakte grote naam als leraar, schrijver en spel linghervormer. Zijn vereenvoudigde spelling, de snellin.g-Kollewiin, is op enkele uitzonderingen na. thans tot officiële spelling van het Neder lands verklaard.. Zeer belangrijk, baanbrekend werk. heeft deze Amersfoorter verricht. Sinds 1916 door een slepende ziekte aan bed stoel en invalide- wagentie gekluisterd, sedert 1921 in Helmond wonende, waar zijn zoon Koos een dokterspraktijk had overgenomen, wachtte dr. Kollewijn de laatste jaren van ziin leven ge duldig op het einde P. S. TEELING Dc, R. A. Kollewijn Nu in enkele klassen de voetbal competitie ten einde is en ln andere klassen clubs zyn uitgespeeld, Is het programma vanzelfsprekend klei ner dan gewoonlijk. Toch is er voor de voetballiefhebber nog keus *rc- noeg en ^oral enkele wedstrijden zjjn zeer belangrijk. Interessant voor de onderste plaats in de derde klasse F is de ontmoeting tussen DWSV en RUG. De verliezer zal tegen HMS een beslissingswedstrijd moeten spelen. Eindigt de wedslryd met een pun tenverdeling dan moet HMS degra datiewedstrijden spelen. Voor de vierde klasse J Is nog een compleet programma af te wer ken. De beide kanshebbers voor de titel spelen een uitwedstrijd. Amers- fQortse Boys staat voor de kracht proef lil. tegen Saestum. Dc blauw- witten zullen hun taak uiterst se rieus moeten opvatten cn zich ten volle moeten geven, want Saestum is op eigen terrein een lastige te genstander en er moet gewonnen worden om de fraaie kans te be houden. Verwacht mag worden dat De Zebra's hun laatste wedstrijd, in dit geval tegen LVV uit. zullen win nen. Wint ook Amersfoortse Bovs dan kunnen onze stadgenoten gelyk met de Hilversummers eindigen als zij tenminste de laatste thuiswed strijd tegen Quick tot winst weten te brengen. Al met al is de kans nog groot dat Amersfoort ook dit seizoen een kampioen krijgt. Quick ontvangt de Stichtse Boys. De Utrechters zitten danig in het nauw en zullen daarom hun uiterste best doen om te winnen. Het kon aan de Rubensstraat daarom wel eens hevig spannen. Olvmpia heeft in de uitwedstrijd tegen ADE niet veel aa "uaaajaqjoA aj ajjisod uliz sub>i wedstrijd RKBVV tegen Victoria is niet meer van belang voor het ver loop van de competitie Wij onthou den ons daarom van een voorspel ling. Maar nóu moet ik op ze letten. Vergeet dat niet! En nou heb ik last genoeg van ze." Trekken thuis De oude vrouw lacht. „Je krijgt ie trekken thuis, vader." zegt ze. „Vroeger heeft dc schut last genoeg van jou gehad. Tot in het begin van ons trouwen. Maar toen was 't uit! Ik wou er niks mee van doon hebben, met die stroperjl," „Zo zie je maar weer," zegt de jager, „dat do beste jachtopzieners vroeger stroper zijn geweest." „Dat moet ie nou ook weer niet zeggen," meent Roel, „Dat is niet helemaal waar. Maar een beetje toch wel. Het is tegenwoordig wel wat veranderd, maar vroeger na men ze wel graag iemand voor jachtopziener, die zelf stroper was. Het moest natuurlijk verder een nette kerel en een flinke vent we zen, maar als 1c goed stropen kon, had je al gauw een streepje voor. Dan waren zc meteen een stroper kwijt en ze hadden gelijk iemand, die het klappen van dc zweep ken de. En ik moet zeggen: Als ik zelf vroeger niet gestroopt had, dan zou ik nooit zo'n duivelse schut gewor den zyn. die ze nou allemaal vinden dat ik ben." kort verhaal door c de boorder ZE hebben van de week onze Mies een serenade gebracht. Onze Mies, dat is een grote, rooie pees en ze, dat zijn de katten van de naaste buren. Het was een hart verscheurend duet, waarschijnlijk al gecomponeerd door wijlen de Gelaarsde Kat; nu uitgevoerd in een lentenacht bij wassende maan door Felix van de slager en Timmy van de buurvrouw boven. Midden in de tuin zongen ze hun liefdes lied voor onze Mies, die achter de op een kier staande keukendeur te luisteren zat. Eigenlijk is onze Mies helemaal niet „van ons". Mies is van de hos pita, die het dikke beest verwent met de lekkerste hapjes van het da gelijks menu. Mies is de oogappel van de altijd vriendelijke, helaas kinderloze kostjuffrouw. Wij, de pensiongasten, dragen het zwaar lijvige beest een hartgrondige haat toe. De altijd hongerige tekenaar, dit de tuinkamer bewoont, kan 't stomme dier wel wurgen, als het met roodbehaarde pluimpootjes over zijn nog niet gedroogde pen tekeningen kuiert. De tekenaar was het, die de be- wuste nacht, in zijn maandenlang opgekropte woede tegen onze Mies, de stoffige clivia van tafel nam en het verdorde ding .met een driftige worp het raam uitslingerde. Als een bom ontplofte de bloem- pot op het smalle tegelpad. De uit haar keuken gelokte Mies moet door een rondvliegende scherf zijn geraakt want wij hoorden haar in de verte klaaglijk miauwen. Die nacht bleef het rustig en konden wij ongestoord verder slapen. Maar Mies keerde niet op haar basis te rug en de tekenaar werd tegen het einde van de maand de huur op gezegd. Sinds die dag bereikte de pen- sion-„atmosfeer" een abnormaal laag peil. Als we des namiddags moe van de dagtaak naar huis kwamen, was er geen thee gezet, noch voor de tekenaar, noch voor de overige huisgenoten. Het avond eten kwam dan een uur te laat op tafel en wèt er werd opgediend was of te flauw of te zout of aangebrand. De brave hospita was volkomen uit haar doen. Ze bleef ontroostbaar over het verlies van haar Miesje. Bij elk van de schaar se woorden die ze sprak klonk er een traan in haar stem. Het leven in ons kosthuis werd ondraaglijk. Tot ik gisteren goedgemutst bij de fietsenbaas binnen stapte om mijn oude karretje met de pasge- kochte banden op te halen. Terwijl ik stond te wachten tot de stalling baas mijn fiets uit het rek zou halen, hoorde ik plotseling het be kende, zo gehate, vehijnige geblaas van onze Mies, die zich boven op een stelling in een kinderwagen had geïnstalleerd. „Kssst! Ga je weg!", riep de fietsenbaas. Ik aarzelde. Zou ik zwijgen en Mies waarschijnlijk voor altijd uit ons huis verbannen? Ik zag de ver drietige ogen van mijn grijze hos pita voor me en dacht aan de af schuwelijke sfeer thuis. Vijf minuten later opende ik zachtjes de voordeur om Miesje uit mijn actentas in de haar vertrouw de gang te laten wippen. Toen sprong ik opgelucht in het zadel en liet mijn splinternieuwe bande^ snorren over het asfalt. 's Avonds stond er thee klaar mèt een koekje. De radio speelde en m'n hospita glimlachte stralend. „Onze Mies" lag weer als een don zen bal onder de tafel. Over een poosje zullen we jonge katjes hebben; nog meer gekrijs in huis. Het zij zo. Lente brengt nu eenmaal nieuw geluid. Tussen haakjes: de tekenaar mag blijven! Gratis-abonnement voor teruggekeerde militairen Met ingang van 22 Maart zullen aan gerepatrieerde militairen gra- tis abonnementen worden ver strekt, die gedurende de eerste maand na de terugkeer geldig zul len zijn op alle spoor- en buslij nen N.V.TO. en op de boten van de veerdienst StaverenEnkhui- n. Een waarborgsom van zeven gulden wordt bij inlevering der abonnementen teruggestort.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 3