Ontstaan uit nederzetting op hoogten langs handelsweg uit het Zuiden? J. H. Pennings: Gaat als kunstschilder stil en ingetogen zijn weg Uit de prille jeugd van Amersfoort Amateur Van den Broek werd specialist bij uitstek Op eiland tussen armen van deEem verrees in de riddertijd een sterkte Reeds in 985 bekend als Amersfordia De ziel der dingen openbaart zich in zijn werken Honingwinning staat er niet gunstig voor dit jaar Goede kinderboeken van „De Sleutel" 4 Zaterdag 14 Augustus 1948 7 N dc artikèlen over de geschiedenis van Arnhemse straat en J. Varkensmarkt kortgeleden in dit blad verschenen is eigenlijk heel onvoeLbaar het ontstaan van middeleeuws Amers foort aangeroerd. Wat we omtrent de prille jeugd van onze mooie stad weten is een allerongelukkigst klein beetje. Deze om standigheid delen we met eigenlijk zo goed als alle Nederlandse (en West-Europese) steden. Toch is het, dank zij het werk van onderzoekers, gelukkig zo gesteld, dat vrij algemeen geldende ..regelen over het ontstaan van onze steden kunnen worden aangenomen. In de studie van K. Hassert (..Dié Stadte geogra fisch betrachtet wordt dit aldus omschreven, dat waar ver keerswegen elkaar snijden, waar de ene soort van verkeer in de andere overgaat, of waar het ene transportmiddel door het andere vervangen wordt, daar vindt men steden. welk laatste het ontstaan dunkt me niet anders kan worden ver klaard dan als een (later verande rende) rivierlus. Knooppunt van landwegen In studies over het ontstaan van Amersfoort komt steeds weer naar voren de grote betekenis van de West-Oost verbinding, welke liep over de Colland (later St. Joosten- plaats) door de Breul (moeras achtige wildernis) en over een „veenbrug" door de Eemvoorde ging, om vervolgens langs de'Lan- gestraat en de Kampstraat over de I-Iessenweg naar Gelderland uit on ze gezichtskring te geraken. Een nauwkeurige bestudering van de kaart van landmeter Slits uit het jaar 1830 in ons museum Flé- hite aanwezig doet mij echter ter. zeerste aan deze platgetreden van de Hof vlak voor en langs de Kunsthandel Veenendaal (dus het gedeelte dat men geheel rechts op deze oude prent ziet) behoort heeft tot de oude handelsweg uit het Zui den, waaraan Amersfoort zijn ont staan zou hebben te danken. OOK was het in de primitieve oude tijden zo, dat de rivieren een opstuwing veroorzaakten van het verkeer langs de landweg ter plaatse waar dit de rivier kruiste, dus daar waar men het gemakke lijkste de andere oever kon berei ken. Vooral op deze plaatsen ook, ontstonden de woonvlekken. welke Hassert zo kernachtig met „Uebei- gangsorte" aanduidde. Locaalpa- triot gelijk de mens nu eenmaal van nature is. vragen wij Amers- foorters uit de aard der zaak ons meteen af, welk geval nu op do Keistad van toepassing is. Oude Eemloop ,Het zal duidelijk zijn, dat voor Amersfoort twee factoren meetel len: de landwegen en de rivier de Ecm. Wat onze Eem betreft weet ongetwijfeld wel elke Amersfoor- ter, dat deze in- vroeger eeuwen heel anders liep dan tegenwoordig. In het Noorden van de stad i^ ach ter het huis van notaris Ter Leu ken nog een overblijfsel van de oude Eöm te vinden, waarvan men de voortzetting nog kan zien ach ter de houtzagerij van Van Nus op de Hooglandseweg. Men weet, dat onze Eem ontstond uit de samen vloeiing van de Lunterense en de Barneveldse beken wat vóór het ontstaan van middeleeuws Amers foort plaats vond bij de wasserij van Meeuwsen. Het stroombed daar bij de Kolk moet vele wijzi gingen hebben ondergaan in de loop der eeuwen vóór 1400, getuige de grote oppervlakte van moeras veen welke b.v. op de voormalige Kattekampen (omgeving Zwaan straat) en op de Blekenjen (om geving Blekerstraat) tot op zulk een diepte werd gevonden. Bij het leggen van funderingen moesten daar bijzondere voorzieningen wor den getroffen. Hoe nu vóór de 13e eeuw de loop der Eem was tussen Blekerij en huis van notaris Ter Leuken, is uitermate moeilijk en vooralsnog niet met zekerheid vast te stellen. In de Zwanehalssteeg nabij de Lie vevrouwestraat vond de metselaar Paschedag het vorig jaar op drie meter onder de grond resten van een oude beekbcschoeiing en in de tuin naast het Rembrandttheater ti of men twintig jaar geleden, bij het. graven van een put, op ruim drie meter diepte een veenlaag niet een rijtje paaltjes. Klaarblijke lijk hadden ook die als beschoeiing gediend. Ook andere gegevens (b.v. die der waterpassing) duiden erop, dat het Eemwater langs twee na tuurlijke beddingen door de latere oude stad vloeide en wel langs een Westelijke arm, die duizend jaren geleden vermoedelijk liep ter plaatse van de Heerenstraat en van daar omhoog naar het Westen tot het Jufferengat (bij de Isr. kerk) en vervolgens naar het Noorden kronkelende, om in de buurt van de Nieuwe weg zich met de Oos telijke zijtak van de rivier te ver enigen. Deze Oostelijke Eemarm moet beginnende bij de Heeren- straat hebben gelopen achter langs het Rembrandttheater naai de Weverssingel en het Havik, van bij verscheidene door hem onder zochte plattegronden. Tot deze opmerkenswaardige slingerstraten behoren te Amers foort niet minder dan drie stuks; n.l. de Lieve Vrouwestraat, de Hel lestraat en de Bloemendalsestraat. Het beloop van de Lieve Vrou westraat (vroeger Kerkstraat ge heten) is des te merkwaardiger omdat deze zeer klaarblijkelijk deel heeft uitgemaakt van de weg naar het zeer, zeer oude Lochorst, eens bezitting van de St. Pauls- abdij. Deze eeuwenoude weg moet dan vóór de ommuring der 13c eeuw reeds hebben bestaan en nog duidelijk is het tracée ervan te vinden in achtereenvolgens de Lie- vevrjuwestraat, Scherbierstraat, Kleine' Haag (vroeger Mariënhof- straat), de verdwenen Dorresteijn- sesteeg (thans onvindbaar onder de huizen van het Vermeerkwar tier) en de Dorresteijnseweg. Hellestraat Tot welke oude landweg de Hel lestraat behoorde, valt nog met geen mogelijkheid te zeggen. Wel is het vrij zeker, dat de handels weg uit Tiel en Wijck dus Wij- kerweg. Monnikenpad, Slijkstraat er bij aansloot. Ook is het mo gelijk dat de Hellestraat vóór de 15e eeuw nog verbinding had met de Oude Soesterweg, aldus deel uitmakend van een landweg van Dorestad naar Naardingerland. Maar zolang geen bodemvondst of anderszins ons hier te hulp komt, blijven we tasten in het duister der onwetendheid. Bloemendalsestraat Verreweg het belangrijkste voor ons onderwerp is wel de Bloemen dalsestraat. Wij heiinneren U er aan, dat onze stadgenoot Meester Stienstra de mogelijkheid zeer groot acht dat ten Noorden van de huidige Eemmond een havenplaats aan het Flevomeer heeft gelegen, Flehite Fliehaven) genaamd. Nu, opperde, onafhankelijk van de heer Stienstra, in 1941 de bekende topoloog dr. Leijden de onderstel ling, dat de Wijkerweg van Dore stad over Amersfoort verder zou doorgelopen hebben naar het Noorden tot in de bossen en venen van het Almere. In deze belang rijke landweg zou volgens dr. Leij den de verdwenen Havikerstraat een rol hebben gespeeld. En hier nu komt de meerge noemde kaart van Slits ons te hulp. Want dank zij deze uiterst nauw keurige plattegrond kunnen we het beloop van die Havikerstraat vol gen: van het Havik recht tegen over de Haviker- of Bloemendalse Binnenpoort liep de weg met een boog naar de Hof, waar hij vlak bij het begin van de Lavendelstraat achter het Stadhuis uitkwam. Ook net gedeelte van de Hof vlak voor en langs de gevel van de kunsthan del van de heer Veenendaal moet gezien het hele beloop van de straat aldaar deel hebben uitge maakt van de waarschijnlijk aller oudste landweg door onze stad. Hier in de buurt van de Laven delstraat zullen we de „Ueber- gangsorte" moeten zoeken, waaruit later de woonvlek ontstond, die reeds in het jaar 985 als Amers fordia bekend was. Dan zien we ook duidelijk Amersfoort in haar prille jeugd vóór ons: een handels weg uit het Zuiden komende zoekt zich een baan over het Colland en door de Breul naar een doorwaad bare plaats in de Eem, d.w.z. bij de latere Havikerstraat, om ten slotte langs Bloemendal en Teut (Theothorne? vraagt mr. Bee- laerts) in de nevelige verten van het Noorden te verdwijnen. Op de beide hoogten, langs deze weg en nabij het Havik, zetten zich men sen neer en op het eiland" tussen de beide Eemarmen verrijst dan in de riddertijd in de buurt van de Hof of van de Papenhof (Montade) een sterkte: de woonplaats van de Heren van Amersfoort. PETER VAN DE BIRKT 1/._i tt Hiermede vervolgen wij onze 1^-Clll U serie artikelen over bekende en 7P wol 7 onbekende personen uit ons aller IX. L 1 omgeving. Tot ivelkc oude landweg de Helle straat hoorde valt niet met zeker heid te zeggen. De mogelijkheid be staat echter, dat ook zij een deel vormde van de handelsweg uit Wijk bij Duurstede naar 't Noorden Eigen foto) zienswijze twijfelen. Immers blijkt uit bedoelde kaart Vn.i. overduide lijk dat de verkeersweg tussen St. Joriskerk en Hogeweg eerst na het ontstaan van Amersfoort is aange legd in een tijd, waarin het akker land ter plaatse reeds in betrekke lijk smalle stukken was verkaveld En een koopacte uit het begin der 15e eeuw zette later aan mijn zienswijze niet weinig kracht bij. Oudste wegen Om enig inzicht te kunnen krij gen in de oudste verkeerswegen bij Amersfoort, moeten we ons bedie nen van de wetenschap dat straten met een zacht slingerend verloop meestal wegen zijn, ouder dan de nederzetting zelve. Dr. Roemen wees hier zeer terecht kortgeleden reeds op in zijn prachtige Sociogra fie van de oudste stad van ons land: Maastricht. Ook Pcteri („Overheidsbemoeiingen met ste- debouw tot aan de Vrede van Mun ster") constateerde dit verschijnsel Een kijkje vanuit de Bloemendalse binnenpoort op de middeleeuwse huisjes aan het Havik. Zowel de Bloemendalsestraat als het Havik zouden een deel hebben gevormd van de handelsweg, waarvan in dit artikel sprake is. Eigen foto) NOG al te veel wordt de arbeid van de kunstenaar eenzijdig in verband gebracht met kunnen. Zeker, ik zal de laatste zijn om dit element in de totstandkoming van een kunstwerk laag aan te slaan. En kunstenaar, die niet werkt, hard werkt om zijn kunnen te verrijken, zal hoe talentvol hij moge zijn, op de duur ervaren, dat hij niet verder komt. dat hij zichzelf voortdurend herhaalt, en zelfherhaling is even goed een vorm van plagiaat als het stelen van een ander. Niet voor niets heeft Goethe het woord ge bruikt „Genie 1st Flcisz", om duidelijk te maken, dat het onjuist is te menen dat de inspiratie iets is. dat de gelukkige schepper vanzelf aanwaait. Hij gaat maar zitten en het komt over hem. Geen sprake van. Er zijn zelfs kun stenaars, die het woord inspiratie een bespottelijk ding vinden. Zij gaan elke morgen, die God geeft, aan het werk en al lukt het de ene keer eens wat beter dan de andere, zij behoeven toch zeker niet te wachten op de influisteringen van een of andere beminnelijke en vrijgevige dame, die muze heet. HET kunnen, de techniek, het am bacht. of hoe men dit verworve ne ook noemen moge, het is en blijft in de kunst een belangrijk, een we zenlijk element, dat de kunstenaar altijd weer een aansporing blijft om de oefening, de studie, de zelfscho- ling en tucht niet te vergeten. Maar iets anders wordt het, als dit kunnen doel wordt in plaats van middel, wanneer de kunst ontaardt in een gegoochel met techni sche vaardigheden, in een ver bluffen van de béte burger met kunstkrepen, die louter en alleen op het effect en het succes be rekend zijn als de virtuositeit no. één wordt en de uiting van diepere waarden, het zoeken van edeler emo ties secundair. Vooral de uitvoerende kunstenaars komen vrij gemakkelijk aan dit euvel te lijden. Het publiek raagt, zij draaien. Zij vergeten, dat zij zichzelf verlagen tot narren cn potsenmakers dat zij in wezen niet zo heel ver verwijderd zijn van de jongleurs en trapezewerkers, de vol- tigrijders in het circus. Maar ook onder schilders is dit vir tuoze type niet zeldzaam. Het zijn de mensen, die tevreden zijn als hun druiven zo geschilderd zijn. dat de toeschouwers menen met echte drui ven te doen te hebben. Het is verba zend kunstig wat zij doen. het is in hoge mate gekund, maar kunst in de diepste zin is het niet. Zulke kunst wordt het pas. wanneer de vaardig heid van de kunstenaar gedreven wordt door die diepe kracht, die on bewuste drijfveer, die hij eigenlijk niet in de hancj heeft, waardoor hij zelf hoe weet hij niet gehan teerd wordt. Dit is de kracht, uit ho ger kracht gesproten, de muziek, die uit ieder ding muziek maakt, de mysterieuze werking van de geest, die de kunstenaar als instrument be speelt, zijn droom, zijn verbeelding of hoe men deze inwendige transfor matie noemen wil. die de stroom wel ke van buiten komt omzet in een an dere stroomsoort, uit eigen accu een bepaalde energie en spanning toe voegt, en daardoor een nieuw ding schept, anders dan de werkelijkheid, edeler misschien, fijner, levendiger. Natuurlijk, het kunnen, het gekunde speelt ook hier een rol, dc toeschou wer ervaart met vreugde, dat men senhand tot dit phenomeen in staat is. het doet hem zrlf iets beleven van grotere mogelijkheden, maar daar naast plaatst het hem in een wereld, waar andere normen gelden, waar alles droom is. vergelijking, zinne beeld. innerlijke kracht Men zou ook kunnen spreken van Ersatz, maar geen Ersaf? 1,0 "Tn vervan gingsmiddel en zeker niet van infe rieure kwaliteit, maar van een Er satz. die de wereld van het stoffclu- ke overbrengt in de wereld van de geest. Iedereen, die wel eens met het De Amersfoortse kunstschilder J. H. Pennings, lid van het Amers- foorts Kunstenaars Genootschap is S Augustus j.l vijftig jaar gewor den. Wij hebben daarover reeds het een en ander pcschrcuen. Nu Pennings echter zijn vijftigste ver jaardag viert met een tentoonstel ling van zijn tekeningen en litho's in 't Plankenhuis te Soest is er ze ker reden om deze stille werker eens in bredere kring te introdu ceren. werk van de nu vijftig-jarige Amers- Coorter J. H. Pennings heeft kennis gemaakt en die enig verstand van za ken heeft, weet, dat hij zover moge lijk afstaat van het gilde der ïjdelc virtuozen, der holle frazeurs, van hen, die dc techniek misbruiken „pour épater le bourgeois'^ Hij bevindt zich aan de tegenpool daarvan, hij is hun volkomen tegenvoeter. Van jongsaf is hij een dromer geweest, weinig ver trouwd met, weinig geschikt voor het noimalc maatschappelijke leven. Hij koesterde iets, dat meer is dan dc mensen bepraten in hun dagelijkse en alledaagse contacten. Hij is een individualist, maar niet een die zich hooghartig van het mensdom af wendt. trots en prat op het eigen geestelijk bezit, waar hij verder niets mee te doen weet. Integendeel. Of schoon ik hem weinig of niet gespro ken heb, voél ik in zijn werk. dat behoedzaam in hem rijpt en groeit, een stille boodschap, een fluistering van iets bovenzinnelijks, dat hij zijn medemens wil toevertrouwen, om hem gelukkiger en rijker te maken. Zoals zijn vader, de jong gestorven zendeling, naar de tropen ging, zeker niet om zichzelf te zoeken, maar iets uit te delen van een geestelijke schat aan geestelijk armen, zo wil ook Pen nings, de zoon. niets liever dan uit reiken en mee-delen. Zo heel gemakkelijk is hem dat niet gemaakt. Zijn omgeving, be halve één zijn Moeder, die hem onvergetelijk blijft, begreep hem niet en geloofde noch in zijn roeping, noch in zijn talent. Les sen. voorbeelden, scholing door derden, stelselmatige training hij heeft ze niet gehad. Voor wat hij wilde uiten, moest hij daar op eigen houtje de vorm en do mid delen uitzoeken. Vooral in den beginne kon zijn werk gemak kelijk aanleiding geven tot mis verstand. omdat 't vaag was van vorm. lang niet altijd technisch gaaf, omdat de toeschouwer zoe ken moest naar de voorstelling. Toch trokken zijn „witjes", olie1- verfschilderijtjes in blanke toon. maar etherisch van weergeving, al vrij spoedig de aandacht van een kunsthandel, die hem zijn hele ver zameling afkocht en verlangde, dat hij in deze witjes verder ging. Maar juist dat stuitte Pennings tegen dc borst. Hij dacht er niet aan, zich vast te leggen op één bepaald genre, en toen hij eens ontdekte, dat hij in zwart krijt nog beter dan in olieverf bereiken kon, wat hij nastreefde, heeft hij zich van toen af bij voor keur van dit middel bediend. Er is wel eens beweerd, dat iedere kunstenaar een dakkamertjesperiode moet doormaken, d.w.z. dat hij in zijn streven om zich door het leven een weg te slaan met tegenspoed cn misère, om niet te zeggen armoe te maken krijgt, opdat zijn werk ver breed. verdiept en gelouterd worde. Wanneer er één is, dan weet Pen nings daarvan mee tc praten. Hij heeft beseft, dat eenzaamheid cn isolement zeggen willen, wat het is om tegen miskenning en wanbe grip in zichzelf te handhaven. Er zullen wel eens ogenblikken zijn ge weest, dat het vertrouwen, het ge loof in zichzelf cn zijn roeping hem dreigden te ontzinken, maar hij zal het woord van Luther wel eens tot het zijne hebben gemaakt: „Hier sta ik. ik kan niet anders", want ik ge loof. dat kunst scheppen voor hem even noodzakelijk cn vanzelfspre kend is als adem halen. Op twee elementen wil ik wijzen die een sleutel kunnen zijn voor dc toegang tot deze kunst, ofschoon ik geloof, dat zij toegankelijk is voor ieder, die bij machte is, zich open tf stellen. In de eerste plaats dan op het feit. dat Pennings in de tropen is ge boren en zijn jeugd-indrukken mol het Oosten zijn vervlochten. In dc tweede plaats zijn muzikaliteit. Hel is misschien alleen aan iemand, die onder de tropenzon is geboren, gege ven om met die langzame bezinning, dat innige geduld, die grote ingeto genheid te werken. Ms het aan Pen nings mogelijk is. zich met zoveel ge stadige liefde te buigen over de din gen. er de stille kracht van te ont dekken en in een gamma van dc al lersubtielste schakeringen vast te leggen. In de tweede plaats wijs ik op Pen nings' muzikaliteit: ook hiervan vindt men de weerslag in zijn werk in dc subtiele, poëtische gestemdheid, in de lyrische verdroming. in de etherische sfeer. Zijn werk laat ook de ontwikkeling zien, die Pennings in de loop der jaren heeft dooi ge maakt. De aard van zijn kunst is weinig veranderd, maar wel kan hij de laatste jaren blijkbaar gemakke lijker realiseren, wat hij realiseren wil. Zijn vormen zijn bepaalder cn vaster geworden, zijn ruimte-uii- drukking verraadt een grotere doel bewustheid. De strtle kracht of even gqpd de ziel der dingen, openbaart zich niet alleen in zijn stillevens cn bloemea maar ook in zijn portretten, Het is niet uitgesloten, dat het deel Dertig jaar imker T N Soesterberg, met zijn eertijds uitgestrekte heidevelden, moet de imkerij wel zo oud zijn als de bevolking zelve. Zover men dit kon nagaan, wer den er onder de stambevolking altijd kleine imkers gevonden, die er voor hun genoegen als nevenbedrijf enige korven op nahielden. Als echte natuur mensen voelden zij zich aangetrokken tot het wonderlijke leven der bijen, die een onmisbaar deel uitmaakten van hun bestaan. Sinds enkele tientallen jaren echter is ^.m. door de aanleg zaken een aanzienlijk deel van de na' den opgeofferd, waardoor het aantal zijn het thans nog hoofdzakelijk gebi Van veel meer betekenis echter werd de imkerij voor deze plaats bij de vestiging in 1924 vanTiet imkers- bedrijf „De Bieënhof" door de heer W. H. van den Broek, nadat hij in 1918 te Voorburg, nu 30 jaar geleden reeds als imker begonnen was. Zijn liefde voor de natuur* en in 't bijzon der voor het bijenleven, met al \yat eraan vast zit. maakte van de ama teur reeds spoedig de bcroepsman die met hart en ziel in de prakt.jk en studie van zijn vreedzaam werK opging, zodat zijn bedrijf is uitge groeid tot een imkerij, die een goede naam heeft onder de vakgenoten en er dan ook in alle opzichten wezen mag. Vercshillende excursies werden reeds naar „de Bieënhof" gemaakt Langs de weg van zelfstudie behaal de de heer v. d. Broek in '29 het staatsdiploma bijcnteeltleraar. In 46 werd hij lid van het Hoofdbestuur der Ver. tot bevordering der bijen teelt in Nederland, als zodanig hij de provincie Utrecht vertegenwoordigt terwijl hij sinds Februari '47 als re gisseur optreedt voor de propaganda kleurenfilm uit het bijenleven in Ne derland, welke ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum der vereniging 'wordt opgenomen. Sinds dat jaar ia hij ook lid der examencommissie voor het vanwege de vereniging an het vliegveld cn door andere oor-, jij gelegen heide voor andere doelein- imkers enigszins terugliep, maar toch >ren £ocsterbergers, die bijen houden, op. dat de prijzen vóór de oorlog te laag waren om het imkersbedrijf ren dabel te maken, terwijl de prijsstij ging nadien haar oorzaak vindt in de algemene prijsstijging en in 't bijzon der dc duurte der materialen. Intus sen is reeds een belangrijke prijsda ling ingetreden en is in verband met de te verwachten import van buiten landse honing een verdere teruggang niet onwaarschijnlijk. Ter gelegen heid van de beide jubilea wordt Za terdagmiddag 21 Augustus op „de Bieënhof" receptie gehouden. Boekbespreking Er is geruime tijd gebrek ge weest aan goede kinderboeken. Papierschaarste en het gemis van goede auteurs, voor deze niet te onderschatten rubriek in de Ne derlandse literatuur, waren de oor zaken dat het zoeken naar een paedagogisch verantwoord boek voor de jeugd geen eenvoudige EEN KONINGIN nieuw ingestelde praktijkdiploma als imker. Ongunstig jaar Zoals ons bij een bezoek aan „de Bieënhof" door de heer v. d. Broek werd getoond, bestaat deze imkerij hoofdzakelijk uit kasten. Bekendheid kreeg de heer v. d. Broek sinds 1923 vooral door zijn import van de Krai- ner Alpenbijen uit Joegoslavië, de o.m. om haar zachtmoedigheid be kende soort, waarvan vooral tal van koninginnen door zijn bemiddeling in ons land werden geïmporteerd Alles was vóór de oorlog met ge duld en toewijding in „dc Bieënhof' werd tot stand gebracht, was helaas gedoemd om in de oorlogsjaren le verdwijnen, zodat alles opnieuw moest worden opgebouwd, waarbij men tegenslag ondervindt door het feit. dat nog niet voldoende uit Joe goslavië kan worden ingevoerd. Op onze vraag hoe de honingwin ning er deze zomer voor staat, werd ons geantwoord, dat deze tot op he den nog niet gunstig is te noemen Door het natte, gure weer hebben linde en klaver niet veel opgeleverd Het wachten is nu op de heidebloei, waarbij gehoopt wordt op nOg wat zon voor de bloesemontwikkeling. Tot slot werd door ons nog gewe zen op de bij vroeger vergeleken ab normaal hoge prijzen van noning, waardoor dit kostelijk product prak tisch voor schier iedere beurs onbe reikbaar wordt. De heer v. d. Broek beaamde zulks, doch merkte hierbij opgave was. De uitgeverij „De Sleutel" te Haarlem en Antwerpen begreep dat er op dit gebied iets viel te doen. Behalve de herdrukken van een aantal onsterfelijke kinderboe ken bracht deze uitgevrij ook een serie nieuwe kinderboeken, die van een behoorlijk gehalte is. De 'auteur Mimi van der Heuvel blijkt onuitputtelijk m het schrij ven van vlotte en vooral voor de meisjes verantwoorde verhalen. Een oudje in de serie is inmiddels „Hanneke en haar vriendenkring". Het is een heel eenvoudige ge schiedenis met gebeurtenissen die niet verschrikkelijk of gezocht zijn, maar alledaags. Soms had de stijl iets vlotter kunnen zijn en het ge bruik van vreemde woorden, die zonder bezwaar door Nederlandse kunnen worden vervangen, is hin derlijk bij het lezen en maakt het gelezene dikwijls onbegrepen. Maar overigens veel lof ook voor Mimi van der Heuvels boeken „Lache bekje" en ,,'n Vrolijke logeerpar tij". Het probleem goed en slecht is in „Lachebekje" wel wat te een voudig van opzet. De goede zonnige Mieke komt wel wat erg op een voetstuk te staan en verzuimd wordt te zeggen dat in Daisy, haar vriendinnetje met „slechte" karak tertrekken, ook het goede aanwe zig is cn kan zegevieren. Aan de „Vrolijke logeerpartij" kunnen de jenge lezeressen veel plezier be leven. De prettige omslagtekenin gen, de bandjes om cn tekeningen in deze boeken zijn van Rein van Looy, een illustrator die weet wat de kinderen kunnen waarderen. C. F. Het door Rona Lentinck geschre ven meisjesboek „Fleurette" even eens uitgegeven door „De Sleutel" te Haarlem, is een pretttig boek voor meisjes van zestien jaar en ouder. Wel moet het ons van het hart dat hier weer te veel met „betere kringen" wordt geschermd. Het hoofdpersoontje, een spontaan kind, laat zich er gelukkig met zo door bcinvloeden. Eveneens zal dit goed verzorgde boek zijn weg wel vinden. N. O. HOLLANDSE MOEDERS vinden deze Amerikaanse schatjes waar schijnlijk dl te mooi met hun geverfde nageltjes (ook de voetjes), maar die zonnepakjes zijn toch inderdaad wel erg aardig uitgevallen. Me» zou ze na willen maken

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 4